Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30335 nr. 1;A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30335 nr. 1;A |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 1 november 2005
Namens de Commissies voor de Verzoekschriften uit de Eerste1 en de Tweede2 Kamer der Staten-Generaal moge ik u hierbij het jaarverslag aanbieden van de commissies betreffende de werkzaamheden in het vergaderjaar 2004–2005.
Eenendertigste jaarverslag van de Commissies voor de Verzoekschriften uit beide Kamers der Staten-Generaal, inhoudende een verslag van de werkzaamheden van de commissies gedurende het vergaderjaar 2004–2005
Samengesteld, 1 november 2005
De commissies willen enkele algemene opmerkingen maken en hun werkzaamheden cijfermatig toelichten. Om elk misverstand te vermijden zij hier uitdrukkelijk opgemerkt dat dit jaarverslag de periode bestrijkt van de derde dinsdag in september 2004 tot de derde dinsdag in september 2005.
Verzoekschriften naar aanleiding van het afwijzen van een aanvraag om een verblijfsvergunning, waarin een beroep is gedaan op de discretionaire bevoegdheid van de minister om, ondanks een rechterlijke uitspraak in het nadeel van belanghebbende, toch een verblijfsvergunning te verlenen, zijn ontvankelijk. De minister zal de commissie ervan trachten te overtuigen dat er géén sprake is van een uniek samenstel van factoren op grond waarvan alsnog een verblijfsvergunning zou kunnen worden verleend, terwijl de belanghebbende zal betogen dat er juist wél sprake is van zulk een samenstel van factoren. De commissies ontvingen echter slechts een tiental verzoekschriften van deze aard.
De commissie voor de Verzoekschriften uit de Tweede Kamer heeft in 2004 overleg gevoerd met de Nationale ombudsman over een gemeenschappelijk probleem, te weten hoe om te gaan met het (verwachte) grote aantal verzoekschriften naar aanleiding van de uitkomst van de beoordeling van de zogenoemde 14/1-brieven door de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie. Vóór 14 januari 2003 konden uitgeprocedeerde vluchtelingen hun asielverzoek nog eenmaal aan de minister voorleggen, indien zij zelf van mening waren dat zij behoorden tot de schrijnende gevallen. De minister had duizenden brieven ontvangen. Begin 2004 was op deze (hernieuwde) asielaanvragen beslist. In verreweg de meeste gevallen bleef het oorspronkelijke, ongunstige besluit intact.
Zowel de commissies voor de Verzoekschriften als de Nationale ombudsman waren niet zozeer door het verwachte aantal verzoekschriften gealarmeerd als wel door de vraag of deze verzoekschriften ontvankelijk zouden zijn.
Op de eerste plaats is immers relevant of de reactie op de 14/1-brieven een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is, met andere woorden: of opnieuw een procedure openstaat voor betrokkenen (hetgeen zou betekenen dat zij noch bij de parlementaire commissies noch bij de Nationale ombudsman ontvankelijk zouden zijn). Inmiddels heeft jurisprudentie uitgewezen dat de 14/1-besluiten inderdaad voor bezwaar en beroep vatbaar zijn.
Uit verschillende verzoekschriften blijkt dat de zogenoemde heffingsrente die de belastingdienst in rekening brengt indien nog belasting verschuldigd is over een jaar dat reeds is verstreken, als een sanctie of boete wordt ervaren. Heffingsrente is echter niet meer of minder dan een vergoeding van geleden rentenadeel, soms verschuldigd door de belastingplichtige, soms door de belastingdienst. De belastingdienst is zich heel wel bewust van het negatieve gevoel dat in rekening gebrachte heffingsrente oproept en probeert dit dan ook te beperken en hanteert een gematigd rentepercentage (dat wil zeggen geen marktconform percentage) als een aanslag vooral door toedoen van de belastingdienst zelf laat wordt opgelegd. Desalniettemin is de heffingsrente vaak onderwerp van een verzoekschrift. De commissies zien geen aanleiding om de renteregeling ter discussie te stellen.
