30 318
Aanpassing van en verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere correcties (Aanpassingsen verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 oktober 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA. TOESLAGENWET

Artikel 20 van de Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «aan degene die aanspraak maakt op een toeslag, of zijn wettelijke vertegenwoordiger».

2. In het tweede lid wordt «indien degene die aanspraak heeft gemaakt op een toeslag, of zijn wettelijke vertegenwoordiger» vervangen door: indien degene van wie wordt teruggevorderd.

2

In artikel V wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «van de betrokken werknemer».

2. In het tweede lid wordt «indien de betrokken werknemer» vervangen door: indien degene van wie wordt teruggevorderd.

3

In artikel VI wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «van de belanghebbende».

2. In het tweede lid wordt «indien de belanghebbende» vervangen door: indien degene van wie wordt teruggevorderd.

4

In artikel VII wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «van de belanghebbende».

2. In het tweede lid wordt «indien de belanghebbende» vervangen door: indien degene van wie wordt teruggevorderd.

5

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 38a, eerste lid, wordt «In afwijking van artikel 37» vervangen door: In afwijking van de artikelen 37 en 38.

b. Na onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41. Verhaal kosten eigenrisicodrager op werknemer

1. De eigenrisicodrager met betrekking tot de WGA-uitkering bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel c, en de startende werkgever, bedoeld in artikel 40, negende lid, die in afwachting is van de door de inspecteur te nemen beslissing op aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel c, kunnen de bij ministeriële regeling genoemde kosten met betrekking tot een werknemer ten behoeve van eigenrisicodragen onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden, tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer.

2. De eigenrisicodrager die ter dekking van het risico, bedoeld in artikel 40, eerste lid, een verzekering heeft afgesloten mag de door hem ter zake van die verzekering verschuldigde premie niet verhalen op de werknemer voorzover dit niet voortvloeit uit het eerste lid. Elk beding waarbij wordt afgeweken van de eerste zin is nietig.

Ab

Artikel 46a, derde lid, vervalt.

c. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid wordt vervangen door:

5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de werknemer van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.2 of 3.3, negende lid, van die wet:

1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,

2°. alsmede op de eerste dag van dertien weken voorafgaand aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever,

3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever, en

4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel d.

d. In onderdeel C, onder 2, wordt «een lid» vervangen door: een onderdeel.

e. In onderdeel E, onder 2, wordt «r. vergoedingen» vervangen door: q. vergoedingen.

f. Na onderdeel E worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 117, vijfde lid, wordt «artikel 629, elfde lid, onderdelen a en c» vervangen door: artikel 629, elfde lid, onderdelen a en e.

Eb

Na artikel 122a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 122ab. Overgangsrecht premiekorting i.v.m. gewijzigd loonsanctiesysteem

Met betrekking tot personen die op of na 1 januari 2004 maar voor 15 augustus 2004 ziek zijn geworden wordt in artikel 49, vijfde lid, aanhef, voor «bedoeld in artikel 3.2 of 3.3, negende lid, van die wet» gelezen: bedoeld in artikel 3.2 van die wet of het tijdvak dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 13.4b, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

g. In onderdeel F, onder 2, wordt «wordt een lid toegevoegd» vervangen door «worden twee leden toegevoegd» en wordt na het voorgestelde negende lid, een lid toegevoegd, luidende:

10. Artikel 41, eerste lid, is niet van toepassing over het jaar 2006.

h. In het in onderdeel G, onder 3, voorgestelde dertiende lid, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.

6

Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 1.4, onderdeel W, vervalt.

b. Na onderdeel D wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Na artikel 2.7 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.7a Persoonsgebonden reïntegratiebudget voor zieke werknemer in dienstbetrekking

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag van een werknemer die aanspraak heeft op loon als bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek en van de persoon, bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de Ziektewet, aan wie de eigenrisicodrager ziekengeld moet betalen besluiten:

a. aan de aanvrager subsidie te verstrekken in de vorm van een op zijn arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget; of

b. met een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert, een overeenkomst te sluiten die is gericht op de arbeidsinschakeling van deze aanvrager; indien de aanvrager in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verrichten van arbeid.

2. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op aanvraag van een in het eerste lid bedoelde persoon uitsluitend verstrekken of sluiten, indien dit instituut van oordeel is dat in het bedrijf van zijn werkgever of een ander bedrijf geen passende arbeid aanwezig is die de betrokken persoon kan verrichten.

3. De in het eerste lid bedoelde subsidie-ontvanger laat de werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in het eerste lid, verrichten door een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon, die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert.

4. De in het eerste lid bedoelde aanvrager verstrekt de gegevens, voorzover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in het eerste lid, alsmede zijn sociaal-fiscaalnummer aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf zijn inschakeling in de arbeid bevordert.

5. De in het vierde lid bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon verwerkt de in dat lid bedoelde gegevens slechts voorzover dat noodzakelijk is voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, en gebruikt slechts met dat doel het sociaal-fiscaalnummer bij die verwerking.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent dit artikel, waarbij kan worden bepaald in welke situaties een deel van de subsidiekosten in rekening kan worden gebracht bij de werkgever.

7. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het vierde lid treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 2.7b Overgangsrecht persoonsgebonden reïntegratiebudget voor zieke werknemer in dienstbetrekking

Het Besluit SUWI berust met ingang van de dag waarop artikel 33a van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, op grond van artikel 2.10, vervalt, mede op artikel 2.7a van deze wet.

7

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A, onder 2, wordt «na onderdeel j» vervangen door «na onderdeel l» en wordt «k. overheidswerkgever» vervangen door: m. overheidswerkgever.

b. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 34a, vierde lid, wordt «artikel 629, elfde lid, onderdeel d» telkens vervangen door: artikel 629, elfde lid, onderdeel e.

c. Na onderdeel L worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

La

In artikel 43d wordt «artikel 629, elfde lid, onderdelen a en c» vervangen door: artikel 629, elfde, onderdelen a en e.

Lb

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «van de belanghebbende».

2. In het tweede lid wordt «indien de belanghebbende» vervangen door: indien degene van wie wordt teruggevorderd.

d. Na onderdeel N wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

In artikel 75a, zevende lid, wordt «artikel 629, elfde lid, onderdelen a en c» vervangen door: artikel 629, elfde lid, onderdelen a en e.

8

Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A komt, onder vernummering van de onderdelen 1 en 2 tot onderdelen 2 en 3, onderdeel 1 als volgt te luiden:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «en de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt» vervangen door: , de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervinden of hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs.

b. Na onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 30c, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. Voorzover nodig in afwijking van artikel 3, vijfde lid, laat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen primaire beschikkingen voorzover daarin het ontstaan van een recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de artikelen 6.1.1 of 6.1.2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de herleving ervan als bedoeld in 6.1.4. van die wet wordt vastgesteld, bij uitsluiting nemen door een beslissingsautoriteit als bedoeld in het eerste lid.

9

Na artikel XII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIIA. WET VERBETERING POORTWACHTER

In artikel XV, eerste lid, van de Wet verbetering poortwachter wordt «artikel 629, lid 11, onderdeel d» vervangen door: artikel 629, lid 11, onderdeel e.

10

Artikel XV wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 1.6.1, eerste lid, wordt «8.1.1, zevende lid» vervangen door: 8.1.1, elfde lid.

b. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 1.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt na «De voordracht tot» ingevoegd: respectievelijk de.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van de bij ministeriële regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid of de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid kunnen ondersteunen.

c. In onderdeel E, wordt «Artikel 2.2.4» vervangen door: Aan artikel 2.2.4.

d. Na onderdeel F worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Fa

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende lid, komt te luiden:

9. Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1 en de beoordeling, bedoeld in artikel 8.1.2 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de in de eerste zin bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen kan herstellen.

2. Onder vernummering van het tiende lid tot het zestiende lid, worden na het negende lid zes leden ingevoegd, luidende:

10. Het UWV geeft de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid zes weken voor de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 3.1, of indien toepassing is gegeven aan artikel 3.2 voor de afloop van het verlengde tijdvak, indien de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1, tijdig is gedaan. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1, niet tijdig is gedaan, wordt de in de vorige zin bedoelde beschikking uiterlijk zes weken voor de afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629, elfde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gegeven dan wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 76a, zesde lid, onderdeel b, van de Ziektewet.

