30 305
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2006

Tijdens de eerste termijn van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet inzake de MEP (Kamerstukken 30 305), heb ik uw Kamer toegezegd om op twee punten een nadere reactie te geven. Het betreft hier in de eerste plaats een antwoord op de vraag van de heer Vendrik (GL) naar de voortgang van de samenstelling van duurzaamheidcriteria voor biomassa en in de tweede plaats een reactie op het amendement nr. 11 van de heer De Krom (VVD) betreffende een wijziging van de vermogensgrens voor aansluitingen. In deze brief ga ik achtereenvolgens op beide punten in.

1. Duurzaamheidcriteria voor biomassa

Ik ben doordrongen van de urgentie van de duurzaamheidproblematiek rond biomassa. In mijn brief van 5 september 2005 heb ik u mede gedeeld dat vanuit de Energietransitie een projectgroep actief is, die rond de zomer een eerste set duurzaamheidcriteria gereed moet hebben. Draagvlak is heel belangrijk en daarom is gekozen voor een breed samengestelde projectgroep, inclusief NGO’s en bedrijven. Omdat nog geen enkel land beschikt over operationele criteria voor biomassa productie, zal in beginsel worden aangesloten op bestaande, internationale certificeringsystemen, zoals bijvoorbeeld FSC1. De projectgroep zal met voorstellen komen en die ook internationaal afstemmen. Daarbij is het van groot belang dat de criteria uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Deze werkwijze heeft invloed op het tijdpad.

Het ambitieniveau ligt hoog en ik stuur aan op de zomer 2006, zodat de criteria tijdig gereed zijn om in 2007 toe te kunnen passen. De AMvB die op basis van voorliggend wetsvoorstel kan worden opgesteld, zal een basis bieden om deze duurzaamheidcriteria in de praktijk uit te werken.

2. Reactie op amendement 30 305, nr. 11

Ik heb u toegezegd terug te komen op amendement nr. 11. Dit amendement wijzigt artikel 27 van de Elektriciteitswet 1998 en bewerkstelligt dat voor aansluitingen tussen 1 en 10 MVA geen kostenafwenteling op de netbeheerder meer plaatsvindt. Het amendement verlaagt de bovengrens van de vermogensklasse waarbinnen aanvragers recht hebben op een standaardaansluiting tegen gereguleerd tarief (nu 10 MVA) tot en met 1 MVA, d.w.z. tot en met de grens waarboven aanvragers de mogelijkheid hebben om de realisatie van de aansluiting tegen marktprijs door derden te laten uitvoeren. Nieuwe aansluitingen van groter dan 1 MVA kunnen dan gerealiseerd worden door de netbeheerder (tegen werkelijke kosten) of door een derde (tegen marktprijs). Nieuwe standaard aansluitingen tot en met 1 MVA worden gerealiseerd door de netbeheerder, tegen gereguleerd tarief. Daarmee wordt recht gedaan aan het principe dat de kosten worden betaald door de veroorzaker. Voor netbeheerders betekent dit dat zij niet langer worden geconfronteerd met veroorzaakte kosten die niet door de veroorzaker worden betaald. Uitvoering van dit amendement leidt tot een juiste verdeling van de kosten en kan daarom ook rekenen op mijn steun.

De heer Hessels heeft gevraagd naar effecten van dit amendement voor kleine bedrijven. Inherent aan het voorkómen van afwenteling is dat afnemers die bij de huidige regeling kunnen afwentelen, voor hogere kosten zullen komen te staan en dat degenen op wie deze kosten tot nog toe werden afgewenteld, erop vooruit gaan. Deze effecten zullen vooral optreden bij nieuwe aansluitingen voor grotere windenergieparken. Het amendement heeft als effect dat het niet meer lonend is voor dergelijke parken om één aansluiting op te splitsen in meerdere, kleinere aansluitingen. Het gevolg is dat – conform het kostenveroorzakingsprincipe – de werkelijke aansluitkosten geheel op de realisatie van het desbetreffende park drukken en niet voor een groter of kleiner deel op de netbeheerder worden afgewenteld. Voor de doorsnee nieuwe aansluiting voor een MKB bedrijf op een nieuw bedrijventerrein, zullen de effecten naar verwachting beperkt zijn. In dergelijke gevallen zorgt de netbeheerder ervoor dat het terrein voorzien wordt van een net dat bij de functie en indeling van het terrein past zodat de zich daar vestigende bedrijven op eenvoudige wijze aangesloten kunnen worden.

Door de heer Hessels is voorts gevraagd of dit amendement in strijd is met het Europese recht. Naar mijn mening is dit amendement niet in strijd met het Europese recht. Meer specifiek gaat het hier dan om eventuele strijdigheid met artikel 7, vijfde lid, van richtlijn nr. 2001/77/EG betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (PbEG L 283). In dit artikel staat dat er gestandaardiseerde regels moeten worden opgesteld en bekend gemaakt voor de verdeling van kosten van de installaties, zoals netaansluitingen en -verzwaringen, over alle producenten die daarvan profiteren.

Deze kostenverdeling moet geschieden via objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria, waarbij rekening wordt gehouden met de voordelen van de aansluiting voor de aanvankelijke en later aangesloten producenten en voor de transmissie- en distributienetbeheerders. Ten tijde van de implementatie van deze richtlijn is de analyse gemaakt dat dit artikel geen implementatie behoefde omdat de Nederlandse regelgeving reeds voldeed aan deze bepaling (Kamerstukken II 2002/03, 28 782, nr. 3, p. 6). Belangrijk hierbij is dat binnen een afnemerscategorie met een aansluitvermogen van minder dan 1 MVA voor iedereen met eenzelfde soort aansluiting hetzelfde aansluittarief geldt. Artikel 28 van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt welke kosten via het aansluittarief in rekening mogen worden gebracht. Amendement 11 brengt in deze situatie geen verandering, en is daarom niet in strijd met artikel 7, vijfde lid, van richtlijn nr. 2001/77/EG. Overigens is het amendement ook niet in strijd met andere Europese richtlijnen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Forest Stewardship Council.

Naar boven