Fiscale partners, dan één hoofdverblijf
De wetgever heeft uitdrukkelijk bepaald dat zij, die als fiscale partners willen worden behandeld, slechts één woning kunnen aanmerken als hun hoofdverblijf. Alleen díe woning komt in aanmerking voor de fiscale regeling met betrekking tot de eigen woning. De commissie uit de Tweede Kamer heeft een pleidooi van partners, die om moreel-ethische redenen wel gehuwd waren maar om praktische redenen ieder een eigen woning hadden aangehouden en om die reden hadden gevraagd om beide woningen voor de fiscale eigen-woningregeling in aanmerking te laten komen, niet gevolgd. Het zou onuitvoerbaar zijn om persoonlijke omstandigheden en overwegingen gewicht toe te kennen om op grond daarvan een uitzondering te maken.
Pensioenen moeten worden aangevraagd
Pensioenuitkeringen vangen niet automatisch aan indien iemand een bepaalde leeftijd bereikt. De gerechtigde moet om de uitbetaling of verzilvering van zijn pensioenrechten in de vorm van periodieke uitkeringen verzoeken. Veel pensioengerechtigden zijn zich hier niet van bewust maar worden doorgaans door hun werkgever daarop geattendeerd. Zo niet een man die een (klein) militair pensioen had opgebouwd maar niet wist dat hij dit reeds bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd kon laten ingaan. Hij ontdekte dit eerst toen hij na het bereiken van de 65-jarige leeftijd zijn pensioenrechten ging aanspreken.
Het militair pensioen kon hem met ten hoogste een terugwerkende kracht van één jaar worden toegekend, conform de wet. De commissie uit de Tweede Kamer, die overigens erkende dat de voorlichting over pensioenrechten, zeker tot enkele jaren geleden, te wensen overliet, zag geen mogelijkheid om de betrokkene tegemoet te komen. Niemand had hem bewust willen benadelen. Hij had het nadeel wel zelf kunnen voorkomen door zijn pensioenrechten eerder in kaart te brengen.
De commissie uit de Eerste Kamer ontving een verzoekschrift van een echtpaar dat vanaf 1999 de zorg voor en de kosten van levensonderhoud van de kinderen van een familielid op zich genomen had. De kinderen waren door de onlusten in hun woonland in dat jaar wees geworden. Door de Wet beperking export uitkeringen (WBEU) is het echter niet mogelijk de kosten van levensonderhoud van kinderen, voor wie geen recht op kinderbijslag bestaat, in mindering te brengen op het belastbaar inkomen. Bovendien bestaat er met het woonland dat het hier betreft, geen verdrag over sociale verzekeringsuitkeringen. De commissie meende echter dat in het onderhavige geval sprake was van een bijzondere hardheid en nodigde de staatssecretaris van Financiën uit om, om eventueel in overleg met zijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een tegemoetkoming te regelen, aan welke uitnodiging gehoor is gegeven.
In het navolgende worden enkele cijfermatige gegevens gepresenteerd. Voorzover relevant wordt onderscheid gemaakt tussen de commissie uit de Eerste en de commissie uit de Tweede Kamer.
I | II | totaal | |
---|---|---|---|
Aanhangig bij begin verslagjaar | 5 | 51 | 56 |
Ingediend tijdens verslagjaar | 73 | 301 | 374 |
Afgedaan tijdens verslagjaar | 71 | 301 | 372 |
Aanhangig bij einde verslagjaar | 7 | 52 | 59 |
In het verslagjaar werden in totaal 374 verzoekschriften ingediend (zie tabel 1). Dit is iets meer dan in het vorige verslagjaar. De meeste verzoekschriften werden rechtstreeks aan één der commissies gericht, de overige werden door de Voorzitter van één der Kamers of door andere commissies daaruit of door individuele leden doorgezonden. (Zie voor enkele meerjarencijfers tabel 5).