11. Verlenging van het tijdvak als bedoeld in het negende lid vindt niet plaats indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid niet geeft voor de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 3.1, of indien toepassing is gegeven aan artikel 3.2 van deze wet dan wel aan het elfde lid, onderdeel b, van artikel 629 van Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76a, zesde lid, onderdeel b, van de Ziektewet, voor afloop van het verlengde tijdvak.

12. Indien de werkgever na toepassing van het negende lid van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen heeft hersteld, meldt hij dit aan het UWV, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld.

13. Het UWV geeft de beschikking waarin wordt vastgesteld of de tekortkoming, bedoeld in het negende lid, is hersteld binnen drie weken na de ontvangst van de melding, bedoeld in het twaalfde lid.

14. Het tijdvak, bedoeld in het negende lid, eindigt zes weken nadat het UWV heeft vastgesteld dat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen heeft hersteld, maar niet later dan na 52 weken. Indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid of de beschikking waarin wordt vastgesteld dat een tekortkoming is hersteld te laat geeft, eindigt het tijdvak zoveel weken eerder als de beschikking later is afgegeven.

15. Indien het UWV heeft vastgesteld dat de tekortkoming, bedoeld in het negende lid, is hersteld, geeft het UWV binnen zes weken een beschikking over het ontstaan van het recht op een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 6 en 7.

3. Het tot het zestiende lid vernummerde lid komt te luiden:

16. Bij ministeriële regeling kunnen voor de toepassing van het negende tot en met het vijftiende lid nadere regels worden gesteld.

Fb

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3.3, tweede tot en met tiende lid» vervangen door: artikel 3.3, tweede tot en met zestiende lid.

2. In het tweede lid wordt «artikel 3.3, vierde, achtste, negende en tiende lid» vervangen door; artikel 3.3, vierde, achtste tot en met zestiende lid.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. In afwijking van het eerste lid is artikel 3.3, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, van overeenkomstige toepassing op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet ten aanzien van de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden. Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1 en de beoordeling, bedoeld in artikel 8.1.2 blijkt dat de eigenrisicodrager, bedoeld in de eerste zin, zonder deugdelijke grond de uit die zin voortvloeiende verplichtingen niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de persoon, bedoeld in de eerste zin recht op ziekengeld heeft op grond van artikel 29 van de Ziektewet, op dat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de in de tweede zin bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen kan herstellen. Artikel 3.3, tiende tot en met zestiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Fc

Aan artikel 4.1.2, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te ondergaan voor zijn ziekte of gebrek.

e. Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

In artikel 4.2.3, eerste lid, wordt na «of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten» een zinsnede ingevoegd, luidende: doch niet werkzaam is of zal zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet,.

f. Na onderdeel L, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

La

In artikel 7.2.1, vierde lid, vervalt «voorzover»en wordt na «ontstaan» ingevoegd: indien de eerste dag van de wachttijd van dit niet ontstane recht op een uitkering is gelegen voor de dag dat recht op de loongerelateerde uitkering is ontstaan en.

g. Onderdeel M, komt te luiden:

M

Artikel 7.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «voor de verzekerde die aan de inkomenseis, bedoeld in het tweede lid, voldoet» vervangen door: voor de verzekerde die per kalendermaand een inkomen uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven verdient dat ten minste gelijk is aan de inkomenseis, bedoeld in het tweede lid.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onder resterende verdiencapaciteit als bedoeld in het tweede en derde lid wordt verstaan: de op maandbasis berekende respectievelijk op uurbasis berekende resterende verdiencapaciteit zoals vastgesteld bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 1.2.3, vierde lid.

3. Het vijfde komt te luiden:

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter bepaling van het inkomen uit arbeid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Daarbij kunnen tevens nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van dat inkomen alsmede van de periode waarop die vaststelling betrekking heeft.

h. Onderdeel O komt te luiden:

O

Artikel 8.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «recht op een uitkering op grond van deze wet ontstaat» vervangen door: recht op een uitkering op grond van artikel 6.1.1 of artikel 7.1.1 ontstaat.

2. Aan het tweede lid, wordt toegevoegd: Het UWV verstrekt aan de werkgever een afschrift van de kennisgeving bedoeld in de eerste en tweede zin.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De verzekerde doet zijn aanvraag uiterlijk dertien weken voor afloop van de wachttijd of indien toepassing is gegeven aan artikel 3.2, derde lid, dertien weken voor afloop van het in dat lid bedoelde verlengde tijdvak.

4. In het vierde lid vervalt de zinsnede «b,».

5. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot het tiende tot en met twaalfde lid, worden na het vijfde lid vier leden ingevoegd, luidende:

6. Een aanvraag wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien het UWV de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid niet heeft gedaan dan wel indien bij een latere kennisgeving dan bedoeld in het tweede lid of vierde lid de aanvraag wordt ingediend binnen vier weken nadat deze kennisgeving is ontvangen.

7. Indien het UWV toepassing geeft aan artikel 3.3, negende lid, of artikel 3.4, derde lid, tweede zin, wordt de behandeling van de aanvraag opgeschort.

8. Het UWV hervat de behandeling van de aanvraag in ieder geval:

a. indien het UWV heeft vastgesteld dat de tekortkoming, bedoeld in artikel 3.3, negende lid, of artikel 3.4, derde lid, is hersteld;

b. op verzoek van de werknemer in verband met de beëindiging van zijn dienstbetrekking; of

c. tenminste zes weken voordat het tijdvak, bedoeld in artikel 3.3, negende lid, of artikel 3.4, derde lid, van 52 weken is verstreken.

9. Artikel 3.3, vijftiende lid, is van overeenkomstige toepassing op de situatie, bedoeld in het achtste lid, onderdelen b en c.

i. In het in onderdeel P voorgestelde derde lid van artikel 8.1.3 wordt «uit de medische sector» vervangen door: inzake de medische specialistische onderzoeken of behandelingen die de aanvrager heeft ondergaan, tenzij in redelijkheid niet van de bedrijfsarts kan worden gevergd dat hij deze gegevens aan zijn verklaring ten grondslag legt.

j. Na onderdeel V wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Va

Aan artikel 12.1.2, derde lid, wordt na «ontvangst van de aanvraag» toegevoegd: , tenzij artikel 3.3, negende lid, of 3.4, derde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden.

k. Onderdeel X wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de zinsnede «wordt een artikel ingevoegd» vervangen door: worden twee artikelen ingevoegd.

2. Na het voorgestelde artikel 13.4a wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 13.4b Overgangsrecht in verband met artikel 3.3, negende lid

1. De artikelen 3.3, negende, tiende tot en met vijftiende lid, 3.4, derde lid, 8.1.1, tweede lid, derde zin, derde, vierde, zesde tot en met negende lid en 12.1.2, derde lid, van deze wet en de artikelen 629, derde lid, onderdeel f, en elfde lid, onderdeel b, en 670, tiende lid, onderdeel b, van Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op personen die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden.

2. Op personen die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden zijn de artikelen 71a, negende lid, en 71b, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor «artikel 34, derde lid» wordt gelezen «artikel 8.1.1, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor «artikel 34a» wordt gelezen «artikel 8.1.2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» en voor «verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel krachtens het zevende lid gestelde regels» wordt gelezen: verplichtingen op grond van artikel 3.3, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de krachtens het zevende lid van dat artikel gestelde regels.

3. Op personen die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden zijn de artikelen 8.1.1, tweede, derde, vierde en zesde lid en 12.1.2, derde lid, van deze wet en de artikelen 629, derde en elfde lid, en 670, tiende lid, van Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zoals deze luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanpassings- en verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van toepassing.

11

Artikel XVI wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 29b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.2 of 3.3, negende lid, van die wet:

1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,

2°. alsmede op de eerste dag van dertien weken voorafgaand aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever,

3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever, en

4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het tweede lid.

b. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt» van de betrokken verzekerde».

