nr. 17
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN K. IHEUKUMERE
TE AMSTERDAM BETREFFENDE EEN VERBLIJFSVERGUNNING
Vastgesteld 15 december 2005
De commissie2, gelet op de door de minister
voor Vreemdelingenzaken en Integratie verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat hem geen verblijfsvergunning wordt
verleend, hoewel hij al sinds 1992 in Nederland verblijft, zich heeft ingespannen
en inspant om in de Nederlandse samenleving te integreren en mede door toedoen
van de Nederlandse overheid kampt met psychische gezondheidsproblemen,
dat aan adressant in 1993 een verblijfsvergunning is verleend, met als
doel verblijf bij zijn in Nederland wonende partner, welke vergunning in 1998
niet is verlengd omdat de relatie met zijn partner geen stand had gehouden,
dat adressant vergeefs de middelen van bezwaar en beroep heeft aangewend,
dat adressant in 2000 een nieuw verzoek om een verblijfsvergunning heeft
ingediend, met als doel het verrichten van arbeid, welk verzoek buiten behandeling
is gelaten vanwege het ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf,
welke hij zou moeten aanvragen bij de Nederlandse ambassade in zijn land van
herkomst,
dat adressant wederom vergeefs de middelen van bezwaar en beroep heeft
aangewend,
dat adressant aanvoert dat hem alsnog een verblijfsvergunning zou moeten
worden verstrekt óók omdat hij in 1996 ten onrechte is gearresteerd
en gedurende enkele dagen vastgehouden wegens verdenking van een misdrijf,
door welke gebeurtenis hij nog steeds psychische problemen heeft,
dat adressant in verband met deze arrestatie en detentie overigens een
schadevergoeding heeft ontvangen,
dat adressant voorts aanvoert dat hem alsnog een verblijfsvergunning zou
moeten worden verstrekt óók omdat niet van hem gevergd kan worden
dat hij, bijna tien jaar na zijn vertrek uit het land van herkomst, daarheen
terug zou moeten keren voor het aanvragen van een machtiging tot voorlopig
verblijf,
dat de minister zich op het standpunt stelt dat geen van de door adressant
aangevoerde omstandigheden kan leiden tot berusting in zijn verblijf in Nederland,
dat de minister in dat standpunt kan worden gevolgd, temeer daar adressant
reeds bij het verbreken van de relatie met zijn partner kon weten dat zijn
verblijfstitel was vervallen;
van oordeel,
dat er voor de Kamer geen aanleiding is in deze aangelegenheid verder
te treden,
stelt de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde
van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Mosterd
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2De commissie bestaat uit de leden: Kalsbeek (PvdA), Tichelaar (PvdA),
De Wit (SP), Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Mosterd (CDA) (Voorzitter),
Van Fessem (CDA), Kraneveldt (LPF) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD)
en de plaatsvervangende leden Slob (ChristenUnie), Van Vroonhoven-Kok (CDA),
Vietsch (CDA), Varela (LPF) en Van Miltenburg (VVD).