Tabel 2. Wijze van afhandeling
I | II | totaal | % | |
---|---|---|---|---|
Afgedaan | 71 | 301 | 372 | 100 |
waarvan: | ||||
met verslag | 7 | 64 | 71 | 19 |
ingetrokken | 7 | 51 | 58 | 16 |
op andere wijze | 57 | 186 | 243 | 65 |
De percentages in tabel 2 wijken weinig af van die in vorige verslagjaren. Een ingetrokken verzoekschrift is weliswaar in behandeling genomen en had tot een verslag kunnen leiden, ware het niet dat de indiener in enig stadium te kennen heeft gegeven geen verdere behandeling te wensen, om welke reden dan ook, of in het geheel niet meer heeft gereageerd op een verzoek om inlichtingen of commentaar. In meer dan de helft van de gevallen werd het verzoekschrift op een andere wijze dan door middel van een verslag of door intrekking afgedaan.
Tabel 3. Reden van afdoening zonder verslag
1. | Algemene beleidsaangelegenheid | 24 |
2. | Aangelegenheid voor Openbaar Ministerie/rechter in strafzaken en overige rechters | 68 |
3. | Aangelegenheid van een mede-overheid | 20 |
4. | Beslissing van bestuursorgaan nog niet bekend/voortijdige klacht | 13 |
5. | Reeds door Nationale ombudsman onderzocht | 20 |
6. | Strikt persoonlijke omstandigheden | 5 |
7. | Herhaling van een reeds afgedaan verzoekschrift,zonder nieuw gezichtspunt | 2 |
8. | Verzoekschrift niet voor inwilliging vatbaar | 8 |
9. | Aangelegenheden voor een ZBO | 7 |
10. | Privaatrechtelijke kwestie | 22 |
11. | Bij beide commissies ingediend | 24 |
12. | Afwijzende beschikking belastingdienst opgevraagd maar nog niet ontvangen | 4 |
13. | Overige redenen | 26 |
Totaal | 243 |
Uiteraard kan een adres om meer dan één reden zonder verslag worden afgedaan. Alleen de eerste of belangrijkste reden is in de tabel verwerkt.
De verzoekschriften onder 1 betreffen doorgaans pleidooien voor het wijzigen van de wet en/of het overheidsbeleid. Zij worden ter verdere behandeling doorgezonden naar een vaste commissie uit één der Kamers.
Categorie 8 betreft verzoekschriften waarvan aanstonds vaststaat dat zij niet kunnen worden ingewilligd, bijvoorbeeld omdat inwilliging apert in strijd zou zijn met de wet, de klacht kennelijk ongegrond is of omdat naar aanleiding van een volstrekt identiek verzoekschrift van een andere adressant reeds is uitgesproken dat geen reden is voor een tegemoetkoming.
Onder categorie 13 vallen volstrekt ongemotiveerde verzoekschriften (ook na een verzoek om nadere motivering), klachten met betrekking tot personen naar wier functioneren reglementair door de commissies geen onderzoek mag worden ingesteld (waaronder leden van de rechterlijke macht en de Staten-Generaal) en verzoekschriften die, kennelijk zonder machtiging, namens een derde worden ingediend.
Overige categorieën spreken voor zich.
Deze correspondentie vergt, hoewel deze niet de volle procedure van een verzoekschrift doorloopt, veel ambtelijke zorg. Uiteraard wordt adressanten gemotiveerd medegedeeld waarom hun brief zich niet leent voor verdere behandeling. Niet elke adressant legt zich aanstonds neer bij het gegeven dat commissie noch Kamer iets voor hem kan betekenen. Almacht van het parlement veronderstellende, wordt bijvoorbeeld voorbijgegaan aan de relatieve autonomie van mede-overheden of de onaantastbaarheid van een rechterlijk vonnis.
Adressanten die daarom uitdrukkelijk vragen wordt de gelegenheid geboden tot een gesprek met de rapporteur van de commissie om een toelichting op hun verzoekschrift te geven.
In het verslagjaar heeft de rapporteur 8 huisbezoeken afgelegd om mensen in staat te stellen hun probleem in hun eigen omgeving te verduidelijken. Uiteraard vinden daarnaast veel telefoongesprekken plaats. In veel gevallen is de problematiek sociaal/financieel van aard en wordt actief bemiddeld naar de juiste instanties Wordt een verzoekschrift eenmaal in procedure genomen, dan wordt adressant schriftelijk geïnformeerd over de hoofdlijnen van de procedure en de te verwachten behandelingsduur. Voorts wordt erop gewezen dat hoor en wederhoor zullen worden toegepast, doch in beginsel uitsluitend langs schriftelijke weg. In het verslagjaar is geen gebruik gemaakt van het instrument hoorzitting door de commissies.