2. In het tweede lid wordt «indien de betrokken verzekerde» vervangen door: indien degene van wie wordt teruggevorderd.

c. Na onderdeel F wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 45, eerste lid, onderdelen o en p, wordt «de reïntegratievisie, bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» vervangen door: het plan van aanpak, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

d. Na onderdeel H wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

Na artikel 72c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 72d

In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

e. In het in onderdeel I voorgestelde artikel 75c, derde lid, van de Ziektewet wordt «Desgevraagd wordt de bijlage verstrekt» vervangen door: De bijlage wordt verstrekt.

f. Aan het artikel worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

J

In artikel 76a, zesde lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b en c tot onderdelen c en d, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven.

K

De artikelen 90 en 91 zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.4, onderdeel Y, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vervallen.

L

Na artikel 91 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 91a. Overgangsrecht no risk polis i.v.m. gewijzigd loonsanctiesysteem

Met betrekking tot personen die op of na 1 januari 2004 maar voor 15 augustus 2004 ziek zijn geworden wordt in artikel 29b, eerste lid, onderdeel c, aanhef, voor «bedoeld in artikel 3.2 of 3.3, negende lid, van die wet» gelezen: bedoeld in artikel 3.2 van die wet of het tijdvak dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 13.4b, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

12

Na artikel XVI worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIA. INVOERINGSWET WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN

De Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 44, tweede lid, onderdeel c, vervalt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen c en d.

B

Indien artikel IX, onderdeel B, van het bij koninklijke boodschap van 12 september 2005 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten en enige andere wetten (Verzamelwet sociale verzekeringen 2006, Kamerstukken 30 238) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt artikel 44, tweede lid, onderdeel f, verletterd tot onderdeel e.

ARTIKEL XVIB. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 59a, eerste lid, wordt «in een bepaalde functie» vervangen door: in een bepaalde functie, doch niet zijnde een functie waarin hij werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet,.

B

In artikel 59e, eerste lid, wordt na «die arbeid in dienstbetrekking of werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 59h verricht,» een zinsnede ingevoegd, luidende: doch niet werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet,.

13

Voor artikel XVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIC. BURGERLIJK WETBOEK

Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 629 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van lid 3 door een puntkomma, wordt aan dat lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijk grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later indient dan in dat artikel is voorgeschreven.

2. In lid 11 wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot onderdelen c tot en met e, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven.

3. Onderdeel c van lid 11 komt te luiden:

c. met de duur van het verlengde tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld of met de duur van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.3, negende lid, eerste zin, van die wet.

B

In artikel 670 lid 10 wordt onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot onderdelen c, d en e, na onderdeel a, een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven.

Toelichting

Onderdelen 1, 2, 3, 4, 7, onder c, en 11, onderdeel b

Met de wijziging van de artikelen 20 van de Toeslagenwet, 36 van de Werkloosheidswet, 63 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 55 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 57 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en 33 van de Ziektewet wordt de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen voor de genoemde sociale verzekeringswetten op gelijke wijze geregeld als in artikel 8.2.11 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), zoals dat artikel wordt gewijzigd met de Aanpassings- en verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Deze wijziging ziet derhalve op uniformering.

Onderdelen 5, onder d, e en h, 7, onder a, en 10, onder a en c

In deze onderdelen worden tekstuele en technische verbeteringen aangebracht.

Onderdeel 5, onder a

Artikel 38a van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) bevat een afwijking van de artikelen 37 en 38 van die wet. Verzuimd was echter om in het eerste lid de verwijzing naar artikel 38 op te nemen. Dit onderdeel corrigeert dat.

Onderdeel 5, onder b, f en g

Om de verhouding tussen artikel 41 en artikel 46a, derde lid, van de Wfsv beter tot uitdrukking te brengen is het derde lid van artikel 46a overgebracht naar artikel 41 en dat laatste artikel opnieuw geredigeerd. Hierbij zijn inhoudelijk geen wijzigingen aangebracht. In 2006 betaalt de eigenrisicodrager evenals de publiek verzekerde werkgever de basispremie WGA welke hij op grond van artikel 34, tweede lid, juncto artikel 122b, tweede lid, van de Wfsv kan verhalen op de werknemer. Aangezien het niet wenselijk dat er twee verhaalsmogelijkheden gelden ten aanzien van de eigenrisicodrager wordt in artikel 122b, tiende lid, de bepaling opgenomen dat artikel 41, eerste lid, niet van toepassing is over het jaar 2006.

Onderdeel 5, onder c

De in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op artikel 49, vijfde lid, van de Wfsv dat opnieuw wordt geformuleerd. De wijzigingen van de verschillende subonderdelen, waardoor de voorwaarden voor premiekorting voor personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn worden aangepast, worden hierna toegelicht.

Hierbij wordt opgemerkt dat artikel 49, vijfde lid, aanhef en subonderdeel 1 niet worden gewijzigd, maar ten behoeve van een goede leesbaarheid in de nieuwe formulering zijn meegenomen.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het nieuwe tweede lid van onderdeel B (hetgeen het voorgestelde artikel 49, zesde lid, Wfsv betreft) geen inhoudelijke wijzigingen heeft ondergaan.

Artikel 49, vijfde lid, onder 2, Wfsv

Door deze wijziging verandert de voorwaarde, bedoeld in subonderdeel 2. De voorwaarde houdt na de wijziging in dat vast moet staan dat de werknemer op de eerste dag van dertien weken voorafgaand aan het einde van de wachttijd of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsplicht geen dienstbetrekking heeft met een andere dan zijn eigen werkgever.

Reden voor het moment van de eerste dag van dertien weken voorafgaand aan het einde van de wachttijd of van het tijdvak van de verlengde loondoorbetalingsplicht is dat de aanvraag voor de WIA door de werknemer uiterlijk drie maanden voor afloop van de wachttijd respectievelijk de verlengde loondoorbetalingsperiode moet worden ingediend. Het UWV heeft daarna de gelegenheid om vast te stellen of op dat moment een dienstbetrekking met een andere werkgever bestond. De reden waarom is gekozen is voor dat moment en niet het einde van de wachttijd respectievelijk de verlengde loondoorbetalingsperiode, is dat het UWV de beoordeling of recht bestaat op de premiekorting direct kan meenemen bij de behandeling van de aanvraag en hierover op een later tijdstip niet een nieuw onderzoek hoeft te starten.

Hierbij wordt opgemerkt dat ten aanzien van personen op wie het in deze nota van wijziging voorgestelde artikel 8.1.1, zevende lid, van de Wet WIA van toepassing is (dit zijn op grond van het voorgestelde artikel 13.4b, eerste lid, van de Wet WIA personen die op of na 15 augustus 2004 ziek zijn geworden) het opleggen van de loonsanctie tot gevolg heeft dat de behandeling van de aanvraag wordt opgeschort totdat de werkgever zijn tekortkomingen heeft hersteld. Desalniettemin wordt voor de toepassing van de premiekorting, bedoeld in artikel 49, vijfde lid, het moment van 13 weken voor het einde van tijdvak van de (verplichte) loondoorbetaling als moment waarop het UWV moet beoordelen of aan de voorwaarden wordt voldaan, gehandhaafd. Dit levert uitvoeringstechnisch geen problemen op omdat het UWV vanaf de zesde week voor het einde van het tijdvak van de (verplichte) verlengde loondoorbetaling de gelegenheid heeft om te beoordelen of de werknemer op de eerste dag van 13 weken voord het einde van dat tijdvak een dienstbetrekking met een andere werkgever had.

Opgemerkt wordt tenslotte dat met zijn «eigen werkgever» in dit verband wordt verstaan de werkgever met wie de werknemer op de eerste dag van zijn ongeschiktheid wegens ziekte een dienstbetrekking had.

Artikel 49, vijfde lid, onder 3, Wfsv

Voorgesteld wordt om de voorwaarde opgenomen in subonderdeel 3 dat de betrokkene niet in staat is tot het verrichten van andere arbeid bij de eigen werkgever, zo te wijzigen dat duidelijk wordt dat er het hierbij gaat om andere passende arbeid. Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd, omdat de wetgever dit ook steeds voor ogen heeft gehad. Het ligt immers niet voor de hand het instrument van de no risk polis niet toe te passen omdat er in het bedrijf van de eigen werkgever weliswaar andere arbeid voorhanden is maar deze niet passend is voor betrokkene.

Die bedoeling wordt met de voorgestelde wijziging verduidelijkt.

Artikel 49, vijfde lid, onder 4, Wfsv

In vrijwel alle gevallen zal de werknemer bij een nieuwe dienstbetrekking na einde wachttijd deze aangaan met een andere werkgever dan de oude werkgever. In geval echter voor de werknemer, nadat de dienstbetrekking met de oude werkgever is geëindigd, op een zeker moment bij de oude werkgever nieuwe mogelijkheden ontstaan en de werknemer bij hem in dienst treedt, kan de premiekorting ook worden toegepast.

Onderdeel 5, onder f, (nieuw artikel 122ab Wfsv) en onderdeel 11, onder f (nieuw artikel 91a ZW)

Voor personen die op of na 1 januari 2004 maar voor 15 augustus 2004 ziek zijn geworden geldt het nieuwe loonsanctiesysteem zoals dat in deze Nota van wijziging wordt voorgesteld. Omdat met betrekking tot genoemde personen artikel 3.3, negende lid, van de Wet WIA niet van toepassing is, kan de in de artikelen 49, vijfde lid, aanhef, van de Wfsv en 29b, eerste lid, onderdeel c, aanhef, van de ZW, genoemde verwijzing naar het tijdvak, bedoeld in artikel 3.3, negende lid, Wet WIA geen toepassing vinden. Voor de genoemde personen geldt op grond van het voorgestelde artikel 13.4b van de Wet WIA het oude recht met betrekking tot de loonsanctie. Door met betrekking tot deze personen naar het tijdvak dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 13.4b, tweede lid, van de Wet WIA te verwijzen, kunnen de no risk polis en premiekorting ook toepassing vinden met betrekking tot die personen van de genoemde doelgroep die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn.

Onderdelen 6, onder a, en 11, onder d

In artikel 1.4, onderdeel W, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet IWIA) wordt in de Ziektewet een artikel 72c inzake het horen van belanghebbenden ingevoegd. Echter in de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen (IWfsv) wordt al een nieuw artikel ingevoegd, waardoor artikel 72c reeds bestaat. Beide wijzigingen gaan derhalve niet samen. Als oplossing is er voor gekozen om artikel 1.4, onderdeel W, van de Wet IWIA niet in werking te laten treden en te laten vervallen en vervolgens middels dit wetsvoorstel het beoogde artikel op de juiste plaats in de Ziektewet in te voegen.

Onderdeel 6, onder b

Artikel 2.7a Wet IWIA

Door intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) vervalt artikel 33a van die wet. Met het intrekken van de Wet REA vervalt tevens het arbeidsgehandicaptebegrip. Om het persoonsgebonden reïntegratiebudget voor de zieke werknemer (de PRB-regeling) ongewijzigd te continueren is bij formulering van de doelgroep aansluiting gezocht bij artikel 2, derde lid, van de Wet REA. De doelgroep van de PRB-regeling voor zieke werknemers wordt na invoering van dit artikel gevormd door de werknemer die arbeid in dienstbetrekking verricht en van de persoon, bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de Ziektewet, aan wie de eigenrisicodrager ziekengeld moet betalen indien zij in verband met ziekte of gebrek belemmeringen hebben bij het verrichten van arbeid.

De inhoud van artikel 33a Wet REA wordt met het voorgestelde artikel 2.7a opgenomen in de Wet IWIA. Dit artikel biedt het UWV de mogelijkheid de werknemer die wegens ziekte aanspraak maakt op loondoorbetaling dan wel een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangt, een subsidie in de vorm van een persoonsgebonden reïntegratiebudget te verstekken, dan wel ten behoeve van hem een overeenkomst met een reïntegratiebedrijf te sluiten. Daarbij geldt als voorwaarde dat deze zieke werknemer wegens ziekte of gebrek een dusdanige belemmering bij het verrichten van zijn arbeid ondervindt dat hij – zonder dit instrument – in het bedrijf van zijn werkgever noch in enig ander bedrijf passende arbeid kan gaan verrichten. Het gaat hierbij derhalve niet om kortdurende incidentele uitval, maar om langer durend structureel verzuim.

Artikel 2.7b Wet IWIA

In het Besluit SUWI zijn nadere regels met betrekking tot de PRB-regeling. Dit besluit is mede gebaseerd op artikel 33a Wet REA, welk artikel met de inwerkingtreding van artikel 2.10 van de Wet IWIA vervalt. Omdat de genoemde nadere regels ook na die datum van belang zijn voor de uitvoering van het voorgestelde artikel 2.7a verkrijgt door artikel 2.7b het Besluit SUWI (mede) een nieuwe grondslag.

Onderdeel 7, onder b, c en d

Dit onderdeel bevat een technische aanpassing in verband met de wijzigingen die zijn opgenomen in onderdeel 13.

Onderdeel 8, onder a

Op grond van de Wet REA (artikel 10) is het UWV verantwoordelijk voor de bevordering van inschakeling in de arbeid van jongeren onder de 18 jaar die door het UWV als «arbeidsgehandicapte» worden aangemerkt. Of een dergelijke persoon arbeidsgehandicapte is wordt op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling bepaald. Daaruit moet blijken dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid (artikel 2, derde lid, van de Wet REA).

Het is de bedoeling dat na afschaffing van de Wet REA deze doelgroep onder de reïntegratieverantwoordelijkheid van het UWV blijft vallen. Het is ook de bedoeling dat andere jongeren onder de 18 jaar (die dus geen belemmeringen in verband met ziekte of gebrek ondervinden) onder de reïntegratieverantwoordelijkheid van de gemeenten vallen.

Deze bedoeling is in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen (Wet SUWI) zoals dat artikelonderdeel bij de Wet IWIA wordt gewijzigd, niet goed tot uitdrukking gebracht. Uit dat artikelonderdeel, zoals dat in de Wet IWIA is opgenomen, blijkt dat het UWV de reïntegratieverantwoordelijkheid voor alle jongeren onder de 18 jaar heeft. Dat is om hiervoor aangegeven redenen niet gewenst. Dit wordt derhalve gecorrigeerd.

Voor de nieuwe omschrijving van de doelgroep onder de 18 jaar waarvoor het UWV de reïntegratieverantwoordelijkheid draagt, is (indirect) aansluiting gezocht bij jongeren die een vorm van speciaal onderwijs of aangepast onderwijs volgen. De indicatie daarvoor is in veel gevallen gelegen in een aanwezige handicap. Met betrekking tot deze personen mag worden aangenomen dat als ze in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervinden of hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs, ze ook belemmeringen (in verband met ziekte of gebrek) ondervinden bij het verkrijgen of verrichten van arbeid. Hiermee wordt dus, zij het indirect, aansluiting gezocht bij de huidige doelgroep van jongeren onder de 18 jaar (zie artikel 2, derde lid, Wet REA).

Of een persoon in verband met ziekte of gebrek belemmeringen ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs dient te worden onderzocht door het UWV. Wanneer het gaat om iemand als bedoeld in de hiernavolgende opsomming kan het UWV dat beschouwen als een sterke aanwijzing dat die persoon ook tot de doelgroep van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI behoort. Hier gaat het om personen:

– die speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra hebben gevolgd;

– die onderwijs hebben gevolgd met een leerlinggebonden budget als bedoeld in artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs;

– die praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 10f en 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs hebben gevolgd.

Een dergelijke zelfde aanwijzing kan zijn gelegen in het feit dat aan personen met belemmeringen in het onderwijs als gevolg van een zware handicap door het UWV of de gemeente is tegemoetgekomen door het treffen van ingrijpende voorzieningen. Het is aan het UWV om te beoordelen of dit het geval is. Het gaat hier dus niet om personen waarvoor door middel van slechts kleine aanpassingen de gevolgen van de handicap zijn weggenomen. Hierbij wordt opgemerkt dat het kan voorkomen dat de gemeente het vervoer van een leerling verzorgt zonder dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor de reïntegratie van die persoon. Dit is het geval als de belemmeringen van betrokkene verband houden met ziekte of gebrek. In dat geval is, zoals met de wijziging van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI wordt voorgesteld, het UWV verantwoordelijk voor de bevordering van de inschakeling in de arbeid.