De gemiddelde behandelingsduur in het verslagjaar was 23 weken. De enkele verzoekschriften die excessief lang in behandeling zijn geweest, zijn overigens niet betrokken in de berekening van dit gemiddelde. De commissies kunnen de behandelingsduur slechts ten dele beïnvloeden. (Met behandelingsduur wordt hier overigens bedoeld de periode tussen indiening van het verzoekschrift en de goedkeuring van het verslag door de commissie). Zij stellen zowel bewindspersonen als adressanten reactietermijnen, doch willigen verzoeken om uitstel, mits gemotiveerd, vrijwel altijd in, waarbij overigens geen onbeperkt uitstel wordt verleend.
In recesperioden worden verslagen uiteraard noch vastgesteld in commissie noch goedgekeurd door de Kamer. De gemiddelde behandelingsduur is iets afgenomen (van 25 naar 23 weken). De commissies zien geen mogelijkheden om de behandelingsduur aanmerkelijk te bekorten. Alleen het niet langer verlenen van uitstel voor het geven van een reactie (een dergelijk uitstel wordt door adressanten veelvuldig gevraagd) of het bijeenkomen in recesperioden zou de gemiddelde behandelingsduur met enkele weken kunnen bekorten. Beide maatregelen hebben de commissies tot nu toe niet realistisch gevonden.
Tabel 4. Verslagen naar ministerie
Financiën | 61 |
Justitie | 2 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 1 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 1 |
Vreemdelingenzaken en Integratie | 2 |
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 3 |
Defensie | 1 |
71 |
Ook in dit verslagjaar had het grootste deel van de uitgebrachte verslagen betrekking op fiscale aangelegenheden (zie tabel 4).
In 10 van de 61 gevallen werd om kwijtschelding van een belastingschuld verzocht en in 21 gevallen om toepassing van de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
In 18 van de 71 gevallen waarin verslag werd uitgebracht was het resultaat gunstig voor betrokkene, dat wil zeggen werd de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard en/of het verzoek geheel of gedeeltelijk ingewilligd, een inwilligingspercentage van 39%.
Dit percentage blijft over de jaren heen vrij constant. In vele gevallen trekt de verantwoordelijk bewindspersoon in het kader van het commissieonderzoek zelf de conclusie dat het verzoek bij nader inzien voor inwilliging in aanmerking komt.
In tabel 5 worden enkele kengetallen over dit verslagjaar en de vier oorgaande verslagjaren vergeleken.
Tabel 5. Kengetallen over enkele jaren
00/01 | 01/02 | 02/03 | 03/04 | 04/05 | |
---|---|---|---|---|---|
Ingediende verzoekschriften | 449 | 427 | 347 | 363 | 374 |
Uitgebrachte verslagen | 119 | 77 | 140* | 66 | 71 |
Behandelingsduur (weken) | 28 | 26 | 27 | 25 | 23 |
Inwilligingspercentage | 35 | 35 | 33 | 35 | 39 |
* Dit relatief hoge aantal in vergelijking met het voorgaande én volgende verslagjaren wordt mede veroorzaakt door het feit dat in het verslagjaar 2001/2002 door de politieke omstandigheden veel minder verzoekschriften konden worden afgedaan.
De voorzitter van de commissie uit de Eerste Kamer,
Vedder-Wubben
De voorzitter van de commissie uit de Tweede Kamer,
Mosterd
De griffier van beide commissies,
Van Dijk
De commissie bestaat uit de leden:
Vedder-Wubben (CDA) (voorzitter), Van den Broek (VVD), Platvoet (GL), Pruiksma (CDA) en Doesburg (PvdA).
De commissie bestaat uit de leden:
Kalsbeek (PvdA), Tichelaar (PvdA), De Wit (SP), Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Mosterd (CDA) (voorzitter), Van Fessem (CDA), Kraneveldt (LPF) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en de plaatsvervangende leden Slob (Christen Unie), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vietsch (CDA), Varela (LPF) en Van Miltenburg (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30335-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.