Onderdeel 8, onder b

Artikel 30c van de Wet SUWI regelt de instelling van de beslissingsautoriteit. In het tweede lid is de taak van de beslissingsautoriteit vastgelegd. Bedoeld was te regelen dat door de beslissingsautoriteit slechts begunstigende beslissingen genomen kunnen worden in het kader van de toekenning van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor verzekerden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Omdat dit in de huidige wettekst onvoldoende duidelijk tot uitdrukking blijkt te komen wordt hier voorgesteld de tekst van het tweede lid zodanig te wijzigingen dat het wel overeenkomt met de bedoeling ervan.

Onderdeel 9

Dit onderdeel bevat een technische aanpassing in verband met de wijzigingen die zijn opgenomen in onderdeel 13.

Onderdeel 10, onder b

In het kabinetsstandpunt over het advies van de Gezondheidsraad «Beoordelen, behandelen, begeleiden» dat op 27 september 2005 aan de Tweede Kamer is gestuurd, is vermeld dat de oorspronkelijke gedachte om indicatieve lijsten van ziektes met hersteltermijnen op te stellen, opgaat in het ruimere voorstel om protocollen en richtlijnen te ontwikkelen. Deze geven aanwijzingen voor de verzekeringsarts bij de claimbeoordeling. Prognostiek maakt onderdeel uit van de protocollen zodat de verzekeringsarts deze kan gebruiken als hulpmiddel bij de beoordeling van de duurzaamheid. De protocollen vormen een beter hulpmiddel dan lijsten zouden kunnen zijn. Protocollen zullen verwerkt worden in een ministeriële regeling. Hierbij is sprake van een groeimodel, omdat de protocollen successievelijk ontwikkeld zullen worden en vervolgens verwerkt in de ministeriële regeling.

Door de wijziging van artikel 1.2.3, zesde lid, wordt dit artikellid in overeenstemming gebracht met deze ontwikkeling en dit groeimodel.

Opgemerkt wordt dat de wijziging van het vijfde lid van artikel 1.2.3 opnieuw in dit onderdeel wordt genoemd, omdat er nog een wijziging van artikel 1.2.3. wordt voorgesteld. Dit heeft dus een zuiver technische reden en het vijfde lid heeft dan ook geen inhoudelijke wijziging heeft ondergaan.

Onderdeel 10, onder d, onderdelen Fa en Fb, en onderdeel 10, onder h, j en k

In deze nota van wijziging is een aanpassing van de systematiek van de loonsanctie opgenomen. Deze aanpassing is ontwikkeld in samenspraak met de stuurgroep verbetering poortwachter, waarin alle betrokken partijen uit de praktijk zijn vertegenwoordigd en ondervangt de bezwaren die zijn aangevoerd tegen het tariefsysteem dat sinds de invoering van de Wet verbetering poortwachter (WVP) wordt gehanteerd bij het opleggen van de loonsanctie.

Kern van de wijziging is om het bestaande categorale systeem van de loonsanctie te vervangen door een systeem waarin het herstelkarakter van de loonsanctie meer wordt benadrukt. De stuurgroep kan zich vinden in de voorgestelde aanpassing, waardoor het voorstel kan rekenen op een breed draagvlak.

Met deze wijziging wordt tevens invulling gegeven aan mijn toezegging om in het kader van de invoering van de Wet WIA te bezien of dit systeem kan worden aangepast.

De loonsanctie houdt in dat de loondoorbetalingsperiode aan het eind van de eerste twee ziektejaren wordt verlengd, indien de werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht. De periode van loondoorbetaling wordt met maximaal één jaar verlengd. Deze periode is afhankelijk van de termijn die nodig is om alsnog voldoende reïntegratie-inspanningen te verrichten. Hierdoor krijgt de werkgever de gelegenheid zijn verzuim te herstellen (herstelkarakter sanctie).

Bestaand systeem loonsanctie

De periode waarmee de loondoorbetalingsperiode wordt verlengd, wordt nu nog bepaald aan de hand van een tariefsysteem dat is vastgelegd in beleidsregels van het UWV. Tekortkomingen van de werkgever in reïntegratie-inspanningen zijn in dit systeem ingedeeld in 4 categorieën. Elk van de 4 categorieën correspondeert met een bepaald standaardtarief. Dit sanctietarief bedraagt 4, 6, 9 of 12 maanden. De minimale sanctieduur bedraagt altijd 4 maanden.

Een nadeel van de categorale tariefstelling is dat werkgevers bij wie het UWV onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft geconstateerd standaard met ten minste 4 maanden loonsanctie worden geconfronteerd, terwijl de periode die daadwerkelijk nodig is voor herstel van de tekortkomingen hiervan sterk kan afwijken. De categorale tariefstelling biedt onvoldoende ruimte voor variatie in de sanctieperiode en voor afstemming van de sanctieduur op het herstelgedrag van de individuele werkgever: wanneer de werkgever na het opleggen van een loonsanctie alsnog zijn reïntegratieverplichtingen nakomt blijft de sanctieduur ongewijzigd. Daarnaast geldt de categorale tariefstelling ook wanneer een sanctie wordt opgelegd omdat administratieve gegevens ontbreken. Op zich kan zo'n administratieve tekortkoming doorgaans op korte termijn worden hersteld (namelijk door de benodigde gegevens alsnog aan te leveren). Echter, in een dergelijke situatie bedraagt de minimumsanctie toch altijd ten minste 4 maanden.

Voorstel aanpassing loonsanctie

Om aan de geschetste bezwaren tegemoet te komen, wordt in het onderhavige voorstel gekozen voor een ander model ter bepaling van de duur van de sanctie. In dit nieuwe model wordt de duur van de sanctie afgestemd op de tijd die nodig is om de achterwege gebleven activiteiten alsnog te verrichten c.q. bepaalde omissies te herstellen. Dit model geldt zowel voor de inhoudelijke als voor de administratieve tekortkomingen. Hiermee wordt meer recht gedaan aan het uitgangspunt van de WVP: tekortkomingen in de reïntegratie-inspanningen worden hersteld opdat instroom in de WIA wordt voorkomen. Bovendien wordt het herstelkarakter van de sanctie hiermee versterkt. De werkgever die alsnog de gewenste actie onderneemt ziet dit immers terug in de duur van de sanctie, terwijl de werkgever die in gebreke blijft de maximale sanctieduur van 52 weken riskeert.

Het nieuwe systeem is zodanig uitgewerkt dat naar het oordeel van de stuurgroep op een evenwichtige wijze recht wordt gedaan aan de belangen van werkgever en werknemer en de uitvoerbaarheid door het UWV en ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:

* Indien bij de poortwachterstoets blijkt dat de werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht of onvoldoende gegevens voor de beoordeling van de WIA-aanvraag heeft verstrekt, dan legt het UWV de werkgever een loonsanctie op en wordt de WIA-aanvraag opgeschort. Er wordt geen sanctie opgelegd indien de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid en geen herstel meer mogelijk is.

* In de beschikking waarbij de loonsanctie wordt opgelegd geeft het UWV aan waaruit de geconstateerde tekortkoming bestaat. Tevens geeft het UWV in deze beschikking aan dat de loonsanctie doorloopt totdat de werkgever alsnog de benodigde inspanningen heeft verricht c.q. alsnog de benodigde ontbrekende stukken heeft ingediend. De loonsanctie bedraagt maximaal 52 weken.

* De beschikking wordt uiterlijk 6 weken voor einde wachttijd door het UWV afgegeven. De werkgever kan hierdoor zo snel mogelijk zijn tekortkomingen herstellen.

* Zodra de werkgever de benodigde inspanningen (uiteraard voor zover nodig in overleg met de werknemer) alsnog heeft verricht c.q. de ontbrekende stuken alsnog heeft geleverd, meldt hij dit aan het UWV. In de melding geeft de werkgever aan wat hij heeft gedaan en waarom hij vindt dat de tekortkomingen zijn hersteld.

* Het UWV beoordeelt binnen drie weken na ontvangst van de melding of de werkgever voldoende inspanningen heeft verricht. Zo ja, dan meldt het UWV aan de werkgever en de werknemer wanneer het loonbetalingstijdvak eindigt en de ingangsdatum van de WIA-uitkering is (indien de werknemer hier aanspraak op heeft). Indien de werkgever echter nog steeds onvoldoende inspanningen heeft verricht, dan deelt het UWV dit aan de werkgever mede en blijft de loonsanctie doorlopen.

* Gedurende de periode dat de WIA-aanvraag wordt opgeschort, betaalt de werkgever het wettelijk voorgeschreven loon door. De loonbetalingsplicht eindigt op de ingangsdatum van de eventuele WIA-uitkering.

Het nieuwe systeem wordt door middel van deze nota van wijziging in de wet zelf neergelegd. Voor de nadere technische uitwerking van dit systeem wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

Als gezegd, geldt dit nieuwe systeem ook voor administratieve tekortkomingen. Hiervan is sprake als bepaalde gegevens van het reïntegratieverslag ontbreken. Als het UWV constateert dat het reïntegratieverslag onvolledig is, dan wordt uiteraard niet gelijk een loonsanctie opgelegd. Het UWV stelt de werkgever dan eerst in staat de ontbrekende gegevens alsnog binnen één week aan te vullen. In veel gevallen zal het reïntegratieverslag dan wel compleet zijn en kan de inhoudelijke beoordeling alsnog plaatsvinden. Het is echter ook mogelijk dat de werkgever de gevraagde gegevens niet levert of dat de geleverde gegevensset niet volledig is. In dat geval legt het UWV de werkgever een loonsanctie op die, evenals ingeval van een inhoudelijke tekortkoming, maximaal één jaar kan bedragen. Meestal zal de werkgever echter de ontbrekende stukken veel sneller aanleveren en daarmee de periode van de loonsanctie aanzienlijk bekorten. De werkgever heeft het dus zelf in de hand hoe lang de loonsanctie feitelijk duurt.

Een groot voordeel van het nieuwe systeem is dat de werkgever zelf invloed heeft op de duur van de sanctie. Hierdoor draagt de sanctie bovendien optimaal bij aan de beoogde reïntegratie van de werknemer. Standaardsancties, die losstaan van het herstelgedrag van de individuele werkgever, zijn hierdoor niet meer aan de orde. Tot slot vervalt hiermee – zoals toegelicht – ook het geschetste nadeel van het huidige tariefsysteem bij administratieve tekortkomingen.

Het nieuwe tariefsysteem zal niet tegelijkertijd met de Wet WIA worden ingevoerd, doch zal vanaf 1 juli 2006 gehanteerd worden. De reden hiervoor is dat het UWV een ruime voorbereidingstijd nodig heeft in verband met het aanpassen van interne instructies, formulieren en ICT. In de periode tot 1 juli 2006 zal het UWV het huidige systeem van loonsanctie toepassen.

Artikel 3.3, negende lid

In het gewijzigde negende lid wordt geregeld dat, indien de werkgever zijn verplichtingen niet of niet volledig is nagekomen of indien de werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, het UWV de loondoorbetalingsverplichting verlengt. In deze periode heeft de werkgever de gelegenheid om zijn tekortkomingen te herstellen. Hierin komt het herstelkarakter van de loonsanctie tot uitdrukking.

Artikel 3.3, tiende lid

In het tiende lid wordt geregeld dat het UWV uiterlijk 6 weken voor het verstrijken van de wachttijd of het tijdvak van de vrijwillig verlengde loondoorbetaling een beschikking afgeeft als er een loonsanctie wordt toegepast.

Artikel 3.3, elfde lid

Wanneer een beslissing omtrent de loonsanctie te laat wordt afgegeven, zijn er twee mogelijke situaties:

1. Als de beslissing te laat, maar voor het einde van de (verlengde) wachttijd wordt gegeven dan wordt de periode van de loonsanctie bekort. Dit vloeit voort uit het veertiende lid.

2. Als de beslissing meer dan 6 weken te laat is, waardoor de beslissing niet voor het einde van de (verlengde) wachttijd is gegeven wordt geen loonsanctie meer opgelegd. Dit laatste omdat het herstelkarakter van de loonsanctie zich niet verdraagt met het opleggen van een loonsanctie met terugwerkende kracht.

Artikel 3.3, twaalfde lid

Gedurende de verlengde loondoorbetalingsverplichting heeft de werkgever de gelegenheid om zijn tekortkomingen te herstellen. Zodra de werkgever van mening is dat hij zijn tekortkomingen heeft hersteld, meldt hij dit aan het UWV. Bij deze melding dient de werkgever aan te tonen dat hij zijn tekortkomingen alsnog heeft hersteld. Dit is geregeld in het twaalfde lid.

Artikel 3.3, dertiende lid

In het dertiende lid is geregeld binnen welke termijn het UWV moet beslissen op de melding van de werkgever, waarin de werkgever aantoont dat hij zijn tekortkomingen heeft hersteld. Geregeld is dat het UWV binnen 3 weken na ontvangst van deze melding een beschikking afgeeft over de vraag of de werkgever aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Indien de werkgever niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, dan loopt de sanctie door. Indien de werkgever wel aan zijn verplichtingen heeft voldaan, dan wordt de WIA-aanvraag hervat.

Artikel 3.3, veertiende lid

De loonsanctie bedraagt maximaal 52 weken. Indien de werkgever wel aan zijn verplichtingen heeft voldaan, dan wordt de WIA-aanvraag hervat. In dat geval eindigt de loonbetalingsplicht niet onmiddellijk op het moment dat het UWV heeft geoordeeld dat de werkgever aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Er moet altijd rekening worden gehouden met een zekere uitlooptermijn. Deze uitlooptermijn bedraagt 6 weken en is de tijd die nodig is om de WIA-aanvraag te beoordelen. De termijn van 6 weken is gelijk aan de periode die op het moment van het opleggen van de loonsanctie nog resteerde tot aan einde van de wachttijd. Dit is geregeld in het veertiende lid.

De uitlooptermijn van 6 weken is een maximumtermijn. Heeft het UWV bij het opleggen van de loonsanctie (tiende lid) of bij het nemen van een beslissing op de melding van de werkgever (dertiende lid) later beslist dan in die leden is voorgeschreven dan worden het aantal weken dat later is beslist in mindering gebracht op de uitlooptermijn van 6 weken.

Artikel 3.3, vijftiende lid

In het vijftiende lid is geregeld dat indien het UWV heeft vastgesteld dat de werkgever zijn tekortkoming heeft hersteld binnen zes weken wordt beslist op de WIA-aanvraag.

Artikel 3.3, zestiende lid

Nu het nieuwe loonsanctiesysteem met dit voorstel op wetsniveau wordt geregeld, is een delegatiebepaling op het niveau van een algemene maatregel van bestuur niet langer vereist en wordt voorgesteld in het tot het zestiende lid vernummerde lid van artikel 3.3 een delegatiebepaling op het niveau van een ministeriële regeling op te nemen.

Artikel 3.4

De technische wijziging van het eerste lid en het tweede lid van artikel 3.4 is nodig omdat in het onderhavige wetsvoorstel de nummering van artikel 3.3 is gewijzigd.

In het derde lid is de sanctie geregeld die geldt voor de werkgever die zelf het risico voor de Ziektewet (ZW) draagt. Omdat het dienstverband met de vangnetwerknemer niet meer bestaat, betaalt de ZW-eigenrisicodrager immers geen loon, maar ziekengeld aan zijn zieke vangnetwerknemers. Indien deze eigenrisicodragende werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht jegens zijn zieke werknemer, kan dan ook geen loonsanctie worden opgelegd. Analoog aan de loonsanctie wordt daarom in het derde lid geregeld dat – indien de werkgever onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht – de periode waarover de werkgever het ziekengeld moet betalen wordt verlengd op overeenkomstige wijze als in artikel 3.3.

Artikel 8.1.1

De wijziging van het eerste lid betreft een redactionele verbetering.

In het nieuwe loonsanctiesysteem is het van cruciaal belang dat de werknemer tijdig een aanvraag doet voor een WIA-uitkering. Om een tijdige aanvraag te bevorderen wordt daarom in het tweede lid voorgesteld dat het UWV – niet alleen de werknemer maar – ook de werkgever in kennis stelt van het feit dat de werknemer tijdig een WIA-aanvraag moet indienen. Hierdoor kan de werkgever zorgdragen voor de tijdige opstelling van (zijn deel van het) reïntegratieverslag en er voorts op toezien dat de werknemer zijn aanvraag op tijd indient.

In het derde lid is geregeld dat een werknemer, die in aanmerking wil komen voor een WIA-uitkering, uiterlijk 13 weken voor het einde van de wachttijd een aanvraag moet indienen bij het UWV. Het UWV zal bij de inkennisstelling bedoeld in het tweede lid, duidelijk aangeven voor welke datum de werknemer zijn aanvraag moet indienen.

Indien de aanvraag voor een WIA-uitkering te laat door de werknemer wordt ingediend, wordt deze in een aantal gevallen toch geacht tijdig te zijn gedaan. Dit is geregeld in het zesde lid.

Als een loonsanctie wordt opgelegd, wordt de behandeling van de aanvraag opgeschort in ieder geval totdat is vastgesteld dat de werkgever zijn tekortkomingen heeft hersteld, de dienstbetrekking is geëindigd, of nadat 52 weken zijn verstreken. Dit wordt geregeld in het zevende en achtste lid.

Artikel 12.1.2, derde lid

In artikel 12.1.2 wordt aangegeven binnen welke termijn een beschikking over het ontstaan van het recht op uitkering wordt gegeven. Deze termijn geldt niet wanneer artikel 3.3, negende lid, of artikel 3.4, derde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden. In die gevallen geldt de termijn die is opgenomen in artikel 3.3, vijftiende lid.

Artikel 13.4b

Het nieuwe loonsanctiesysteem zal niet tegelijkertijd met de Wet WIA worden ingevoerd, doch zal feitelijk vanaf 1 juli 2006 gehanteerd worden. De reden hiervoor is dat het UWV een ruime voorbereidingstijd nodig heeft in verband met het aanpassen van interne instructies, formulieren en ICT.

Invoering van het nieuwe systeem per 1 juli 2006 impliceert dat het nieuwe systeem van toepassing is op de werknemer wiens eerste ziektedag is gelegen op of na 15 augustus 2004. Dit wordt als volgt toegelicht.

Het UWV dient uiterlijk 6 weken voor het verstrijken van de wachttijd een beschikking af te geven als er een loonsanctie wordt toegepast. De werkgever bij wie een sanctie aan de orde is en van wie de loondoorbetalingsperiode eindigt op of na 15 augustus 2006, dient 6 weken van tevoren, dus op of na 1 juli 2006 een beschikking te ontvangen. Terugrekenend betekent dit dat de eerste ziektedag van de werknemer moet zijn gelegen op of na 15 augustus 2004 om het nieuwe systeem per 1 juli 2006 te kunnen hanteren.

Voor werknemers die voor 15 augustus 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden, blijft het huidige systeem van loonsanctie van kracht.

Onderdeel 10, onder d, onderdeel Fc

Met dit onderdeel wordt aan artikel 4.1.2, tweede lid, van de Wet WIA een onderdeel toegevoegd. Op grond hiervan is de verzekerde gedurende de wachttijd en het tijdvak van de (al dan niet vrijwillig) verlengde loondoorbetaling verplicht een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te ondergaan voor zijn ziekte of gebrek. Hierbij wordt opgemerkt dat met de zinsnede «naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling» wordt bedoeld aan te geven dat wat een adequate behandeling is per individueel geval kan verschillen.

Deze plicht hangt nauw samen met de al in artikel 4.1.2 opgenomen plicht om tijdens de genoemde periode mee te werken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om hem in staat te stellen passende arbeid te verrichten. Ook hangt deze plicht nauw samen met de uit de artikelen 629, derde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en 45, eerste lid, onderdelen a tot en met c en m, van de Ziektewet voortvloeiende verplichtingen voor de werknemer.

Werkgever en werknemer zijn gedurende de eerste twee jaar van ziekte gezamenlijk verantwoordelijk voor de reïntegratie. De reïntegratieactiviteiten zijn in eerste instantie gericht op het weer aan het werk krijgen, al dan niet met aanpassingen bij de eigen of een andere werkgever. Medisch herstelgedrag maakt daarvan een essentieel onderdeel uit, omdat het bijdraagt aan herstel of vergroting van de arbeidsmogelijkheden. Het is dan (bijna) niet denkbaar dat een zieke werknemer die een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvraagt, niet behandeld is door een medisch specialist. Immers, ziekten waarbij dat niet het geval is, zullen in het algemeen voor de twee jaar om zijn, genezen zijn. Gezien het cruciale belang van herstelgedrag van de betrokkene, wordt van belang geacht deze verplichting expliciet in de wet op te nemen.

Daarmee wordt ook duidelijk gemaakt dat het niet of onvoldoende naleven van deze verplichting in de wachttijd gevolgen kan hebben voor de uitkering.

Onderdeel 10, onder e

Het is op grond van artikel 4.2.4, eerste lid, van de Wet WIA niet mogelijk de werkgever van een persoon die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW, subsidie te verstrekken voor de meerkosten van voor de betrokken werknemer benodigde arbeidsplaatsvoorzieningen die naar de aard der zaak duurzaam zijn verenigd met het bedrijf van de werkgever. Het is bedoeling van de wetgever geweest deze beperking ook op te nemen in artikel 4.2.3 van de Wet WIA (op grond van welk artikel arbeidsplaatsvoorzieningen rechtsreeks aan de werknemer kunnen worden verstrekt), hetgeen abusievelijk niet is gebeurd. Deze beperking wordt met de voorgestelde wijziging alsnog aangebracht.

Het is niet nodig arbeidsplaatsvoorzieningen aan de genoemde doelgroep te verstrekken omdat hierin ten behoeve van degene die werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW reeds wordt voorzien door de artikelen 2 en 7 van de WSW.

Hierbij wordt opgemerkt dat op grond van de Wet REA arbeidsplaatsvoorzieningen ook thans niet kunnen worden verstrekt aan de persoon werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW. Immers, die persoon is op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet REA uitgezonderd van het arbeidsgehandicaptebegrip terwijl het zijn van arbeidsgehandicapte (31 van de Wet REA) voorwaarde is voor de verstrekking van arbeidsplaatsvoorzieningen aan werknemers.

Onderdeel 10, onder f

Artikel 7.2.1, vierde lid, van de Wet WIA beoogt een nadere regeling te treffen ten behoeve van de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering in gevallen dat een verzekerde tegelijkertijd meer dan een dienstbetrekking heeft, en niet tegelijkertijd in beide dienstbetrekkingen ziek en gedeeltelijk arbeidsgeschikt is geworden. Bij nadere beschouwing blijkt echter dat de tekst van dat vierde lid te ruim omschreven is, waardoor ook van verlenging van de loongerelateerde uitkering sprake kan zijn indien de eerste dag van de wachttijd van het (niet ontstane) tweede WGA-recht is gelegen na het moment waarop al recht op een dergelijke uitkering is ontstaan. Dat is niet de bedoeling. Voor dergelijke situaties beoogt immers artikel 7.2.4, derde lid, een voorziening te treffen. De voorgestelde wijziging voorziet in verband daarmee in een beperking van de reikwijdte van artikel 7.2.1, vierde lid, van de Wet WIA.

Onderdeel 10, onder g

Dit onderdeel brengt een aantal technische verbeteringen aan en betreft geen inhoudelijke wijzigingen. Aan de voorliggende wettekst van artikel 7.2.2, eerste lid, is toegevoegd dat de betrokkene «een inkomen uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven» moet verdienen dat ten minste gelijk is aan de inkomenseis om het in het vijfde lid van hetzelfde artikel mogelijk te maken dat bij algemene maatregel van bestuur nader kan worden geregeld wat onder dat begrip wordt verstaan. Daarom wordt ook het vijfde lid gewijzigd: nu kan worden verwezen naar het eerste lid.

Tot slot is in het vierde lid gepreciseerd dat de resterende verdiencapaciteit van de inkomenseis moet worden berekend door de resterende verdiencapaciteit die op basis van het Schattingsbesluit per uur wordt berekend, moet worden omgerekend naar een bedrag per maand.

Onderdeel 10, onder i

In het in het wetsvoorstel Aanpassings- en verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voorgestelde artikel 8.1.3, derde lid, is opgenomen dat de verklaring die gevoegd moet worden bij een aanvraag voor een verkorte wachttijd, mede moet zijn opgesteld op basis van gegevens uit de medische sector. De hier voorgestelde wijziging strekt ertoe te verduidelijken welke gegevens ten grondslag moeten liggen aan de verklaring. Het moet gaan om gegevens inzake de medische specialistische onderzoeken of behandelingen die de aanvrager heeft ondergaan. Daaraan wordt ook toegevoegd dat deze verplichting niet geldt indien in redelijkheid niet van de bedrijfsarts kan worden gevergd dat hij deze gegevens aan zijn verklaring ten grondslag legt.

Onderdeel 11, onder a

De in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op artikel 29b, eerste lid, onderdeel c, van de ZW dat opnieuw wordt geformuleerd. De wijzigingen van de verschillende subonderdelen, waardoor de voorwaarden voor de no risk polis Ziektewet (no risk polis) voor personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn worden aangepast worden hierna toegelicht.

Hierbij wordt opgemerkt dat artikel 29b, eerste lid, onderdeel c, aanhef, subonderdeel 1, en slotzin, niet worden gewijzigd, maar ten behoeve van een goede leesbaarheid in de nieuwe formulering zijn meegenomen.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het nieuwe tweede lid van onderdeel E (hetgeen het voorgestelde artikel 29b, tiende lid, ZW betreft) geen inhoudelijke wijzigingen heeft ondergaan.

De wijzigingen die met betrekking tot artikel 29b ZW worden voorgesteld betreffen dezelfde wijzigingen als die in deze Nota van wijziging met betrekking tot artikel 49, vijfde lid, van de Wfsv worden voorgesteld. Daarom wordt in het hiernavolgende volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende toelichting op onderdeel 5, onder c, van deze Nota van wijziging.

Artikel 29b, eerste lid, onderdeel c, onder 2, ZW

Verwezen wordt naar de toelichting op onderdeel 5, onder c, (die artikel 49, vijfde lid, onder 2, van de Wfsv betreft) van deze nota van wijziging.

Artikel 29b, eerste lid, onderdeel c, onder 3, ZW

Verwezen wordt naar de toelichting op onderdeel 5, onder c, van deze nota van wijziging (die artikel 49, vijfde lid, onder 3, van de Wfsv betreft).

Artikel 29b, eerste lid, onderdeel c, onder 4, ZW

Verwezen wordt naar de toelichting op onderdeel 5, onder c, van deze nota van wijziging (die artikel 49, vijfde lid, onder 4, van de Wfsv betreft).

Onderdeel 11, onder c

Op grond van artikel 30a van de Wet SUWI dient het UWV zo nodig een reïntegratievisie op. In dit artikel wordt uitdrukkelijk een uitzondering gemaakt met betrekking tot personen die recht hebben op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Reden hiervoor is dat het UWV op grond van artikel 3.4, eerste lid, van de Wet WIA voor die personen een plan van aanpak dient op te stellen.

In artikel 45, eerste lid, onderdelen o en p, wordt echter niet het plan van aanpak maar de reïntegratievisie genoemd. Wijziging van dit artikel is abusievelijk niet meegenomen in de desbetreffende Nota's van wijziging op de wetsvoorstellen Wet WIA en Wet IWIA. Daarom wordt voorgesteld dit te corrigeren.

Hierbij wordt opgemerkt dat wijziging van de verwijzing in artikel 45, eerste lid, onderdelen o en p, naar het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 30a, derde lid, van de Wet SUWI niet nodig is. Reden hiervoor is dat artikel 3.4, eerste lid, Wet WIA, artikel 30a, derde en vierde lid, van de Wet SUWI van overeenkomstige toepassing verklaart op de in artikel 3.4, eerste lid, Wet WIA genoemde verzekerde.

Onderdeel 11, onder e

In dit onderdeel wordt voorgesteld om in artikel 75c, derde lid, van de Ziektewet de term «Desgevraagd» te laten vervallen, om de tekst in overeenstemming te brengen met artikel 12.2.4 van de Wet WIA.

Onderdeel 11, onder f, onderdeel J

Omdat de verplichte loondoorbetalingsperiode van 104 weken kan worden verlengd met de periode van de te late WIA-aanvraag, wordt het zesde lid van artikel 76a hiermee aangevuld.

Onderdeel 11, onder f, onderdeel K

In artikel 1.4, onderdeel Y, van de Wet IWIA worden na artikel 89 van de Ziektewet de artikelen 90, 91 en 92 ingevoegd. Daarbij is geen rekening gehouden met de reeds bestaande artikelen 90 en 91. Van deze laatste artikelen is vast komen te staan dat deze kunnen vervallen, hetgeen door middel van dit onderdeel gebeurd.

Onderdeel 12 (artikel XVIa)

Artikel 44, tweede lid, onderdeel c, van de IWfsv kent als uitgangspunt dat de premiekorting, bedoeld in artikel 49, van de Wfsv door de werkgever moet worden aangevraagd. Dit uitgangspunt is met de Wet IWIA verlaten; op grond van de in die wet opgenomen wijziging van artikel 49 kan de werkgever de bedoelde premiekorting zelf (zonder aanvraag) toepassen. Bij de Wet IWIA is artikel 44, tweede lid, onderdeel c, van de IWfsv ten onrechte niet technisch aangepast, hetgeen in onderdeel A alsnog wordt voorgesteld.

Omdat met de Verzamelwet sociale verzekeringen 2006 aan artikel 44, tweede lid, een onderdeel wordt toegevoegd dient ook dat onderdeel te worden verletterd. Dit wordt voorgesteld in onderdeel B.

Onderdeel 12 (artikel XVIb)

Na inwerkingtreding van de Wet IWIA zullen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) de reïntegratie-instrumenten loondispensatie (artikel 59a) en persoonlijke ondersteuning (artikel 59e) kunnen worden verstrekt. Hoewel de wetgever dat wel voor ogen heeft is in genoemde artikelen niet geregeld dat deze instrumenten niet kunnen worden verstrekt als het gaat om iemand die werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW. Het is gewenst in de genoemde artikelen deze eis (dat wil zeggen dat genoemde instrumenten niet kunnen worden verstrekt aan iemand die werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW) op te nemen, hetgeen in dit onderdeel wordt voorgesteld.

Het is niet nodig het instrument loondispensatie op grond van artikel 59a van de WAJONG aan de genoemde doelgroep te verstrekken, omdat degene die werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW een normaal functieloon volgens de betreffende CAO krijgt en toekenning van loondispensatie alleen aan de orde is als het is gewenst om een werkgever op de reguliere arbeidsmarkt minder dan het wettelijke minimumloon te laten betalen.

Het is verder niet nodig persoonlijke begeleiding op grond van artikel 59e van de WAJONG aan de genoemde doelgroep te verstrekken, omdat de begeleiding van de werknemer in de zin van de WSW of de persoon die werkzaam is op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW reeds voortvloeit uit de artikelen 2, 3 en 7 van de WSW.

Hierbij wordt tenslotte opgemerkt dat op grond van de Wet REA de instrumenten loondispensatie en persoonlijke begeleiding thans ook niet kunnen worden verstrekt aan de persoon die werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van de WSW. Immers, die persoon is op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet REA uitgezonderd van het arbeidsgehandicaptebegrip terwijl het zijn van arbeidsgehandicapte (op grond van de artikelen 7, tweede lid, en 31 van de Wet REA) voorwaarde is voor de verstrekking van de genoemde reïntegratie-instrumenten.

Onderdeel 13

Artikel 629 van Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

In lid 1, onderdeel f, wordt geregeld dat de werknemer gedurende zijn ziekte geen recht heeft op loondoorbetaling indien hij de WIA-aanvraag niet tijdig heeft ingediend terwijl hij hiervoor geen deugdelijke grond heeft.

In lid 11 wordt geregeld dat de verplichte loondoorbetalingsperiode van 104 weken wordt verlengd met de periode van te late aanvraag indien de werknemer de WIA-aanvraag niet tijdig heeft ingediend. Gedurende deze (verlengde) periode betaalt de werkgever het loon derhalve door, tenzij de te late indiening volledig te wijten is aan de werknemer en de werknemer hiervoor geen deugdelijke grond heeft.

Artikel 670 lid 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

In het artikel 670 lid 10 wordt geregeld dat het opzegverbod wegens ziekte wordt verlengd met de periode van te late aanvraag, indien de werknemer de WIA-aanvraag niet tijdig heeft ingediend.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven