Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30303 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30303 nr. 1 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2005
Met genoegen bieden wij u de «Staat van de Europese Unie» aan. Hierin is de Europese agenda 2005–2006 beschreven vanuit Nederlands perspectief.
In de bijlage is de Europese Verkenning 3 opgenomen, getiteld «Europese tijden; de publieke opinie over Europa» en «Arbeidstijden, vergeleken en verklaard». Deze Europese verkenning bevat de visie van het Centraal Plan Bureau en het Sociaal Cultureel Planbureau.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr B. R. Bot
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Mr Drs A. Nicolaï
Pagina | ||
1 | Nederland en de Unie | 5 |
1.1 | Inleiding | 5 |
1.2 | Een terugblik op een halve eeuw Europese samenwerking en integratie | 6 |
1.3 | De brede maatschappelijke discussie | 9 |
1.4 | De grote Europese uitdagingen | 13 |
2 | De Europese agenda op hoofdlijnen | 16 |
2.1 | Duurzame economische groei: de Lissabon strategie | 16 |
2.2 | Vrijheid, veiligheid en recht | 19 |
2.3 | Financiële Perspectieven | 21 |
2.4 | Een slagvaardig, coherent, betrokken extern EU-beleid | 22 |
2.5 | Grondwettelijk Verdrag | 25 |
3 | De financiën van de EU | 27 |
3.1 | De begroting | 27 |
3.2 | Financiële Perspectieven | 28 |
3.3 | Begroting 2006 | 29 |
3.4 | De Nederlandse bijdragen op de rijksbegroting | 30 |
3.5 | De Nederlandse nettopositie | 31 |
3.6 | Beheer en controle | 35 |
4 | Raadsagenda's | 37 |
4.1 | De Europese Raad | 37 |
4.2 | De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen | 40 |
4.2.1 | Institutionele onderwerpen | 40 |
4.2.2 | Euratom/Nucleaire aangelegenheden | 41 |
4.2.3 | Uitbreiding | 42 |
4.2.4 | Externe Betrekkingen | 43 |
4.3 | Raad Economische en Financiële Zaken | 56 |
4.3.1 | Ecofin Raad | 56 |
4.3.2 | De begroting | 59 |
4.4 | Raad Justitie en Binnenlandse Zaken | 61 |
4.4.1 | Asiel, migratie en buitengrenzen alsmede integratie | 61 |
4.4.2 | Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken | 63 |
4.4.3 | Justitiële samenwerking in civiele zaken | 65 |
4.5 | Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken | 66 |
4.5.1 | Werkgelegenheid en Sociaal Beleid | 66 |
4.5.2 | Volksgezondheid | 69 |
4.6 | Raad voor Concurrentievermogen | 71 |
4.7 | Raad vervoer, telecom en energie | 76 |
4.7.1 | Vervoer | 76 |
4.7.2 | Telecommunicatie | 80 |
4.7.3 | Energie | 81 |
4.8 | Landbouw- en Visserijraad | 83 |
4.8.1 | Visserij | 87 |
4.9 | Milieuraad | 88 |
4.10 | Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur | 93 |
4.10.1 | Onderwijs | 93 |
4.10.2 | Jeugd | 94 |
4.10.3 | Cultuur/audiovisueel | 95 |
Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen | 97 | |
Stand Implementatie Europese Regelgeving | 111 | |
Lijst van afkortingen | 112 | |
Trefwoordenregister | 115 | |
Bijlage: | Europese Verkenning 3 «Europese tijden» |
Zelden is het perspectief in de Nederlandse discussie over Europese samenwerking en integratie in zo'n korte tijd zo sterk gewijzigd. Eind 2004 rondde Nederland een moeilijk EU-voorzitterschap af, waarin goede resultaten werden geboekt. Een half jaar later, op 1 juni 2005, wees de Nederlandse kiezer met een meerderheid van ruim 60 procent het Grondwettelijk Verdrag af, nadat de Franse kiezer dat eerder had gedaan. De discussie over het Europees beleid in Nederland staat daarmee in het teken van de uitslag van het referendum over het Grondwettelijk Verdrag.
Na een eerste gedachtewisseling tussen regering en Kamer over de achtergrond van de referendumuitspraak kan nu worden gesteld dat de achterliggende oorzaken meervoudig zijn. Het «nee» is niet tot één overduidelijke reden te herleiden. Naast factoren als de snelheid en de reikwijdte van de integratie, de uitbreiding, de financiering en de regelzucht lijkt ook een gebrek aan betrokkenheid bij de besluitvorming voor veel mensen een argument te zijn geweest, «nee» te stemmen.
Los van de vraag welke redenen precies de Nederlandse kiezers hebben bewogen blijkt uit onderzoek1 dat brede steun bestaat voor het lidmaatschap van de Europese Unie. De regering concludeert dat niet de Europese samenwerking en integratie op zichzelf ter discussie staan, maar dat de tekortkomingen in belangrijke mate schuilen in de wijze waarop de Nederlandse burgers zijn betrokken bij de totstandkoming van het beleid en de regelgeving van de Europese Unie hetgeen heeft bijgedragen aan de kritiek die bestaat op de invulling van deze samenwerking en integratie. De regering heeft de indruk dat deze betrokkenheid sterk achter is gebleven vergeleken bij nationale politieke processen. In breder kader kan dit worden gezien als een symptoom van de onvrede die in Nederland in het algemeen ten aanzien van de bestuurscultuur lijkt te bestaan. De regering ziet in de uitkomst van het referendum bovendien een ondersteuning van het reeds ingezette beleid nieuwe Europese voorstellen zorgvuldig op hun merites te bezien, met het beginsel van subsidiariteit als uitgangspunt.
De regering wil zich zeer inspannen om de ontwikkelingen op het Europese terrein beter te integreren in het nationale politieke proces. Daarvoor is tijd nodig, maar een goed begin kan worden gemaakt in de komende periode van bezinning en debat in de lidstaten die is afgesproken door de Europese Raad van juni 2005. Het is begrijpelijk dat de ontwikkelingen, in slechts enkele tientallen jaren, tot één geïntegreerde markt met één munt en één ruimte van vrijheid, veiligheid en recht met daarnaast een uitbreiding met een groot aantal nieuwe lidstaten niet alleen bijval, maar ook vragen en weerstanden oproepen. In Nederland zal het debat worden gevoerd in de vorm van een brede maatschappelijke discussie, die regering en Kamer gezamenlijk organiseren. Doel van die discussie is wat de regering aangaat inzicht te verkrijgen in de gedachten, vragen en gevoelens van burgers over de verdere ontwikkeling van de Unie en de Nederlandse inzet daarbij. Inzicht zou eveneens moeten worden verkregen in de gedachten die bestaan over de vraag op welke terreinen de EU meer, dan wel minder zou moeten doen en op welke wijze eventuele samenwerking of integratie moet worden vormgegeven. Ook de vraag hoe de legitimiteit van de Europese besluitvorming blijvend kan worden vergroot kan aan de orde komen. Verder zou de brede maatschappelijke discussie moeten bijdragen aan de betrokkenheid van de burger en aan betere communicatie en informatie over Europa.
Deze Staat van de Unie wil een eerste bijdrage zijn aan deze brede maatschappelijke discussie van de kant van de regering. Deze discussie zou uiterlijk in het voorjaar van 2006, tijdig voor de Europese Raad van juni 2006, moeten zijn afgerond.
Gedurende de periode van bezinning waartoe de Europese Raad heeft besloten staan de werkzaamheden in de Europese Unie niet stil. Deze Staat van de Unie geeft daarom ook het gebruikelijke overzicht van het EU-beleid dat in de afgelopen periode is gevoerd en dat de regering in het komende jaar wil voeren. De Unie moet verder werken aan concrete resultaten op terreinen als bestrijding van het terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit, asiel, migratie en integratie, milieu en klimaat. Voortgang is geboden op het vlak van de Interne Markt, bijvoorbeeld wat betreft de dienstenrichtlijn, de richtlijn arbeidstijden en de regelgeving met betrekking tot chemische stoffen. Uiteraard is verder werk nodig om een akkoord over de Financiële Perspectieven te bereiken, de budgettaire en financiële stabiliteit te handhaven en moeten de lidstaten aan de slag met de conclusies van de Europese Raad van maart 2005 over het proces van Lissabon. Zoals benadrukt in de Kok-rapporten blijven sociaal-economische structurele hervormingen van onverminderd belang, reden waarom de regering hard werkt aan het Nationaal Hervormingsprogramma dat medio oktober aan de Europese Commissie zal worden gezonden.
De Europese integratie heeft een essentiële bijdrage geleverd aan de vrede, vrijheid, veiligheid en voorspoed die wij vandaag de dag genieten. Vooruitziend zal, gelet op de mondiale uitdagingen, kansen en bedreigingen, de betekenis van de Unie voor de welvaart en veiligheid van Nederland en voor de invloed van Nederland in de wereld niet minder worden. De regering meent dat de Unie het aangewezen kader is om antwoorden te vinden op de uitdagingen waarvoor ook de Nederlandse samenleving zich geplaatst ziet en voelt zich in die mening gesterkt door resultaten als de verspreiding van democratie en stabiliteit, economische groei en werkgelegenheid waaraan de interne markt, de muntunie en de uitbreiding belangrijk hebben bijgedragen.
Nederland wil daarom een betrouwbare en solidaire partner zijn die blijft bijdragen aan de ontwikkeling van Europa en zich blijft inzetten voor verdere versterking van de Europese samenwerking en verdieping van de Europese integratie daar waar een nationale benadering niet tot een optimale behartiging van de belangen van de Nederlandse samenleving leidt. De regering zal zich daarbij constructief maar kritisch opstellen en steeds in het oog houden welke verwachtingen burgers hebben van Europa, welke zaken op Europees dan wel op nationaal niveau moeten worden aangepakt, welke resultaten moeten worden geboekt en welke vernieuwingen en aanpassingen nodig zijn om Nederland en Europa in staat te stellen de uitdagingen van vandaag en morgen met vertrouwen tegemoet te treden.
1.2 Een terugblik op een halve eeuw Europese samenwerking en integratie
De opgave waarvoor de landen in Europa zich na de Tweede Wereldoorlog geplaatst zagen was tweeledig: het voorkomen van een nieuwe oorlog en het bevorderen van economisch en maatschappelijk herstel. Met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal werd een geheel eigen manier gevonden waarmee zowel het economisch potentieel van de kolen- en staalsector kon worden opgebouwd als kon worden gezorgd voor een duurzame verzekering van de vrede. Dit geldt in het bijzonder voor de binding van West-Duitsland aan Europa: gemeenschappelijk beheer en delen van economische en politieke elementen van soevereiniteit. Dit proces van integratie was een geheel nieuw vehikel voor de verwezenlijking van de genoemde beleidsdoelstellingen en een methode voor een gecontroleerd herstel van de Duitse Bondsrepubliek. Intergouvernementele samenwerking is gebaseerd op behoud van de volledige eigen soevereiniteit. Integratie beoogt meer en gaat verder. De integratie in het kader van de EEG leidde tot een ruimte van politieke stabiliteit waarbinnen economische ontwikkeling mogelijk was op een schaal die door de betrokken landen zelf niet kon worden gerealiseerd.
De vooruitgang die de landen van de Europese Gemeenschappen (EGKS, EEG, Euratom) boekten ging gepaard met een toegenomen belangstelling voor het lidmaatschap. Nadat in 1973 het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken waren toegetreden werd Griekenland in 1981 lid, een aantal jaren nadat het zich had bevrijd van zijn dictatoriale regime. Hetzelfde gold voor Spanje en Portugal die in 1986, na lange onderhandelingen, werden opgenomen in de Gemeenschappen. Het besef groeide dat een grotere Gemeenschap en een zich verdiepende integratie noopten tot institutionele aanpassing van de Europese constructie. De naderende uitbreiding met Spanje en Portugal was een belangrijke aanleiding voor de Europese Akte van 1986, waarmee werd beoogd de grotere Gemeenschap bestuurbaar te houden en het integratieproces op gang te houden.
Naarmate de samenwerking en integratie voortschreden, groeide de behoefte aan politieke betrokkenheid en democratische controle, die vooral werd gezocht in het beter functioneren van het Europees Parlement. Niettegenstaande de inspanningen voor een meer ontwikkeld politiek proces op Europees niveau en een grotere betrokkenheid van het electoraat bleef «Europa» echter een zaak van direct bij Europese regelgeving betrokkenen. Dit geldt bijvoorbeeld in de landbouwsector en het bedrijfsleven. Daarnaast boog zich een kleine, goed geïnformeerde en bevlogen groep over de toekomst van de Europese constructie. De beleidsmatige en institutionele ontwikkelingen voltrokken zich voor een groot deel buiten het gezichtsveld van de meeste burgers. Voor een deel was dat te wijten aan de complexiteit van de Europese samenwerking, die toenam naarmate deze intensiever werd, meer beleidsterreinen ging beslaan en meer landen ging omvatten en voor een ander deel aan het achterblijven van het politieke proces aangaande Europa, zowel op het niveau van het Europees Parlement als dat op het niveau van de lidstaten.
De Europese Akte van 1986 onderstreepte het belang de Europese samenwerking en integratie te voorzien van een fundament dat verdere ontwikkeling naar een bredere Unie zou kunnen dragen. Invoering en vervolmaking van de Interne Markt voor goederen was daarvoor belangrijk, maar niet toereikend. De eerstvolgende stap daartoe werd gezet met het verdrag van Maastricht (1992) dat drie nieuwe, belangrijke elementen in de Europese samenwerking en integratie inbracht: één munt (de stap naar de Economische en Monetaire Unie), één stem naar buiten (het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid was een stap in de richting van meer gezamenlijkheid, eenheid en effectiviteit in het optreden van Europa in de wereld) en één rechtsruimte: het begin van vergaande samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ).
Bij de onderhandelingen over dit verdrag, eind 1991, bleek dat de traditionele methode van Europese integratie (initiatief bij de Europese Commissie) niet het middel was waarmee de samenwerking op de nieuwe verdragsterreinen gestalte kon worden gegeven. Onder de lidstaten bestond terughoudendheid om dezelfde mate van integratie en communautarisering aan te gaan op de terreinen van de buitenlandse politiek en Justitie en Binnenlandse zaken. De met het verdrag van Maastricht ingevoerde pijlerstructuur voorzag er dan ook in dat de verdere ontwikkeling van de samenwerking op deze terreinen een overwegend intergouvernementeel karakter behield, waarbij het initiatief vooral bij de lidstaten lag.
In 1989 viel de Berlijnse Muur en moest Europa antwoorden op de opdracht om de naoorlogse breuklijnen op te heffen en de zone van stabiliteit en welvaart waartoe de Gemeenschap zich had ontwikkeld in één keer uit te breiden tot een groot deel van het Europese continent. Na toetreding in 1995 van allereerst Oostenrijk, Zweden en Finland werd de Europese éénwording vervolgens een feit met de toetreding in 2004 van Estland, Letland, Litouwen, Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Cyprus en Malta1. Deze laatste, tevens de grootste uitbreiding uit de geschiedenis van de Unie, die kan worden beschouwd als een historisch succes, dwong tot nadenken over verdere aanpassing van de Europese constructie. Een dermate groot geheel moest beschikken over een goed functionerende institutionele structuur. De procedureregels die waren ontworpen voor een club van zes lidstaten werken niet vanzelfsprekend voor een geheel van 25 of meer leden. Voor deze aanpassingen waren verdere verdragswijzigingen noodzakelijk die zouden voorzien in een slagvaardig, democratisch en transparant Europa, zowel naar binnen als naar buiten. De verdragen van Amsterdam (1997) en Nice (2000) beoogden hierin te voorzien.
«Amsterdam» en «Nice» concentreerden zich vooral op de vraag hoe de Europese besluitvorming in een grotere Unie zou moeten verlopen en hoe het evenwicht tussen de Europese instellingen en de lidstaten kon worden bewaard. Beleidsvraagstukken en de betrokkenheid van de burger bleven relatief onderbelicht. Eerder werd bij de herziening van de verdragen in 1992 het beginsel van subsidiariteit opgenomen (art 5 EG)2 maar pas de laatste jaren speelt de vraag wat op Europees dan wel op nationaal niveau moet worden aangepakt een rol in bredere discussies over de ontwikkeling van Europa.
Dat de vraag «welk beleid op welk niveau» centraal behoorde te staan in de politieke discussie over Europa en dat de behoefte aan grotere betrokkenheid van de burger wel degelijk bestond werd door de Europese Raad in de Verklaring van Laken in december 2001 in heldere termen onderkend. Als reden voor het bijeenroepen van een conventie over de toekomst van Europa werd, naast een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden van de Unie (subsidiariteit), een vereenvoudiging van de instrumenten van de Unie (vormen van samenwerking en wetgeving) en het tot stand brengen van meer democratie en transparantie aangegeven dat Europa dichter bij de burger moest worden gebracht:
«Binnen de Unie moeten de Europese Instellingen nader tot de burger komen. De burgers scharen zich ongetwijfeld achter de grote doelstellingen van de Unie, maar ze zien niet altijd een verband tussen deze objectieven en het dagelijks optreden van de Unie. Ze vragen de Europese instellingen minder logheid en starheid en vooral meer efficiëntie en transparantie. Velen vinden ook dat de Unie zich meer moet inlaten met hun concrete bekommernissen en niet tot in de details moet tussenkomen in zaken die van nature beter aan de verkozenen van de lidstaten en de regio's kunnen worden overgelaten. Sommigen ervaren dit zelfs als een bedreiging van hun identiteit. Maar misschien nog belangrijker: de burgers vinden dat alles veel te veel boven hun hoofd bedisseld wordt en willen een betere democratische controle.» (Verklaring van Laken, 18 december 2001).
Het voorgaande overziende zou men kunnen stellen dat de ontwikkeling van het Europese project dat begon met de EGKS en het verdrag van Rome veel heeft opgeleverd. Van een continent met een verwoeste economie, dat na de Tweede Wereldoorlog zichzelf niet kon voeden, ontwikkelde het zich tot een succesvolle producent en netto exporteur van voedingsmiddelen. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) verwezenlijkte in enkele decennia de beide, destijds gestelde doelen van productie van voldoende voedsel en bestaanszekerheid voor boeren. Ook de wederopbouw van de industrie en de latere realisatie van één gemeenschappelijke geïntegreerde markt, één munt en de ontwikkeling naar één rechtsruimte waarbinnen Europese burgers zich vrijelijk en veilig kunnen bewegen leverden en leveren een belangrijke bijdrage aan onze welvaart en ons welzijn.
Deze ontwikkelingen hebben zich echter lange tijd onttrokken aan het oog van de burgers. Zij waren zich wel degelijk bewust van nut en noodzaak van Europese samenwerking en integratie en steunden deze stilzwijgend, maar waren ondanks tastbare ontwikkelingen als opgeheven grenscontroles, toegenomen studentenuitwisseling en vrijgemaakt verkeer van werknemers onvoldoende betrokken bij de ontwikkelingen die vooral de laatste decennia hebben geleid tot een snelle verbreding en verdieping. Het politieke proces aangaande Europa bleef ver achter bij het nationale politieke proces en de aandacht die er was ging vooral uit naar institutionele vraagstukken. Daarmee bleef ook de vraag onderbelicht of de Unie zich qua beleid, begroting en regelgeving ontwikkelde in een juiste verhouding tot de maatschappelijke uitdagingen en problemen waarvoor de lidstaten zich zagen geplaatst. Zoals gesuggereerd in de bovenvermelde passage van de verklaring van Laken, kwam het toegenomen bewustzijn dat Europese ontwikkelingen beter moeten worden geïntegreerd in nationale politieke processen wel degelijk tot uitdrukking in de debatten in en rond de Conventie over de toekomst van Europa, die heeft geleid tot het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (2004). Maar ook in de Conventie trok het vraagstuk van het evenwicht tussen de Europese instellingen, tussen de Unie en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling verreweg de meeste aandacht en bleven de betrokkenheid van de burger en de vraag naar het juiste beleid voor de toekomst op het tweede plan.
1.3 De brede maatschappelijke discussie
De periode van bezinning waartoe de Europese Raad van juni 2005 besloot maakt het mogelijk de achterstand enigszins in te lopen. Het is tijd voor een debat over wat Europa voor Nederland en Nederland voor Europa betekent. De brede maatschappelijke discussie moet daartoe de vereiste ruimte bieden – met inbreng van burgers, maatschappelijke organisaties, parlement en regering. Het gaat om een proces waarin vragen aan de orde kunnen komen als: «Met welke terreinen moet de Europese Unie zich bezighouden?», «Wat is de reikwijdte van de Europese integratie?» en «Wat is de Nederlandse inzet ten aanzien van de toekomstige samenwerking en integratie in Europa?».
Met welke terreinen moet de Europese Unie zich bezighouden?
De subsidiariteitsvraag – de vraag wat het beste op Europees en wat het beste op nationaal niveau kan worden geregeld – is uiteindelijk een politieke vraag. Dient op Europees niveau bijvoorbeeld beleid en regelgeving tot stand te komen op terreinen als gezondheidszorg, sociale zekerheid en cultuur? Er zijn terreinen ten aanzien waarvan er weinig twijfel bestaat over het nut van Europese samenwerking en integratie. Die betreffen in de eerste plaats de interne markt, die alleen op Europees niveau kan worden gerealiseerd. Ook de muntunie is wezenlijk voor de Nederlandse economie. Het lijdt evenmin twijfel dat het Europese niveau het juiste is om grensoverschrijdende problemen als internationale criminaliteit, terrorisme en milieuvervuiling aan te pakken. Voor mondiale uitdagingen als handelsverstoringen en oneerlijke concurrentie, verschuivingen in de beschikbaarheid van grondstoffen, energie en water en de eerlijke toegang tot markten is een gezamenlijk en krachtig optreden in Unie-verband het aangewezen antwoord.
Er zijn evenwel ook vraagstukken van beleid waarbij de vraag legitiem is of zij op Europees niveau moeten worden geregeld. Als voorbeeld kan het Europees beleid ten aanzien van minder welvarende regio's binnen de lidstaten (cohesiebeleid) worden genoemd. De regering meent dat dit voor de rijkere lidstaten tot de nationale verantwoordelijkheden zou moeten behoren. De vraag naar «welk beleid op welk niveau» raakt ook aan de vraag wat naar maatstaven van efficiency en effectiviteit het best op welk niveau kan worden geregeld. Ook vanuit deze optiek kan het huidige cohesiebeleid worden genoemd als voorbeeld van Europees beleid dat aan herziening toe is. De inzet van de regering in de discussie over de Financiële Perspectieven is dan ook dienovereenkomstig.
De vraag of een kwestie op Europees niveau moet worden geregeld kan positief worden beantwoord als wordt voldaan aan twee voorwaarden: de doelstellingen van het overwogen optreden kunnen niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt en deze doelstellingen kunnen beter via Europese samenwerking in de Unie worden verwezenlijkt. De regering acht, in overeenstemming met het subsidiariteitsprotocol bij het Verdrag van Amsterdam, deze voorwaarden vervuld indien de betrokken kwestie transnationale aspecten heeft die door een optreden van de lidstaten niet bevredigend kunnen worden geregeld, het optreden van de lidstaten alleen of het uitblijven van optreden door de Unie in strijd zou zijn met het verdrag (bijvoorbeeld het tegengaan van concurrentievervalsing) en een optreden op het niveau van de Unie vanwege de schaal of de gevolgen ervan duidelijke voordelen oplevert ten opzichte van nationaal optreden. Daarbij dient het optreden van de Unie zo effectief en efficiënt mogelijk te zijn en de lidstaten de benodigde ruimte te laten voor nationale besluiten. Ook moeten de financiële en administratieve lasten voor de Unie, de nationale overheden, het bedrijfsleven en de burgers tot een minimum worden beperkt.
Ook bij toepassing van deze richtsnoeren blijft de subsidiariteitsvraag uiteindelijk een politieke vraag. Is er Europees beleid dat in aanmerking zou komen voor een heroverweging van de subsidiariteitsvraag? Waren destijds de antwoorden op de bovenvermelde vragen voor een bepaalde kwestie wellicht positief, thans bestaat de mogelijkheid dat de Europese aanpak van toen niet meer strookt met de werkelijkheid en de behoeften van vandaag. Inzichten veranderen en de Unie moet zich ontwikkelen in overeenstemming met de dynamiek van de maatschappelijke en globale ontwikkelingen. Ook deze vragen kunnen in de brede maatschappelijke discussie aan de orde komen en ook de subsidiariteitsconferentie die het Britse voorzitterschap voornemens is te organiseren, kan een vruchtbare bijdrage leveren aan deze discussie.
Wat is de reikwijdte van de Europese samenwerking en integratie?
Eenmaal duidelijk dat het wenselijk is een onderwerp op Europees niveau te regelen komt de vraag op in welke mate de Unie zich met dit terrein moet bezighouden. Welk beleid? Welke regelgeving? Wat doet de Unie en wat doen de lidstaten? Welke vorm en intensiteit van samenwerking is het meest passend? Het beginsel van proportionaliteit verzet zich er tegen dat de Unie zich met bijvoorbeeld asiel en migratie zou bezighouden op een wijze die zich niet zou verdragen met de doelstellingen van het verdrag. De toepassing ervan vergt, net als bij het subsidiariteitsbeginsel, een politieke afweging. De regering wil voortaan los van haar inbreng in de brede maatschappelijke discussie, aan de proportionaliteitsvraag meer consequent aandacht besteden in haar afwegingen ten aanzien van Europees beleid. Is het gekozen rechtsinstrument het juiste? Is de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de Unie en de lidstaten optimaal? Past de beoogde wijze van besluitvorming bij de gewenste mate van overdracht of toedeling van soevereiniteit? Dat het antwoord op dit soort vragen niet altijd een eenvoudige zaak is, behoeft geen betoog. De discussie over bijvoorbeeld de dienstenrichtlijn laat zien dat er enerzijds een duidelijke noodzaak bestaat om de interne markt voor diensten op dit punt te vervolmaken. De voorgestelde brede toepassing van het land-van-oorsprong beginsel roept echter anderzijds vragen op of het middel zoals nu voorgesteld zich vanwege onvoldoende afbakening en de mogelijke gevolgen hiervan wel juist verhoudt tot het gestelde doel van de voltooiing van de interne markt voor diensten.
En de geografische reikwijdte?
Bij de vraag hoe ver de Europese samenwerking en integratie moeten gaan is de geografische reikwijdte het voor de hand liggende tweede element in de brede maatschappelijke discussie. Parallel aan de verdieping met de nieuwe terreinen van integratie en samenwerking die in Maastricht in de verdragen werden opgenomen is de Unie met de inmiddels gerealiseerde uitbreiding fors verbreed. Gesteld kan worden dat opmerkelijke successen zijn bereikt op beide vlakken. Wel doet zich de vraag voor in hoeverre het tempo van gelijktijdige verdieping en verbreding kan worden volgehouden. Niet voor niets wordt benadrukt dat niet alleen toetredingskandidaten gereed moeten zijn voor de Unie, maar de Unie ook gereed moet zijn voordat nieuwe toetredingen kunnen worden gerealiseerd. Zoals gesteld in de notitie «Grenzen van de Europese Unie»1 hebben de landen van de Westelijke Balkan in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces een toetredingsperspectief gekregen, maar kunnen landen die in Afrika of in het Midden-Oosten liggen niet voor het lidmaatschap in aanmerking komen. De regering meent ook dat de bestaande vormen van contractuele samenwerking van de Unie met haar oosterburen in het kader van het Europees Nabuurschapseleid voorlopig voldoende ruimte bieden om de relaties met deze landen verder vorm te geven. De regering is van mening dat deze landen thans geen perspectief op toetreding moet worden geboden. De Unie heeft, in het licht van de gerealiseerde uitbreidingen en de vereiste aandacht voor het interne functioneren, behoefte aan een periode van consolidatie. Wat betreft de landen die reeds de status van kandidaat hebben verworven, te weten Kroatië en Turkije, alsmede de landen die een verder liggend perspectief op toetreding is geboden, staat de regering achter de hierover genomen besluiten en meent dan ook dat gemaakte afspraken moeten worden nagekomen, zowel door de Unie als door de betreffende landen. De conclusies van de Europese Raad in het bijzonder die van december 2004 bieden daarvoor het kader.
Wat is de Nederlandse inzet ten aanzien van de toekomstige samenwerking en integratie in Europa?
De doelstellingen van het eerste uur – vrede en welvaart – zijn nog steeds volstrekt relevant. Dat geldt ook voor de waarden waarvoor de Unie staat: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. In de toekomstige Unie zullen ook beginselen als pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen onverminderd uitgangspunten zijn van het Europees burgerschap. In dit verband zij vermeld dat in 2006 een haalbaarheidsonderzoek zal plaatsvinden naar een Nederlands Centrum voor Geschiedenis en Democratie waarin ook aandacht zal worden geschonken aan de Europese dimensie. Het lijdt geen twijfel dat de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zich verder moet ontwikkelen en dat moet worden gewerkt aan de voltooiing van een interne markt waarin de mededinging volstrekt vrij en onvervalst is. Ook aan het bereiken van doelen als duurzame en evenwichtige economische groei, een groot concurrentievermogen, stabiele prijzen, een gezond leefmilieu en de vervulling van een verantwoordelijke rol in de wereld moet met blijvende inspanning op het Europese niveau worden gewerkt. Hierbij is het zo dat een gezamenlijke Europese aanpak van de uitdagingen waar wij voor staan, meer resultaat zal kunnen leveren dan een lidstaat afzonderlijk in staat is te bewerkstelligen. Met de stelling dat bovengenoemde waarden, beginselen en doelen onverminderd van toepassing zijn, is niet gezegd dat de Unie een statisch geheel is, integendeel. Dynamiek, aanpassingen en veranderingen die inspelen op de uitdagingen waarvoor de Unie staat zijn wezenlijk voor de waarden die de Unie kan toevoegen aan hetgeen de lidstaten hun burgers kunnen bieden. Wat deze dynamiek inhoudt, welke ontwikkelingen de samenwerking en integratie moeten doormaken en welke vernieuwingen nodig zijn om Europa in staat te stellen de uitdagingen van morgen aan te gaan, zijn ook onderwerpen die in de brede maatschappelijke discussie aan de orde kunnen komen. Wat moet het toekomstige Europa voor Nederland betekenen? Dat kan een abstract debat opleveren, waarbij opnieuw wordt gesproken over institutionele verhoudingen of over zaken als harmonisatie tegenover wederzijdse erkenning van wetgeving. Maar in de context van noodzakelijke veranderingen met het oog op bestaande en nieuwe uitdagingen kunnen ook concrete onderwerpen aan de orde komen die dichter bij de burger liggen. Dit geldt bijvoorbeeld voor verdere hervorming van het landbouw- en cohesiebeleid, een geringere bemoeienis met de veiligheid en gezondheid op het werk, de effecten van het vrije werknemersverkeer op de arbeidsmarkt of de verhouding tussen het gewenste niveau van veiligheid enerzijds en de privacy van burgers anderzijds. Belangrijk is dat de burger de gelegenheid wordt geboden zijn stem te laten horen over de vormgeving van het Europa van de toekomst.
Belangrijk is dat het hierbij niet blijft. De regering is zich ervan bewust dat het bovenstaande slechts een opmaat is naar een duurzame interactie die moet leiden tot grotere, meer intensieve betrokkenheid van de burger bij de ontwikkelingen in de Europese Unie. De brede maatschappelijke discussie, die in het voorjaar van 2006 moet zijn afgerond, is wat dat betreft geen eindpunt, maar het begin van een betere integratie van het politieke proces ten aanzien van de Europese Unie in het nationale politieke proces. De regering wil er maximaal aan bijdragen om deze discussie tot een succes te maken.
1.4 De grote Europese uitdagingen
In de brede maatschappelijke discussie wil de regering duidelijk maken dat veel van de grote uitdagingen voor Nederland en andere lidstaten zich het beste binnen het kader van de Europese Unie laten beantwoorden. Deze worden hieronder beschreven. Nederland wil daarbij een slagvaardig gemeenschappelijk beleid waarin het zich kan herkennen en waarin Nederlandse prioriteiten en belangen hun weerslag krijgen. Dit vergt een tijdige en (pro-)actieve nationale inzet in de Unie waarbij de Nederlandse positie duidelijk wordt verwoord. Om effectief in te spelen op een steeds grotere rol van coalities van lidstaten in de besluitvorming van de Unie zal Nederland, nog meer dan voorheen, per onderwerp samenwerking moeten zoeken met gelijkgezinde lidstaten die tezamen voldoende gewicht in de schaal kunnen leggen om de eigen zienswijze gereflecteerd te zien in het eindresultaat.
De wereld verandert. Was 50 jaar geleden de uitdaging vrede en veiligheid te bestendigen en de economie weer op te bouwen, thans liggen de uitdagingen niet zozeer meer in de economische, financiële of politieke verhoudingen binnen Europa. Het gaat nu om het vermogen de concurrentie aan te gaan met spelers buiten Europa. Het einde van de Koude Oorlog heeft de balans in de wereld en de Atlantische relatie fundamenteel veranderd. In Azië en Zuid-Amerika voltrekt zich een economische revolutie. We zien ook een snelle technologische ontwikkeling, vooral in de informatie- en communicatiesector, die de globalisering doet versnellen. De schaal van de vraagstukken waar we voor staan – of die nu innovatie, energie, ecologische ontwikkelingen of de bestrijding van terrorisme en internationale georganiseerde criminaliteit betreffen – vraagt om een gezamenlijke aanpak en niet om versnippering. Een grote en sterke Unie biedt Europa het nodige perspectief in dit nieuwe wereldwijde krachtenveld om kansen te grijpen en bedreigingen het hoofd te kunnen bieden. Om te zorgen dat de Unie zich in het licht van de interne en externe uitdagingen die mondiale ontwikkelingen met zich meebrengen kan blijven ontplooien en ontwikkelen, moet Nederland vooraan lopen bij de vormgeving in plaats van achteraan. Daartoe biedt een actieve opstelling in de Unie de kans, want in veel van die kwesties kan de Unie krachtiger en effectiever optreden dan een lidstaat alleen zou kunnen.
Duurzame economische groei en handhaving van de financiële en budgettaire stabiliteit zijn essentieel. Alleen zo kan ons sociaal-economisch model worden behouden. Er is in Europa nog voldoende ruimte om de economische groei te verhogen. Daartoe moeten de lidstaten hard aan de slag met de uitvoering van de conclusies van de Europese Raad van maart 2005 en met hun nationale hervormingsplannen. Structurele hervormingen die bijdragen aan groei en werkgelegenheid blijven onverminderd van belang. In de nationale context van de lidstaten blijven zaken als de vergrijzing, de samenhang van de maatschappij en de financiële houdbaarheid van pensioenen en zorgstelsels de aandacht vragen. Op het Europese niveau moet blijvend worden gewerkt aan de vervolmaking van de interne markt en moet worden gestreefd naar minder en betere regelgeving en verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Vanuit de noodzaak het concurrentievermogen te vergroten dient meer ruimte te worden gemaakt voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Het Europees beleid en de Europese begroting dienen dit te weerspiegelen.
Het behoud van natuurlijke hulpbronnen als fossiele brandstoffen, drinkwater en de voorziening van grondstoffen als staal stijgt snel op de agenda van mondiale uitdagingen, onder meer door de opkomst van grote nieuwe economieën als China en India. Dat heeft ingrijpende economische en politieke gevolgen. Schaarste, toegang, veiligheid, en kosten bepalen economische groei en zijn beslissend voor behoud en vergroting van werkgelegenheid. Het feit dat de grote conventionele energiereserves buiten de Unie liggen en dat andere mondiale consumenten daar een toenemend beslag op leggen, leidt onontkoombaar tot het inzicht dat de EU-landen op dit terrein hun krachten moeten bundelen. Ook hier dient ruimte te worden gemaakt voor vernieuwing. Op energieterrein kan bijvoorbeeld gewonnen worden door de ontwikkeling en bevordering van gebruik van biobrandstoffen.
Toegang tot markten voor onze producten, diensten en investeringen is wezenlijk voor de Nederlandse economie. De toenemende mondiale vervlechting en de opkomst van grote nieuwe consumentenmarkten die tegelijk grote producenten zijn van consumptieartikelen onderstrepen de noodzaak van open markten en heldere multilaterale spelregels. De Unie is het instrument om een solide, eerlijk en transparant wereldhandelssysteem te bewerkstelligen, evenzeer als krachtige, effectieve belangenbehartiging voor de lidstaten. Niet alleen omdat handelspolitiek al een exclusieve bevoegdheid van de Unie is, maar omdat een individuele lidstaat zijn belangen in de mondiale verhoudingen van vandaag niet meer optimaal kan behartigen.
De veiligheid en stabiliteit in Nederland en in de Unie staan onder druk door terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit. Dat raakt het persoonlijk leven van burgers, maar treft ook de economie. Investeringen, transacties en contacten vergen een veilige omgeving. Terrorisme vormt bij uitstek een bedreiging van welvaart en welzijn omdat het zich richt op ontwrichting van samenlevingen en economieën door angst te genereren en kwetsbaarheden bloot te leggen. De terroristische aanslagen in New York, Madrid en Londen hebben de kwetsbaarheid van onze moderne samenlevingen onderstreept en de noodzaak van verhoogde internationale inspanningen voor veiligheid aangetoond. Terrorisme is een fenomeen geworden dat ook de Europese landen en de Europese manier van leven als doelwit heeft gekozen. De Europese Unie zal een groeiende rol moeten spelen in de internationale aanpak van deze bedreiging: zowel wat betreft de coördinatie en de bevordering van maatregelen van lidstaten binnen de Unie als ook wat betreft de samenwerking met internationale partners in de strijd tegen terrorisme, zoals de Verenigde Staten.
Ook klimaat, milieu, asiel, migratie en integratie, grensoverschrijdende criminaliteit, besmettelijke ziekten en mensenhandel zijn problemen waarvoor uit nationaal belang een gemeenschappelijke aanpak in het kader van de Unie geboden is. Deze grensoverschrijdende problemen verdienen echter niet alleen binnen, maar ook buiten de Unie een gezamenlijke aanpak. De Europese Unie is langzamerhand uitgegroeid tot een instrument dat onmisbaar is voor ons buitenlands beleid. Nederland heeft belang bij een slagvaardig opererende Unie die een internationale speler is waarvan de invloed overeenkomt met haar economische gewicht. Niet alleen bij de aanpak van de bovengenoemde grensoverschrijdende problemen maar ook bij de bevordering van vrede, veiligheid, welvaart, het tegengaan van de nucleaire proliferatie, de integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie en de bestrijding van de armoede is voor de Unie een duidelijke rol weggelegd. Dat geldt in het bijzonder voor de Millenniumdoelstellingen, aan de realisatie waarvan ook in het kader van de Unie een belangrijke bijdrage kan worden geleverd.
De financiële houdbaarheid van de Unie is een belangrijke interne uitdaging. Wat en hoeveel kan de Europese constructie dragen? Enerzijds heeft dit te maken met het draagvlak voor de Unie in de lidstaten, de reeds eerder besproken betrokkenheid van de burger en de integratie van Europese ontwikkelingen in het nationale politieke proces. Anderzijds heeft dit te maken met het beleid en de begroting van de Unie. Wil de Unie voldoende toegevoegde waarde blijven bieden voor de lidstaten en hun burgers dan moet zij voorbereid zijn op de toekomst. Dat houdt in dat het Europees beleid en de Europese begroting de behoeften van de lidstaten en hun burgers weerspiegelen. Dat betekent onder andere verdere aanpassingen van de begroting, waarbij «nieuw voor oud» het uitgangspunt is. Nederland blijft streven naar een nieuw systeem van financiering van de Unie dat eerlijk en transparant is en gebaseerd op het beginsel van draagkracht. Dit betekent dat de uitzonderlijk nadelige Nederlandse betalingspositie verbetert in zowel absolute als relatieve zin. De Nederlandse vasthoudendheid op deze punten is geen stokpaardje. Zij heeft alles te maken met het essentiële belang van een vooruitziende Europese meerjarenbegroting die de beleidsprioriteiten van de toekomst weerspiegelt en de vereiste solidariteit van lidstaten jegens elkaar met het oog op het draagvermogen en de houdbaarheid van de Europese constructie.
2 DE EUROPESE AGENDA OP HOOFDLIJNEN
In de periode waarin Nederland zijn brede maatschappelijke discussie voert, gaat de Europese agenda verder. Nederland moet blijven werken aan tastbare resultaten op het Europees niveau, ook al omdat die zullen bijdragen aan het vertrouwen van de burger. Dit betekent dat hard gewerkt moet worden aan de concrete onderwerpen die op de lopende agenda van de Commissie en Raad staan.
2.1 Duurzame economische groei: de Lissabon strategie
In 2004 heeft de economie in de eurozone en in de EU een solide groei van respectievelijk 2,0% en 2,3% te zien gegeven1, waarmee het medio 2003 ingezette herstel werd voortgezet. Dit herstel werd vooral geschraagd door de sterke expansie van de wereldeconomie. De fors gestegen olieprijzen en de sterke euro hebben in de tweede helft van 2004 echter een rem gezet op de economische activiteit in de eurozone. Het effect van beide remmende factoren liet zich ook aan het begin van 2005 voelen.
De verwachtingen voor 2005 van de BBP-groei zijn 1,6% in de eurozone en 2,0% in de EU-25. Verwacht wordt dat de groei van de economische activiteit in 2006 licht zal aantrekken tot gemiddeld 2,1% in de eurozone en 2,3% in de EU-25. Bij de prognoses voor dit jaar en voor 2006 is uitgegaan van een krachtigere binnenlandse vraag en vooral van een aanhoudende toename van de investeringen. Ramingen voor 2005 en 2006 zijn echter lager dan eerder geschat en risico's lijken ook vooral neerwaarts. Realisatiecijfers over het eerste kwartaal van 2005 in het eurogebied waren licht teleurstellend. Opvallend is de grote divergentie in groeiprestaties binnen het eurogebied; zo laten Ierland en Spanje nog altijd robuuste groeicijfers zien. De groei in grote economieën als Frankrijk viel tegen, terwijl in Italië de economie zelfs kromp ten opzichte van een kwartaal eerder. De groei in Duitsland is nog altijd laag. Ook de economie van Nederland liet – tegen de verwachtingen in en na een korte opleving in 2004 – een negatieve groei zien in het eerste kwartaal van 2005. Cijfers van het CPB duiden echter op aantrekkende groei in de rest van 2005 met een verwachte groei voor 2005 van 0,5%. Voor 2006 verwacht het CPB verder economische herstel van de Nederlandse economie. Het CPB raamt de BBP-groei voor 2006 op 2,25%.
De uiteenlopende groeiprestaties binnen het eurogebied geven aan dat Europese landen ook van elkaar kunnen leren. Binnen de EU is er voldoende ruimte om de economische groei te verhogen. Dit kan via flexibilisering van markten om het aanpassingsvermogen te vergroten of door het structurele groeivermogen te verhogen door meer mensen te laten participeren in het arbeidsproces, de mensen die actief zijn in het arbeidsproces meer uren en langer te laten werken en/of door de arbeidsproductiviteit te verhogen. In vergelijking met de Verenigde Staten en Azië blijft de groei in het eurogebied nog altijd ver achter. Dit lijkt te duiden op zowel een lager aanpassingsvermogen als op een structureel groeivermogen van de Europese economie. Terwijl de Verenigde Staten na de economische dip alweer hoge groeicijfers heeft laten zien, komt het herstel in het eurogebied veel trager van de grond.
Gegeven het feit dat de lange termijn uitdagingen voor Europa onveranderd zijn, namelijk toenemende vergrijzing en internationalisering, zijn aanpassingen van beleid en implementatie van die aanpassingen urgent. Met het oog op de kosten van de vergrijzing en het waarborgen van de economische positie van de EU in de wereldeconomie is vergroting van de dynamiek en het groeivermogen van de economie cruciaal. Het Nederlandse kabinet meent dan ook dat het realiseren van de focus op groei en werkgelegenheid in de (hernieuwde) Lissabonstrategie een impuls zal geven aan het doorvoeren van de noodzakelijke structurele hervormingen.
Met het oog op de langere termijn ontwikkeling van Europa op economisch, sociaal en milieugebied zal bovendien in 2005 een nieuwe duurzaamheidsstrategie vastgesteld worden.
De Lissabonagenda: focus op groei en werkgelegenheid
De Lissabonstrategie biedt het raamwerk waarbinnen – specifieke – sociaal-economische problemen in nationaal en Europees verband kunnen worden aangepakt. De omslag van afspraken op Europees niveau naar de daadwerkelijke uitvoering van specifieke structurele hervormingen was de belangrijkste uitkomst van de «Midterm review» van de Lissabon-strategie tijdens de Voorjaarsraad van maart 2005.
De start van de «Midterm review» werd reeds ingeleid door de Voorjaarsraad van 2004. Deze gaf Wim Kok, als onafhankelijk voorzitter van een «High Level Group», de opdracht om voor 1 november 2004 een rapport te leveren met daarin concrete maatregelen om de uitvoering van de Lissabon-strategie te verbeteren1. In het rapport-Kok werd benadrukt dat wegens de urgentie van de problemen waarmee Europa wordt geconfronteerd, de implementatie van beleidshervormingen prioriteit moet hebben. De uitvoering van de Lissabonstrategie moet met name in de lidstaten zelf verbeterd worden.
Het rapport-Kok werd tijdens de Tripartiete Sociale Top, voorafgaand aan de Europese Raad van 4–5 november 2004, besproken met de sociale partners op Europees niveau. Deze spraken, evenals de Raad, hun waardering voor het rapport uit. De Lissabonstrategie kreeg verder een belangrijke impuls omdat voorzitter Barroso de Lissabonstrategie tot speerpunt van de nieuwe Commissie verklaarde.
Op voorstel van de Commissie in haar Voorjaarsrapport van januari 2005, besloot de Europese Raad tot een duidelijke focus op groei en werkgelegenheid binnen de drie pijlers (economie, sociaal en milieu) van de Lissabonstrategie. Het accent binnen elk van deze pijlers moet liggen op hervormingen die een bijdrage leveren aan groei en werkgelegenheid. Een voorbeeld van synergie tussen de economische pijler en de milieupijler is de nadruk op eco-efficiënte innovaties.
Naast het aanbrengen van inhoudelijke focus besloot de Voorjaarsraad ook tot een gestroomlijnde aanpak: een vernieuwde driejaarlijkse «Lissaboncyclus». Deze moet leiden tot betere uitvoering van de gemaakte afspraken en tot een heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Politieke sturing van deze vernieuwde cyclus vindt plaats door de Europese Raad en de inhoudelijke bespreking primair door de Ecofin Raad, de Raad voor het Concurrentievermogen en de Raad Werkgelegenheid Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC). Andere raadsformaties kunnen zich, indachtig de focus van de Lissabonstrategie, uitspreken over de beleidsonderwerpen die hen aangaan.
Startpunt van de nieuwe driejaarlijkse aanpak is het pakket geïntegreerde Lissabonrichtsnoeren voor groei en werkgelegenheid, bestaande uit de GREB en de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Dit betreft de strategische inzet van Europa op macro-economisch, micro-economisch en werkgelegenheidsterrein.
De richtsnoeren vormen de basis voor de lidstaten bij het opstellen van een eigen nationaal hervormingsprogramma met een horizon van drie jaar. In het programma dienen concrete nationale beleidsmaatregelen te worden opgenomen die bijdragen aan de verwezenlijking van de Lissabonagenda. Ook dient te worden aangegeven hoe het resultaat wordt gemeten. Over de uitvoering van dit nationale programma wordt jaarlijks verslag gedaan in een implementatierapport. De nationale hervormingsprogramma's kunnen worden aangepast wanneer in een lidstaat de situatie verandert, bijvoorbeeld na verkiezingen. Bij het opstellen van het nationale hervormingsprogramma wordt overleg gepleegd met sociale partners, lokale en regionale overheden. Het programma moet besproken worden met de parlementen in de lidstaten. Zo wordt niet alleen de voortgang van de uitvoering van de Lissabonstrategie in de lidstaten zelf beter zichtbaar, maar wordt ook de wisselwerking tussen Europees beleid en nationaal beleid inzichtelijk. De individuele aanpak per lidstaat biedt de mogelijkheid specifieke accenten te leggen op onderdelen van de Lissabonagenda waar volgens de betreffende lidstaat beleidshervormingen noodzakelijk zijn. De convergentie van het economisch beleid van de lidstaten wordt zo vanuit eigen bevoegdheid en souvereiniteit vormgegeven en moet de groei en werkgelegenheid in Europa ondersteunen.
Daarnaast wordt ook op Europees niveau bezien welke maatregelen noodzakelijk zijn voor meer groei en werkgelegenheid. De Commissie heeft in juli 2005 het Communautaire Lissabonprogramma gepresenteerd, met hierin de door de Commissie voorgestelde noodzakelijke maatregelen.
De Europese Commissie zal in haar jaarlijkse Voorjaarsrapport de uitvoering en de voortgang van de Lissabonstrategie beoordelen en bezien of de geïntegreerde richtsnoeren wellicht bijstelling behoeven. Dit document wordt door de regeringsleiders besproken tijdens de Voorjaarstop.
In Nederland wordt het nationaal hervormingsprogramma opgesteld door de Centrale Economische Commissie. De betrokkenheid van de sociale partners, die een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering van onderdelen van de strategie, krijgt vorm via de Stichting van de Arbeid. Lokale en regionale overheden worden via de reguliere overleggremia betrokken. Ook met andere stakeholders, zoals de milieubeweging, kan overleg plaatsvinden over het nationale programma. Na parlementaire behandeling zal het programma uiterlijk 15 oktober 2005 aan de Europese Commissie worden toegezonden.
Voorts wil het Britse voorzitterschap tijdens de aanstaande informele Europese Raad van 27–28 oktober 2005 een discussie voeren over de mogelijkheden om sociale en economische doelstellingen in het licht van de globalisering te kunnen realiseren.
2.2 Vrijheid, veiligheid en recht
Nadat Europa in 2004 werd opgeschrikt door de aanslagen in Madrid, hebben de recente aanslagen in Londen (juli 2005) de aandacht van de EU opnieuw op het belang van terrorismebestrijding gericht. Daarbij komt het groeiend besef dat we de dreiging niet alleen buiten de Unie, maar juist ook steeds meer in ons midden vinden. Veiligheid blijft dus een belangrijke focus van de samenwerking, niet alleen bestrijding van terrorisme, maar ook de grensoverschrijdende criminaliteit in het algemeen. Tegelijkertijd blijft de vraag aan de orde hoe vrijheid en recht worden gewaarborgd in een Europese ruimte waarin mensen zich vrij moeten kunnen bewegen. Dit moet in goede banen worden geleid. Hierbij gaat het om belangrijke kwesties als grondrechten, asiel-, migratie-, en integratiebeleid en wederzijdse erkenning in het civiel- en strafrecht.
Op Europees niveau is de balans gevonden in het Haags Programma voor de versterking van vrijheid, veiligheid en recht dat de Europese Raad op 5 november 2004 vaststelde. Dit is het vervolg op het Tampere programma van 1999. Nederland heeft zich hier als EU-voorzitter voor ingezet. Het was de eerste keer dat de EU in haar nieuwe samenstelling van 25 lidstaten overeenstemming bereikte over een programma van een dergelijke omvang. Lidstaten zijn het erover eens dat op dit beleidsterrein verdere vooruitgang moet worden geboekt.
Het Haags Programma bevestigt opnieuw dat wederzijdse erkenning de hoeksteen van justitiële samenwerking is, zowel op strafrechtelijk als civielrechtelijk terrein. De aanpak van terrorisme en grensoverschrijdende misdaad wordt verscherpt, onder meer door een vrijere uitwisseling van informatie tussen de Europese politie- en justitiediensten. Daarnaast is overeenstemming bereikt over een evenwichtige aanpak van het drugsprobleem. Ook wordt er verder gebouwd aan een gemeenschappelijk asielstelsel, versterkte grensbewaking en betere bestrijding van illegale immigratie. Daarbij hoort ook betere samenwerking met landen van oorsprong en doorreis. Tevens is de noodzaak van verdere samenwerking inzake integratie van immigranten in het Haags Programma vastgelegd.
Dat het Haags Programma een nieuwe impuls geeft aan de samenwerking neemt niet weg dat ook op dit terrein telkens de meerwaarde van nieuwe initiatieven moet worden aangetoond. Ook hier geldt dat Europa geen voortdenderende wetgevingsmachine moet zijn. Juist daarom ook is in het Haags Programma de nadruk vooral gelegd op deugdelijke implementatie en evaluatie van wetgeving en op de meerwaarde van grensoverschrijdende samenwerking. Europa moet telkens goed nagaan of bestaande regels wel goed geïmplementeerd worden en naar wens werken en deze zo nodig bijstellen. Daarnaast legt het Haags Programma meer nadruk op praktische, operationele samenwerking tussen justitie- en politiediensten van lidstaten. De samenwerking moet vooral tastbaar zijn in de praktijk. De EU geeft daarvoor de kaders, maar de invulling daarvan kan in voorkomende gevallen ook in kleiner verband plaatsvinden als dit nog niet mogelijk is met alle 25 lidstaten. Een voorbeeld daarvan is het Prümverdrag dat Duitsland, Frankrijk, Spanje, Oostenrijk, België, Luxemburg en Nederland sloten op 27 mei 2005. Door verbeterde politiesamenwerking en gegevensuitwisseling zal het makkelijker worden om criminelen aan te pakken. Dit zal binnen drie jaar na inwerkingtreding, op basis van een evaluatie, leiden tot een voorstel in Europees verband.
In 2005 en 2006 wordt een begin gemaakt met de uitvoering van het Haags Programma. Dit geschiedt op basis van het Actieplan van Commissie en Raad, zoals dat door de Europese Raad van 16–17 juni 2005 is afgesproken. Hierin worden de prioriteiten voor de komende vijf jaar opgesomd, voorzien van actiepunten met duidelijke deadlines. De implementatie zal met een zogenaamd «scoreboard» worden bijgehouden. De voorziene activiteiten in 2005 en 2006 zijn daarmee dus ook op hoofdlijnen vastgesteld. Eind 2006 zal een tussentijdse evaluatie van het Haags Programma plaats vinden. In het komend jaar zullen Commissievoorstellen voor de financiering van JBZ-programma's behandeld worden en een strategie worden ontwikkeld voor de externe betrekkingen op JBZ-terrein. Verder zijn de voornaamste activiteiten als volgt:
Eén van de belangrijkste verworvenheden van het Haags Programma is vereenvoudigde informatie-uitwisseling tussen justitie- en politiediensten op basis van het principe dat als informatie beschikbaar is, deze moet worden gedeeld. Hiervoor zijn de voorbereidingen gaande. Dit geldt onder meer voor betere mechanismen voor crisisrespons, bescherming van kritieke infrastructuur, versterking van Europol en Eurojust en betere samenwerking tussen inlichtingendiensten op basis van gezamenlijke dreigingsanalyses. Deze elementen komen aan de orde in het EU-Actieplan voor de terrorismebestrijding dat elk half jaar door de Europese Raad herzien wordt. Hierin behoren ook bestrijding van financiering van terrorisme en intensivering van de externe betrekkingen tot de prioriteiten. Na de aanslagen in Londen is de uitvoering van het EU-Actieplan toegespitst en verscherpt. Zo gaat, nog meer dan al het geval was, de aandacht uit naar het tegengaan van radicalisering, preventie ervan en rekrutering van terroristen, zoals afgesproken onder Nederlands voorzitterschap. Daarnaast is onder meer de termijn voor het bereiken van een overeenkomst over het bewaren van verkeersgegevens door telecomaanbieders gesteld op najaar 2005 en wordt de invoering van biometrische kenmerken in visa en pasoorten versneld.
Vanaf 1 januari 2005 worden besluiten in het asiel- en migratiebeleid met gekwalificeerde meerderheid en in co-decisie met het Europees Parlement genomen (met uitzondering van legale migratie). De nadruk ligt voorlopig vooral op praktische samenwerking, zoals tussen nationale asieldiensten, in het nieuwe agentschap voor het beheer van de buitengrenzen en de terugkeer van illegalen en het opzetten van gezamenlijke visumkantoren. Ook de samenwerking met landen van doorreis en oorsprong wordt versterkt, met name met de landen in het Middellandse Zeegebied. Dit gebeurt mede tegen de achtergrond van de aanhoudende stroom van (doorreizende) bootvluchtelingen. Dit zal moeten leiden tot concrete voorstellen voor bescherming in de regio. De Commissie zal een Actieplan presenteren op het terrein van legale migratie, alsmede een mededeling over integratie.
Wederzijdse erkenning blijft de hoeksteen van de Europese samenwerking. Zo moet na het Europese Aanhoudingsbevel nu een Europees Bewijsverkrijgingsbevel tot stand komen. Daarnaast zijn onderhandelingen van start gegaan over onderlinge afstemming van procedurele rechten in strafprocedures. Op het terrein van het burgerlijk recht wordt onder meer gewerkt aan de totstandkoming van een Europees betalingsbevel en bespreking van erfopvolging en testamenten. De bescherming van grondrechten heeft met het Haags Programma meer gewicht gekregen. Er zal besloten worden over de oprichting van een grondrechtenagentschap. Ook zal worden gewerkt aan regels om de privacy van burgers te bewaken.
Op de Europese Raad van 16 en 17 juni 2005 in Brussel is gesproken over de Financiële Perspectieven voor de periode 2007–2013, met als doel een akkoord te bereiken. Helaas bleek dat niet mogelijk. De posities van de lidstaten lagen nog te ver uiteen. Het is nu aan het Britse voorzitterschap om in de tweede helft van 2005 de werkzaamheden voort te zetten.
Centraal in de onderhandelingen tijdens de Europese Raad stond de koppeling die het Verenigd Koninkrijk maakte tussen (het opgeven van) de Britse kortingsregeling en een hervorming van het landbouwbeleid. Daarmee zijn door het Verenigd Koninkrijk de hervorming van het landbouwbeleid en de hoogte van het landbouwplafond onderdeel gemaakt van de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven. Dit zal ongetwijfeld zijn weerslag hebben op het vervolg van die onderhandelingen.
Nederland had in de onderhandelingen een duidelijke koers. In de eerste plaats het uitgangspunt «nieuw voor oud». «Nieuw beleid» moet in de plaats komen van «oud beleid» en niet worden gestapeld op oud beleid. Daarbij is het van belang keuzes te maken voor een toekomstgerichte Unie. Nederland is van mening dat het structuurbeleid vooral gericht moet zijn op de armste lidstaten. In een uitgebreide Unie is de noodzaak van solidariteit en structuurbeleid immers vanzelfsprekend. Maar dat betekent wel dat de rijke lidstaten niet in dezelfde mate kunnen profiteren van structuurfondsen. Deze zijn immers beter in staat zelf structuurbeleid voor arme regio's te ontwikkelen en te financieren. Daarnaast bepleit Nederland dat in ieder geval de landbouwkosten voor Bulgarije en Roemenië onder het landbouwplafond van 2002 moeten worden gebracht. Verder volgen bijvoorbeeld uit WTO-afspraken over uitfasering van exportsubsidies wellicht mogelijkheden voor verdere besparingen.
Een tweede element van de Nederlandse positie is het streven naar bruto reëel constante afdrachten aan de Unie. Daarvoor is vooral een restrictief budget noodzakelijk. Nederland is van mening dat een budget van 1% EU-BNI de Unie voldoende in staat stelt een goed beleid te voeren gebaseerd op toegevoegde waarde. Het laatste voorstel van het Luxemburgs voorzitterschap was een stap, zij het een te kleine, in de richting van deze gewenste uitkomst; 1,06% EU-BNI (circa 870 miljard euro exclusief Europees Ontwikkelingsfonds).
In de derde plaats wil Nederland een verbetering van de netto-positie, zowel in absolute als in relatieve zin. Nederland betaalt meer dan andere vergelijkbare landen. Daar moet verandering in komen. Een correctie van het Eigen Middelensysteem (de financiering van de Unie), bijvoorbeeld door middel van een Generiek Correctiemechanisme of een ander permanent systeem is hiervoor noodzakelijk. Nederland zal onder het Britse voorzitterschap deze doelstellingen blijven hanteren. Het Verenigd Koninkrijk zal, naar zich laat aanzien, een serieuze poging wagen de onderhandelingen af te ronden. Om dit te realiseren zal echter flexibiliteit en veel politieke wil van alle lidstaten in de Unie nodig zijn. Duidelijk is wel dat de relatie tussen de «Rebate» van het Verenigd Koninkrijk en het landbouwplafond een belangrijke rol zal spelen in de onderhandelingen onder het Britse voorzitterschap. Het kabinet heeft zijn inzet verwoord in de brief van Minister Veerman aan de Kamer van 8 juli 2005 (21 501-20 nr. 288).
De nieuwe Financiële Perspectieven moeten uiteindelijk voorzien in een meerjarig plafond voor alle uitgaven uit de EU-begroting vanaf het jaar 2007. Voor alle beleidsterreinen en uitgavencategorieën van de EU-begroting geldt derhalve dat er pas besloten kan worden over specifieke uitgaven in 2007 en daarna als er eerst een akkoord is over de Financiële Perspectieven 2007–2013. Dit betekent dat Nederland tot dat moment een financieel voorbehoud maakt bij alle voorstellen die leiden tot vastlegging in 2007 en daarna. Hierbij gaat het zowel om voorstellen voor nieuwe programma's als om voorstellen voor verlenging van reeds bestaande programma's.
2.4 Een slagvaardig, coherent, betrokken extern EU-beleid
De EU heeft tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap verder gewerkt aan het vormgeven van een slagvaardig, coherent en betrokken extern beleid. Dat kwam onder andere tot uiting door inspanningen om een systeem van effectief multilateralisme te bevorderen, mede in het kader van de implementatie van de Europese Veiligheidsstrategie. Non-proliferatie van massavernietigingswapens kreeg een prominente rol in de politieke dialoog met derde landen, evenals de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding. Ook de voorbereidingen van de Verenigde Naties Top in september 2005 stonden in het teken van effectief multilateralisme.
Vooruitkijkend naar de komende voorzitterschappen, hebben het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk aangegeven dat ook zij speciale aandacht zullen schenken aan de positie van de EU als speler op het wereldtoneel. De EU wil die rol spelen in een wereld waarin wordt samengewerkt binnen een effectief multilateraal systeem, waarbij de relatie tussen interne en externe veiligheid een specifiek aandachtspunt is.
Onder het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap zal de Unie naar verwachting de discussie over de nieuwe inrichting van categorie IV (externe betrekkingen) van de meerjarenbegroting van de EU afronden. De EU heeft hiervoor een andere indeling gekozen, waardoor deze begrotingscategorie een stuk inzichtelijker wordt.
In 2004 werden de onderhandelingen met Roemenië en Bulgarije technisch afgerond. De Europese Raad van 16–17 december 2004 concludeerde dat beide lidstaten op 1 januari 2007 zouden kunnen toetreden, mits een aantal ingezette hervormingen ook daadwerkelijk bevredigend wordt afgemaakt. De voortgangsrapportages voor Roemenië en Bulgarije worden eind 2005 verwacht. Voorts kregen de kandidaat-lidstaten Turkije en Kroatië een datum voor het openen van toetredingsonderhandelingen, mits op dat moment aan de daarvoor gestelde voorwaarden werd voldaan. Voor Turkije ging het daarbij om de aanname en implementatie van zes wetten en ondertekening van het Protocol van Ankara, voor Kroatië om volledige medewerking met het Internationale Joegoslavië-tribunaal (ICTY).
Voorts vroeg Macedonië in 2004 het lidmaatschap van de EU aan. Ook de relatie tussen de EU en de andere landen van de Westelijke Balkan heeft verder vorm gekregen in het kader van het Stabilisatie en Associatie Proces, dat in principe perspectief biedt op toetreding. De regionale dimensie, die gericht is op samenwerking tussen betrokken landen, krijgt daarbij veel aandacht.
Het Europese Nabuurschapsbeleid werd het afgelopen jaar uitgewerkt in een aantal actieplannen voor de buurlanden van de Unie. De actieplannen bevatten de prioriteiten voor de samenwerking met deze landen in de komende drie jaar op velerlei terrein, waaronder de rechtsstaat, het respect voor mensenrechten en economische hervormingen. Doelstelling is de stabiliteit in de buurlanden van de Unie te versterken door beter wederzijds begrip, dialoog en samenwerking. In de komende periode moet de uitvoering van de nieuwe actieplannen gezamenlijk met de partnerlanden ter hand worden genomen en moet er voor worden gezorgd dat de beoogde resultaten ook daadwerkelijk worden behaald.
De relatie met Rusland wordt vormgegeven binnen de overeengekomen «vier gemeenschappelijke ruimtes» van economie, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, externe veiligheid, en onderzoek, onderwijs en cultuur. In 2005 en 2006 zal worden voortgegaan met de concrete invulling van deze ruimtes. Spanningen tussen de EU en Rusland bestonden onder andere over mensenrechten, vrijheid van de media, Tsjetsjenië en de relatie van Rusland met wederzijdse buurlanden zoals Georgië en Oekraïne. Het laatstgenoemde land kreeg in 2004 veel aandacht vanwege de «Oranje Revolutie». De EU speelde een actieve bemiddelende rol om dit conflict tot een vreedzaam einde te brengen.
Met de Mediterrane en de bredere Midden-Oosten regio werden de relaties geïntensiveerd. Zorgpunten in die regio zijn onder meer de nucleaire ambities van Iran en de betrokkenheid van Syrië bij gebeurtenissen in Libanon. Het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) kreeg een nieuwe impuls na het overlijden van de Palestijnse leider Arafat, met name door de voorbereidingen voor de voorziene Israëlische terugtrekking uit de Gaza-strook. Op initiatief van het Nederlands voorzitterschap werd aan Irak een pakket van ondersteuningsactiviteiten toegezegd, waaronder een op te zetten EVDB-missie op het gebied van «rule of law» en politietraining.
De samenwerking van de EU met de Verenigde Staten bestrijkt vrijwel alle beleidsterreinen, van terrorismebestrijding, de economische relatie tot de samenwerking op een groot aantal buitenlands-politieke dossiers. Daarnaast wordt regelmatig van gedachten gewisseld over onderwerpen van strategisch belang, zoals de relatie met China. Aandachtspunten in de transatlantische betrekkingen voor 2005 en 2006 zijn onder andere versterking van de handelsrelatie (handelsconflicten als de Airbus/Boeing-zaak mogen dit niet in de weg staan) en de Amerikaanse deadline van oktober 2005 voor de invoering van het biometrisch paspoort. Naast de verhouding met de Verenigde Staten hecht de EU ook zeer aan goede relaties met Canada. De relaties van de EU met de Midden- en Zuid-Amerikaanse landen staan voornamelijk in het teken van handel en ontwikkelingssamenwerking.
Met Azië als geheel zal de EU in de toekomst steeds nauwere relaties aanknopen gezien het steeds groeiende belang van dit continent – economisch, demografisch, politiek en militair. Het onderwerp Birma stond het afgelopen jaar hoog op de agenda bij de dialoog tussen de EU en de Aziatische landen. Onder Nederlands voorzitterschap werd een compromis gevonden waarbij Birmese aanwezigheid bij de ASEM-Top werd gekoppeld aan aanscherping van de sancties tegen Birma. Met China werd over handelsbetrekkingen, maar ook over mensenrechten en het wapenembargo gesproken; onderwerpen die ook tijdens de Britse en Oostenrijkse voorzitterschappen hoog op de agenda zullen staan. Tijdens de Top met India is een Strategisch Partnerschap afgesloten. Verdere uitwerking daarvan moet de komende tijd plaatsvinden. De relatie met Indonesië werd onder meer ingevuld door samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding. De tsunami leidde in december 2004 tot een immens verlies van mensenlevens en grote schade in de getroffen kustgebieden. De EU en de inwoners van de lidstaten toonden hierna grote betrokkenheid, ook voor de wederopbouw op middellange en lange termijn.
In Afrika ging de meeste aandacht uit naar de situatie in Darfur (Soedan), waarbij de Unie nauw samenwerkte met de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties. Daarnaast werd aandacht besteed aan de oplaaiende conflicten in de Grote Meren-regio (Democratische Republiek Congo, Burundi). Voor een aantal conflicten werd een vredesregeling gevonden en op sommige terreinen werd bescheiden voorgang geboekt. Maar voortgaande nauwe betrokkenheid van de EU is geboden vanwege de enorme en diverse problemen op dit continent, die grote aantallen mensen direct raken, zoals onder meer de voortdurende armoede, slepende conflicten en de grote gevolgen van HIV/AIDS. In dit najaar, tijdens het Britse voorzitterschap, zal de Commissie voorstellen presenteren voor een coherente Afrika-strategie.
Europees Veiligheidsbeleid en Defensiebeleid
Op het gebied van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) werden het afgelopen jaar de militaire en civiele capaciteiten verbeterd. Eind 2004 ging bovendien de eerste grote EU-geleide militaire crisisbeheersingsoperatie van start (operatie «Althea» in Bosnië-Herzegovina). De EU-politiemissies, «EUPM» in Bosnië-Herzegovina en «Proxima» in Macedonië, werden succesvol voortgezet. De eerste «rule of law-missie» van de EU, gericht op het verbeteren van de rechtsstaat, ging van start in juli 2004 in Georgië. In maart 2005 is de EU begonnen met een geïntegreerde «rule of law missie» («EUJUST LEX») in Irak. Het Europese Defensie Agentschap, dat verbetering van de militaire capaciteiten ondersteunt, werd operationeel. Tevens is in 2004 de basis gelegd voor de twee EVDB-missies die in de eerste helft van dit jaar van start gingen in de Democratische Republiek Congo.
Het komende jaar zal gericht zijn op verdere ontwikkeling van EVDB, dat er onder meer op gericht is om snel op te kunnen treden met de Europese «Battle-groups». Dit zal mede bijdragen aan een sterkere politieke positie van de EU in de wereld. In het kader van het EVDB wil de EU actiever worden in Afrika, vooral door ondersteuning van crisisbeheersingsactiviteiten van de Afrikaanse Unie.
Bij de vormgeving van de mondiale handelsbetrekkingen speelt de WTO een cruciale rol. De ogen van de wereld zijn (na het mislukken van de Top van Cancún in 2004) gericht op de Ministeriële Conferentie van Hong Kong in december 2005 voor verdergaande handelsafspraken in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha. Centraal staan daarbij afspraken over handel in landbouwproducten en beperking van handelsverstorende landbouwsubsidies, markttoegang voor industrieproducten en diensten, alsmede handelsfacilitatie en andere ontwikkelingsaspecten. De inspanningen van het afgelopen en het komend jaar zijn er dan ook met name op gericht om die conferentie tot een succes te maken. Daartoe moet nog veel werk worden verzet. Bovendien zullen grote meningsverschillen tussen de WTO-leden moeten worden opgelost.
Via het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) geeft de EU eenzijdig tariefkortingen op producten uit begunstigde ontwikkelingslanden, zolang deze voldoen aan een aantal criteria. Dit stelsel loopt in 2005 af. Het is herzien en daarmee WTO-conform gemaakt. Het nieuwe APS treedt in werking op 1 januari 2006. Voorts onderhandelt de Commissie in het kader van het verdrag van Cotonou met zes groepen van Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan- (ACS-)landen over afzonderlijke verdragen, de Economic Partnership Agreements (EPAs). De huidige eenzijdige preferenties die de EU aan de ACS-landen verleent, worden door middel van de EPAs omgezet in uiteindelijke (WTO-conforme) vrijmaking van «substantially all trade» van beide kanten.
Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking is veel aandacht gericht op de VN Top in september 2005. Tijdens deze Top zullen alle betrokken landen en organisaties onder andere nagaan hoe armoedebestrijding verbeterd kan worden en hoe de «Millennium Development Goals» gerealiseerd kunnen worden. Daarbij is het van belang dat de hulpvolumes worden bijgesteld en dat bezien wordt hoe de effectiviteit van de ontwikkelingssamenwerking verder kan worden verbeterd. De EU heeft op beide punten een aanzet gegeven. Op initiatief van het Nederlands voorzitterschap kwamen de lidstaten in mei 2005 onder Luxemburgs voorzitterschap overeen om zich te committeren aan nieuwe interim ODA-doelstellingen voor 2010 (gemiddeld 0,56 procent van het BNP). Daarnaast werden in EU-verband afspraken gemaakt over harmonisatie en coördinatie van de EU-hulpinspanningen, over actualisatie van het ontwikkelingsbeleid van de EU en consolidatie van de hervormingen van het beheer van de EU-hulp. Tevens heeft de Raad zich op het terrein van coherentiebeleid verbonden aan twaalf commitments waar lidstaten samen met de Commissie verder invulling aan zullen geven.
Ook werd het afgelopen jaar door de EU speciale aandacht geschonken aan seksuele en reproductieve gezondheid. In mei 2005 aanvaardde de Raad een nieuw EU-Actieplan ter bestrijding van HIV/Aids, malaria en tuberculose. Daarnaast besteedde het Nederlands voorzitterschap aandacht aan de rol van het bedrijfsleven bij ontwikkelingsprocessen, hetgeen er toe leidde dat de EU effectieve partnerschappen tussen overheid en bedrijfsleven actief zal ondersteunen. Voorts is het belang van milieubehoud voor armoedebestrijding benadrukt. Nederland is mede daarom voorstander om UNEP om te vormen tot een gespecialiseerde organisatie. Dit moet bijdragen aan de noodzakelijke versterking en vereenvoudiging van het mondiale milieubestuur.
De Europese Raad van 16–17 juni 2005 heeft de stand van zaken ten aanzien van het ratificatieproces van dit verdrag besproken en in een verklaring aangekondigd dat een bezinningsperiode wordt ingelast die gebruikt kan worden om een breed debat in de lidstaten te houden. De regering heeft in het licht van de uitslag van het referendum besloten de ratificatieprocedure op te schorten door de Goedkeuringswet in te trekken. Ook in Frankrijk is de ratificatie opgeschort. In veel andere lidstaten is de ratificatie inmiddels afgerond of loopt nog door. Voorzien is dat de Europese Raad in de eerste helft van 2006 (juni) zijn standpunt nader zal bepalen. Wat de uitkomst van dat overleg zal zijn, is nu nog niet te overzien. De vraag hoe om te gaan met een verdrag dat in een groot deel van de lidstaten wel en in andere lidstaten niet is geratificeerd is evenwel onvermijdelijk, ook voor Nederland. De regering komt in een later stadium separaat op het grondwettelijk verdrag terug.
De financiën van de EU figureren prominent op de Nederlandse EU-agenda, dit jaar vooral omdat er uiterlijk in 2006 een besluit moet worden genomen over de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013), ofwel de nieuwe meerjarenbegroting van de Unie. Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de financiële aspecten van het beleid van de EU. Eerst wordt ingegaan op de budgettaire kant van de Unie: de systematiek van de Europese begroting en de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de begroting voor 2006, de Nederlandse bijdragen aan de Unie en de Nederlandse nettopositie. Tenslotte wordt het beheer van de Europese middelen belicht.
Systematiek van de Europese begroting
De Europese begroting bestaat uit drie schillen (zie schema). De buitenste schil wordt gevormd door het «Eigen Middelen plafond». Dit is het maximum van de inkomsten van de Unie. Het wordt uitgedrukt in een percentage van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de lidstaten gezamenlijk en is door de Raad vastgesteld op 1,24% (dit is door de nationale parlementen geratificeerd). De volgende schil wordt gevormd door de «Financiële Perspectieven». De huidige Financiële Perspectieven zijn door de Europese Raad van Berlijn, in maart 1999, vastgelegd voor de periode 2000–2006. In het interinstitutioneel akkoord tussen Raad, Europees Parlement en Commissie van mei 1999 zijn deze Financiële Perspectieven als uitgavenmaxima overeengekomen. De begroting mag daar niet bovenuit gaan. De binnenste schil wordt gevormd door de werkelijke, jaarlijkse, begroting.
Tussen het plafond van de eigen middelen en de Financiële Perspectieven zit een marge. Deze marge heeft twee functies. Hij dient de gevolgen van een eventuele lage economische groei op te vangen. Door lagere groei zou immers het maximum aan beschikbare middelen voor de Unie minder worden dan verwacht. Ten tweede moet ze toestaan de verschillende maxima («plafonds») van de Financiële Perspectieven te herzien ingeval onvoorziene uitgaven dat nodig maken. Tot dusverre is dit niet nodig geweest.
Het Eigen Middelen Besluit regelt de bijdragen van de lidstaten aan de Unie en de verdeling over de vier eigen middelen: landbouwheffingen, douanerechten, een deel van de BTW-ontvangsten in de lidstaten en bijdragen gebaseerd op het Bruto Nationaal Product (BNP) van de lidstaten. Bovendien legt het besluit het maximum aan middelen vast dat de Unie mag opvragen (1,24% van het BNI). Ten slotte regelt dit besluit de speciale compensatie voor het Verenigd Koninkrijk en de korting hierop van 75% voor Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland.
Het Eigen Middelen Besluit zoals aangepast tijdens de Europese Raad van Berlijn in 1999 is per 1 maart 2002 van kracht geworden.
Aanpassing Eigen Middelen Besluit
Nederland zet zich in de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven in voor aanpassing van het huidige Eigen Middelen Besluit. Nederland wil met een dergelijke aanpassing een structurele en permanente oplossing realiseren voor de excessieve nettobetalerspositie waarin Nederland zich bevindt (zie ook hieronder).
De Financiële Perspectieven voor de Periode 2000–2006 zien er als volgt uit.
Tabel 1. De Financiële Perspectieven 2000–2006, in miljoenen euro, in lopende prijzen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Vastleggingskredieten | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
1. Landbouw | 41,738 | 44,53 | 46,587 | 47,378 | 49,305 | 51,439 | 52,618 |
2. Structuur maatregelen | 32,678 | 32,720 | 33,638 | 33,968 | 41,035 | 42,441 | 44,617 |
3. Intern Beleid | 6,031 | 6,272 | 6,558 | 6,796 | 8,722 | 9,012 | 9,385 |
4. Extern Beleid | 4,627 | 4,735 | 4,873 | 4,972 | 5,082 | 5,119 | 5,269 |
5. Administratieve Uitgaven | 4,638 | 4,776 | 5,012 | 5,211 | 5,983 | 6,185 | 6,528 |
6. Reserves | 906 | 916 | 676 | 434 | 442 | 446 | 458 |
7. Pretoetredingssteun | 3,174 | 3,240 | 3,328 | 3,386 | 3,455 | 3,472 | 3,566 |
8. Compensaties2 | 1,410 | 1,305 | 1,074 | ||||
Totaal vastleggingskredieten1 | 93,792 | 97,189 | 100,672 | 102,145 | 115,434 | 119,419 | 123,515 |
Betalingskredieten in % van het EU BNI | 1,07% | 1,07% | 1,07% | 1,11% | 1,11% | 1,08% | 1,08% |
1 Vastleggingskredieten geven de bovengrens aan voor de uitgaven waartoe de EU zich in de loop der jaren kan verplichten.
Betalingskredieten maken het mogelijk verplichtingen uit het lopend en eerdere begrotingsjaren na te komen.
2 Als gevolg van de afspraken rond de uitbreiding van de Unie hebben verschillende nieuwe lidstaten een tijdelijke compensatie toegewezen gekregen opdat hun netto-positie niet meteen negatief zou zijn of ter financiering van tijdelijke begrotingssteun
Nieuwe Financiële Perspectieven
In september 2004 heeft de Commissie voorstellen gedaan voor de nieuwe Financiële Perspectieven 2007–2013. Aan de uitgavenkant kwamen de voorstellen van de Commissie neer op een plafond van 1,24% EU-BNI aan vastleggingen en 1,12% EU-BNI aan betalingen. Hiermee zouden de Nederlandse afdrachten stijgen van circa 6 miljard in 2006 naar ruim 7 miljard gemiddeld over de nieuwe periode. Verder betekende dit voorstel een verslechtering van de Nederlandse netto-positie (zie ook: «nettopositie» hieronder). Het Commissievoorstel bevatte ook een voorstel voor een generiek correctiemechanisme (GCM) ter vervanging van de Britse rebate. Alle landen met een netto-positie boven een vastgestelde drempelwaarde zouden met dit mechanisme in aanmerking komen voor compensatie.
Onder het Nederlands voorzitterschap is aan de hand van de zogenaamde bouwstenenmethode het krachtenveld in kaart gebracht. Vervolgens zijn onder het Luxemburgs Voorzitterschap de daadwerkelijke onderhandelingen aan de hand van de zogenaamde «negotiating box» begonnen. In de laatste «negotiating box», die uiteindelijk niet op unanieme steun kon rekenen, werd een plafond voorgesteld van 1,06% EU-BNI aan vastleggingen en 1% EU-BNI betalingen. Aan de eigen middelen kant werd geen GCM voorgesteld, maar wel een specifieke korting voor Nederland (600 miljoen per jaar), Zweden en Duitsland. Deze korting was onvoldoende voor Nederland en Zweden om in te kunnen stemmen. Dat er geen akkoord tot stand is gekomen, kwam daarnaast ook door de onverenigbare posities van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de compensatie van het Verenigd Koninkrijk in relatie tot de toekomst van het landbouwbeleid (en vice versa). Voorts hebben ook Spanje en Finland tegen het laatste voorstel gestemd.
Het Brits voorzitterschap zal verder gaan met de onderhandelingen. De Nederlandse inzet zal gericht blijven op beleidshervorming (nieuw voor oud), een restrictief uitgavenkader en een substantiële verbetering van de absolute en relatieve netto-positie.
Op 27 april 2005 heeft de Commissie het Voorontwerp van de Begroting 2006 voorgelegd. De begroting voor 2006 is de laatste onder de huidige Financiële Perspectieven. De Commissie plaatst de begroting echter in het licht van de toekomst. De nieuwe Commissie heeft, in overeenstemming met haar plannen voor de komende vijf jaar, vier politieke prioriteiten gesteld voor de begroting 2006, namelijk welvaart, solidariteit, veiligheid en externe gerichtheid.
De regering constateert dat de Commissie in haar voorstel aan de Raad en het Europees Parlement de begrotingsrichtsnoeren zoals aangenomen door de Raad (Ecofin) maar ten dele heeft gevolgd. De Commissie erkent dit zelf ook. Zij is er niet in geslaagd om onder alle sub-plafonds van de Financiële Perspectieven te blijven. Op sommige plaatsen is er nog ruimte om een aantal optimistisch geschatte uitgavenvoorstellen neerwaarts bij te stellen. De Nederlandse regering is van mening dat, indien bij een situatie van budgettaire krapte nieuwe prioriteiten worden gesteld, er sprake moet zijn van besparingen elders. Voorts moet rekening worden gehouden met onvoorziene ontwikkelingen gedurende het begrotingsjaar, waardoor voldoende marges onder de verschillende sub-plafonds nodig zijn. Tot slot vindt de regering dat de Commissie een meer reële inschatting moet maken van de betalingen.
Op 15 juli 2005 kwam de Raad bijeen ter bespreking van de ontwerpbegroting 2006. Als gevolg van de eerste lezing van de Raad bedragen de totale vastleggingskredieten in de ontwerpbegroting 2006 120, 8 miljard euro, een stijging van 3,7% ten opzichte van 2005. De betalingskredieten bedragen 111,4 miljard euro. Dit is een stijging van 4,8% ten opzichte van 2005 in plaats van de door de Commissie voorgestelde 5,9%. De totale marges onder de Financiële Perspectieven zijn in de ontwerpbegroting vastgesteld op 2,9 miljard aan vastleggingskredieten en 7,9 miljard aan betalingskredieten. Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 1,01% van het EU-BNI.
Hoewel een gekwalificeerde meerderheid van de Raad zich kon vinden in de ontwerpbegroting 2006, werd door een aantal lidstaten uit het netto-betalerskamp kritisch geïntervenieerd. Duitsland, Oostenrijk en Nederland gaven aan zich niet te kunnen vinden in het afgesproken niveau van betalingen in met name categorie 1 (landbouw) en categorie 2 (structuurfondsen) en onthielden zich derhalve van stemming.
De ontwerpbegroting is voor eerste lezing aan het Europees Parlement gezonden. Vervolgens zal de Raad in november zich in tweede lezing over de ontwerpbegroting buigen en zullen Raad en Europees Parlement trachten een globaal akkoord over de begroting 2006 te bereiken. In december volgt de tweede lezing van het Europees Parlement en zal aansluitend de vaststelling door de voorzitter van het Europees Parlement plaatsvinden.
Tabel 2. Ontwerpbegroting 2006 – vastleggingen (in miljoenen euro's) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting2005 | Financiële Perspectieven 20061 | Voorontwerp begroting2006 | Ontwerp begroting2006 | Verschil in % (4)/(1) | Marge(2)–(4) | |
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | |
Categorie 1 | 49 676,5 | 52 618,0 | 51 412,3 | 51 262,3 | 3,2% | 1 355,7 |
GLB | 42 835,5 | 44 847,0 | 43 641,3 | 43 491,3 | 1,5% | 1 355,7 |
Plattelandsbeleid | 6 841,0 | 7 771,0 | 7 771,0 | 7 771,0 | 13,6% | 0,0 |
Categorie 2 | 42 423,5 | 44 617,0 | 44 555,0 | 44 555,0 | 5,0% | 62,0 |
Structuurfondsen | 37 291,6 | 38 523,0 | 38 522,9 | 38 522,9 | 3,3% | 0,1 |
Cohesie Fondsen | 5 131,9 | 6 094,0 | 6 032,1 | 6 032,1 | 17,5% | 61,9 |
Categorie 3 | 9 052,0 | 9 385,0 | 9 218,4 | 9 174,9 | 1,4% | 210,1 |
Intern Beleid | ||||||
Categorie 4 | 5 219,0 | 5 269,0 | 5 392,5 | 5 227,3 | 0,2% | 41,7 |
Extern Beleid | ||||||
Categorie 5 | 6 351,2 | 6 708,0 | 6 683,1 | 6 577,9 | 3,6% | 130,1 |
Adm. Uitgaven | ||||||
Categorie 6 | 446,0 | 458,0 | 458,0 | 458,0 | 2,7% | 0,0 |
Reserves | ||||||
Categorie 7 | 2 081,0 | 3 566,0 | 2 480,6 | 2 480,6 | 19,2% | 1 085,4 |
Pre-accessie | ||||||
Categorie 8 | 1 305,0 | 1 074,0 | 1 073,5 | 1 073,5 | – 17,7% | 0,5 |
Tijdelijke compensatie | ||||||
Vastleggingskredieten | ||||||
Totaal | 116 554,1 | 123 695,0 | 121 273,4 | 120 809,6 | 3,7% | 2 885,4 |
Betalingskredieten | ||||||
Totaal | 106 300,0 | 119 292,0 | 112 552,4 | 111 421,4 | 4,8% | 7 870,6 |
1 Inclusief aanpassing Financiële Perspectieven in verband met landbouwmodulatie (655 miljoen euro)
3.4 De Nederlandse bijdragen op de rijksbegroting
Deze paragraaf geeft een overzicht van de Nederlandse bijdragen aan de EU op rijksniveau. Omdat een belangrijk deel van de ontvangsten niet op rijksniveau plaatsvindt, maar op het niveau van lagere overheden en individuele bedrijven/instellingen, wordt de Nederlandse netto-positie in de volgende paragraaf toegelicht. Tabel 3 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse bijdragen aan de Unie tot en met 2008. Hierbij moet worden opgemerkt dat de bijdragen vanaf het jaar 2007 zullen worden bepaald door het nog te sluiten akkoord over de Financiële Perspectieven; het uitgavenplafond in combinatie met afspraken over financiering daarvan. De genoemde ramingen zijn dan ook slechts een indicatie, op basis van reëel constante uitgavenplafonds.
De bijdragen laten een gestage groei zien. De belangrijkste reden is de totale groei in EU-uitgaven als gevolg van de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten in 2004. Als gevolg van de eerder genoemde afspraken in Berlijn, wint het BNI aandeel in de totale afdrachten tot 2006. Deze trend zal zich naar het zich laat aanzien onder de nieuwe Financiële Perspectieven voortzetten. Toename van de BNI-afdracht betekent een steeds grotere financiering van de Unie naar rato van de relatieve welvaart van de lidstaten. De sterkste schouders gaan zo de zwaarste lasten dragen. Nederland vindt dit een goede ontwikkeling. Hierdoor worden de lasten eerlijker verdeeld. Zoals gezegd zijn de ramingen vanaf 2007 zeer onzeker, omdat deze worden bepaald door de afspraak over de nieuwe Financiële Perspectieven.
Tabel 3: De Nederlandse bijdragen aan de EU | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
EU-afdrachten | 6 136 | 6 357 | 6 468 | 6 609 | 6 769 | 6 901 |
perceptiekostenvergoedingen | 464 | 495 | 521 | 531 | 542 | 553 |
EU-afdrachten (bruto) | 6 601 | 6 852 | 6 989 | 7 140 | 7 311 | 7 454 |
waarvan: | ||||||
Landbouwheffingen | 291 | 277 | 282 | 288 | 293 | 299 |
Invoerrechten | 1 566 | 1 703 | 1 802 | 1 838 | 1 875 | 1 912 |
BTW-afdracht | 791 | 808 | 829 | 886 | 919 | 953 |
BNI-afdracht | 3 953 | 4 064 | 4 076 | 4 129 | 4 223 | 4 289 |
3.5 De Nederlandse nettopositie
Elk jaar rapporteert de Commissie in september over haar beleidsuitgaven in de lidstaten in het voorgaande begrotingsjaar. Gegevens over het jaar 2004 komen daarom pas beschikbaar in september 2005. Tabel 4 geeft een overzicht van de ontvangsten uit de Europese begroting voor de laatste twee jaren waarover gegevens beschikbaar zijn (2002 en 2003). Dit zijn alle ontvangsten die door de Commissie zijn overgemaakt aan het Rijk, decentrale overheden en bedrijven/instellingen. Het totale aandeel van Nederland in de EU-uitgaven is in 2003 licht gestegen van 1,9% (2002) naar 2,2%. Deze verbetering is onder andere toe te schrijven aan hogere ontvangsten bij de structuurfondsen (218 miljoen). Deze namen, na een historisch dieptepunt in 2002 (55 miljoen), weer een met 2001 vergelijkbare waarde aan.
Tabel 4. De totale Nederlandse ontvangsten uit de EU beleidsuitgaven in 2003 en 2002, lopende prijzen | ||||
---|---|---|---|---|
2003 | 2002 | |||
Miljoenen euro | % EU | Miljoenen euro | % EU | |
1. Landbouwbeleid | 1 397,3 | 3,1% | 1 177,5 | 2,7% |
– Exportsteun | 567,0 | 13,1% | 460,6 | 13,4% |
– Inkomenssteun | 410,3 | 1,4% | 353,3 | 1,2% |
– Plattelandsbeleid | 67,7 | 1,4% | 50,6 | 1,1% |
– Opslag | 15,8 | 1,7% | 63,4 | 5,7% |
– Overig | 336,5 | 6,3% | 249,7 | 4,3% |
2. Structuurbeleid | 218,4 | 0,8% | 55,4 | 0,2% |
– Doelstelling 1 | 15,7 | 0,1% | 1,9 | 0,0% |
– Doelstelling 2 | 93,8 | 2,6% | 40,4 | 2,5% |
– Doelstelling 3 | 73,4 | 2,9% | 0,6 | 0,0% |
– Overige structurele maatregelen | 8,2 | 4,6% | 2,2 | 1,4% |
– Communautaire initiatieven | 21,4 | 2,8% | 4,7 | 1,4% |
– Technische bijstand/Innoverende acties | 6,0 | 4,3% | 5,4 | 3,2% |
3. Intern Beleid | 325 | 6,5% | 305,9 | 5,1% |
– Onderzoeken Ontwikkeling | 215,9 | 7,5% | 224,9 | 6,9% |
– Trans-Europese Netwerken | 42,3 | 6,9% | 17,8 | 2,8% |
– Interne markt, consument en industrie | 18,6 | 5,7% | 11,9 | 3,5% |
– Energie, Euratom, milieu | 10,9 | 5,6% | 9,6 | 5,3% |
– Opleiding, jeugd, cultuur & sociaal beleid | 32,3 | 4,0% | 34,9 | 4,4% |
– Overig | 4,9 | 3,2% | 6,7 | 0,9% |
TOTAAL | 1 940,7 | 2,5% | 1 538,8 | 2,1% |
Het saldo van de Nederlandse bijdragen en de Nederlandse ontvangsten is de Nederlandse nettopositie. In de grafieken 2 en 3 worden respectievelijk de nettoposities van de verschillende lidstaten in 2003 en de Nederlandse nettopositie sinds 1970 weergegeven. In 2003 is de Nederlandse nettopositie ten opzichte van 2002 licht verbeterd, uitgedrukt in percentage van het BNI. Nederland blijft echter met afstand de grootste nettobetaler aan de EU.
Grafiek 2a. Nettoposities in 2003 (boekhoudkundige definitie)
Grafiek 2b. Nettoposities in 2003 (Commissie-definitie)
In grafiek 2 staan de nettopositiecijfers aan de hand van twee definities, Nederland is in beide definities de grootste netto-betaler. Er zijn meerdere definities op basis waarvan de Commissie jaarlijks haar cijfers beschikbaar stelt. Nederland maakt uit deze cijfers gebruik van de zogeheten «boekhoudkundige» definitie van nettoposities. Deze wordt het meest reëel geacht, omdat deze rekening houdt met alle inkomsten en alle uitgaven.
De lichte verbetering van de Nederlandse nettopositie in 2003 trad zowel op in de ontvangstenkant (zie hierboven) als aan de uitgavenkant. De uitgaven namen als percentage van het EU-totaal weliswaar toe tot 5,9% (5,7% in 2002), maar hiermee is het niveau van 2001 (6,8%) nog niet bereikt. De structurele gevolgen van de wijziging in Berlijn van het Eigen Middelen Besluit (verhoging van de vergoeding voor inningkosten voor traditionele eigen middelen en een korting van 75% in het aandeel van de financiering van de compensatie aan het Verenigd Koninkrijk) laten zich ook in 2003 voelen.
Het Nederlandse aandeel in de ontvangsten over de periode tot en met 2006 zal niet veel veranderen. De bijdragen zullen echter wel gaan stijgen vanwege de kosten van de uitbreiding en, na jarenlange onderuitputting, een stijging bij de betalingen uit de structuurfondsen. Hierdoor zal de Nederlandse nettopositie in de jaren 2004–2006 verder verslechteren ten opzichte van het niveau van 2003. Dit betekent dat de per capita netto bijdrage van Nederland van 2003 (180 euro op basis van gerealiseerde uitgaven die lager liggen dan begroting en plafond van de Financiële Perspectieven) onder de huidige Financiële Perspectieven nog zal oplopen in de richting van 250 euro of zelfs 300 euro, alvorens de afspraken waarover nu wordt onderhandeld (periode 2007–2013) van kracht zullen worden. Die afspraken zullen vervolgens moeten zorgen voor de gewenste verbetering van de Nederlandse positie na 2006.
In de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven streeft de Nederlandse regering naar een absolute (in % BNI) en relatieve (ten opzichte van andere lidstaten) verbetering van de nettopositie. Nederland wil een nettopositie die meer in overeenstemming is met landen met een vergelijkbare welvaart. IJkpunt daarbij is het jaar 2006. Dit is het laatste jaar van de huidige Financiële Perspectieven, waarin een groot deel van de kosten van de uitbreiding naar 25 lidstaten reeds zijn opgenomen. Dit betekent dus een verslechtering van de nettopositie tot en met 2006, die vervolgens, als gevolg van de Nederlandse inzet in de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven, moeten worden gekeerd vanaf 2007.
Grafiek 3. Nettopositie Nederland 1970–2003
Decharge begrotingsuitvoering 2003
Elk jaar rapporteert de Europese Rekenkamer in november over de uitvoering van het voorgaande begrotingsjaar. Ondanks de in gang gezette verbeteringen heeft de Rekenkamer over 2003 wederom geen redelijke zekerheid weten te verkrijgen over de doeltreffende toepassing van de toezichtsystemen en controles die de risico's met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen van de belangrijke begrotingssectoren dienen te beheersen. De Rekenkamer heeft voor de tiende achtereenvolgende keer dan ook geen betrouwbaarheidsverklaring over het geheel gegeven.
Mede op basis van het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2003 heeft de Raad (Ecofin) op 8 maart 2005 het Europees Parlement geadviseerd kwijting te verlenen. Het Europees Parlement heeft deze op 12 april 2005 verleend aan de Commissie voor de algemene begrotingsuitvoering 2003. Tegelijkertijd heeft het Parlement een resolutie aangenomen met kritische opmerkingen ten aanzien van beheer en controle.
De laatste jaren is de aandacht voor financiële controle en beheer bij de Commissie toegenomen. De Commissie Prodi heeft in de vorm van het Witboek Administratieve Hervormingen duidelijk aandacht geschonken aan goed financieel beheer. Deze aandacht dient aangescherpt te blijven om te bereiken dat de financiële controle en het beheer bij de Commissie op orde worden gebracht. Tot op heden heeft de Europese Rekenkamer geen positieve betrouwbaarheidsverklaring (Declaration of Assurance, DAS) afgegeven over de EU-begrotingsuitvoering.
De Commissie Barosso heeft als strategische doelstelling geformuleerd te streven naar een positieve betrouwbaarheidsverklaring. Zij heeft op 15 juni 2005 een document aangenomen betreffende een routemap naar een communautair intern-controlekader. Het is niet te verwachten dat de Europese Rekenkamer in een jaar een negatieve verklaring kan veranderen in een positieve. Daarvoor is redelijke zekerheid nodig ten aanzien van de transacties tot aan het niveau van de individuele eindbegunstigde.
In haar advies nr. 2/2004 van begin 2004 heeft de Europese Rekenkamer het «single audit» model voorgesteld als een model dat bij kan dragen aan een effectief en efficiënt communautair intern-controlekader. De Europese Rekenkamer pleit in dit advies voor de totstandkoming van een communautair kader met gemeenschappelijke controlebeginselen en -normen, zodat alle controles in de EU kunnen worden uitgevoerd volgens deze minimumeisen. De controleurs in de Europese controleketen moeten met elkaar afspraken maken over gemeenschappelijke uitgangspunten van hun werk, zodat overeenkomstig de «single audit» gedachte, de hogere controlelaag (Commissie) kan steunen op het werk van de lagere laag (lidstaat).
Nederland heeft met grote belangstelling kennis genomen van het advies van de Rekenkamer over het «single audit» model. Mede in het licht van verlaging van de administratieve lastendruk voor de gecontroleerde, is Nederland voorstander van het streven naar een «single auditsituatie». Daarom is tijdens het Nederlandse voorzitterschap het initiatief genomen voor een eerste bespreking van het «single audit» advies van de Rekenkamer.
De Commissie heeft aangegeven samen met de lidstaten te zullen onderzoeken of via het «single audit» model een grotere efficiëntie van de audit inspanningen bereikt kan worden. Als zodanig is het model ook opgenomen in de eerder genoemde routemap.
In het licht van de verlaging van de administratieve lastendruk en vereenvoudiging van regelgeving is in 2004 de werking van de Wet Toezicht Europese subsidies geëvalueerd. Deze evaluatie is tijdens een Algemeen Overleg op 9 december 2004 met de Tweede Kamer besproken. In dit overleg heeft de Kamer ingestemd met het voornemen om artikel 2, die de informatieplicht regelt, te schrappen. De aanbeveling om artikel 2 te schrappen is vertaald naar een wetsvoorstel. Dit voorstel tot wijziging van de Wet TES is na akkoord van de Ministerraad en met toestemming van de Raad van State ter overweging aangeboden aan de Tweede Kamer op 1 juni 2005.
27–28 oktober 2005 | Informele Europese Raad |
15–16 december 2005 | Europese Raad in Brussel |
23–24 maart 2006 | Europese Raad in Brussel |
15–16 juni 2006 | Europese Raad in Brussel |
De Europese Raad is samengesteld uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Commissie. Zij worden bijgestaan door de ministers van Buitenlandse Zaken (artikel 4 van het EU-Verdrag). Bij EMU-gerelateerde onderwerpen zijn de ministers van Financiën aanwezig. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en stelt de algemene politieke beleidslijnen vast. Hij stelt de conclusies vast die het voorzitterschap voor iedere bijeenkomst opstelt.
Onder Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap is de Europese Raad in totaal vier keer bijeengekomen.
De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Nederlandse voorzitterschap
– Europese Raad 4–5 november 2004
De belangrijkste elementen waren de voorbereidingen van de «Midterm Review» (MTR) van de Lissabon-strategie, de aanvaarding van een nieuwe meerjarenagenda op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken en de ontmoeting met de Irakese Minister-President. Bovendien bleek het mogelijk om overeenstemming te bereiken over een nieuwe voordracht voor de nieuwe Commissie: de Europese Raad stelde als Raad een besluit vast dat de wijzigingen inhield in de eerdere voordracht van de Europese Commissie en geleidde dit door naar het Europees Parlement.
– Europese Raad van 16–17 december 2004
Deze bijeenkomst stond vooral in het teken van het te nemen besluit over het al dan niet openen, en zo ja onder welke voorwaarden, van toetredingsonderhandelingen met Turkije. De Europese Raad concentreerde zich op het doel en het open-einde karakter van deze onderhandelingen. Uiteindelijk kon een besluit worden genomen dat op instemming kon rekenen van alle lidstaten, waarbij opening van toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005, onder voorwaarden, in het vooruitzicht werd gesteld. Met de afronding van de onderhandelingen met Bulgarije en Roemenie ziet de Europese Raad er naar uit deze landen in januari 2007 als nieuw lid te mogen verwelkomen, mits een aantal ingezette hervormingen ook daadwerkelijk bevredigend worden afgemaakt.
De Europese Raad wijdde ook een bespreking aan de stand van zaken bij de bestrijding van terrorisme en stelde vast dat er goede vooruitgang geboekt was met een aantal concrete resultaten. Tevens concludeerde hij dat verdere concrete stappen moeten worden gezet op een aantal terreinen, zoals praktische en operationele samenwerking, justitiële samenwerking, grens- en documentbeveiliging, samenwerking op het gebied van inlichtingen en bestrijding van financiering van terrorisme, civiele bescherming en het externe beleid.
Ten aanzien van het Financieel Kader 2006–2013 werden de door het voorzitterschap opgestelde conclusies door de Europese Raad verwelkomd.
De Europese Raad had een ontmoeting met de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN), de heer Annan, een primeur voor de Europese Raad. Inzake China werd het streven onderstreept naar verdere voortgang op alle terreinen van de onderlinge relatie, inclusief de mensenrechten. De Europese Raad bevestigde de politieke wil om toe te werken naar opheffing van het wapenembargo. Hij benadrukte dat een eventueel besluit tot opheffing niet mag leiden tot een kwantitatieve of kwalitatieve toename van de wapenexport naar China. Tenslotte werden de leiders en het volk van Oekraïne geprezen voor het vinden van een vreedzame oplossing voor de politieke crisis in hun land. De Europese Raad onderstreepte de bereidheid om een versterkte samenwerking met Oekraïne aan te gaan door optimaal gebruik te maken van het Europees Nabuurschapsbeleid.
De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Luxemburgse voorzitterschap
– Europese Raad van 22–23 maart 2005
Deze zogenoemde voorjaarsbijeenkomst stond deze keer in het bijzonder in het teken van besluitvorming over aanpassingen in de uitvoering van de Lissabon-strategie, vijf jaar nadat deze strategie tot stand kwam en halverwege de periode die voor de uitvoering ervan is voorzien. Deze MTR heeft geleid tot een aantal belangrijke afspraken. De meest in het oog springende waren de keuze voor een sterkere gerichtheid op het bevorderen van groei en werkgelegenheid (meer focus), de beslissing om de voor de uitvoering van de strategie cruciale richtsnoeren te integreren en het besluit de sturing en uitvoering (governance) van de strategie op nationaal niveau te versterken. Dit laatste moet worden verbeterd door de invoering van Nationale Actieprogramma's (NAPs).
Ten aanzien van de verbetering van de uitvoering van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) onderschreef de Europese Raad een rapport van de Raad, dat integraal werd opgenomen in de conclusies van het voorzitterschap. Naar Nederlands oordeel vormde het uiteindelijke pakket een evenwichtig geheel. Afspraken over flexibiliteit in de toepassing van het pact zijn verbonden met duidelijke afspraken over de noodzaak in goede tijden meer begrotingsdiscipline te betrachten. De relevantie en geloofwaardigheid van het SGP als «rule-based system» zoals dat in het Verdrag is verankerd, werden versterkt door de gemaakte afspraken.
Voorts wijdde de Europese Raad onder meer conclusies aan duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en effectief multilateralisme (voorbereiding van de VN-Top van september 2005).
– Europese Raad van 16–17 juni 2005
Deze bijeenkomst stond in het teken van bespreking van de situatie rond het Grondwettelijk Verdrag na de referenda in Frankrijk en Nederland alsmede van de vaststelling van de Financiële Perspectieven 2007–2013. Op het externe vlak nam de Europese Raad verklaringen aan over Kosovo, het Midden-Oosten vredesproces en Libanon.
De Europese Raad stond uitgebreid stil bij het ratificatieproces van het Europese Grondwettelijke Verdrag in het licht van de uitslagen van het Franse en Nederlandse referendum. In een verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders werd vastgelegd dat de lidstaten die dat wensen kunnen beslissen het tijdschema van ratificatie aan te passen. In de eerste helft van 2006 vindt een evaluatie plaats van het brede debat dat op nationaal en Europees niveau met burgers en instellingen zal worden gevoerd, waarna wordt besloten hoe verder te gaan.
Over de Financiële Perspectieven kon geen overeenstemming worden bereikt. Aan het inkomende (Britse) voorzitterschap werd verzocht de werkzaamheden voort te zetten op basis van de tot nu toe gemaakte vorderingen, teneinde zo spoedig mogelijk een oplossing te bereiken.
Het Voorzitterschap had een nieuw onderhandelingsvoorstel op tafel gelegd (dat voor Nederland geen verbetering was), maar moest vaststellen dat de voorgestelde «box» niet tot overeenstemming leidde en ging op zoek naar een oplossing die wel aanvaardbaar was. Onder meer betrof het een voorgestelde aanpassing van de Britse kortingsregeling; deze aanpassing zou er uit bestaan de EU-bestedingen in de nieuwe lidstaten (minus GLB-kosten waaronder de infasering van de inkomenssteun in deze lidstaten) niet mee te rekenen in het uitgangsbedrag (de totale vastleggingen) voor de Britse compensatie. Hiermee stemde het Verenigd Koninkrijk niet in, mede omdat het dit wenste te koppelen aan een afspraak om gedurende de periode 2007–2013 te komen tot een herziening van het beleid (en aanpassing van de uitgaven) met inbegrip van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), hetgeen voor Frankrijk niet aanvaardbaar bleek.
Aan Nederland werd een voorstel voorgelegd dat niet beantwoordde aan hetgeen Nederland zich ten doel had gesteld. Het totale uitgavenniveau was andermaal gestegen (van 868 naar 871 miljard euro) en de compensatie die Nederland werd geboden voor de excessieve netto betalingspositie lag ruim onder het niveau dat de regering als doelstelling had vastgelegd. Aan het voorzitterschap is dit medegedeeld. Naar bleek, hielden ook andere lidstaten onoverkomelijke bezwaren tegen het laatste voorzitterschapsvoorstel.
De bijeenkomsten van de Europese Raad tijdens het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap
Het Britse voorzitterschap heeft aangegeven in plaats van de voorziene Europese Raad van oktober een informele Europese Raad te willen organiseren. Tijdens deze bijeenkomst zal met name aandacht worden besteed aan de sociaal economische uitdagingen van de EU in het licht van de globalisering.
Op het moment van het schrijven van deze Staat van de Europese Unie is nog niet bekend wat het Britse voorzitterschap voornemens is te agenderen voor de Europese Raad van december 2005, of wat de intenties zijn van het Oostenrijkse voorzitterschap ten aanzien van de Europese Raden in de eerste helft van 2006. De Europese Voorjaarsraad staat traditioneel in het teken van de Lissabonstrategie.
4.2 De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
18 juli 2005 | RAZEB in Brussel |
1–2 september 2005 | Informele Raad in Celtic Manor (Gymnich) |
3 oktober 2005 | RAZEB in Luxemburg |
13 oktober 2005 | Informele Raad (defensie) |
24 oktober 2005 | RAZEB in Luxemburg |
24 oktober 2005 | Informele Raad in Leeds (ministers verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking) |
7 november 2005 | RAZEB in Brussel |
21–22 november 2005 | RAZEB in Brussel (met ministers verantwoordelijk voor defensie en ontwikkelingssamenwerking) |
12 december 2005 | RAZEB in Brussel |
29 januari 2006 | Informele Raad in Brussel (handelspolitiek) |
30–31 januari 2006 | RAZEB in Brussel |
28–29 februari 2006 | RAZEB in Brussel |
2–6 maart 2006 | Informele Raad in Innsbruck (defensie) |
20–21 maart 2006 | RAZEB in Brussel |
29 maart 2006 | Informele Raad in Salzburg (Gymnich) |
10–11 april 2006 | RAZEB in Luxemburg (met ministers verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking) |
15–16 mei 2006 | RAZEB in Brussel (met ministers van defensie) |
12–13 juni 2006 | RAZEB in Luxemburg |
26–27 juni 2006 | RAZEB in Luxemburg |
4.2.1 Institutionele onderwerpen
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap werd de nieuwe Commissie benoemd. Op voordracht van de Raad is voormalig premier van Portugal, José Manuel Durao Barroso, benoemd tot voorzitter na instemming van het Europees Parlement. De goedkeuring en benoeming van de overige leden van de Commissie zorgde echter voor beroering in de Unie. Voorzitter Barroso voelde zich vanwege de hevige kritiek van het Europees Parlement op enkele voorgestelde kandidaat-Commissarissen genoodzaakt zijn voorstel in te trekken. Na enkele wijzigingen in de samenstelling van de Commissie verkreeg Barroso het groene licht van het Europees Parlement, waarna de Raad de voltallige Commissie kon benoemen. Op 22 november 2004 is deze met haar werkzaamheden begonnen.
Onder Nederlands voorzitterschap is kort gesproken over verzoeken van Spanje en Ierland om het talenregime van de Unie uit te breiden. De Raad heeft in juni 2005 besloten Iers aan het talenregime van de EU-instellingen toe te voegen. Voorts heeft hij besloten tot beperkt gebruik van andere (regionale) talen die door lidstaten worden erkend. Een lidstaat kan besluiten om een beperkt talenregime voor een regionale taal in te stellen. Deze mag dan gebruikt worden om instellingen van de EU aan te schrijven. Daarnaast wordt deze taal in voorkomende gevallen passief vertolkt in instellingen zoals het Comité van de Regio's en het Europees Parlement. Lidstaten dienen zelf de kosten te dragen indien zij gebruik willen maken van deze regeling.
Statuut van de leden van het Europees Parlement
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap werden eerste informele besprekingen gehouden met het Europees Parlement en het inkomende Luxemburgse voorzitterschap over het Statuut van de leden van het Europees Parlement. Deze informele besprekingen werden onder het Luxemburgse voorzitterschap voortgezet. Uiteindelijk werd onder Luxemburgs voorzitterschap een politiek akkoord bereikt over het Statuut dat formeel op 15 juli 2005 door de Raad (Ecofin) werd afgezegend.
Eind 2002 heeft de Commissie voorgesteld om het huidige Comitologiebesluit te herzien. De behandeling van dit voorstel is in mei 2003 op verzoek van de meeste lidstaten aangehouden in afwachting van de uitkomst van de Intergouvernmentele Conferentie (IGC). Ook de Commissie heeft het afgelopen jaar niet gevraagd om hervatting van de behandeling van het voorstel. Mogelijk zal dit onder het Britse of Oostenrijkse voorzitterschap gebeuren. De regering acht vereenvoudiging van de comitologieprocedure wenselijk. Wel moet daarbij de rol van de wetgever gewaarborgd blijven voor essentiële onderdelen van het uitvoeringsbesluit.
De Commissie heeft in februari 2005 een voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord (IIA) over een kader voor Europese regelgevende agentschappen gepresenteerd. Ook heeft de Commissie kort daarna voorstellen voorgelegd die de zittingstermijnen en de benoemingsprocedures van de directeuren van bestaande agentschappen moeten stroomlijnen. Tijdens het Britse voorzitterschap zullen de besprekingen over deze voorstellen in Raadsverband worden voortgezet. Nederlandse inzet hierbij is dat een dergelijke regeling voor Europese regelgevende agentschappen in een kaderverordening (in plaats van in een IIA) moet worden neergelegd. Voorts dient de democratische inbedding van agentschappen in het Europese institutionele bestel te worden gewaarborgd.
4.2.2 Euratom/Nucleaire aangelegenheden
De Raad keurde de toetreding van Euratom als zodanig tot het Gezamenlijk Verdrag voor de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval goed. Ook ging hij akkoord met toetreding van Euratom tot twee verdragen op het gebied van vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeluk en het verlenen van bijstand in zo'n geval. Bij beide toetredingen vond de voorbereiding van de besluitvorming plaats onder het Nederlands voorzitterschap.
Op wetgevend terrein wordt momenteel binnen de Raad onderhandeld over een herziening van richtlijn 92/3 (Euratom), die handelt over het transport van radioactieve stoffen. Ter uitvoering van de Raadsresolutie inzake het nucleair pakket (juni 2004) is onder Nederlands voorzitterschap een actieplan aangenomen. Dit moet op basis van brede consultaties en gebruikmakend van de ervaringen in andere fora leiden tot voor alle partijen aanvaardbare voorstellen. Nederland neemt deel aan alle drie hiervoor ingestelde groepen van deskundigen.
De Europese Raad van december 2004 besloot dat Turkije in voldoende mate aan de politieke Kopenhagen criteria voldoet om toetredingsonderhandelingen te kunnen starten. Dit gebeurt op 3 oktober 2005, mits Turkije voor die datum zes specifieke wetten in werking doet treden. Deze wetten zijn inmiddels per 1 juni 2005 van kracht geworden. Ook verwelkomde de Europese Raad de Turkse toezegging om voorafgaand aan de start van de toetredingsonderhandelingen het protocol bij de Associatie-overeenkomst te tekenen. Dat is inmiddels, op 1 augustus 2005, gebeurd. Daarmee is formeel aan de voorwaarden voldaan voor de opening van toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005, zoals voorzien in de conclusies van de Europese Raad van 17–18 december 2004. Op het moment van schrijven is nog onduidelijk welke betekenis moet worden gehecht aan de door Turkije bij de ondertekening van het protocol afgelegde verklaring met betrekking tot de erkenning van Cyprus.
Voorafgaand aan de opening van de toetredingsonderhandelingen moet de Raad nog een onderhandelingsraamwerk overeenkomen. De Europese Raad van december 2004 schetste de contouren van dit onderhandelingsraamwerk. Begin juli 2005 heeft de Commissie vervolgens een concept-onderhandelingsraamwerk gepresenteerd dat de conclusies van de Europese Raad van december 2004 nauwgezet volgt. Inzet van Nederland is dat zowel de Unie als Turkije zich aan gemaakte afspraken en gestelde voorwaarden houden.
Voorts zal parallel aan de onderhandelingen een politieke en culturele dialoog met Turkije plaatsvinden. Hierbij zal het maatschappelijk middenveld worden betrokken teneinde het wederzijds begrip te verbeteren. De Commissie heeft begin juli 2005 daartoe een voorstel gepresenteerd. Een herzien partnerschap voor toetreding volgt naar verwachting in het najaar.
Kort voor de Europese Raad van 16–17 december 2004 werden de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië afgerond. Hierbij concludeerde de Europese Raad dat beide landen in januari 2007 kunnen toetreden tot de Unie. De Raad ging er daarbij vanuit dat Bulgarije en Roemenië alle aan het lidmaatschap verbonden verplichtingen op die datum zullen vervullen. Daarvoor is een blijvende inspanning nodig en moeten alle noodzakelijke hervormingen en toezeggingen op alle onderdelen van het «acquis» tijdig worden afgerond. De Commissie en de Raad zullen hier streng op moeten toezien.
Ondanks de door de Europese Raad geconstateerde vooruitgang die vooral door Roemenië was geboekt bij de uitvoering van het «acquis» en de verbintenissen ten aanzien van met name justitie en binnenlandse zaken en mededinging, bestond tegelijkertijd een noodzaak voor Bulgarije en in het bijzonder Roemenië, het tempo van hervormingen verder te intensiveren om alle aan het lidmaatschap verbonden verplichtingen tijdig te vervullen en alle noodzakelijke hervormingen en toezeggingen op alle onderdelen van het acquis communautaire tijdig en met succes af te ronden. Als extra waarborg voor de Unie en als extra prikkel voor beide landen, in het bijzonder Roemenië, om de tot dan toe gerealiseerde, hervormingsinspanning verder te intensiveren werd overeengekomen dat uitstel van toetreding van één of beide landen met één jaar mogelijk is indien op belangrijke terreinen onvoldoende voortgang is gemaakt. In het toetredingsverdrag werd, naast de drie vrijwaringsclausules die ook in het toetredingsverdrag met de Laken-10 werden opgenomen, daarom ook een zogenaamde uitstelclausule opgenomen. De Raad besluit over een eventueel uitstel van de toetreding van één of beide landen met unanimiteit. Mede dankzij bemiddeling door het Nederlandse voorzitterschap werd overeengekomen dat in het geval van tekortkomingen van Roemenië ten aanzien van 11 specifieke aandachtspunten op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en mededinging de Raad met gekwalificeerde meerderheid kan besluiten over uitstel van toetreding met een jaar. Nederland is van mening dat de aangegane verplichtingen (wederzijds) moeten worden nagekomen en dat de EU hier ook strikt op moet toezien.
Voorts heeft in april 2005 een meerderheid van het Europese Parlement ingestemd met de toetreding van Bulgarije en Roemenië nadat de Commissie had toegezegd ook het Europees Parlement te zullen betrekken bij de beslissing over eventuele uitstelclausules.
Het toetredingsverdrag werd op 25 april 2005 door de Unie en Bulgarije en Roemenië te Luxemburg ondertekend. Ratificatieprocessen zijn gaande in de 25 lidstaten en de twee toekomstige lidstaten.
In oktober 2005 zal de Commissie haar voortgangsrapporten presenteren. Hierin zal zij ingaan op de vorderingen van Bulgarije en Roemenië, als ook van Kroatië en Turkije bij het voldoen aan de verplichtingen voor lidmaatschap van de Unie. Aansluitend zal de regering haar visie hierop aan de Kamer voorleggen.
De Europese Raad van 16–17 december 2004 bepaalde dat toetredingsonderhandelingen met Kroatië op 17 maart 2005 zouden worden geopend, mits Kroatië volledig meewerkte met het Joegoslavië-tribunaal (ICTY). In maart 2005 kon de Raad echter niet eenstemmig concluderen dat dit het geval was. De opening van toetredingsonderhandelingen met Kroatië werd daarom uitgesteld. Daarbij werd geen «rendez-vous datum» afgesproken, waarop opnieuw over het vraagstuk zou worden overlegd. Wel stelde de Europese Raad van maart 2005 een Task Force in, bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, het Raadssecretariaat en het Luxemburgse, Britse en het inkomende Oostenrijkse voorzitterschap. De Task Force heeft tot taak de medewerking van Kroatië met het ICTY te monitoren, maar heeft geen onderhandelingsmandaat. Nederland vindt dat de afspraken over het al dan niet openen van onderhandelingen met Kroatië (volledige samenwerking ICTY) strikt moeten worden nageleefd.
Zoals gebruikelijk vinden en marge van de Raad associatieraden met kandidaat-lidstaten en toetredende lidstaten plaats. Indien de Unie met één of meerdere kandidaat-lidstaten toetredingsonderhandelingen voert, zal de Raad voor deze onderhandelingen de gemeenschappelijke posities van de lidstaten over verschillende onderhandelingshoofdstukken van het «acquis« bepalen.
Onder Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap werd voortgang geboekt met de uitvoering van de agenda van Thessaloniki. Deze is gericht op verbetering van de relatie tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan via het Stabilisatie- en Associatie Proces (SAP). Ook voor de Britse en Oostenrijkse voorzitterschappen zal deze agenda leidraad vormen. Ondanks het feit dat Kroatië inmiddels de status van kandidaat-lidstaat heeft gekregen, blijft het land ook nog deel uitmaken van het SAP, onder meer vanwege het belang dat de EU hecht aan de regionale dimensie van het SAP. Onderwerpen als visumfacilitatie, regionale energie- en transportnetwerken en bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit zijn belangrijk in de relatie tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan.
Macedonië heeft in 2004 het lidmaatschap van de EU aangevraagd. In het najaar van 2005 wordt hierover het advies van de Commissie verwacht. Op binnenlands gebied zal Macedonië de implementatie van de Ohrid Overeenkomst moeten voortzetten. Waar nodig zal de EU daarbij ondersteuning bieden.
Met Albanië zullen onderhandelingen over afsluiting van een Stabilisatie- en Associatie-overeenkomst (SAO) doorgaan. Als gevolg van de gebrekkige implementatie van gemaakte afspraken is het nog te vroeg om te kunnen voorspellen wanneer deze onderhandelingen afgerond kunnen worden.
Omdat de federatie van Servië en Montenegro steeds beter samenwerkt met het ICTY, besloot de Raad in april 2005 dat de Commissie op basis van een «twin track approach» een mandaat kan opstellen voor onderhandelingen van de EU met Servië en Montenegro over een Stabilisatie- en Associatie-overeenkomst (SAO). Naar verwachting zal de Commissie najaar 2005 komen met een concept van dit mandaat.
Bosnië-Herzegovina heeft op het merendeel van zestien prioriteiten – door de EU aangegeven – voldoende voortgang geboekt om te kunnen overgaan tot onderhandelingen over afsluiting van een SAO. Belangrijkste obstakels zijn nu nog de politiehervormingen en de invoering van wetgeving op de publieke omroepen. Zodra deze obstakels uit de weg zijn geruimd, kunnen onderhandelingen geopend worden. De samenwerking van Bosnie-Herzegovina met het ICTY is nog niet volledig, maar wel aanzienlijk verbeterd.
Ten aanzien van Kosovo vindt op dit moment een evaluatie plaats van het Kosovaarse hervormingsproces (Kosovo standards), waarna bij een positieve uitkomst een begin zal worden gemaakt met besprekingen over de toekomstige status van Kosovo.
Onder het Nederlandse en het Luxemburgse voorzitterschap zijn de eerste actieplannen aangenomen in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid (ENP). Het gaat om de volgende landen: Israël, Jordanië, Marokko, Moldavië, Oekraïne, Palestijnse Autoriteit en Tunesië. De actieplannen bevatten, in aanvulling op de met deze landen afgesloten Associatieakkoorden of Partnerschap- en Samenwerkingsakkoorden, de prioriteiten in de komende drie jaar voor de samenwerking op velerlei terrein.
De komende tijd moet zeker worden gesteld dat de uitvoering van de actieplannen ter hand wordt genomen en de beoogde resultaten ook werkelijk worden behaald. Tevens zullen onderhandelingen worden begonnen met een tweede groep buurlanden.
De relatie met Rusland stond vooral in het teken van de onderhandelingen over de zogenaamde «vier gemeenschappelijke ruimtes» die het kader bieden voor de EU-samenwerking met Rusland voor de nabije toekomst. Daarnaast is voortzetting van de energie-dialoog van belang. Tijdens de EU-Rusland Top op 10 mei 2005 kon daarover overeenstemming worden bereikt. In de laatste maanden van 2004 vond in Oekraïne de «Oranje Revolutie» plaats. Daarbij heeft de EU actief bemiddeld. Mede dankzij deze inspanningen kon de situatie uiteindelijk vreedzaam en langs constitutionele weg worden opgelost. De EU heeft voor wat betreft Moldavië het niveau van haar betrokkenheid opgeschroefd door aanstelling van een Speciale Vertegenwoordiger.
In de komende periode zullen bestaande conflicten, zoals in Moldavië en Georgië, de nodige aandacht en wellicht een toenemende EU betrokkenheid vragen. Daarbij is de dialoog met Rusland van groot belang. Met Rusland zelf zal de implementatie van de vier gemeenschappelijke ruimtes ter hand moeten worden genomen en verder gewerkt worden aan afspraken inzake visum-facilitatie. Ook zal de discussie worden aangevangen over de verdragsrelatie met Rusland na het aflopen van de PCA in 2007. Voor wat betreft Oekraïne zal de focus primair liggen op de implementatie van het ENP Actieplan en het voeren van gesprekken over visum-facilitatie.
Middellandse Zee en Midden-Oosten/Golfstaten
Het afgelopen jaar is de aandacht voor de relaties met de Mediterrane en de bredere Midden Oosten regio toegenomen. In het kader van het Strategisch Partnerschap wordt meer prioriteit gegeven aan politieke, economische en sociale hervormingen, wat op sommige plaatsen tot succes heeft geleid.
Ondanks grote veiligheidsproblemen in Irak heeft de EU, eensgezind, een pakket aan ondersteuningsactiviteiten toegezegd zoals op het gebied van rule of law, politietraining en mensenrechten. Daarvan is de uitvoering inmiddels ter hand genomen. In juni 2005 heeft de EU samen met de Verenigde Staten een conferentie georganiseerd over Irak, die de nieuwe regering verder op weg moest helpen met wederopbouw en economische ontwikkeling. De EU zal Irak de komende periode moeten blijven helpen op deze weg. Er zal gewerkt worden aan een meer formeel juridisch kader voor de relatie tussen de EU en Irak waarbij de politieke dialoog een belangrijk element is.
Met Iran is in de tweede helft van 2004 door de drie grote EU-lidstaten in samenwerking met HV Solana een nieuw onderhandelingstraject opgezet om de impasse in het nucleaire dossier te doorbreken. Hoewel daarmee ook de onderhandelingen over een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst konden worden hervat en nieuwe aandacht kon worden gegeven aan de vier «zorggebieden», verliepen de besprekingen zeer moeizaam. De besprekingen met Iran over het nucleaire dossier zullen het komende jaar worden voorgezet, waarbij de EU de mogelijkheid van doorverwijzing naar de Veiligheidsraad open zal moeten houden.
Het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) maakt een periode door die als relatief kansrijk wordt gezien, aangezien Israel stappen onderneemt tot terugtrekking uit Gaza en er een nieuw leiderschap aantrad binnen de Palestijnse Autoriteit. De EU heeft, mede in het kader van het Kwartet, de betrokken partijen aangespoord om verdere stappen te zetten in het kader van de Roadmap en ook het lange termijn perspectief niet uit het oog te verliezen. De EU zal dit beleid de komende periode voortzetten. Voor wat betreft de voortgang bij het MOVP kunnen de Palestijnse parlementsverkiezingen en de positie van Hamas wel een complicerende rol spelen.
In november 2004 is tijdens de Euro-Mediterrane Conferentie voor ministers van Buitenlandse Zaken besloten tot een evaluatie van de resultaten van het Barcelonaproces sinds 1995 teneinde te komen tot een nieuw actieprogramma.
Tijdens de eerste bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders in het kader van de Euro-Mediterrane samenwerking (Barcelona, november 2005) zal hopelijk een dergelijk nieuw, meer hervormingsgericht actieprogramma kunnen worden aangenomen. Ontwikkelingen in het MOVP zullen mede bepalend zijn voor de mogelijkheden tot verdere samenwerking.
Relaties met andere derde landen
De goede samenwerking met de Verenigde Staten op lopende dossiers is voortgezet. Op het terrein van justitie en binnenlandse zaken en terrorismebestrijding werd op Nederlands initiatief een jaarlijkse ministeriële JBZ-troika ingesteld. Ook is goede vooruitgang geboekt bij bestrijding van de financiële steun aan terrorisme. Op economisch terrein is onder het Nederlands voorzitterschap een zogenaamde «stakeholders» dialogue gehouden. Daarvan zijn de uitkomsten verwerkt in een economische verklaring die is aangenomen tijdens de EU-Verenigde Staten Top in juni 2005. Op extern terrein vond nauwe samenwerking plaats ten aanzien van onder andere Oekraïne, Irak en het MOVP.
In de afgelopen periode ontstond aan beide zijden van de oceaan het gevoel dat de geesten rijp waren voor een nieuwe start van de transatlantische relatie. Dit culmineerde in een speciale ontmoeting van president Bush met regeringsleiders van de EU in Brussel. De nadruk op strategische samenwerking tussen de Verenigde Staten en de EU op een aantal dossiers (van Oost-Europa tot Oost-Azië) tekende de verbeterde transatlantische verhouding. Ook de jaarlijkse EU-Verenigde Staten Top in juni 2005 vond in een goede sfeer plaats. Hierbij werden heldere boodschappen afgegeven over onder andere het bevorderen van vrijheid, mensenrechten en democratie, vrede en veiligheid, hervormingen van de Verenigde Naties en het versterken van de economische relatie.
Onder het Britse voorzitterschap zullen de afspraken van de EU-Verenigde Staten Top van juni 2005 geïmplementeerd worden. Het 10-jarig bestaan van de New Transatlantic Agenda (NTA) onder het Britse voorzitterschap zal aangegrepen worden om de NTA te evalueren en de strategische dialoog te verdiepen. Terrorismebestrijding zal hoog op de agenda blijven staan, evenals de samenwerking in conflict en post-conflict gebieden zoals Irak en Afghanistan. Tenslotte zal de trans-Atlantische relatie worden verdiept door regelmatig van gedachten te wisselen, bijvoorbeeld door informele bijeenkomsten op ministerieel niveau over onderwerpen van strategisch belang.
Bij de EU-Canada Top in juni 2005 werd onder andere gesproken over de VN hervormingen en multilateralisme. Tevens heeft de eerste ronde van onderhandelingen door de Commissie over de afsluiting van een Trade Investment Enhancement Agreement (TIEA) tussen de EU en Canada in mei 2005 plaatsgevonden. Het komende jaar zullen de onderhandelingen inzake het afsluiten van deze overeenkomst het belangrijkste aandachtspunt in de relatie met Canada te zijn. Het TIEA dient complementair te zijn aan de WTO-bepalingen en richt zich niet op inhoudelijke verplichtingen inzake markttoegang.
Het afgelopen jaar stond Azië mede vanwege de diverse topontmoetingen hoog op de agenda. Deze deden recht aan het toenemende economische en politieke belang van de regio. De ASEM Top verliep succesvol, nadat de kwestie Birma in goede banen was geleid.
De Top met China stond primair in het teken van het wapenembargo en mensenrechten. Mede in het kader van de discussie over de opheffing van het embargo tegen China is in EU-kader gewerkt aan herziening van de Code of Conduct en de Toolbox. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de Verenigde Staten en Japan die bezwaar hebben tegen een opheffing van dit embargo.
Tijdens de Top met India is een Strategisch Partnerschap afgesloten. Aan Indonesië is extra aandacht gegeven, onder meer door bezoeken op ministerieel niveau aan het land en intensivering van de samenwerking bij terrorismebestrijding. De tsunami zorgde vanaf het eind van 2004 voor extra aandacht voor de samenwerking met Azië, in het bijzonder op het vlak van humanitaire hulp en wederopbouw. De EU heeft hier een belangrijke financiële bijdrage aan geleverd. In Afghanistan zijn de verkiezingen mede door adequate ondersteuning van de Europese Unie uitstekend verlopen. Dat droeg er toe bij dat het land verdere stappen kan zetten naar stabiliteit en versterking van de democratie.
De EU zal de strategische partnerschappen met China, India en Japan verder vorm moeten geven. In het kader van het strategisch partnerschap met China zal worden gewerkt aan een terug- en overnameakkoord en een nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Deze zal zowel economische als politieke terreinen beslaan. Hierdoor zal het in toenemende mate mogelijk zijn boodschappen af te geven op terreinen als (regionale) veiligheid en mensenrechten. Ook de discussie inzake het wapenembargo zal zowel intern als extern worden voortgezet. Wat India betreft zal tijdens de EU-India Top in het najaar een actieplan worden vastgesteld dat inhoud geeft aan het tijdens de vorige top overeengekomen strategisch partnerschap.
Op multilateraal niveau zal de Unie haar samenwerking met ASEM en regionale groepen als ASEAN en Asean Regional Forum (ARF) voortzetten. De EU zal daarnaast ook veel aandacht blijven besteden aan onderwerpen als stabiliteit (met name in Afghanistan), de strijd tegen terrorisme, non-proliferatie en mensenrechten.
Gezien de stagnatie van of zelfs achteruitgang in ontwikkeling in grote delen van Afrika hebben armoedebestrijding, aids-bestrijding, het bevorderen van economische groei en het bijdragen aan vrede en veiligheid in Afrika hoge prioriteit. Daarbij werkt de EU nauw samen met de VN en regionale organisaties.
Daarnaast heeft de EU het afgelopen jaar sterk ingezet op actieve institutionele en financiële ondersteuning van de Afrikaanse Unie bij vrede- en veiligheidstaken vanuit de Afrikaanse Vredesfaciliteit, zoals de missie van de Afrikaanse Unie in Darfur. Tevens heeft de EU voor de humanitaire noodsituatie in Darfur een substantiële bijdrage beschikbaar gesteld. In algemene zin poogt de EU de Afrikaanse capaciteiten voor crisisbeheersing te ondersteunen via de regionale Afrikaanse organisaties. Tegelijkertijd is gewerkt aan een zo goed mogelijke afstemming tussen EU en NAVO bij ondersteuning van militaire of politie-operaties in Afrika.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap namen ook de spanningen in het Grote Meren-gebied (DRC, Burundi) weer toe. Door Nederlandse inspanningen werd in mei 2005 een staakt-het-vuren bereikt tussen Burundese partijen dat nieuw perspectief bood op een alomvattende vredesregeling voor dat land.
De Commissie heeft aangekondigd in het najaar voorstellen voor een coherente Afrika-strategie te willen presenteren. Dit valt samen met het Britse voorzitterschap dat Afrika ook prominent op de agenda heeft gezet. Schuldverlichting en verkiezingen (waarnemingsmissies) vormen daarbij belangrijke thema's.
In de tweede helft van 2004 stokten de onderhandelingen over een associatieakkoord met de Mercosur toen beide partijen het niet eens konden worden over een verbeterd aanbod. Met de Andeslanden en de Centraal-Amerikaanse landen hield de EU technische consultaties over regionale integratie. Het gezamenlijke streven is om – wanneer de voorwaarden zijn vervuld – te gaan onderhandelen over associatieakkoorden tussen de EU en deze regio's, voortbouwend op een succesvolle WTO Doharonde.
Eind mei 2005 vond de tweejaarlijkse ministeriële conferentie plaats tussen de EU en de Rio-Groep van Latijns-Amerikaanse landen. Naast thema's als regionale integratie, economische ontwikkeling, handel, sociale cohesie, democratie en mensenrechten werd aandacht besteed aan de discussie over de VN-hervorming en de situatie in Haïti.
Het komende jaar staat vooral in het teken van de voorbereiding van de tweejaarlijkse EU-LAC topontmoeting, die gepland staat voor mei 2006 in Wenen. Daarnaast zullen nieuwe pogingen worden ondernomen om de onderhandelingen met de Mercosur een nieuwe impuls te geven.
Nieuwe instrumenten voor extern beleid
In het kader van de Financiële Perspectieven voor 2007–2013 heeft de Commissie voorstellen gedaan voor een nieuwe indeling van het externe beleid van de Unie. De Commissie wil voor het externe beleid in de toekomst zes instrumenten inzetten, waarvan vier nieuw zijn; een instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking, een stabiliteitsinstrument, een instrument voor pre-accessie en een instrument voor nabuurschapsbeleid. Daaraan kunnen de reeds bestaande instrumenten voor humanitaire hulp en voor macro financiële ondersteuning worden toegevoegd. Belangrijkste discussiepunten in het voorjaar van 2005 waren de reikwijdte van het stabiliteitsinstrument en het ontwerp voor een instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking. Bij het laatste instrument kwam vooral vanuit het Europees Parlement veel kritiek op vormgeving en inhoud van de concept-verordening. Onder het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap zullen de onderhandelingen voortgezet worden in nauwe samenhang met de discussie over de nieuwe Financiële Perspectieven.
Thematische aspecten van het externe beleid
De hedendaagse uitdagingen vragen om ingrijpende hervormingen van de VN. Tijdens de VN Top van najaar 2005 zullen substantiële resultaten moeten worden behaald. Daarbij gaat het onder andere om een stevige impuls voor bestaande afspraken op het gebied van ontwikkelingssamenwerking die verantwoordelijkheden van zowel ontwikkelings- als ontwikkelde landen omvatten. Voorts gaat het om versterking van het VN-optreden op het gebied van terrorismebestrijding en non-proliferatie, aanvaarding van het concept «Responsibilty to Protect», oprichting van een «Human Rights Council», en oprichting van een «Peace Building Commission». Ook de hervorming van de Veiligheidsraad, waar geen gemeenschappelijke EU-positie over is, zal nadrukkelijk op de agenda staan.
Non-proliferatie van massavernietigingswapens was in 2004 een vast onderwerp in de dialoog met derde landen. De geïntensiveerde dialoog heeft bijvoorbeeld geresulteerd in opname van een non-proliferatieclausule in de associatie-akkoorden met onder andere Syrië. Ook ondernam de Unie stappen ter bevordering van wereldwijde aanvaarding van non-proliferatie instrumenten als het Kernstopverdrag, het Chemische Wapensverdrag, het Biologische Wapensverdrag, de Haagse Gedragscode tegen de Verspreiding van Ballistische Raketten en het IAEA Additioneel Protocol. Daarnaast nam de EU het initiatief voor workshops in 2005 voor landen in de Mediterrane en Midden-Oosten regio en voor China over maatregelen om proliferatie tegen te gaan.
In 2005 zal op dezelfde voet worden doorgegaan, waarbij de EU naast diplomatieke en financiële ondersteuning van ondermeer het IAEA, de OPCW en het Biologische Wapensverdrag een grotere beleidsinhoudelijk inbreng nastreeft. Dit geldt onder andere voor de Toetsingsconferentie van het Biologische Wapensverdrag in 2006.
De EU heeft in 2004 een actieplan vastgesteld voor versterking van het EU-beleid op het gebied van terrorismebestrijding. Zo zal de EU met een aantal derde landen nauwer samenwerken en zal zij terrorismeclausules in akkoorden met deze landen opnemen. Ook is de samenwerking versterkt met het «Counter Terrorism Executive Directorate» van de VN. Het afgelopen jaar is tevens prioriteit gegeven aan de bestrijding van financiële steun aan terrorisme (o.a. voorkoming van misbruik van non-profit instellingen en witwasbestrijding). Daarnaast zijn de veiligheidsdiensten van de diverse lidstaten verenigd in de «Counter Terrorist Group» formeel gaan samenwerken met het «Joint Centre» van het Secretariaat-Generaal van de Raad (SitCen). Inmiddels stelt het SitCen gemeenschappelijke analyses op, op grond van inlichtingen aangeleverd door de veiligheidsdiensten. Verder zijn ook Europol en Eurojust nauwer gaan samenwerken. In 2005 zal naast de bestrijding van financiering van terrorisme aandacht zal worden geschonken aan radicalisering en rekrutering (onder andere de rol van scholen, gevangenissen en moskeeën), NRBC-terrorisme en een solidariteitsprogramma waarmee EU-lidstaten elkaar beter kunnen bijstaan in het geval van een terroristische aanslag.
Europees Veiligheids- en Defensiebeleid
In het afgelopen jaar is de verdere operationalisering van het EVDB tot uitdrukking gekomen in de start van een groot aantal missies. Onder Nederlands voorzitterschap ging in december 2004 de eerste grote EU-geleide militaire crisisbeheersingsoperatie in Bosnië-Herzegovina van start (operatie Althea). De twee EU-politiemissies, «EUPM» in Bosnië-Herzegovina en «Proxima» in Macedonië werden succesvol voortgezet. De eerste «rule of law»-missie van de EU, «Themis» in Georgië, ging van start op 16 juli 2004. Op 9 maart 2005 is de EU begonnen met een geïntegreerde «rule of law»-missie (EUJUST LEX) voor Irak. Deze missie verzorgt trainingen voor mensen op sleutelposities binnen de Iraakse politie, justitie en het gevangeniswezen. In Atjeh zal na sluiting van een vredesakkoord in augustus waarschijnlijk een EU waarnemersmissie worden ontplooid.
De EU heeft besloten in het kader van het EVDB actiever te worden in Afrika, met name door ondersteuning van Afrikaanse capaciteit voor crisisbeheersing. In de eerste helft van 2005 heeft de EU twee missies uitgezonden naar de Democratische Republiek Congo. Het betrof een politiemissie (EUPOL Kinshasa) die toezicht houdt op en advies geeft aan de «Integrated Police Unit» in Kinshasa en een gecombineerde civiel-militaire missie die de hervorming van de veiligheidssector in Kinshasa ondersteunt (EUSEC DR Congo). De EU zal haar politieke en financiële steun aan de inspanningen van de Afrikaanse Unie in Soedan uitbreiden met militaire en civiele middelen voor crisisbeheersing.
Om de doelstellingen van de Europese Veiligheidsstrategie te kunnen waarmaken moet de EU haar civiele en militaire crisisbeheersingscapaciteit verder blijven ontwikkelen. De EU is eind 2004 gestart met de implementatie van de «Headline Goal 2010». Deze nieuwe doelstelling bouwt voort op de eerdere «Helsinki Headline Goal» van 1999, maar stelt hogere kwaliteitseisen aan de Europese militaire inzet. Het Europees Defensie Agentschap dat in juli 2004 op basis van een gemeenschappelijk optreden van de Europese Raad is opgericht, zal een centrale rol gaan vervullen in de systematische aanpak van resterende militaire tekorten en in de verbetering van Europese defensie-prestaties. Het Nederlandse voorzitterschap heeft in november 2004 een militaire capaciteitenconferentie georganiseerd. Deze conferentie resulteerde onder andere in de vorming van dertien «EU Battlegroups». Dit zijn eenheden van ongeveer 1500 militairen waarmee de Unie snel en effectief op crises buiten haar grenzen kan reageren. In 2005 en 2006 dient de EU te verzekeren dat deze «Battlegroups» vanaf 2007 ook volledig inzetbaar zijn.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap is tevens een civiele capaciteiten-conferentie georganiseerd waar lidstaten capaciteiten hebben aangeboden op het gebied van politie, «rule of law», openbaar bestuur en civiele bescherming, maar ook voor de nieuwe aandachtsgebieden, te weten algemene ondersteuning van EU Speciale Vertegenwoordigers en waarneming. Daarnaast is een civiele «Headline Goal 2008» opgesteld. In deze «Headline Goal» zijn de ambities voor civiele crisisbeheersing binnen het EVDB voor de komende jaren vastgelegd.
Intussen werkt de Unie verder aan een meer coherente inzet van civiele en militaire middelen. Binnen de EU Militaire Staf is een civiel-militaire cel opgezet voor plannings- en operationele taken. Dit betekent een belangrijke stap voorwaarts in de versterkte coördinatie van EU civiel-militaire crisisbeheersingsoperaties. Naast coördinatie binnen de tweede pijler is ook een goede samenwerking met de Commissie nodig, onder meer op het gebied van rampenrespons. Naar aanleiding van de ervaring met de tsunami in Zuid-Oost Azië worden hier afspraken over gemaakt.
Intensieve consultaties met de NAVO hebben onder meer geleid tot resultaten op het gebied van de afstemming van «EU Battlegroups» met de «NATO Response Force» en tot een goede overgang van de NAVO-operatie in Bosnië-Herzegovina naar de EU-operatie Althea. Daarnaast heeft de EU ook de samenwerking met de VN verder ingevuld op het gebied van civiele en militaire crisisbeheersing. Uitbreiding van de samenwerking met beide organisaties zal ook het komende jaar een belangrijke doelstelling blijven.
Op 1 augustus 2004 bereikten de WTO-leden in Genève tijdens het Nederlandse EU-Voorzitterschap een tussentijds akkoord. Dit akkoord bevat het raamwerk waarbinnen de onderhandelingen in het kader van de Doharonde («Doha Development Agenda») weer op gang zouden moeten worden gebracht. Daarnaast heeft het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO in de periode 2004–2005 belangwekkende uitspraken gedaan die de Verenigde Staten ertoe aanzetten hun katoensubsidies te herzien en de Unie haar suikerbeleid.
In tweede helft van 2004 en de eerste helft van 2005 stonden de Doha-onderhandelingen in het teken van overleg op het niveau van deskundigen over de belangrijkste onderwerpen uit het tussentijdse akkoord. Oorspronkelijk was de bedoeling dat deze technische besprekingen eind juli zouden uitmonden in zogeheten «first approximations» van de mogelijke uitkomsten van de 6e Ministriële WTO Conferentie in Hongkong (december 2005). Echter, door gebrek aan convergentie in de onderhandelingsposities konden de voorzitters van de verschillende onderhandelingsgroepen tijdens de Algemene WTO Raad van juli 2005 niet meer voorleggen dan een feitelijke weergave van de stand van zaken. Een schets van mogelijke compromissen bleek nog niet mogelijk, met name vanwege het gebrek aan voortgang bij de onderhandelingen over landbouw. Nadat vorig jaar belangrijke afspraken over het uitfaseren van exportsteun waren gemaakt, en begin juli beweging kwam op het terrein van markttoegang, bleek de voorlopig onwrikbare houding van de Verenigde Staten op het vlak van interne steun resultaten binnen het landbouwhoofdstuk in de weg te staan. Dit blokkeerde tevens de mogelijkheid van concrete voortgang op andere terreinen.
Een versnellling in het onderhandelingsproces is dus vooralsnog uitgebleven. Een succesvolle conferentie in Hongkong behoort nog immer tot de mogelijkheden, maar de druk op het onderhandelingsproces na de zomer is wel verhoogd. Wellicht dat de benoeming van oud-EU-commissaris Lamy tot Directeur-Generaal van de WTO het onderhandelingsproces gunstig kan beïnvloeden. Tegelijkertijd zijn er diverse factoren buiten het onderhandelingsproces die een risico vormen voor het succesvol verloop van de Doharonde, zoals de internationale macro-economische onevenwichtigheden, een toenemende neiging tot protectionisme, alsmede oplopende handelsgeschillen tussen belangrijke spelers als de EU, Verenigde Staten en China (onder andere over textiel en vliegtuigbouwsubsidies).
Desondanks blijft Nederland het streven naar succesvolle en spoedige afsluiting van de Doharonde ten volle ondersteunen. Hiertoe zullen op de Ministeriële Conferentie in Hongkong modaliteiten moeten worden vastgesteld inzake landbouw (inclusief katoen) en industrieproducten. Daarnaast dient voortgang te worden geboekt op de overige onderdelen van de onderhandelingen, met name op diensten, handelsfacilitatie en op ontwikkelingsaspecten.
Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) en oorsprongsregels
Via het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) geeft de EU eenzijdig tariefkortingen op producten uit begunstigde ontwikkelingslanden, zolang deze voldoen aan een aantal criteria. Een onderdeel ervan (de zogenaamde «drugsclausule», die extra tariefkortingen gaf aan een aantal landen dat zich speciale inspanningen getroost in de strijd tegen de teelt en handel van illegale verdovende middelen) is door de Wereldhandelsorganisatie strijdig met de WTO-regels bevonden, omdat het niet ter beschikking stond aan alle WTO-leden die in dezelfde positie verkeren. Deze uitspraak eiste aanpassing van het APS voor 1 juli 2005. Tijdens het Nederlands voorzitterschap begonnen de eerste besprekingen over een nieuw APS. Deze werden onder Luxemburgs voorzitterschap afgerond. Het nieuwe APS treedt in werking op 1 januari 2006. De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, op basis waarvan extra preferenties worden toegekend, is al in werking getreden op 1 juli 2005. Hiermee is overigens ook voldaan aan het streven dat de door de tsunami getroffen landen zo spoedig mogelijk van het nieuwe APS kunnen profiteren.
Leidraad voor Nederland blijft het scheppen van een zo groot mogelijke markttoegang voor ontwikkelingslanden. Hierbij vormt eenvoud en voorspelbaarheid van het systeem een belangrijk doel. In dat licht ondersteunt Nederland ook de inmiddels begonnen discussie over de herziening van preferentiële oorsprongsregels, waartoe de Commissie een eerste aanzet deed tijdens het Luxemburgs voorzitterschap. Nederland zal in deze discussie aandringen op verdere vereenvoudiging, versoepeling en harmonisatie van deze regels.
Economic Partnership Agreements
In het kader van het verdrag van Cotonou onderhandelt de Commissie namens de Europese Gemeenschap met zes groepen van Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan-(ACS-)landen over afzonderlijke verdragen, de Economic Partnership Agreements (EPAs). De huidige eenzijdige preferenties die de EU aan de ACS-landen verleent, worden door middel van de EPAs omgezet in uiteindelijke (WTO-conforme) vrijmaking van «substantially all trade» aan beide kanten. Wel zullen daarbij verschillende, asymmetrische tijdpaden worden gehanteerd. De onderhandelingen moeten uiterlijk begin 2008 zijn afgerond.
Nadat al eerder de onderhandelingen met West-Afrika (ECOWAS en Mauritanië), Centraal-Afrika (CEMAC), Oost-en Zuidelijk Afrika (ESA) en de Cariben waren geopend, volgde tijdens het Nederlands voorzitterschap de opening van onderhandelingen met Zuidelijk Afrika (SADC) en de Stille Oceaan. Inmiddels kwamen de technische onderhandelingen met alle zes regio's op gang.
Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan-landen (ACS)
Een belangrijk deel van de Europese samenwerking met ontwikkelingslanden vindt plaats in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (die betrekking heeft op samenwerking van de EU met de ACS-landen). Het Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap hebben de Commissie het afgelopen jaar bijgestaan bij ministeriële onderhandelingen over de herziening van de overeenkomst. Er werd onder andere overeenstemming bereikt over verwijzing naar het «International Criminal Court» en over de opname van een non-proliferatie clausule en een terrorisme clausule. Daarnaast heeft de Commissie de tussentijdse evaluaties van de EU-landenstrategieën afgerond. Op basis daarvan is een herverdeling tussen goed- en slecht presterende landen gemaakt (met inachtneming van de specifieke recente ontwikkelingen en behoeften van de landen). Ook zijn met alle ACS-landen de onderhandelingen over de EPA's gestart.
Onderhandelingen over het voorstel van de Commissie om het intergouvernementele Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in de reguliere begroting op te nemen zijn nog gaande. Op dit moment ziet het ernaar uit dat het geen haalbare kaart zal zijn het EOF te budgetteren. Dit betekent dat er een tiende EOF zal komen. De lidstaten zullen het in dat geval spoedig eens moeten worden over het plafond, alsmede over de verdeelsleutel. Nederland is er voorstander van dat de verdeelsleutel zo veel mogelijk wordt omgebogen naar de BNI-verdeelsleutel voor de reguliere EG-begroting. Dit is met het oog op de mogelijkheid het EOF in de toekomst alsnog te budgetteren.
In toenemende mate worden er voorwaarden geschapen voor een geïntegreerd en coherent buitenlands beleid van de Unie. Daarbij is het een uitdaging ervoor te zorgen dat de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking – armoedebestrijding en de Millennium Development Goals – stevig verankerd worden als pijlers van dit beleid. Nederland heeft zich hier het afgelopen jaar, tijdens het EU voorzitterschap, voor ingezet en zal dat ook in de toekomst blijven doen.
Effectiviteit Europese ontwikkelingssamenwerking
Ten aanzien van de effectiviteit van de Europese hulp, werd op initiatief van het Nederlands voorzitterschap een aantal belangrijke besluiten genomen. Zo stelde de Raad vast dat de beleidsverklaring over het ontwikkelingsbeleid van de EG uit 2000 aan herziening en actualisering toe is. Voorts riep de Raad de Commissie op om voor juli 2005 een kwalitatieve evaluatie uit te voeren van het hervormingsproces van het beheer van de hulp (in 2000 gestart) en aanbevelingen te doen voor consolidatie en verdere verbetering. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt om het jaarverslag van de Commissie in de toekomst analytischer, publieksvriendelijker en overzichtelijker te maken.
Ten aanzien van de beschikbare financiële middelen onderstreepte de Raad dat de «Official Development Assistance» (ODA) van de Gemeenschap een coherente bijdrage aan armoedebestrijding in alle ontwikkelingslanden dient te leveren. Afgesproken is dat gezocht zal worden naar manieren om de focus op de allerarmsten, in het bijzonder in Afrika, te versterken. Daarnaast sprak de Raad zich uit voor de toepassing van standaard allocatiecriteria, gebaseerd op behoefte en prestatie, voor alle externe hulp van de EG.
Om de Europese hulp slagvaardiger en effectiever te maken, is vooruitgang op het terrein van harmonisatie en coördinatie van groot belang. Tijdens het Nederlands voorzitterschap werd hierover een rapport opgesteld met concrete actiepunten. Zo wordt voorgesteld om per partnerland een zogenaamde «roadmap» op te stellen. Deze bestaat uit een menu van mogelijkheden die afhankelijk van de situatie in een land kunnen worden ingezet. Daarbij gaat het om gezamenlijke meerjaren programmering, monitoring en evaluatie, gezamenlijke financiële arrangementen, nadere werkverdeling tussen donoren (complementariteit) en gezamenlijke beleidsformulering. Het is de taak van EU vertegenwoordigers in een specifiek land om te bepalen of en hoe deze «roadmap» zal moeten worden uitgewerkt.
Het komende jaar zal in het teken staan van verdere effectiviteitsverbetering van de EG-hulp. De Commissie heeft inmiddels een mededeling gepresenteerd over herziening van de beleidsverklaring over het ontwikkelingsbeleid van de EG die tijdens het Britse voorzitterschap behandeld wordt. Voorts zal er het komende jaar op toegezien moeten worden dat de afspraken, die zijn gemaakt over het hervormingsproces binnen de Commissie en over harmonisatie en coördinatie, worden nagekomen, c.q. follow-up krijgen.
2005 is een cruciaal jaar voor ontwikkelingssamenwerking, aangezien in september tijdens het «High-Level event» van de VN de balans opgemaakt wordt van de vorderingen die zijn gemaakt ten aanzien van de «Millennium Development Goals» (MDG). Tijdens het Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap bleek de EU eensgezind te zijn in de wens om dan een voortrekkersrol te vervullen.
De Commissie heeft inmiddels een EU synthese-rapport opgesteld over tot nu toe geboekte resultaten. Daarnaast heeft de Raad afgesproken om de inspanningen ten aanzien van financiering voor ontwikkeling, coherentiebeleid en de situatie in Afrika te intensiveren. Op initiatief van het Nederlands voorzitterschap kwamen de lidstaten in mei 2005 onder het Luxemburgse voorzitterschap overeen om zich te committeren aan nieuwe interim ODA-doelstellingen voor 2010. Het EU-gemiddelde zal dan 0,56 procent van het BNP moeten bedragen; individueel hebben de «oude vijftien» zich vastgelegd op minimaal 0,51 procent en de tien in 2004 toegetreden lidstaten op minimaal 0,17 procent. Ook ten aanzien van schuldverlichting en ontbinding van de hulp werden nieuwe afspraken gemaakt.
De afspraken die worden gemaakt ten aanzien van de MDG's tijdens het «VN High-Level event» zullen geïntegreerd moeten worden in de herziene Beleidsverklaring over het ontwikkelingsbeleid van de EG.
Beleidscoherentie ontwikkelingssamenwerking
Met de presentatie van een mededeling over OS-beleidscoherentie en Raadsconclusies hierover is op Europees niveau een forse stap gezet op een dossier waar Nederland jarenlang hard aan heeft getrokken. De Raadsconclusies bevatten toezeggingen op een twaalftal beleidsterreinen (variërend van handel tot veiligheid en visserij) die in de mededeling zijn gepreciseerd. Dit pakket vormt een goede basis voor verdere activiteiten van de Commissie en lidstaten, waarbij Nederland een voortrekkersrol zal blijven vervullen.
Reproductieve gezondheid en rechten en bestrijding van HIV/Aids
De tienjarige herdenking van de International Conference on Population and Development (Caïro, 1994) werd door Nederland aangegrepen om in EU-verband speciale aandacht te vragen voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Samen met UNFPA organiseerde Nederland een bezoek aan Oeganda en Vietnam voor vertegenwoordigers van de tien nieuwe lidstaten om hen kennis te laten maken met de uitvoering van de Caïro-agenda op veldniveau. In aansluiting hierop werd het politiek en financieel engagement van de EU aan de Caïro-afspraken hernieuwd. Ook werd de Commissie opgeroepen in het MDG synthese rapport aandacht aan dit onderwerp te besteden.
Voortbordurend op de inspanningen van het Iers voorzitterschap, agendeerden Nederland en Luxemburg de strijd tegen HIV/Aids voor diverse bijeenkomsten. In mei 2005 aanvaardde de Raad een nieuw EU-Actieplan ter bestrijding van HIV/Aids, malaria en tuberculose. Hierbij stond de bezorgdheid voor de sterke toename van HIV/Aids in sommige van de nieuwe lidstaten en aangrenzende landen in Centraal Europa en het samengaan van deze epidemie met een sterke stijging van tuberculose centraal.
Vrede en veiligheid en ontwikkeling
Zoals vrede en veiligheid voorwaarden zijn voor ontwikkeling, zo draagt armoedebestrijding bij aan het scheppen van een basis voor een veilige, vreedzame samenleving. Dit heeft de Raad onder Nederlands voorzitterschap nog eens bekrachtigd. De Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking hebben bevestigd de inspanningen ten behoeve van post-conflict situaties te intensiveren. Daarbij zal de korte termijn agenda op het gebied van stabiliteit gerelateerd worden aan lange termijn doelstellingen zoals reïntegratie en «security sector reform». Ook is er steun uitgesproken voor versterking van de capaciteit van de Afrikaanse Unie en voor het verder operationaliseren van de «African Peace Facility» (APF). Tijdens het Nederlands voorzitterschap is gebleken dat de besluitvormingsprocedure ten aanzien van de APF beperkt kan worden tot vier dagen. Dit kan als een zeer positieve ontwikkeling beschouwd worden. Op basis van voorstellen van de Commissie zal het komende jaar waarschijnlijk besloten moeten worden hoe de APF kan worden gecontinueerd.
Lidstaten zullen de komende tijd overeenstemming moeten bereiken over de omvang van het tiende EOF en over de categorie extern beleid van de nieuwe Financiële Perspectieven. De voorstellen van de Commissie bieden mogelijkheden tot stroomlijning en rationalisatie van de begrotingsstructuur voor het externe beleid. Deze inzet wordt door Nederland en door de overige lidstaten gesteund. Over de uitwerking van de zes verschillende financiële instrumenten die de Commissie voorstelt, en over de allocatie van middelen zal de komende tijd echter nog uitgebreid onderhandeld moeten worden tussen de Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten.
• http://www.minbuza.nl (Ministerie van Buitenlandse Zaken)
• http://europa.eu.int/comm/ (Europese Commissie)
4.3 Raad Economische en Financiële Zaken
11–12 juli 2005 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
15 juli 2005 | Ecofin Raad in Brussel (begroting) |
9–10 september 2005 | Informele Ecofin Raad in Manchester |
10–11 oktober 2005 | Eurogroep/Ecofin Raad in Luxemburg |
7–8 november 2005 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
24 november 2005 | Ecofin Raad in Brussel (begroting) |
5–6 december 2005 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
23–24 januari 2006 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
13–14 februari 2006 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
13–14 maart 2006 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
7–8 april 2006 | Informele Ecofin Raad in Wenen |
4–5 mei 2006 | Eurogroep/Ecofin Raad in Brussel |
6–7 juni 2006 | Eurogroep/Ecofin Raad in Luxemburg |
Tijdens de Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschappen heeft de Ecofin Raad zich geconcentreerd op de volgende thema's:
• Coördinatie van het economisch beleid
• Lissabon-agenda
• Hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
• Vermindering van administratieve lasten
• Integratie van financiële markten
• Bestrijding van terrorismefinanciering
• Belastingen
Daarnaast is binnen de Raad diverse malen uitgebreid gesproken over de nieuwe Europese meerjarenbegroting voor de periode 2007–2013. Hiervoor zij verwezen naar het hoofdstuk over «Financiële Perspectieven».
Coördinatie van het economisch beleid
In 2004 hadden slechts negen EU-lidstaten (waarvan drie eurolanden) een begroting die in evenwicht was of een overschot vertoonde. Elf lidstaten (waarvan vier eurolanden) bereikten of overschreden in 2004 de 3% BBP (de referentiewaarde uit het Verdrag en het Stabiliteits- en Groeipact). Naast Griekenland, dat zich sinds 2004 in een buitensporig-tekortprocedure bevond, bleken de begrotingsontwikkelingen in met name Italië en Portugal zorgwekkend. De Europese Commissie ging er in haar voorjaarsprognoses (april 2005) van uit dat het tekort in beide landen in 2005 bij ongewijzigd beleid de 3%-grens zou overschrijden. In juni 2005 heeft de Commissie een buitensporig-tekortprocedure tegen Italië en Portugal gestart. Nederland, dat in 2003 de 3%-grens overschreed, heeft met een aanzienlijk hervormingspakket zijn begroting in 2004 reeds op orde gebracht. De Commissie heeft daarom in juni 2005 besloten om de tekortprocedure tegen Nederland te staken. Frankrijk en Duitsland bevinden zich sinds 2004, in de buitensporig-tekortprocedure. Zij dienen hun buitensporig tekort in 2005 gecorrigeerd te hebben.
Tijdens het Luxemburgse voorzitterschap zijn Cyprus, Letland en Malta toegetreden tot het wisselkoersmechanisme ERM-II, als eerste stap naar de invoering van de euro.
Hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact
Voortdurende druk vanuit de Raad ten aanzien van de afspraken over Europese begrotingsregels hebben geleid tot een discussie over verduidelijking en verbetering van de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Onder het Nederlands voorzitterschap zijn hiertoe – op basis van voorstellen van de Europese Commissie – aanknopingspunten geopperd, die onder Luxemburgs voorzitterschap zijn uitgewerkt. De ministers van Financiën zijn in maart 2005 tot een akkoord gekomen over een aanpassing van de regels van het SGP. De Europese Raad heeft dit akkoord diezelfde maand bekrachtigd. De juridische uitwerking van de SGP-verordeningen, die uit het akkoord voortvloeiden, is in juni afgerond en door de Raad bekrachtigd. Hiermee heeft de hervorming van het SGP zijn beslag gekregen.
Vermindering van administratieve lasten
Reeds onder Iers voorzitterschap (eerste helft 2004) is een start met voor een gemeenschappelijke aanpak voor het terugdringen van administratieve lasten voor ondernemingen. Om de kwaliteit van EU-regelgeving te verbeteren vanuit economisch perspectief, hebben tijdens de Raad van december 2004 de zes opeenvolgende voorzitterschappen in 2004-2006 (Ierland, Nederland, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Finland) een gemeenschappelijk initiatief voor de hervorming van regelgeving gelanceerd («Joint Initiative on Regulatory Reform»).
Onder Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap is, in samenwerking met de Europese Commissie, voortgang gemaakt met het ontwikkelen van een gemeenschappelijke meetmethode voor administratieve lasten. De EU-methodologie zal naar verwachting eind 2005 ingevoerd worden. De zogenoemde «impact assessments» zullen zowel toegepast worden op nieuwe Europese regelgeving als op bestaande regels. Een dergelijke methodologie kan ook worden gebruikt voor een betere toetsing van subsidiariteit en proportionaliteit. Het terugdringen van administratieve lasten zal hoog op de agenda blijven staan tijdens het Brits voorzitterschap.
Integratie van financiële markten
Tijdens Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap is ingezet op afronding van het Actieplan Financiële Diensten. Dit moet in 2005 geheel zijn geïmplementeerd. Daarnaast is een aantal richtlijnen behandeld dat geen onderdeel is van het Actieplan. Zo zijn onder Luxemburgs voorzitterschap de richtlijn kapitaaltoereikendheid voor kredietinstellingen en de Achtste vennootschapsrichtlijn inzake toezicht op accountants door het Europees Parlement besproken. Voorts heeft de Raad in juni 2005 een politiek akkoord bereikt over de Vierde en Zevende vennootschapsrichtlijn (inzake de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening).
Bestrijding van terrorismefinanciering
Onder Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap zijn verdere maatregelen genomen om de financiering van terrorisme tegen te gaan. De zogenaamde Derde richtlijn Witwassen is na gezamenlijke lezing met het Europees Parlement in juni 2005 aangenomen. Daarnaast is de verordening «Cash controls» in het Europees Parlement besproken. Deze moet het mogelijk maken beter inzicht te krijgen in bewegingen van contante geldstromen aan de externe grenzen van de Unie.
Tijdens het Nederlands voorzitterschap zijn besprekingen gestart over de mogelijke invoering van een gemeenschappelijke grondslag voor de winstbelasting. In 2006 wordt een eerste rapportage verwacht over de voortgang. Tijdens het Luxemburgse voorzitterschap zijn de onderhandelingen over de spaartegoedenrichtlijn afgerond. Deze is op 1 juli 2005 inwerking getreden.
Onder Nederlands en Luxemburgs voorzitterschap is verder getracht om een uitweg te vinden voor de impasse in de discussie over de verlaagde BTW-tarieven. Dit heeft geresulteerd in een compromisvoorstel van het Luxemburgs voorzitterschap in juni 2005. Dit kon echter niet op unanieme steun rekenen van alle lidstaten. Het onderwerp is derhalve doorgeschoven naar het Britse voorzitterschap. Verder heeft het Luxemburgse voorzitterschap de herschikking van de Zesde BTW-richtlijn («recast») en de ontwerpverordening over uitvoeringsmaatregelen op het terrein van BTW behandeld.
Onder Brits voorzitterschap zal worden gestreefd naar afronding van de resterende richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten (de richtlijn kapitaaltoereikendheid voor kredietinstellingen, de richtlijn herverzekering en een aantal Vennootschapsrichtlijnen). De wenselijkheid van regelgeving op Europees niveau is evident. Het vormgeven van een EU-geïntegreerde markt voor financiële dienstverlening is in het belang van de consument en van sterke financiële instellingen. In verband met het creëren van een «level playing field» dient de benodigde wet- en regelgeving op EU-niveau te worden vastgesteld. Dit «level playing field» moet voorts worden bewaakt door uniforme toepassing van deze EU-regels door de Europese financiële toezichthouders («supervisory convergence»). Nieuwe regelgeving wordt voorts onderworpen aan een proportionaliteitstoets via de «impact assessments».
Onder Brits voorzitterschap staan de Commissievoorstellen op het gebied van BTW (één loket, plaats van dienst, verlaagd BTW-tarief) hoog op de agenda. Belangrijk is dat op het terrein van belastingen nieuwe afspraken moeten worden gemaakt over voortzetting van de verlaagde BTW-tarieven, aangezien de termijnen voor uitzonderingsposities van een aantal lidstaten eind 2005 aflopen. Nederland is van mening dat er geen enkele noodzaak bestaat om de verlaagde BTW-tarieven thans af te schaffen. Het zal dan ook pleiten voor voortzetting hiervan.
Uitbreiding van de Europese Unie en deelname aan ERM-II
Ter voorbereiding op de uiteindelijke invoering van de euro in de lidstaten die in juni 2004 tot de Unie zijn toegetreden, zijn inmiddels zes nieuwe lidstaten opgenomen in ERM-II: Estland, Letland, Slovenië, Cyprus, Malta en Litouwen. Ook in de andere nieuwe lidstaten zullen voorbereidingen worden gestart om op termijn de euro in te voeren. De nieuwe lidstaten zullen goed gemonitord worden ook gedurende de periode van deelname aan ERM-II. Alvorens zij op termijn zouden kunnen toetreden tot de eurozone, moeten zij immers voldoen aan alle Maastricht-criteria.
De Raad zal nauw toezien op de toepassing en naleving van de regels van het vernieuwde Stabiliteits- en Groei Pact. In een Unie met één gemeenschappelijke munt en een gemeenschappelijk monetair beleid kan een gebrek aan budgettaire discipline in één lidstaat negatieve externe gevolgen hebben in andere lidstaten. Europese begrotingsregels kunnen de negatieve effecten tegengaan en tevens bijdragen aan het vertrouwen in de EMU en de euro.
Het Nederlands voorzitterschap heeft de voortgang van het EU Actieplan voor betere regelgeving ondersteund. Dit heeft geleid tot een aanbeveling van de Europese Raad van november 2004 aan de Commissie om sectoren vast te stellen die in aanmerking kunnen komen voor het versimpelen van EU-wetgeving. De Raad voor het Concurrentievermogen heeft vervolgens vijftien terreinen aangewezen die vereenvoudigd moeten worden. De Commissie werkt deze suggesties thans uit. Verder kan gesteld worden dat een vermindering van de administratieve lasten uit Brussel per definitie een kwestie van subsidiariteit is. Naar verwachting levert dit ook een bijdrage aan de Nederlandse taakstelling op het terrein van de administratieve lasten.
Het Britse voorzitterschap zal onverminderd aandacht blijven besteden aan de bestrijding van terrorismefinaniering. Er zal prioriteit worden gegeven aan de behandeling van het voorstel van de Commissie voor een verordening over het meezenden van identificerende gegevens bij geldovermakingen. Tevens heeft het Britse voorzitterschap aangegeven voorstellen te willen ontwikkelen tegen misbruik van non-profit-instellingen.
De behandeling van de EU-begroting voor 2006 verloopt overeenkomstig het volgende stramien:
– eerste lezing van het Voorontwerp van de Begroting (VOB) tijdens de Ecofin Raad (begroting) van 15 juli 2005. Vaststelling ontwerpbegroting door de Raad;
– eerste lezing ontwerpbegroting door het Europees Parlement in plenaire zitting van oktober 2005;
– tweede lezing van de ontwerpbegroting zoals geamendeerd door het Europees Parlement op 24 november 2005;
– tweede lezing van de ontwerpbegroting door het Europees Parlement in december 2005 en de vaststelling van de begroting 2006.
In 2006 verloopt de voorbereiding van de begroting voor 2007 in principe langs dezelfde lijnen. Het begrotingsjaar 2007 is echter het eerste onder de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013). Daarmee is de procedure ook afhankelijk van het tijdig tot stand komen hiervan en het Interinstitutioneel Akkoord.
Op 15 juli kwam de Raad (begroting) bijeen ter bespreking van de ontwerpbegroting voor 2006. Voorafgaand aan de eerste lezing van de begroting door de Raad is traditiegetrouw een delegatie van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement ontvangen. Deze conciliatiebijeenkomst is bedoeld om mogelijke geschilpunten tussen Raad en Europees Parlement op te lossen.
Conciliatie met het Europees Parlement
De bespreking van de begroting 2006 bleef vooral beperkt tot het uitwisselen van wederzijdse standpunten. Het ging hierbij om de landbouwuitgaven, de internationale visserijakkoorden, het externe beleid – waaronder de middelen voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en de inzet van het flexibiliteitsinstrument1 – de administratieve uitgaven en de betalingskredieten. Wel werd overeenstemming bereikt over aanpassing van de FP-subplafonds in categorie 1 (landbouw) ten behoeve van modulatie. Als gevolg van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vindt er vanaf 2005 een progressieve overheveling van de rechtstreekse steunverlening plaats die vervolgens volledig wordt aangewend voor plattelandsontwikkeling (Categorie 1b). Het gaat dus om een budgetneutrale aanpassing, door 655 miljoen euro van Categorie 1a te verplaatsen naar 1b.
Voor wat betreft de lopende begroting (2005) werd overeenstemming bereikt over een aanvullende begroting (nr. 3) ter financiering van de wederopbouw van de door de tsunami getroffen gebieden. Van de 350 miljoen toegezegde wederopbouwsteun werd overeenstemming bereikt over het in 2005 te financieren deel van 170 miljoen. De Commissie had voor de financiering reeds 72 miljoen beschikbaar gevonden maar zocht nog dekking voor 98 miljoen, waarvoor zij in eerste instantie het flexibiliteitsinstrument had voorgesteld. Raad en Europees Parlement kwamen overeen om voor 70 miljoen de noodhulpreserve aan te wenden en een additioneel beroep op het flexibiliteitsinstrument te doen voor 15 miljoen. Een besluit over de resterende 13 miljoen wordt in het najaar genomen als er een beter zicht is op het beroep dat op de noodhulpreserve is gedaan.
Ook werd overeenstemming bereikt over de Aanvullende Begroting nr. 5/2005 waarin het solidariteitsfonds wordt aangewend voor de schade van de storm die Slowakije eind 2004 trof (5,7 miljoen euro). In deze aanvullende begroting is onder andere ook een aantal aanpassingen aan de Eigen Middelen kant verwerkt. Per saldo levert dit een additionele teruggave aan alle lidstaten gezamenlijk op van iets meer dan een half miljard. Inclusief de afdrachtenkorting, die in een eerdere aanvullende begroting (no. 4/2005) is verwerkt, krijgt Nederland uiteindelijk een korting van 139 miljoen euro op de afdrachten van 2005.
Eerste lezing Raad/Ontwerpbegroting 2006
Als gevolg van de eerste lezing van de Raad bedragen de totale vastleggingskredieten in de Ontwerpbegroting 2006 120,8 miljard euro, een stijging van 3,7% ten opzichte van 2005. De betalingskredieten bedragen in het compromisvoorstel 111,4 miljard euro. Dit is een stijging van 4,8% ten opzichte van 2005 in plaats van door de Commissie voorgestelde 5,9%. De totale marges onder de Financiële Perspectieven zijn in de Ontwerpbegroting vastgesteld op 2,9 miljard aan vastleggingskredieten en 7,9 miljard aan betalingskredieten. Het totaal aan betalingskredieten komt overeen met 1,01% van het EU-BNI.
Hoewel een gekwalificeerde meerderheid van de Raad zich kon vinden in de ontwerpbegroting 2006, werd door een aantal lidstaten uit het netto-betalerskamp kritisch geïntervenieerd. Duitsland, Oostenrijk en Nederland gaven aan zich niet te kunnen vinden in het afgesproken niveau van betalingen in met name categorie 1 (landbouw) en categorie 2 (structuurfondsen) en onthielden zich derhalve van stemming. Op basis van cijfers uit het verleden lijkt de door de Raad vrijwel ongewijzigd overgenomen inschatting van de Commissie te hoog. De Raad lijkt hiermee zijn eigen stringente begrotingsbeleid zoals verwoord in de begrotingsrichtsnoeren voor de begroting 2006 (aangenomen maart jl.) niet geheel na te leven. Voorts zijn genoemde lidstaten van mening dat ten aanzien van de ontwikkeling van de EU-begroting, dezelfde economische realiteit moet gelden als op nationaal niveau, zeker ook gezien de budgettaire situatie in een aantal lidstaten.
• http://www.minfin.nl (het ministerie van Financiën)
• http://www.dnb.nl (De Nederlandsche bank)
• http://www.europe.eu.int/comm/index (de Europese Commissie)
4.4 Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
13 juli 2005 | Buitengewone JBZ-Raad in Brussel |
8–9 september 2005 | Informele JBZ-Raad in Newcastle/Gateshead |
13–14 oktober 2005 | JBZ-Raad in Luxemburg |
1–2 december 2005 | JBZ-Raad in Brussel |
12–13 januari 2006 | Informele JBZ-Raad in Wenen |
20–21 februari 2006 | JBZ-Raad in Brussel |
27–28 april 2006 | JBZ-Raad in Luxemburg |
1–2 juni 2006 | JBZ-Raad in Brussel |
4.4.1 Asiel, migratie en buitengrenzen alsmede integratie
Tijdens het Nederlands voorzitterschap is een eerste stap gezet naar een gemeenschappelijke asielprocedure. Er zijn afspraken gemaakt over de voorbereiding van een enkelvoudige procedure. Tevens heeft de Raad een akkoord bereikt over de richtlijn inzake minimumnormen voor asielprocedures. Op het gebied van legale migratie is een algemene oriëntatie bereikt over de richtlijn voor toelating van wetenschappers. Voorts is onder Luxemburgs voorzitterschap een groenboek «Over het beheer van de economische migratie: een EU-aanpak» gepresenteerd. Daarnaast heeft de Raad conclusies aangenomen over de instelling van een wederzijds informatiesysteem tussen de voor migratie en asiel bevoegde instanties van de lidstaten.
Het Nederlands voorzitterschap heeft het thema integratie stevig op de Europese agenda gezet. In aansluiting op de integratieparagraaf in het Haags Programma, bereikte de Raad overeenstemming over elf gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratiebeleid voor immigranten binnen de Unie die verder uitgewerkt zullen worden.
Illegale immigratie, grenzen, terugkeer en externe betrekkingen
De verordening voor de oprichting van het Europees Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen van de EU-lidstaten is onder Nederlands voorzitterschap afgerond en is sinds mei 2005 operationeel (zetel in Warschau). Eén van de voornaamste taken van het Agentschap zal bestaan uit het coördineren van de operationele samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het beheer van de buitengrenzen. Daarnaast heeft de Raad conclusies aangenomen over illegale immigratie via de zeegrenzen om activiteiten van lidstaten te verbeteren en zijn conclusies aangenomen over samenwerking met Libië.
Voorts is onder Nederlands voorzitterschap overeenstemming bereikt over de invoering van biometrische kenmerken in paspoorten en reisdocumenten (gelaatsscan en vingerafdruk). Ook is overeenstemming bereikt over het stempelen van reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij in- en uitreis en over de herziening van de verordening over het wederkerigheidsmechanisme voor visa.
De Raad heeft conclusies getrokken over de prioriteiten voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk readmissiebeleid waarmee de wenselijkheid van nieuwe onderhandelingsmandaten voor de Commissie van geval tot geval worden bezien. Ook heeft de Raad «best practices» vastgesteld op het gebied van terugkeer, waarin tevens het belang van gezamenlijke terugkeeroperaties (onder andere charters) wordt benadrukt. Voorts heeft de Raad besloten om samen met de regio's van herkomst en UNHCR naar manieren te zoeken om meer vluchtelingen in een zo vroeg mogelijk stadium en zo dicht mogelijk bij huis bescherming te bieden.
In 2005 zal de richtlijn inzake minimumnormen voor asielprocedures kunnen worden aangenomen. Vervolgens zal de Commissie een voorstel indienen voor een bijbehorende lijst van veilige landen van herkomst. Daarnaast zal de Commissie een mededeling uitbrengen die beoogt praktische samenwerking tussen nationale asieldiensten te vergemakkelijken, zoals het gemeenschappelijk gebruik van informatie over landen van herkomst. Verder zal de Commissie eind 2005 een beleidsplan over legale migratie presenteren. Ten slotte zal de Commissie een voorstel presenteren over een wederzijds informatiesysteem tussen de voor migratie en asiel bevoegde instanties van de lidstaten.
De Commissie zal met een mededeling over een Europees kader voor integratie komen. Het Europese handboek over integratie zal in 2006 worden geactualiseerd. Voorts hoopt de Commissie in 2006 een internetwebsite te ontwikkelen, waarop ervaringen met en informatie over integratie kunnen worden uitgewisseld.
Illegale immigratie, grenzen, terugkeer en externe betrekkingen
In 2005 zal de Raad naar verwachting een akkoord bereiken over de oprichting van een visumdatabank (EU-Visum Informatie Systeem), waarin ook biometrische gegevens zullen worden opgeslagen. In datzelfde jaar zal de Commissie een voorstel presenteren voor de oprichting van teams van nationale deskundigen om technische en operationele bijstand te verlenen bij de bewaking van de buitengrenzen. Ook zal de Commissie een voorstel voor de oprichting van gemeenschappelijke EU-aanvraagcentra voor visa indienen.
Onder Brits voorzitterschap zal de Commissie een voorstel presenteren voor minimumnormen voor terugkeerprocedures. De Commissie zal in 2005 een speciale vertegenwoordiger voor een gemeenschappelijk terug- en overnamebeleid benoemen. Voorts zal de Commissie onder Brits voorzitterschap een mededeling over de relatie tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking presenteren. De Raad zal bezien hoe de samenwerking met derde landen in de Mediterrane regio kan worden verbeterd, om humanitaire tragedies op zee te voorkomen. Ook zullen proefprogramma's van start gaan voor de bescherming van vluchtelingen in de regio's van herkomst conform het Haags Programma.
4.4.2 Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
Wederzijdse erkenning en onderlinge aanpassing van regelgeving
Op grond van een evaluatie van de Commissie wordt bezien welke verbeteringen er mogelijk zijn in de implementatie van het Europees Aanhoudingsbevel. Ondertussen worden onder meer goede vorderingen gemaakt bij onderhandelingen over het kaderbesluit voor een Europees bewijsverkrijgingsbevel die het vergaren en overdragen van bestaand bewijs moet vergemakkelijken. Daarnaast zijn de kaderbesluiten over wederzijdse erkenning van geldboetes, aanvallen op informatiesystemen en over confiscatie van opbrengsten van misdrijven, gebruikte hulpmiddelen en verkregen voorwerpen goedgekeurd.
Operationele samenwerking van lidstaten en instellingen
De Raad heeft reeds voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van een hoofdpunt van het Haags Programma: de uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavingsdiensten op basis van het beginsel van beschikbaarheid. Een belangrijk winstpunt hierbij is de afspraak dat op het gebied van informatie-uitwisseling voortaan nationale veiligheidsdiensten eveneens het beginsel van beschikbaarheid van informatie in acht zullen nemen bij hun samenwerking. De Europese Task Force Politiechefs heeft onder Nederlands voorzitterschap de operationele planningsmethodologie «Comprehensive Operational Strategic Planning for the Police» (COSPOL) ontwikkeld. Ook is overeenstemming bereikt over betere informatie-uitwisseling tussen lidstaten enerzijds en Europol en Eurojust anderzijds bij terrorismebestrijding. Het informatiesysteem van Europol zal medio 2006 operationeel worden. De rol van Eurojust op het gebied van terrorismebestrijding is nader uitgewerkt. Wat betreft de Europese aanpak van voertuigcriminaliteit heeft de Raad eind 2004 een kaderbesluit aangenomen, waarin naast de verbetering van informatieuitwisseling en operationele samenwerking, tevens het belang van de betrokkenheid van de private sector wordt benadrukt.
De uitvoering van het EU-actieplan terrorisme is met prioriteit ter hand genomen en dat heeft zijn vruchten afgeworpen. De aanslagen in Londen hebben geleid tot een verklaring van de Raad (JBZ) waarmee de uitvoering van het actieplan verder wordt aangescherpt. De voortgang van een aantal acties die deels aan terrorismebestrijding zijn gerelateerd is hierboven reeds beschreven. Verder heeft de Raad bijzondere aandacht besteed aan radicalisering en rekrutering van terroristen teneinde een basis te leggen voor een alomvattende strategie. Ook is het Situation Center (SitCen) bij het Raadssecretariaat uitgebreid met leden van de nationale veiligheidsdiensten om dreigingsanalyses te maken. Het zal nauwer gaan samenwerken met Europol. Er is besloten om paspoorten te beveiligen met biometrische kenmerken en het agentschap buitengrensbeheer is van start gegaan. Ook zijn maatregelen getroffen om financiering van terrorisme tegen te gaan zoals controles op het invoeren van cash geld, en de derde richtlijn over witwassen van zwart geld. Voorts is vooruitgang geboekt met het ontwerp-kaderbesluit inzake het bewaren van verkeersgegevens door telecomaanbieders. Bij de maatregelen op het terrein van crisisbeheersing, die de EU voor juli 2006 dient uit te werken, wordt eveneens ingegaan op de beheersing van terroristische aanvallen.
Onder Nederlands voorzitterschap heeft de Europese Raad van 16 en 17 december 2004 de EU Drugsstrategie 2005–2012 vastgesteld. De samenwerking ter bescherming van volksgezondheid en sociale cohesie moet een aanvulling zijn op de activiteiten van de lidstaten op het terrein van drugspreventie, vermindering van gebruik, afhankelijkheid en drugsgerelateerde schade aan de volksgezondheid. De samenwerking op het gebied van veiligheid is gericht op aanpak van drugsproductie, grensoverschrijdende drugshandel en de illegale handel in precursoren. De Raad heeft ter uitvoering van de strategie in juni 2005 het EU Drugs Actieplan 2005–2008 goedgekeurd.
Wederzijdse erkenning en onderlinge aanpassing van regelgeving
De Raad streeft ernaar om dit jaar het Europees Bewijsverkrijgingsbevel en het kaderbesluit voor het bewaren van verkeersgegevens door telecomaanbieders aan te nemen. Daarnaast zal de aandacht onder meer uitgaan naar een Commissievoorstel voor een kaderbesluit voor georganiseerde criminaliteit om relevante wetgeving voor georganiseerde criminaliteit in de lidstaten tot elkaar te brengen. In aansluiting op het Haags Programma zal de Raad de onderhandelingen over het ontwerp-kaderbesluit over procedurele rechten in strafprocedures voortzetten. Dit besluit legt een aantal basisrechten vast zoals het recht op bijstand en dat op vertolking en vertaling. De onderhandelingen op het gebied van racisme en xenofobie worden mogelijk onder Oostenrijks voorzitterschap voortgezet, na een voorstel van de Commissie.
Operationele samenwerking van lidstaten en instellingen
Eén van de kernonderwerpen voor de komende jaren is de uitwerking van informatie-uitwisseling op grond van het beginsel van beschikbaarheid. De Commissie komt eind 2005 met een reeks voorstellen. Dit moet uiterlijk 2008 leiden tot een besluit waarmee het voor rechtshandhavingsfunctionarissen mogelijk is de informatie verkrijgen die in een andere lidstaat beschikbaar is. Verder staat onder meer het opzetten van publiek-private samenwerkingsverbanden in het kader van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op de agenda.
De implementatie van nieuwe functies in het Schengen Informatie Systeem (SIS), zoals vastgesteld in de Raad van februari 2005, vindt vanaf juni 2005 plaats in termijnen. Tot deze nieuwe functies behoort onder andere toegang van Europol en Eurojust tot SIS-gegevens.
Zoals besloten in de Raad van juli 2005 naar aanleiding van de aanslagen in Londen wordt de implementatie van het EU-actieplan terrorismebestrijding aangescherpt. Dit betreft onder andere een strategie om preventie van radicalisering en rekrutering tegen te gaan; verbeterde samenwerking tussen justitie-, politie- en inlichtingendiensten en tussen EU-informatiesystemen als SIS, VIS en Eurodac, maatregelen ten aanzien van de financiering van terrorisme zoals bevriezing van tegoeden en het voorkomen van misbruik van liefdadigheidsorganisaties; verbetering van nationale anti-terrorisme structuren; snellere invoering van biometrische kenmerken in paspoorten en visa; en intensievere samenwerking met prioritaire derde landen. Het Britse voorzitterschap beoogt in 2005 een besluit te nemen over het bewaren van verkeersgegevens door telecomaanbieders. Daarnaast wordt gewerkt aan arrangementen om de coördinatie bij grensoverschrijdende crises te regelen. Het gaat hier naast civiele bescherming en vitale infrastructuur ook om openbare orde en interne veiligheidsaspecten.
In het kader van het EU Drugs Actieplan zal de Commissie haar jaarlijkse voortgangsrapportage presenteren. Ook zal zij een groenboek over de rol van de samenleving in de opstelling van het drugsbeleid in 2006 opstellen. Na de vaststelling van het EU Drugs Actieplan op de Europese Raad van juni 2005 kan een start worden gemaakt met de daarin voorgestelde acties op het gebied van vraag- en aanbodvermindering, internationale samenwerking, informatie, onderzoek en evaluatie.
4.4.3 Justitiële samenwerking in civiele zaken
Ter uitwerking van het onderdeel civielrechtelijke samenwerking van het Haags Programma heeft een conferentie plaatsgevonden, waarbij over een aantal praktische belemmeringen bij grensoverschrijdend procederen is gesproken. Een belangrijk instrument hierbij is het Europees betalingsbevel voor het invorderen van niet-betwiste schuldverordeningen waarmee in de onderhandelingen goede voortgang wordt gemaakt.
Daarnaast heeft de Raad onderhandeld over een ontwerprichtlijn over bepaalde aspecten van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken. Deze heeft als doel de toegang tot geschillenbeslechting te vergemakkelijken en het treffen van een minnelijke schikking te bevorderen. Dit geschiedt door een goede verhouding tussen het gebruik van gerechtelijke procedures enerzijds en van bemiddeling anderzijds na te streven.
De Commissie heeft een groenboek gepresenteerd over het toepasselijk recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken. Doel hiervan is een raadpleging van belanghebbenden op gang te brengen over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken. De Commissie zal het komende jaar met een voorstel komen. Ook zal onder Britse voorzitterschap een begin worden gemaakt met de inventarisatie van de reacties uit de lidstaten op het groenboek van de Commissie inzake erfopvolging en testamenten.
Naar verwachting zal de Raad onder Brits voorzitterschap een ontwerpverordening en mogelijk ook een ontwerprichtlijn bespreken op het gebied van (internationale) alimentatie. Verder staat de nadere uitwerking van het voorstel van de Commissie voor een Europese procedure voor geringe vorderingen op de Raadsagenda.
• http://www.minjustitie.nl (Ministerie van Justitie)
• http://www.minbzk.nl (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
• http://europa.eu.int/comm/ (Europese Commissie)
4.5 Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
8–9 juli 2005 | Informele Raad WSBVC in Belfast (werkgelegenheid en sociaal beleid) |
20–21 oktober 2005 | Informele Raad WSBVC (volksgezondheid) |
8–9 december 2005 | Raad WSBVC in Brussel |
20–21 januari 2006 | Informele Raad WSBVC in Villach (werkgelegenheid en sociaal beleid) |
10 maart 2006 | Raad WSBVC in Brussel |
26 april 2006 | Informele Raad WSBVC in Wenen (gezondheid) |
1–2 juni 2006 | Raad WSBVC in Luxemburg |
4.5.1 Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
Sociale Beleidsagenda 2005–2010
In februari 2005 heeft de Commissie de nieuwe Sociale beleidsagenda 2005–2010 gepresenteerd. De huidige Sociale Beleidsagenda van Nice (2000–2005) loopt dit jaar af. De Europese Raad van 22–23 maart 2005 heeft de nieuwe agenda vastgesteld. De agenda heeft veel meer dan in het verleden een duidelijke focus die goed aansluit bij de focus die de Europese Raad heeft aangebracht bij de Midterm review van de Lissabon-strategie. Hij moet bijdragen aan het verwezenlijken van de Lissabon-doelstellingen door bevordering van werkgelegenheid, sociale cohesie, sociale insluiting en gelijke kansen voor iedereen.
Sociale bescherming en sociale insluiting
De Voorjaarsraad van 2005 heeft het Eerste Gezamenlijke Verslag over sociale bescherming en sociale insluiting vastgesteld, gebaseerd op het gezamenlijk verslag pensioenen (2003) en het gezamenlijk verslag sociale insluiting (2004). Dit verslag dient ter voorbereiding van nakoming van de afspraak van vorig jaar om de sociale beschermingsprocessen (sociale insluiting, pensioenen en gezondheidszorg) per 2006 te stroomlijnen. Het accent in dit rapport ligt vooral op de sociale insluiting. Prioriteiten voor sociale insluiting zijn de reïntegratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, meer activering in de sociale zekerheid, tegengaan van dakloosheid en armoede onder kinderen en verbetering van de integratie van migranten en etnische minderheden.
Een van de grote uitdagingen op het terrein van pensioenen is de financiële houdbaarheid te garanderen en tegelijkertijd de sociale houdbaarheid niet in gevaar te brengen. Volgens het rapport ligt één van de oplossingen voor dit dilemma in de verhoging van de effectieve uittredingsleeftijd. Immers, met langer doorwerken wordt het draagvlak voor de pensioenen verbreed en wordt pas later een beroep gedaan op een uitkering.
Richtlijn arbeidstijden bij het spoor
De Raad is erin geslaagd een akkoord te bereiken over arbeidstijden voor mobiele werknemers in het internationale spoor. Bij dit dossier is gebruik gemaakt van de procedure omschreven in artikel 139 lid 2 EG-Verdrag. Daarbij heeft de Commissie een voorstel voorgedragen aan de Raad waarover sociale partners eerst overeenstemming hadden bereikt.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap is geprobeerd het voorstel voor een richtlijn uitzendarbeid aan de Raad van december 2004 ter besluitvorming voor te leggen. Tussen de lidstaten bestonden echter te grote verschillen van opvatting over een aantal punten zoals de lengte en de aard van overgangstermijnen en de lengte van de wachttermijnen tijdens de overgangsperiode. Omdat hieruit bleek dat de lidstaten onvoldoende bereid waren om met elkaar over de uitzendrichtlijn tot overeenstemming te komen is besloten het voorstel niet aan de Raad voor te leggen.
Stichting Dublin en Agentschap Bilbao
De Raad heeft in juni 2005 een akkoord bereikt over de wijzigingsverordeningen voor respectievelijk het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk te Bilbao en de Europese Stichting tot verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden te Dublin. In de verordeningen zijn de bevoegdheden van beide organen na de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten opnieuw vastgelegd. De wijzingen betreffen onder meer de strategische rol van het bestuur, hun vergaderfrequentie en de rol van het Bureau.
Gemeenschapsprogramma voor Werkgelegenheid en Sociale Solidariteit (PROGRESS)
Dit Commissievoorstel van medio 2004 maakt deel uit van het pakket voorstellen in het kader van de nieuwe Financiële Perspectieven 2007–2013. Het dient ter financiële ondersteuning van de EU-doelstellingen op het terrein van werkgelegenheid en sociaal beleid. Met PROGRESS worden vier communautaire actieprogramma's (werkgelegenheid, anti-discriminatie, gendergelijkheid en sociale uitsluiting) in één programma ondergebracht. PROGRESS is daartoe verdeeld in 5 beleidsterreinen:
• Werkgelegenheid
• Sociale bescherming en insluiting
• Arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden
• Anti-discriminatie en diversiteit
• Gendergelijkheid.
De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt bereikt over de inhoud van PROGRESS.
Richtlijn gelijke behandeling bij levering van goederen en diensten
De Raad heeft in het najaar van 2004 een akkoord bereikt over de richtlijn voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de levering van goederen en diensten, zowel in de publieke als private sector. Hiermee kan directe en indirecte discriminatie op grond van geslacht ook buiten de werkplek worden verboden.
Het jaar van de mobiliteit van werknemers (2006)
In de Sociale Beleidsagenda 2005–2010 is aangekondigd dat 2006 «het jaar van de mobiliteit van werknemers» zal zijn. De Raad van juni 2005 heeft over de invulling van het programma ervan gesproken.
De Raad is er tijdens het Nederlandse Voorzitterschap niet in geslaagd een akkoord te bereiken over de arbeidstijdenrichtlijn. Er is weliswaar op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de definities en toekenning van compenserende rusttijd. Hiermee kunnen de uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger worden gerepareerd. De onderhandelingen liepen echter vast op de opt-out, dat wil zeggen de mogelijkheid om af te wijken van de maximale toegestane arbeidstijd van 48 uur per week. Een blokkerende minderheid wenste afschaffing van de opt-out. Tijdens het Luxemburgs voorzitterschap is er geen akkoord bereikt op dit dossier. Het Britse voorzitterschap wil opnieuw een poging ondernemen om een politiek akkoord op dit dossier te bereiken
Op het terrein van arbeidsomstandigheden heeft de Raad van december 2004 een akkoord bereikt over een richtlijn die werknemers beoogt te beschermen tegen blootstelling aan risico's van optische straling zoals zonlicht en laser. Dit dossier is het vierde en laatste onderdeel van een voorstel van de Commissie uit 1993, de zogenaamde richtlijn Fysische Agentia. Deze richtlijn had als doel vier typen agentia (geluid, mechanische trillingen, elektromagnetische velden en optische straling) in één richtlijn te regelen. Het Europees Parlement heeft een advies uitgebracht. Het Britse voorzitterschap wil dit dossier afronden.
Tijdens het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap zal de Raad onderhandelen over een voorstel voor een pensioenrichtlijn. De Commissie zal daartoe dit najaar een voorstel uitbrengen.
De Commissie heeft op verzoek van de Europese Raad van juni 2004 een voorstel voor een Europees Genderinstituut gepresenteerd. Bedoeling is dat het instituut een onafhankelijke kennisinstelling wordt met o.a. als taken het verzamelen en analyseren van onderzoeksgegevens, en de ontwikkeling van methoden om objectiviteit en betrouwbaarheid van data te vergroten. Het instituut moet vanaf 1 januari 2007 operationeel zijn. Naar verwachting zal hierover onder het Oostenrijkse voorzitterschap een akkoord worden bereikt.
Richtlijn stroomlijning gelijke behandeling bij werk en beroep (recast)
Onder het Oostenrijkse voorzitterschap zal getracht worden een politiek akkoord te bereiken over de richtlijn die een aantal bestaande richtlijnen beoogt te stroomlijnen op het terrein van gelijke behandeling en gelijke kansen van mannen en vrouwen bij werk en beroep. Doel hiervan is het vergroten van de transparantie en toegankelijkheid van de gelijke behandelingsregelgeving en de toepassing ervan te verbeteren.
Sociale dimensie van globalisering
De Raad heeft naar aanleiding van het rapport van de World Commission inzake de Sociale Dimensie van Globalisering van februari 2004 – «A fair globalization, creating opportunities for all» – een mededeling gepubliceerd met als titel «The Social Dimension of Globalisation – the EU's policy contribution on extending the benefits to all». Hierover zijn onder het Luxemburgse voorzitterschap Raadsconclusies aangenomen. De Commissie zal in de toekomst regelmatig over de voortgang rapporteren in de Raad.
Het jaar van de gelijke kansen voor iedereen (2007)
In de Sociale Beleidsagenda 2005–2010 is aangekondigd dat 2007 «het jaar van gelijke kansen voor iedereen» zal zijn. Tijdens de Raad onder Brits voorzitterschap zal hierover een eerste gedachtewisseling plaatsvinden.
Europees Centrum voor Ziektepreventie en -Bestrijding (ECDC)
Het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -Bestrijding (ECDC) is sinds 20 mei 2005 operationeel. Het ECDC is bedoeld om de bestrijding van besmettelijke ziekten en andere gezondheidsbedreigingen waarmee de burgers van de EU geconfronteerd kunnen worden, op gestructureerde en systematische wijze aan te pakken. Hiertoe assisteert en adviseert het Centrum de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van hun taken. In 2007 is een onafhankelijke evaluatie van de door het Centrum bereikte resultaten voorzien. Op grond van de uitkomsten van die evaluatie zal worden bezien of het mandaat van het Centrum wordt uitgebreid met andere werkzaamheden dan alleen de verbetering van de infectieziektebestrijding.
International Health Regulations (IHR)
Tijdens de «World Health Assembly» (WHA) van de «World Health Organisation» (WHO) in mei 2005 is de herziening van de «International Health Regulations» (IHR) aangenomen. Doel hiervan is de wereld te beschermen tegen ziekten met minimale onnodige en nadelige gevolgen voor het internationale verkeer.
Vanwege de recente uitbraken van voor de mens gevaarlijke vormen van vogelpest in Azië zijn veel lidstaten onder aanvoering van de WHO begonnen met het treffen de voorbereidingen om adequaat te reageren op de bestrijding van een mogelijke pandemie. De Commissie heeft onder andere een «generiek» draaiboek opgesteld. Daarnaast is zij begonnen met een vergelijking van de draaiboeken van de diverse lidstaten. Ook ondersteunt de Commissie de lidstaten door onderhandelingen met de fabrikanten van antivirale middelen en vaccins te voeren. Verder zal zij dit jaar een oefening organiseren waaraan ook Nederland zal deelnemen. Daarnaast nemen de Unie en ook Nederland, onder coördinatie van de FAO, actief deel aan de bestrijding en preventie van vogelpest in Azië, om zo het risico van het ontstaan van pandemie te verkleinen.
Gezondheidsclaims en toevoeging vitaminen en mineralen aan levensmiddelen
De behandeling van de verordening voeding- en gezondheidsclaims zal door de komende voorzitterschappen worden voortgezet aangezien de Raad medio 2005 hierover nog geen overeenstemming met het Europees Parlement bereikte. Een voeding- of gezondheidsclaim stelt dat een voedingsmiddel, of een van de ingrediënten daarvan, goed is voor de gezondheid. Centraal in het voorstel staat dat dergelijke claims alleen mogen worden gebruikt als is vastgesteld dat zij een wetenschappelijke basis hebben. Hiermee wordt onder andere misleiding van de consument met bijvoorbeeld «fantasievolle» claims voorkomen. Een verordening die hiermee samenhangt, is de verordening over de toevoeging van vitaminen en mineralen en andere substanties aan levensmiddelen (verrijking). Het doel hiervan is het gladstrijken van de nationale verschillen in levensmiddelenwetgeving die de vrije markt belemmeren. Naast het bepalen van maximumgehaltes van toegevoegde stoffen, stelt de verordening ook regels voor etikettering van voedingsmiddelen vast. Naar verwachting zal tijdens het Britse voorzitterschap de behandeling van dit voorstel worden afgerond. Via de «Codex Alimentarius» van de FAO/WHO beoogt de Unie dit beleid internationaal te bevorderen.
Actieprogramma volksgezondheid en consumentenzaken
Het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap zullen doorgaan met de behandeling van het Actieprogramma Volksgezondheid en consumentenzaken. Op 6 april 2005 presenteerde de Commissie haar voorstellen voor dit actieprogramma. Zij voegt twee beleidsterreinen samen die voorheen onder een separaat actieprogramma vielen: gezondheid en consumentenzaken. Het programma heeft specifieke doelen op het gebied van volksgezondheid:
• Bescherming van burgers tegen gezondheidsbedreigingen
• Stimulering van een gezondere levensstijl
• Bijdragen tot vermindering van ernstige ziekten in de EU
• Betere gezondheidsinformatie en -analyse
Het is aan de komende twee voorzitterschappen om de inhoudelijke behandeling van het programma voort te zetten. Relevante aspecten van dit beleid zal de Unie inbrengen in de WHO.
Kindergeneesmiddelen (pediatrische geneesmiddelen)
In de tweede helft van 2005 en mogelijk de eerste helft van 2006 zal de Raad doorgaan met de behandeling van de verordening over pediatrische geneesmiddelen. Essentie hiervan is dat de farmaceutische industrie verplicht wordt bij een aanvraag voor registratie van een nieuw geneesmiddel een plan in te dienen voor onderzoek naar het gebruik van het betreffende middel bij kinderen.
De Raad zal meer aandacht moeten besteden aan het toenemende probleem van overgewicht, en (het aannemen van) een ongezonde leefstijl, in het bijzonder bij kinderen. Naast fysieke, psychische en sociale problemen veroorzaakt overgewicht ook ziektes zoals diabetes. In vervolg op de oprichting van het Europees Platform Voeding, Bewegen en Gezondheid en de aanname van conclusies over zwaarlijvigheid in de Raad van juni 2005, is de Commissie van plan in 2005 een groenboek te presenteren over voeding en lichaamsbeweging. Op grond van de reacties hierop zal de Commissie eind 2006 een mededeling met concrete beleidsvoorstellen presenteren.
Mobiliteit van beroepsbeoefenaren
Het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap gaan verder met behandeling van het onderwerp van mobiliteit in de EU en de gevolgen daarvan voor de gezondheidszorgstelsels. Niet alleen patiënten reizen door de Unie voor het inroepen van medische diensten, ook de zorgverleners gaan over de grens. Het Britse voorzitterschap organiseert in oktober 2005 een vervolgconferentie op de onder het Nederlandse voorzitterschap georganiseerde conferentie «Healthcare Professionals Crossing Borders». Patiëntveiligheid in het licht van migrerende zorgverleners staat daarbij centraal.
Het Britse voorzitterschap wil meer informatie verkrijgen en «best practices» uitwisselen om gezondheidszorgdiensten en -producten (denk aan medische hulpmiddelen en geneesmiddelen) veiliger te maken voor patiënten. Ook het toenemende grensoverschrijdende verkeer van zowel patiënten als zorgverleners mag er niet toe leiden dat de patiëntveiligheid achteruit gaat. Daarnaast wil het voorzitterschap op het gebied van patiëntveiligheid niet alleen binnen de EU beter samenwerken maar hierbij ook organisaties als de WHO betrekken. Eind november 2005 vindt er een belangrijke conferentie over dit thema plaats.
• http://www.minszw.nl (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
• http://www.minvws.nl (Ministerie van Volksgzondheid Wetenschap en Sport)
• http://www.minlnv.nl (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)
• http://www.europe.eu.int (Europese Commissie)
4.6 Raad voor Concurrentievermogen
11–12 juli 2005 | Informele Raad voor Concurrentievermogen in Cardiff |
11 oktober 2005 | Raad voor Concurrentievermogen in Luxemburg |
28–29 november 2005 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
13 maart 2006 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
20–22 april 2006 | Informele Raad voor Concurrentievermogen in Graz |
29–30 mei 2006 | Raad voor Concurrentievermogen in Brussel |
Het Nederlandse voorzitterschap heeft zich ingespannen meer duidelijkheid te verschaffen over de kaderrichtlijn voor een interne markt voor diensten. Nederland vindt dat totstandkoming van zo'n richtlijn een grote bijdrage kan leveren aan de uitvoering van de Lissabonafspraken. De richtlijn levert naar verwachting een belangrijke impuls voor economische groei in Nederland en de EU als geheel. De discussie concentreerde zich tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap vooral op het land-van-oorsprong-beginsel, administratieve vereenvoudiging (instelling van één loket voor afwikkeling van procedures) en administratieve samenwerking tussen de lidstaten (verbetering van informatie-uitwisseling tussen lidstaten, de kwaliteit van diensten en administratieve samenwerking. Het Britse voorzitterschap zal het komende half jaar de gevoelige thema's, zoals de reikwijdte en het land van oorsprongbeginsel wederom aan de orde stellen. Het Europees Parlement zal eind oktober 2005 zijn eerste lezing afronden.
Onder de Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschappen is de behandeling van de verordening over chemische stoffen (REACH) voortgezet. REACH beoogt één enkel geïntegreerd systeem tot stand te brengen voor Registratie, Evaluatie, Beperkende maatregelen en de Autorisatie (verlening van vergunningen) voor chemische stoffen. Het betreft een complex dossier dat zowel de kwaliteit van milieu en volksgezondheid als de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven raakt. Belangrijke elementen voor Nederland zijn: een hoog beschermingsniveau voor mens en milieu, een effectieve interne markt en verbetering van de concurrentiepositie van de industrie. Beperking van de kosten van REACH voor het MKB met handhaving van een effectieve bescherming van mens en milieu heeft daarbij bijzondere aandacht. Nederlandse aandachtspunten zouden moeten worden verwezenlijkt door stimulering van innovatie, onder andere gericht op minder milieubelastende alternatieven. Hoewel het Britse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord in november 2005, is het de vraag of dit haalbaar is gezien de omvang en de complexiteit van het dossier.
Het Europees Parlement heeft in zijn tweede lezing de richtlijn voor octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen verworpen. Dit betekent dat er geen richtlijn tot stand zal komen. De Commissie heeft al aangegeven dat zij op korte termijn niet met een nieuw voorstel zal komen.
In de tweede helft 2005 zal de Raad naar een akkoord streven over de verordening voor verlening van dwanglicenties op farmaceutische producten bij export naar landen met onvoldoende farmaceutische productiecapaciteit. De onderhandelingen hierover zijn in de tweede helft van 2004 gestart. De verordening vormt de EU-brede implementatie van het WTO-besluit van augustus 2003 over de verlening van dwanglicenties. Zij moet het mogelijk maken dat lidstaten dwanglicenties op octrooien kunnen verlenen aan producten van generieke geneesmiddelen. Daarmee kunnen zij op goedkope wijze voorzien in de behoefte aan farmaceutische producten in ontwikkelingslanden.
Verder is het in 2004 niet mogelijk gebleken voortgang te boeken bij de totstandkoming van het gemeenschapsoctrooi. Een beperkt aantal lidstaten was niet bereid tot een compromis. Het Luxemburgse voorzitterschap heeft het onderwerp laten rusten. Doel van het Gemeenschapsoctrooi is het octrooisysteem in Europa goedkoper te maken en zo het innovatieklimaat te verbeteren. Het is de vraag of het Britse voorzitterschap dit complexe dossier (vanwege de lastige kwestie van het talenregime) op de Raadsagenda wil zetten.
Administratieve-lastenvermindering
Eén van de accenten van het Nederlands voorzitterschap was vermindering van de administratieve-lastendruk voor bedrijven. Lidstaten, Commissie en het Europees Parlement streven naar minder en betere EG-regelgeving. Het voorzitterschap richtte zich daarbij op een aantal actiepunten: verbetering van de huidige «impact assessments», ontwikkeling van een Europese methodologie voor het meten van administratieve lasten voor bedrijven en vereenvoudiging van bestaande EG-regelgeving.
Via de «impact assessments», in het kader van het Actieplan Betere Regelgeving, zal meer rekening worden gehouden met het effect van regelgeving op de concurrentiekracht van het bedrijfsleven. Voor de totstandkoming van een Europese meetmethode, is – in overleg met de Commissie en in samenwerking met de lidstaten – een aantal proefprojecten gelanceerd. Deze vormen de basis voor een gemeenschappelijke, Europese methodologie ter kwantificering van administratieve lasten, gebaseerd op het Nederlands standaardkostenmodel. De Commissie zal naar verwachting de EU-methodiek eind 2005 afronden. Het voorzitterschap heeft verder – aan de hand van suggesties van lidstaten – een «short-list» van vijftien Europese regels vastgesteld, die met prioriteit voor vereenvoudiging in aanmerking komen.
Het Nederlands voorzitterschap heeft aandacht gevraagd voor het belang van tijdige omzetting van EG-richtlijnen. Doel was de discussie op gang te brengen over de economische gevolgen van late of onjuiste implementatie voor bedrijven en consumenten. Voorts is gesproken over maatregelen die lidstaten kunnen nemen om hun eigen implementatietekort terug te dringen. Hierbij zijn lidstaten uitgenodigd om gebruik te maken van «best practices». De Commissie heeft deze onlangs in haar zogenaamde «Aanbeveling over de omzetting in nationaal recht van interne markt richtlijnen» gepresenteerd. Nederland spant zich uiteraard in om ook de eigen implementatie te bespoedigen. Het streeft ernaar het maximale omzettingsdeficiet van 1,5%, zoals in de Raad afgesproken, dit najaar te bereiken.
Vennootschapsrecht en «corporate governance»
Het Nederlands voorzitterschap bereikte een politiek akkoord over de richtlijn grensoverschrijdende fusies. Deze maakt herstructurering van (grote) internationale concerns en grensoverschrijdende samenwerking van middelgrote en kleine ondernemingen eenvoudiger. Daarnaast is een regeling opgenomen voor de medezeggenschap van werknemers van bij de fusie betrokken vennootschappen.
De Raad is het tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap niet gelukt om overeenstemming te bereiken over het Commissievoorstel over verkoopbevorderende activiteiten («sales promotion»). Wel is de Raad erin geslaagd om in de tweede helft van 2004 een verordening aan te nemen over samenwerking op het gebied van consumentenbescherming. Doel van deze verordening is om bij grensoverschrijdende klachten effectieve samenwerking tot stand te brengen tussen Europese consumententoezichthouders.
Onder het Nederlandse voorzitterschap hield de Raad een debat over de toekomstige Europese ondersteuning van onderzoek en technologie, ter voorbereiding op het voorstel van de Commissie voor het 7e Kaderprogramma (KP7) dat zij begin 2005 heeft gepresenteerd. De Raad spoorde de Commissie aan zorg te dragen voor de continuïteit van de huidige instrumenten in het Zesde Kaderprogramma. Een goede balans hiertussen is essentieel net als de verbetering van de praktische werking van de Kaderprogramma instrumenten.
In de Raad van november 2004 is er gedebatteerd over de toekomst van het Europees onderzoeks- en technologiebeleid. De lidstaten gaven brede steun aan het totaalpakket van concept-conclusies en nodigden de Commissie uit om langs deze lijnen in het voorjaar van 2005 met het formele voorstel voor het 7e Kaderprogramma te komen. Deze brede steun van de lidstaten vormt daarbij een goede uitgangsbasis.
Verder riep de Raad op aandacht te besteden aan de deelname van de industrie, in het bijzonder van het MKB. Volgens de Commissie vraagt de Lissabon-strategie niet alleen om een versterking van het Kaderprogramma, maar ook om versterking van de nationale inspanningen. De nieuwe Commissie zal hoge politieke prioriteit geven aan het onderzoeks- en technologiebeleid.
De Raad heeft een akkoord bereikt over de wenselijkheid van een Europese strategie voor nanotechnologie. Hij onderschrijft dat een excellente kennisbasis en een goede vertaling naar industriële toepassing essentieel is. In dit verband heeft de Raad de Commissie verzocht om een actieplan op te stellen. Deze heeft inmiddels een concept gepubliceerd. Vooralsnog is onduidelijk wanneer de geëigende gremia hierover zullen onderhandelen.
De Commissie zal medio 2005 een nieuwe mededeling uitbrengen over het Europese industriebeleid. Hierin zal aandacht worden besteed aan de vraag hoe randvoorwaarden voor ondernemingen kunnen worden versterkt. Verder zullen 45 individuele sectoren worden geanalyseerd. Uiteindelijk doel is te komen tot een inventarisatie van uitdagingen en mogelijke acties op sectoraal niveau op basis van een horizontaal instrumentarium. Daarbij wordt gekeken naar elementen als concurrentiekracht, technologiebehoeften en de betekenis voor deze sectoren van regelgeving, milieubeleid en handelspolitiek.
De Commissie wil met het Europees Handvest voor het MKB het ondernemerschap stimuleren. Zij constateert dat veel lidstaten maatregelen hebben genomen om de positie van het MKB te verbeteren. Het Handvest heeft hiermee zijn doelstelling bereikt om het bedrijfsklimaat te verbeteren. In het kader van dit Handvest heeft de Commissie een meerjarenprogramma MKB en Ondernemerschap (MAP) geformuleerd. De Raad heeft besloten dit te integreren in het Programma voor Concurrentiekracht en Innovatie (CIP). Om deze reden is de looptijd van het MAP verlengd tot 1 januari 2007. De uitkomst van de evaluatie van het MAP is positief. Sterke kanten liggen vooral op het terrein van financieringsinstrumenten en de opzet van het netwerk van «Euro Info Centres». De bekendheid van de inhoud van het MAP bij ondernemers ligt nog aan de lage kant.
Concurrentievermogen en Innovatie Programma
Het Concurrentievermogen en Innovatie Programma (CIP) heeft als doel een integrale aanpak van concurrentievermogen en innovatie in de EU. De Commissie heeft hiertoe in haar mededeling over de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013) een voorstel gedaan. Het programma richt zich op bevordering van:
1) het concurrentievermogen van ondernemingen en in het bijzonder het MKB;
2) innovatie en eco-efficiënte innovaties;
3) de ontwikkeling van een concurrerende, innovatieve en inclusieve informatiegemeenschap;
4) energie-efficiëntie en nieuwe, hernieuwbare energiebronnen in alle sectoren, waaronder transport.
Binnen het raamwerk van het CIP wordt een aantal communautaire programma's gebundeld. Het gaat hier onder meer om het Meerjarenplan Ondernemerschap, de ICT-programma's «Modinis», «e-Content» en «e-TEN», een deel van het milieutechnologieprogramma «LIFE» en het «Intelligent Energy Europe» programma. De acties van het CIP zijn met name gericht op het MKB. Verder stelt de Commissie een aantal nieuwe acties voor op het gebied van innovatie.
Nederland steunt de hoofddoelstellingen van het CIP en acht het van belang dat innovatieactiviteiten in het CIP en het Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologieontwikkeling elkaar aanvullen en versterken. Algemeen aandachtspunt voor Nederland is het minimaliseren van administratieve lasten bij de uitvoering van de programma's binnen het CIP.
De Commissie heeft in april 2005 een voorstel voor het 7e Kaderprogramma (KP7) «Building the Europe of knowledge» gepresenteerd. Het voorstel bevat vier hoofddoelstellingen, die later dit jaar elk afzonderlijk worden uitgewerkt in een specifiek programma:
• Samenwerking: het betreft hier stimulering van transnationale R&D-projecten, onderzoek voor Europees beleid en coördinatie van nationaal en Europees onderzoeksbeleid in het algemeen;
• Ideeën: dit is gericht op stimulering van meer concurrentie tussen individuele onderzoeksteams, die grensverleggend onderzoek verrichten. Een nog op te richten «European Research Council» dient hierbij een belangrijke uitvoerende rol te krijgen;
• Mensen: het gaat hier om betere training, opleiding, mobiliteit en betere perspectieven voor onderzoekers in alle stadia van hun carrière. Dit onderdeel vormt de basis voor voortzetting van het Marie Curie-beurzenprogramma;
• Capaciteit: deze beleidslijn beoogt onder meer verbetering van de Europese onderzoeksinfrastructuur, participatie van het MKB en derde landen, alsmede stimulering van regionale kennisclusters.
Tijdens het Britse voorzitterschap zullen de onderhandelingen over de vier hoofddoelstellingen worden voortgezet en moeten uitmonden in Raadsconclusies. Tevens zal worden gesproken over de specifieke programma's en de voorwaarden voor deelname.
De Commissie zal eind november 2005 het zogenaamde «European Space Programme» (ESP) presenteren. Dit is een concrete uitwerking van het Europese ruimtevaartbeleid, waarvan de hoofdlijnen zijn vastgelegd in het in 2004 gepubliceerde Witboek Ruimtevaart. Voorts zal de Commissie in november 2005 een mededeling over «Global Monitoring Environment and Security» (GMES) presenteren met daarin een voorstel voor het GMES-programma na 2006.
Onder leiding van het Nederlandse voorzitterschap zijn de internationale onderhandelingen inzake de vestigingsplaats van het ITER-project («International Thermonuclear Experimental Reactor») hervat. Tijdens het Luxemburgse voorzitterschap is een politiek akkoord bereikt over vestiging van ITER in Cadarache, Frankrijk. Nu een politiek akkoord is bereikt over de vestigingsplaats, resteren nog de afronding van de juridische en financiële aspecten.
Op het terrein van consumentebeleid zal onder het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap in de Raad de inhoudelijke discussie over het actieprogramma volksgezondheid en consumentenbescherming van start gaan. Voorts staat de herziening van het consumentenacquis , de verordening voor een Europese procedure voor geringe vorderingen en het Commissievoorstel voor verkoopbevorderende activiteiten op de agenda.
• http://www.minez.nl (Ministerie van Economische Zaken)
• http://www.minocw.nl (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
• http//www.europa.eu.int/com (Europese Commissie)
4.7 Raad vervoer, telecom en energie
6–7 oktober 2005 | Raad VTE in Luxemburg |
1–2 december 2005 | Raad VTE in Brussel |
2–4 maart 2006 | Informele Raad VTE in Bregenz |
27–28 maart 2006 | Raad VTE in Brussel |
8–9 juni 2006 | Raad VTE in Luxemburg |
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zijn politieke akkoorden bereikt op de volgende dossiers:
• Richtlijn harmonisering «River Information Services» (R.I.S).
Hierbij gaat het om een, in Europees verband ontwikkeld, samenhangend pakket van informatiediensten en afspraken om de samenwerking in de binnenvaart te verbeteren.
• Derde Spoorpakket; certificering treinpersoneel
De Raad bereikte een voorlopige overeenkomst over een richtlijn inzake de wederzijdse erkenning van diploma's van treinmachinisten.
• Galileo
Er zijn Raadsconclusies aangenomen over Galileo, het Europese satellietsysteem voor navigatie en plaatsbepaling. Hierin is bepaald dat bij aanvaardbare totale kosten en na een goede risicospreiding (publiek/privaat) na de ontwikkelingsfase van het programma kan worden overgegaan tot de stationering- en operationele fase.
• «International Safety Management Code» (ISM Code)
Doel van deze verordening is het veiligheidsmanagement, de veilige exploitatie en de verontreinigingspreventie aan boord van schepen te verbeteren.
• Erkenning certificaten zeescheepvaart.
Deze richtlijn heeft als doel de erkenning te vereenvoudigen door alle lidstaten van binnen de EU afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden.
• Technische vereisten binnenvaart
De richtlijn tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenvaartschepen moet leiden tot vergaande harmonisatie van technische voorschriften voor binnenvaartschepen voor vervoer over de Rijn, zodat er straks met Europese certificaten ook op deze rivier kan worden gevaren. Over de bijlagen wordt later gesproken.
• Harmonisering opleidingen luchtverkeersleiders («ATC licensing»).
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over de richtlijn voor harmonisatie van de opleiding en mobiliteit van luchtverkeersleiders («ATC licensing»). Hierin zijn voorwaarden gesteld aan de toegang tot en de uitoefening van het beroep.
• Harmonisering technische vereisten en administratieve procedures burgerluchtvaart (EU OPS)
Er is een gedeeltelijk politiek akkoord bereikt in de Raad over de verordening voor harmonisering van technische eisen en administratieve procedures op het terrein van de burgerluchtvaart (EU OPS). De verordening legt gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften op aan het cabinepersoneel en stelt eisen aan de werk- en rusttijden voor zowel de cockpitbemanning als het cabinepersoneel.
• Externe betrekkingen burgerluchtvaart
De Raad steunt het opnieuw starten van de luchtvaartonderhandelingen met de Verenigde Staten op grond van eerder bereikte resultaten. Uiteindelijke doel is een volledige open gezamenlijke markt, de zogenaamde «Open Aviation Area» (OAA). Nu de Verenigde Staten voorzichtig positief staan tegenover nieuwe besprekingen lijkt een gefaseerd akkoord voor het einde van dit jaar haalbaar. Voorts heeft de Raad de Commissie een mandaat verleend voor onderhandelingen met Marokko en de landen van de Westelijke Balkan over toetreding tot de «European Common Aviation Area» (ECAA). Tenslotte heeft de Raad conclusies aangenomen over een mededeling van de Commissie voor de ontwikkeling van een agenda voor het extern luchtvaartbeleid van de EU.
Tijdens het Luxemburgse voorzitterschap zijn de volgende resultaten bereikt:
• Richtlijn harmonisering Europese rijbewijzen
De Raad heeft voortgang geboekt bij de herziening van de richtlijn rijbewijzen. Deze beoogt de veelheid aan modellen die in de EU naast elkaar bestaan geleidelijk te harmoniseren om de controleerbaarheid en fraudebestendigheid te vergroten.
• Herziening richtlijn Eurovignet
In de Raad is een akkoord bereikt over de herziening van de Eurovignetrichtlijn. Deze creëert de mogelijkheid voor lidstaten om een heffing in te voeren voor het gebruik van infrastructuur door zware voertuigen. Daarbij kan een differentiatie naar type motorvoertuig (o.a. milieuklasse) alsmede naar tijd en plaats worden gemaakt. Hierdoor komen de kosten van de verschillende soorten gebruikers beter in de prijs van het transport tot uitdrukking.
• Derde Spoorpakket: Rechten en plichten van reizigers in het internationale treinverkeer
In de Raad heeft een oriënterend debat plaats gevonden over de ontwerpverordening voor rechten en plichten van reizigers in het internatonale treinverkeer (als onderdeel van het Derde Spoorpakket). Met deze verordening wordt beoogd de kwaliteit van internationale treindiensten in de Unie te verbeteren. Zij omvat onder meer regels over de beschikbaarheid van informatie, het sluiten van vervoerovereenkomsten, de aansprakelijkheid van spoorwegondernemingen, schadevergoeding aan de reiziger, vergoeding in geval van vertraging, het vervoer van personen met verminderde mobiliteit, de kwaliteit van de vervoerdienst en de afhandeling van klachten.
• Marco Polo II
De Raad heeft in afwachting van een akkoord over de Financiële Perspectieven een gedeeltelijk akkoord bereikt over het tweede Marco Polo-programma. Doelstellingen van dit programma zijn de vermindering van congestie op de wegen, de verbetering van de milieuprestaties van het gehele vervoersysteem en de bevordering van intermodaal vervoer.
• Informatie aan luchtvaartpassagiers over de «operating carrier»
In de Raad is een akkoord bereikt over de verordening over informatie aan luchtvaartpassagiers over de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. De verordening voorziet in een informatieplicht van touroperators aan reizigers over de luchtvaartmaatschappij die de vlucht gaat uitvoeren. Daarnaast worden lidstaten verzocht informatie over de veiligheid van luchtvaartmaatschappijen aan elkaar en met de Commissie uit te wisselen. Op grond hiervan kan een zwarte lijst van luchtvaartmaatschappijen (niet-EU carriers) worden opgesteld, die op grond van technische veiligheidscriteria van luchthavens kunnen worden geweerd.
Eind 2005 zal de Commissie een evaluatie uitbrengen naar aanleiding van het Witboek Transport («Het Europese vervoersbeleid tot 2010: tijd om te kiezen») uit 2002. Nederland is hierbij van mening dat het EU beleid niet gericht moet zijn op een sociaal en economisch onwenselijke «modal shift» naar de marktaandelen per modaliteit van 1998. Het gaat om een verbetering van de milieuprestaties van álle modaliteiten door stimulering van een «technology shift», vooral via nieuwe voertuig- en brandstoftechnologie.
Na het akkoord in de Raad over de «Eurovignetrichtlijn» zal de Commissie mogelijk een strategische mededeling uitbrengen over een gemeenschappelijk kader voor tarifering van de infrastructuur. Ook zal zij komen met een initiatief over de financiering van het gebruik van luchthavens en havens (inclusief prijsbeleid, subsidiëring en openbare dienstverplichting). Nederland zal de Europese voorstellen toetsen aan het nationale standpunt over prijsbeleid en waken voor buitenproportionele administratieve lasten voor bedrijven en overheden. Een faire balans bij de prijsberekening van het vervoer tussen de belangen van vervoerders en verladers enerzijds en van de overheden van transitolanden anderzijds is van essentieel belang. Het gaat daarbij om zowel vervoer en handel economisch als ecologisch in te richten èn de financiële middelen te mobiliseren die nodig zijn voor de uitbouw en de modernisering van de Europese verbindingen, met name detrans-Europese netwerken. Verder zal de Commissie nog in 2005 nog met een verordening komen over openbare dienstverplichting met bepalingen over Europese aanbesteding van contracten voor openbaar vervoer.
Naast de evaluatie van het Eerste Spoorpakket (voorzien eind 2005) staan er ook nog aanvullende maatregelen op de rol die beogen de werking van het geliberaliseerde spoorgoederenvervoer te optimaliseren. Hiertoe behoort het voorstel tot introductie van «European Rail Traffic Management System» (ERTMS) ter vergroting van de interoperabiliteit van het spoor en de geharmoniseerde certificatie van treinpersoneel waardoor machinisten niet meer bij iedere landsgrens hoeven te wisselen. Een complicatie voor spoedige vaststelling van het laatste voorstel door Raad en Europees Parlement is dat het deel uitmaakt van het Derde Spoorpakket. Het Europees Parlement hecht aan het bijeen houden van dit pakket van vier voorstellen, maar in de Raad vinden echter niet alle onderdelen genade. Over de voorstellen rechten en plichten internationale treinpassagiers en aansprakelijkheid en compensatie spoorgoederenvervoer is in de Raad nog geen overeenstemming. Het vierde voorstel van dit pakket over de liberalisering van het internationale reizigersvervoer heeft de Raad nog niet in behandeling genomen.
Een ander belangrijk dossier voor de komende jaren betreft de rechten van passagiers in verschillende vervoersmodaliteiten. Nederland is in algemene zin positief over het versterken van de rechten van passagiers in het internationale vervoer. Het is daarbij belangrijk een balans te vinden tussen belangen van de verschillende modaliteiten en de consumentenbelangen. Ook moet zorgvuldig worden gekeken hoe het versterken van passagiersrechten moet worden georganiseerd in een geliberaliseerde markt. Dit zou via wetgeving of via vrijwillige afspraken (zelfregulering) kunnen.
Verkeersveiligheid blijft een belangrijk thema voor Europa en voor Nederland. De Commissie streeft naar meer Europese samenwerking van politie en gerechtelijke autoriteiten tussen lidstaten bij verkeersovertredingen begaan door buitenlanders. De aangekondigde «Midterm review» van de Europese verkeersveiligheidstrategie biedt een aangrijpingspunt om deze lijn te verankeren.
Met betrekking tot het dossier markttoegang havendiensten heeft Nederland, samen met een groot aantal andere landen, veel kritische kanttekeningen. Zo dient te worden voorkomen dat bestaande concessies opengebroken worden en dienen de procedures voor het verlenen van een vergunning helder te zijn.
Voor zeescheepvaart presenteert de Europese Commissie later in 2005 een omvangrijk maritiem veiligheidspakket (Erika III). Dit pakket zal bestaan uit acht voorstellen over onder meer aansprakelijkheid bij vervuiling, hervorming van de classificatiebureaus en uitbreiding van bevoegdheden van het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid.
Er zal verder worden gewerkt aan het geleidelijk opbouwen van een mondiale open luchtvaartmarkt. Op dit beleidsterrein worden in 2005 en 2006 een aantal Commissievoorstellen verwacht. Allereerst zal de Commissie komen met een voorstel voor de operationele uitwerking van de Single European Sky wetgeving, het «SESAME» programma ter bevordering van een betere luchtverkeersbegeleiding en luchtvaartveiligheid dat een impuls moet geven aan de sector. Ook staat er een voorstel over allocatie van slots op de agenda. Verder zal de Europese Commissie een mededeling uitbrengen waarin de economische instrumenten om de broeikasgasemissies van de luchtvaart te verminderen op een rijtje worden gezet.
Een horizontaal onderwerp, dat verder strekt dan transport alleen, is het Europese satellietnavigatiesysteem Galileo. In de komende periode moeten besluiten worden genomen over de stationering, de operationele fase en verdragen met derde landen. Nederland zal blijven inzetten op kostenbeheersing en het optimaliseren van de voordelen voor de eindgebruikers.
Waarschijnlijk zal de Europese Commissie komen met voorstellen over de beveiliging en bescherming van de intermodale transportketen.
«Looking into the future of ICT»
Onder het Nederlandse voorzitterschap heeft de Raad een strategische discussie gehouden over de ontwikkelingen op het gebied van ICT voor de periode 2006 tot 2010 onder de titel «Looking into the future of ICT». Het heeft in dit verband een resolutie aangenomen waarin de prominente plaats van ICT op de Lissabon-agenda wordt benadrukt. Verder heeft het Nederlandse voorzitterschap opgeroepen tot nauwere samenwerking tussen de Raad VTE (telecom) en de Raad voor Concurrentievermogen.
Programma «Safer Internet Plus»
De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over «Safer Internet Plus». Het totale budget voor dit programma bedraagt 45 miljoen euro. Het programma – dat loopt van 2005–2008 – richt zich op bestrijding van illegale, schadelijke en ongewenste inhoud op internet (zoals spam) en andere on-line technologieën (zoals mobiele telefonie). Dit gebeurt door een netwerk van meldpunten, de aanmoediging van zelfregulering en gedragscodes, steun voor de ontwikkeling van filter- en beoordelingssystemen en door het bevorderen van bewustmakingsacties.
Ongewenste commerciële e-mailberichten (spam)
In Raad vond een gedachtewisseling plaats over ongewenste commerciële e-mailberichten (spam). Lidstaten gaven aan welke aandachtsgebieden bestaan (onderzoek, voorlichting en handhaving) en spraken zich uit voor een multilaterale aanpak ter bestrijding van dit verschijnsel. Hierbij zou zoveel mogelijk moeten worden aangesloten bij bestaande gremia, zoals de OESO en WSIS.
Het eEurope Actieplan loopt dit jaar af. Tijdens de Raad van juni 2005 is een vervolg gepresenteerd, «i2010, het nieuwe strategische telecom actieplan voor de komende jaren». De Commissie legt zelf de nadruk vooral op «e-Inclusion» en heeft aan de lidstaten gevraagd welke onderwerpen prioritair zouden moeten zijn in de komende jaren. Nederland heeft als prioriteiten: standaardisatie, veiligheid en vertrouwen, hoogwaardige breedband (grensoverschrijdende) overheidsapplicaties en ontwikkeling/toepassing van R&D. De uitwerking van «i2010» zal plaatsvinden onder het Britse voorzitterschap. Nederland hecht hier groot belang aan, vooral vanwege de steeds groter wordende concurrentie van de Verenigde Staten en Azië in ICT-sectoren, en de achterblijvende uitrol (Europees breed) van breedband netten.
Richtlijn Universele dienstverlening
Tijdens het Britse voorzitterschap zal een discussie over universele dienstverlening plaatsvinden naar aanleiding van een consultatie van de Commissie. Nederland is niet tegen een universele dienstverlening waar breedband deel van uitmaakt (dit is in Nederland al voor bijna 100% gerealiseerd), maar wil wel graag duidelijkheid over de financiering in landen waar de uitrol van breedband veel minder ver is gevorderd.
Hoofdthema's onder het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap zijn:
• Uitwerking i2010;
• Herziening wetgeving waaronder de telecom- en mediawetgeving (inclusief convergentie-onderwerpen);
• Debat over universele dienstverlening.
Energievoorziening en infrastructuur
Tijdens het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap is er goede voortgang geboekt bij de ontwerprichtlijn voor voorzieningszekerheid van elektriciteit. Deze ontwerprichtlijn verplicht lidstaten om taken van electriciteitsleveranciers en netwerkbeheerders in het licht van de voorzieningszekerheid te definiëren. Nederland acht het van groot belang dat de voorzieningszekerheid van elektriciteit ook in EU-verband aandacht krijgt. Onder het Luxemburgse voorzitterschap zijn de onderhandelingen met het Europees Parlement in een vergevorderd stadium gekomen. Hoewel er overeenstemming bestaat tussen het Europees Parlement en de Raad over de verordening die de voorwaarden regelt voor toegang tot gastransmissienetwerken en zo bijdraagt aan de interne marktwerking, wordt vertaling in alle Gemeenschapstalen afgewacht voor definitieve goedkeuring.
In november 2004 en mei 2005 vond een EU-Rusland Top plaats. Vanwege het strategische belang van de voorzieningszekerheid heeft het Nederlands voorzitterschap zich ervoor ingezet een nieuwe impuls aan de energiedialoog te geven. Hiertoe zijn prioriteiten in de dialoog en een concrete aanpak voor de verdere uitwerking van deze prioriteiten vastgesteld. Via gezamenlijke werkgroepen van Commissie, overheden en bedrijfsleven zullen de thema's voorzieningszekerheid gas, lange termijncontracten, interconnectie, integratie van de Russische energiemarkt in de Europese en energiehandel worden uitgewerkt.
Verder zijn goede vorderingen gemaakt bij het verdrag voor de totstandkoming en integratie van de Zuid-Oost Europese energiemarkt. De Commissie en de Balkanlanden hebben het verdrag geratificeerd. Het is nu aan de lidstaten om het te ondertekenen. Doel van de richtlijn is vorming van één energiemarkt in de Balkan. Dit is een voorwaarde voor verstrekking van leningen door de Wereldbank voor de wederopbouw van de energie-infrastructuur in deze regio.
Op 9 juni vond de eerste Ministeriële bijeenkomst van de EU-OPEC dialoog plaats in Brussel. Tijdens deze bijeenkomst werden de onderwerpen, waarop zal worden samengewerkt, vastgesteld. Dit zijn ontwikkelingen op de oliemarkt, energiebeleid, samenwerking ten aanzien van technologische ontwikkelingen op energiegebied en energiegerelateerde multilaterale onderwerpen.
Energiebesparing en -efficiëntie en de ontwikkeling en toepassing van duurzame energiebronnen blijven van groot belang in het licht van de afhankelijkheid van de EU van externe energiebronnen en de problemen van klimaatsverandering.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap heeft de Raad conclusies aangenomen over de Commissiemededeling over duurzame energie. De mededeling beoogt de ontwikkeling van duurzame energie in de EU te evalueren en richting te geven aan de verdere ontwikkeling op Europees en nationaal niveau. De Raadsconclusies benadrukken het belang van hernieuwbare energie, roepen op tot meer structurele samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van duurzame energie en erkennen het potentieel van wind-op-zee. Voorts stellen zij dat een grondige evaluatie van huidig beleid en huidige doelstellingen nodig is alvorens invulling gegeven kan worden aan het door de Commissie gemelde voornemen om in 2007 te komen met nieuwe doelstellingen voor na 2010 ten aanzien van duurzame energie en de voortgang van energiebesparing.
De Raad van juni 2005 heeft een politiek akkoord bereikt over de richtlijn energie-efficiëntie en energiediensten. Doel van deze richtlijn is de verhoging van energie-efficiëntie bij eindverbruikers door bevordering van de marktwerking voor energiediensten en de totstandkoming van energie-efficiëntiemaatregelen in het algemeen. Op deze wijze wordt bijgedragen aan zowel het behalen van milieudoelstellingen als de verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
Het door de Commissie uitgebracht Groenboek Energie-efficiëntie geeft uitdrukking aan de hoge prioriteit die dit onderwerp voor haar heeft. Het huidige concept is samen met de lidstaten geschreven. Nederland deelt de prioriteitenstelling van de Commissie op dit vlak en was dan ook actief betrokken bij het schrijven van het Groenboek.
Energievoorziening en infrastructuur
Het Europees Parlement heeft de richtlijn voorzieningszekerheid elektriciteit in juli 2005 in eerste lezing aangenemen. In juni heeft het Europees Parlement in eerste lezing gestemd over het besluit aangaande TENs Energie. Verwachting is dat TENs Energie onder het Britse of Oostenrijkse voorzitterschap kan worden afgerond.
In het licht van de voorzieningszekerheid zal de EU in de komende periode werken aan verdere samenwerking op het gebied van energie, energie-infrastructuur en -transport en energiemarkt met omringende landen. Eén van de prioriteiten van het Britse voorzitterschap is de energiedialoog met Rusland. Nu thematische groepen goed gestructureerd op gang komen, streeft het Britse voorzitterschap naar de opzet van een Permanent Partnership Council on Energy (PPCE). Daarin kan op een flexibele, efficiënte wijze samenwerking op energiegebied worden besproken.
De Commissie zal binnenkort waarschijnlijk het Groenboek Duurzame Energievoorziening presenteren. Hierin worden extra maatregelen voorgesteld om lidstaten, die achterblijven bij het behalen van de Europese doelstellingen te ondersteunen. Indien de Commissie in haar Groenboek met een internationaal actieplan voor biomassa en voorstellen om R&D te stimuleren komt, wordt verwacht dat de Raad deze onderwerpen uitvoerig zal bespreken onder het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap.
Met het oog op de liberalisering van de energiemarkt in 2007, zal de Commissie met een evaluatie van de stand van zaken op de Europese energiemarkten en mogelijk met nieuwe voorstellen en mededelingen komen.
• http://www.verkeerenwaterstaat.nl/ (Ministerie van Verkeer en Waterstaat)
• http://www.minez.nl (Ministerie van Economische Zaken)
• http//www.europe.eu.int/com (Europese Commissie)
18–19 juli 2005 | Raad LNV in Brussel |
9–12 september 2005 | Informele Raad LNV in Londen (landbouw en milieu) |
19–20 september 2005 | Raad LNV in Brussel |
24–25 oktober 2005 | Raad LNV in Luxemburg |
22–24 november 2005 | Raad LNV in Brussel |
19–21 december 2005 | Raad LNV in Brussel |
10 januari 2006 | Raad LNV in Brussel |
20–21 februari 2006 | Raad LNV in Brussel |
20–21 maart 2006 | Raad LNV in Brussel |
25 april 2006 | Raad LNV in Luxemburg |
22–23 mei 2006 | Raad LNV in Brussel |
29–30 mei 2006 | Informele Raad LNV in Krems |
19–20 juni 2006 | Raad LNV in Luxemburg |
Het Nederlandse voorzitterschap heeft in de Landbouw- en Visserijraad met name aandacht besteed aan duurzame landbouw in relatie tot de maatschappelijke randvoorwaarden. Een tweede accent van het Nederlandse voorzitterschap was het horizontale thema van administratieve lastendruk. De Raad gaat zich hier de komende periode intensiever mee bezighouden. In de Landbouw- en Visserijraad van december 2004 heeft de Commissie toegezegd om in de tweede helft van 2005 met een beschouwend document te komen over vereenvoudiging van regelgeving op het terrein van landbouw. De Commissie heeft in december 2004 al een dergelijk document gepresenteerd, gericht op vereenvoudiging en verbetering van regelgeving voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Zij zal binnenkort met een Actieplan komen.
De Commissie heeft haar mededeling over de hervorming van de marktordening voor suiker in de Raad gepresenteerd. Deze is zowel tijdens het Nederlandse als het Luxemburgse voorzitterschap uitvoerig besproken. Eind juni 2005 heeft de Commissie deze mededeling vertaald in wetgevingsvoorstellen. Van grote invloed was eind april 2005 de uitspraak van het door Brazilië, Thailand en Australië aangespannen WTO-suikerpanel. Volgens dit panel is het EU-suikerregime op onderdelen in strijd met WTO-afspraken. Het gaat hier met name om de export van zogenaamde «C-suiker» die buiten de quota wordt geproduceerd. Hoewel op deze uitvoer geen restituties worden verstrekt, is de WTO toch van mening dat er sprake is van subsidiëring van deze suiker bij afzet buiten de EU. Daarnaast moet volgens het panel ook de gesubsidieerde uitvoer van een equivalent van de suikerimport uit ACS-landen en India beschouwd worden als deel uitmakend van de afgesproken WTO-exportlimieten. In de voorstellen voor een nieuwe suikermarktordening is de Commissie van mening dat de hervorming van het suikerregime ingrijpender moet zijn dan aanvankelijk noodzakelijk werd geacht. Zij stelt dan ook een forse prijsdaling voor suiker en suikerbieten met respectievelijk 39% en 42,5% voor, alsmede een daling van 39% voor ruwe suiker. Daar staat wel een langere looptijd tegenover, namelijk tot en met 30 september 2015. Het interventieprijssysteem wordt vervangen door een referentieprijs. In plaats van de aanvankelijk door de Commissie voorgestelde algemene quotumkorting, komt een vrijwillige opkoopregeling met een looptijd van vier jaar. Deze biedt de suikerproducenten de mogelijkheid hun quota tegen een vast bedrag in te leveren. Dit bedrag is hoger naarmate eerder van de opkoopregeling gebruik wordt gemaakt. De bietentelers worden voor de prijsdaling voor 60% gecompenseerd door middel van directe ontkoppelde inkomenssteun. De Commissie en het Britse voorzitterschap hopen in november 2005 een akkoord over de hervorming te bereiken. Dit zou op tijd zijn voor de WTO ministeriële conferentie in Hongkong (december 2005, zie hoofdstuk 4.2). Ook het Europees Parlement zal aan dit ambitieuze plan zijn medewerking moeten verlenen, wil het kans van slagen hebben.
Nederland streeft naar een hervorming van het suikerregime die resulteert in een meer competitieve Europese suikersector, die marktgericht opereert met een substantieel lager prijsniveau dan nu. Daarbij is het van belang dat de paneluitspraak volledig wordt nageleefd. Het steunt dan ook de insteek van de Commissie om de prijzen binnen de EU meer in lijn met de wereldmarkt te brengen. Nederland is daarom voorstander van de voorgestelde vrijwillige opkoopregeling in combinatie met een forse prijsdaling. Nederland ondersteunt de looptijd van de nieuwe marktordening tot 2014/2015 mits sprake is van een substantiële hervorming van de suikermarktordening bijvoorbeeld langs de lijnen die de Commissie nu voorstelt. Tenslotte meent het dat in het licht van de definitieve prijsdaling de inkomenscompensatie voor de boeren procentueel hoger mag uitvallen. Nederland steunt de Commissie in het streven naar een budgetneutrale hervorming. Ten aanzien van de externe aspecten van de suikerhervorming staan voor Nederland de uitgangspunten van het EBA-initiatief (Everything But Arms: uiterlijk per juli 2009 tarief- en quotavrije markttoegang voor Minst Ontwikkelde Landen: MOL's) niet ter discussie. Tot 2009 moeten de MOL's een evenredige vergroting van hun huidige EBA-quota krijgen om de komende EU-prijsdaling op te vangen, zolang hun volledige vrije markttoegang niet van kracht is. Het actieplan ter compensatie van ACS-landen moet ook aandacht geven aan extra markttoegang als flankerende maatregel. Deze dient volgens Nederland onder het landbouwplafond te worden gefinancierd.
Tijdens het Nederlandse en het Luxemburgse voorzitterschap is intensief onderhandeld over de voorstellen voor een nieuwe kaderverordening Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013. De grote lijnen van de voorstellen werden ondersteund. Veel lidstaten waren echter van mening dat de Commissie het subsidiariteitsbeginsel onvoldoende had toegepast, met name ten aanzien van de verplichte minimum bestedingspercentages, die in de drie hoofddoelstellingen zijn opgenomen. Lidstaten wilden bovendien meer mogelijkheden om programma's toe te snijden op de diversiteit van het Europese platteland. Er was veel inhoudelijk commentaar op de voorgestelde plattelandsmaatregelen en het systeem van beheer, monitoring en evaluatie. Niettemin is het Luxemburgs voorzitterschap er in geslaagd een politiek akkoord te bereiken over de inhoud van de nieuwe plattelandsverordening. Het beleid wordt in de nieuwe periode gericht op drie hoofddoelstellingen, namelijk op verbetering van:
• het concurrentievermogen van de land- en bosbouw door steunverlening aan herstructurering, ontwikkeling en innovatie;
• het milieu en het platteland door steun aan landschapbeheer;
• de kwaliteit van het bestaan op het platteland en de bevordering van diversificatie van de economische bedrijvigheid.
Van definitieve besluitvorming is pas sprake als een akkoord bereikt wordt over de gehele Financiële Perspectieven 2007–2013.
Financiering Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De Raad bereikte tijdens het Luxemburgse voorzitterschap overeenstemming over de financieringsmodaliteiten voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in de periode 2007–2013. Met de nieuwe financieringsverordening wordt invulling gegeven aan het Akkoord van Luxemburg over de hervormingen van het GLB (juni 2003). Vooral de regels over financieel beheer worden aangescherpt en meer toegesneden op de specfieke kenmerken van het landbouw- en plattelandsbeleid. Met name de introductie van het degressiviteitsinstrument (dat wordt ingezet in geval de uitgaven voor markt- en prijsbeleid het financiële plafond voor de periode 2007–2013 dreigen te overschrijden) en de bedrijfstoeslagregeling zijn belangrijk voor het financieel beheer van de lidstaten.
De Raad heeft tijdens Luxemburgs voorzitterschap gedebatteerd over risico- en crisisbeheer in de landbouw. De Commissie beschrijft in een mededeling dat een aantal instrumenten die de huidige ad hoc maatregelen voor risico- en crisisbeheer kunnen vervangen en die gedeeltelijk kunnen worden toegevoegd aan het keuzemenu van plattelandsontwikkelingsmaatregelen. In de Raad liepen de meningen sterk uiteen. Met name zuidelijke lidstaten zien een sterke rol voor de overheid weggelegd op dit vlak. Nederland vindt dat risicobeheer in de landbouw in principe de eigen verantwoordelijkheid van de sector is. Alleen bij extreme omstandigheden kan de overheid mogelijk een beperkte rol spelen, in aanvulling op de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. In de initiële fase van instrumenten voor risicobeheer kan de overheid een ondersteunende rol spelen. De discussie heeft nog niet geresulteerd in concrete vervolgstappen. Wel gaf de Commissie aan bij de komende herziening van de marktordeningen groente en fruit en voor wijn bijzondere aandacht te besteden aan deze problematiek.
Samenwerking onderzoeksfinanciers
In de tweede helft van 2004 is er een initiatief gepresenteerd om de samenwerking te verbeteren tussen onderzoeksfinanciers en programmamanagers uit de lidstaten. Het gaat hierbij om agendering van onderzoek op het terrein van landbouw, natuur, voedsel, plattelandsontwikkeling en visserij. De meeste lidstaten willen graag de samenwerking op een aantal geselecteerde thema's intensiveren waaronder duurzame productie, voedselveiligheid, technologie- en plattelandsontwikkeling.
Het Permanent Comité voor Landbouwkundig Onderzoek (SCAR) is nieuw leven ingeblazen. Dit betreft een hoogambtelijk Comité waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd. Het adviseert de Commissie en lidstaten over samenwerking en onderzoeksbeleid.
De Commissie kwam tijdens de Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschappen niet toe aan voorstellen voor wijziging van de marktordeningen voor groente en fruit en de gewasbeschermingsrichtlijn. Naar aanleiding van het Commissierapport over de vereenvoudiging van de marktordening voor groente en fruit is tijdens Nederlands voorzitterschap een eerste verkennende discussie gevoerd. Naar verwachting zal de Commissie deze voorstellen tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap presenteren. De wijziging van de gewasbeschermingsrichtlijn zal vergezeld gaan van een thematische strategie voor duurzaam gebruik van pesticiden. Doel is hun invloed op volksgezondheid en milieu terug te brengen en een meer duurzaam gebruik ervan te bevorderen. Het Britse voorzitterschap streeft verder naar een akkoord over de richtlijn voor «Forest Law Enforcement, Government and Trade».
De Commissie heeft een voorstel gedaan voor strategische richtsnoeren voor het Europese plattelandsbeleid, waarover in 2005 in de Raad nog besluitvorming is voorzien. Tevens zal zij voorstellen presenteren voor de wijziging van de marktordening bananen. Deze wijziging is nodig voor de overgang naar een «tariff only» invoersysteem per 1 januari 2006. Voorts zal aandacht besteed worden aan de verordening inzake biologische landbouw, aanpassingen in de marktordeningen wijn en gedistilleerde dranken en de herziening van de marktordening vlas en hennep.
Op veterinair terrein streeft de Raad naar een politiek akkoord over de herziening van regels ter preventie en bestrijding van aviaire influenza in december 2005. Wat betreft de beheersing van BSE/TSE is besloten om de bestaande maatregelen te verlengen tot juli 2007. Op instigatie van het Europees Parlement heeft de Commissie in juli 2005 een meer strategisch, samenhangend document voorbereid met voorstellen voor inhoudelijke aanpassingen in de BSE/TSE regelgeving, de zogenaamde «TSE Road Map». Deze dient als discussiedocument voor mogelijke afbouw van bestaande maatregelen. Verder wordt gewerkt aan gezondheidsvoorschriften voor dieren en producten uit de aquacultuursector. Ook zal wellicht de herziening van het veterinair fonds aan de orde komen en consolidatie van regelgeving op het gebied van residuen van diergeneesmiddelen in voedsel van dierlijke oorsprong.
Er wordt een diergezondheidsstrategie ontwikkeld voor de periode 2007–2013. Eerste stap daarin is een uitgebreide evaluatie (september 2005-november 2006) van de effectiviteit en (kosten-)efficiëntie van het bestaande communautaire diergezondheidsbeleid en de wensen voor de toekomst. Lidstaten zijn hier nauw bij betrokken. Voorts is er in 2005 onder leiding van de Commissie een «Technology Platform» opgericht voor «Global Animal Health». Hiermee wordt beoogd samenwerking te bevorderen tussen overheid, bedrijfsleven en eventuele andere belanghebbenden, vooral bij de ontwikkeling van vaccins voor de bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten. Tevens zal hierbij aandacht worden besteed aan horizontale aspecten als wetgeving voor het gebruik van vaccinatie bij uitbraken van dierziekten, opleiding en training.
De werkzaamheden inzake voedselveiligheid betreffen onder andere een voorstel over «novel foods», de kwestie van coëxistentie van genetisch gemodificeerde gewassen naast conventionele gewassen en mogelijk ook nog de herziening van de wetgeving over etikettering van diervoeder.
Implementatie hervormd visserijbeleid
Het Nederlandse voorzitterschap heeft zich vooral gericht op de verdere implementatie van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GBV). Er is voortgang gemaakt met een meerjarige herstelstrategie voor zuidelijke heek en tong. Ook is besloten om meerjarige herstel- of beheersplannen te ontwikkelen voor enkele andere bestanden. Verder wordt een aantal ecologisch fragiele gebieden (koudwaterriffen) voor bodemvisserij afgesloten. In november 2004 is de eerste Regionale Adviesraad (RAC's) voor de Noordzee geïnstalleerd. De RAC's vormen een belangrijk instrument om alle betrokken partijen beter bij de beleidsvorming te betrekken.
Onder Luxemburgs voorzitterschap is overeenstemming bereikt over de oprichting van een Communautair Bureau voor Visserijcontrole. Hoofdtaak van het bureau is de coördinatie van handhavings- en controleactiviteiten van de lidstaten. In het akkoord is een evenwicht bereikt tussen de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de rol die het bureau kan spelen om operationele coördinatie van de controles en inspecties te bevorderen. Lidstaten behouden het laatste woord over de inzet en prioriteitsstelling van controlemiddelen. Het bureau zal naar verwachting in april 2006 met zijn werkzaamheden aanvangen.
Onder Luxemburgs voorzitterschap is aanzienlijke voortgang geboekt met het Europese Visserijfonds 2007–2013. Financiële ondersteuning zal vooral gericht zijn op de ontwikkeling van duurzame visserij en aquacultuur en op ontwikkeling van kustzones. De Raad is er niet in geslaagd een akkoord te bereiken over de wenselijkheid om modernisering en nieuwbouw van vissersvaartuigen te subsidiëren, aangezien er diepgewortelde verschillen van opvatting bestaan tussen lidstaten. Nederland vindt dat de afspraken uit 2002 (hervorming GBV, geen steun voor modernisering en nieuwbouw) de basis moeten vormen voor het nieuwe communautaire beleid.
Naast de reguliere jaarlijkse werkzaamheden (TAC- en quotaverordening, tariefcontingenten, oriëntatieprijzen), zal de Raad herstelplannen behandelen voor de Baltische Zee, maatregelen ter bescherming van de Europese aal, beheersmaatregelen voor de Middellandse Zee, herstelplannen voor zuidelijke heek/langoestine en voor de tongbestanden in het westelijke deel van het Kanaal en de Golf van Biskaje. Mogelijk presenteert de Commissie voorstellen voor een beheersplan voor schol in de Noordzee. In het kader van de NAFO («North Atlantic Fisheries Organisation») zal de Raad een herstelplan voor Groenlandse heilbot behandelen. Tenslotte zullen maatregelen voorgesteld worden voor verbeterde registratie van de dissostichus (ijsheek) en om trawlvisserij rondom de Azoren te beperken.
Verder staat het zogenaamde elektronische logboek op de agenda van de Raad. Het betreft hier maatregelen voor automatisering van het administratiesysteem van de activiteiten van vissersschepen. Dit moet een bijdrage leveren aan het terugdringen van administratieve lasten en het verbeteren van de controle.
• http://www.minlnv.nl (Ministerie van Landbouw en Natuur en Voedselkwaliteit)
• http://www.europe.eu.int/com (Europese Commissie)
9–12 september 2005 | Informele Raad in Londen (milieu en landbouw) |
17 oktober 2005 | Raad in Luxemburg |
5 december 2005 | Raad in Brussel |
9 maart 2006 | Raad in Brussel |
19–21 mei 2006 | Informele Raad in Eisenstadt/Rust |
26–27 juni 2006 | Raad in Luxemburg |
Tijdens de Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschappen heeft de Milieuraad zich geconcentreerd op de volgende hoofdthema's:
• Midterm review Lissabon-strategie
• Klimaat
• REACH (chemische stoffenbeleid)
• Duurzame mobiliteit
Eén van de voornaamste doelstellingen op milieugebied blijft het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Een belangrijk succes was dat de Russische Federatie in 2004 alsnog het Kyoto Protocol ratificeerde, dat hierop in werking kon treden. De Unie heeft zowel op het niveau van de Gemeenschap als van de afzonderlijke lidstaten een scala van beleidsmaatregelen getroffen om de emissiereducties onder het Protocol tijdig te realiseren. Een belangrijk instrument hierbij is het Europese stelsel voor CO2-emissiehandel dat op 1 januari 2005 van start is gegaan.
Tijdens de Europese Voorjaarsraad zijn conclusies aangenomen over middellange- en lange termijn-strategieën voor emissiereducties. Hij heeft de lange termijn klimaatdoelstelling van de EU onderschreven, die bepaalt dat de gemiddelde temperatuur op aarde met niet meer dan 2 graden Celsius mag toenemen ten opzichte van het pre-industriële tijdperk om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Om onder deze grens te blijven, zijn op mondiaal niveau op relatief korte termijn substantiële emissiereducties noodzakelijk van ten minste 15% en misschien wel 50% in 2050 (ten opzichte van 1990). Voor ontwikkelde landen moet een forse beleidsinzet worden overwogen (reducties van 15–30% in 2020 en 60–80% in 2050).
Voorts heeft de Europese Raad opgeroepen om in Europees verband een gezamenlijke inzet voor te bereiden voor de mondiale discussie voor het klimaatbeleid na 2012. Daarbij is de betrokkenheid van zoveel mogelijk landen van groot belang.
Onder de Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschappen is substantiële voortgang geboekt met de behandeling van de verordening over chemische stoffen (REACH). REACH beoogt één enkel geïntegreerd systeem tot stand te brengen voor Registratie, Evaluatie, Beperkende maatregelen en de Autorisatie (verlening van vergunningen) voor chemische stoffen. De vernieuwing van het stoffenbeleid moet er onder andere toe leiden dat de productie en het gebruik van chemische stoffen uiteindelijk geen of verwaarloosbare risico's opleveren voor mens en milieu. Daarnaast moet de voorgestelde verordening meer eenheid in de bestaande EU-regelgeving brengen. Ook beoogt zij een andere aanpak van chemische stoffen en vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Ook dit laatste zal, volgens de verordening, verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van stoffen die geproduceerd en gebruikt worden.
Ontoereikende luchtkwaliteit, met name in stedelijke gebieden, is een belangrijke veroorzaker van gezondheidsproblemen. Op Nederlands initiatief heeft de Raad over stillere, schonere en zuinigere auto's gesproken. Hiermee vroeg Nederland als voorzitter bij Raad en Commissie aandacht voor de noodzaak om zo snel mogelijk met nieuwe bronmaatregelen te komen (Euro5/6). Deze zouden moeten leiden tot een zodanige aanscherping van emmissie-eisen voor fijnstof bij personenauto's dat inbouw van roetfilters nodig is. Ook is gepleit voor een review over de haalbaarheid van een reductie tot 120 gram/km CO2-uitstoot per kilometer voor personenauto's.
Over de volgende onderwerpen zijn politieke akkoorden bereikt:
• Richtlijn mijnafval
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap werd een politiek akkoord bereikt over de richtlijn mijnafval. Het betreft het beheer van afval, dat bij winning van mineralen ontstaat, en wel zo dat bodem en oppervlakte- en grondwater worden beschermd. Mijnafval vormt een van de grootste stromen afval (29% van de totale hoeveelheid) in de EU. Bij een aantal ongelukken de afgelopen jaren met opvangbekkens en afvalbergen (in Spanje en Roemenië) bleek dat de bestaande milieuregelgeving niet voldoet.
• Gefluorideerde broeikassen
Het akkoord over de F-gassen betrof een pakket voor bepaalde gefluorideerde broeikasgassen (F-gassen) en een richtlijn voor gebruik ervan in auto airconditioning-installaties. F-gassen vormen een zeer sterk broeikasgas. De aanpak van deze gassen is een belangrijk element van de eerste fase van het Europese klimaatveranderingsprogramma.
• Zwemwater
Tijdens de Raad van juni 2004 is een politiek akkoord bereikt over het richtlijnvoorstel zwemwater. De nieuwe zwemwaterrichtlijn dient ter vervanging van de verouderde zwemwaterrichtlijn. In de nieuwe richtlijn worden bepalingen neergelegd met betrekking tot de indeling van de zwemwaterkwaliteit in kwaliteitsklassen (uitstekend, goed, aanvaardbaar en slecht) alsmede de verstrekking van informatie daarover aan het publiek. Thans volgt op de tweede lezing een conciliatieprocedure om tot een compromis tussen Raad en het Europees Parlement te komen.
• Aarhus Verdrag
Afgelopen voorjaar is het Aarhus Verdrag geratificeerd. Dit verdrag regelt toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter bij milieuaangelegenheden. Het is in 1998 ondertekend door alle lidstaten van de EU. Voor ratificatie waren een besluit van de Raad en een verordening voor de toepassing van het Verdrag door de EU instellingen en organisaties noodzakelijk.
• Batterijen en accu's
Met dit akkoord wordt de reikwijdte van de bestaande richtlijn verbreed tot alle soorten batterijen en accu's, met inzamel- en recyclingdoelstellingen en een vorm van producentenverantwoordelijkheid. Het gebruik van kwik in batterijen werd sterk teruggedrongen. Het gebruik van cadmium blijft in bepaalde gevallen wel toegelaten.
• Grondwaterrichtlijn
Onder Luxemburgs voorzitterschap is een politiek akkoord bereikt over de grondwaterrichtlijn. Deze is een uitwerking van de kaderrichtlijn water en vervangt in 2013 de huidige grondwaterrichtlijn. De richtlijn beoogt regels te stellen voor de opstelling van Europese normen voor grondwaterkwaliteit en criteria voor de beoordeling van de chemische toestand van het grondwater. Dit is van belang voor grensoverschrijdende grond- en oppervlakte wateren. Bovendien schept het zo een «level playing field» voor economische activiteiten die kunnen leiden tot vervuiling van het grondwater.
• INSPIRE
De richtlijn INSPIRE voorziet in een Europese infrastructuur voor het harmoniseren en uitwisselen van geo-informatie voor het milieubeleid.
• E-PRTR
Met het Europees Parlement werd een akkoord in eerste lezing afgesloten over een Besluit en Verordening inzake «Pollutant Release and Transfer Registers» (PRTR). De Gemeenschap wil daarmee het «UN-ECE Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers» ratificeren en implementeren. De Gemeenschap verplicht zich een geïntegreerd Europees elektronisch gegevensbestand aan te leggen. Daarin wordt de uitstoot van vervuiling in de EU geregistreerd. Dit betekent openbare toegang tot milieurelevante informatie en beleidsinformatie voor de bevoegde autoriteiten.
Sinds het voorjaar van 2004 is een einde gekomen aan het de facto moratorium dat sinds 1998 op de toelating van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) bestond (i.e. alle toelatingsaanvragen werden aangehouden in afwachting van de nieuwe GG-regelgeving). In 2004 en 2005 werden vier GGO's (waaronder maïs en koolzaad) toegelaten tot de Europese markt. De toelatingen betreffen alleen toepassing in levensmiddelen en diervoeders, en gelden niet voor de teelt. In 2005 heeft de Raad een aantal voorstellen van de Commissie om nationale vrijwaringsmaatregelen in te trekken verworpen. Lidstaten mogen zodoende hun vrijwaringsmaateregelen handhaven. De toelatingen betreffen alleen toepassing in levensmiddelen en diervoeders, en gelden niet voor de teelt. Als waarnemend voorzitter heeft Nederland het EU standpunt voorbereid voor de tweede bijeenkomst van Partijen bij het Cartagena Bioveiligheidsprotocol (mei 2005).
Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD)
De VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) coördineert binnen de VN uitvoering van de afspraken van de «World Summit on Sustainable Development» en Agenda 21. CSD13 was de eerste beleidssessie volgens de nieuwe werkwijze van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling. De bijeenkomst heeft een aantal besluiten over beleidsmaatregelen opgeleverd en concrete acties op het terrein van water, sanitatie en menselijke nederzettingen. Het is nu zaak om de CSD-besluiten zowel binnen als buiten de EU uit te voeren. De volgende CSD-cyclus (2006/2007) zal geheel in teken staan van de thema's energie, klimaat en industrie. Inzet is om in EU-kader een voorbeeldfunctie te vervullen en te werken aan een integrale agenda (o.m. energiezekerheid en emissiereductie).
Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen over de onderwerpen Stedelijk Milieu, Hoogwaterbescherming en de Europese Mariene Strategie. De Commissie zal een overkoepelende strategie opstellen, die zij naar verwachting in najaar 2005 zal presenteren. Daarnaast heeft de Raad conclusies aangenomen over een samenhangende Europese kwikstrategie ter bescherming van de volksgezondheid en het milieu.
Ook zijn er conclusies over de sloop van schepen aanvaard. Deze dringen aan op een goede coördinatie van het EU-optreden om binnen de IMO, de ILO en het Verdrag van Bazel tot internationaal juridische instrumenten te komen met als doel de voor mens en milieu verantwoorde sloop van schepen.
Eén van de prioriteiten van het Britse voorzitterschap is het klimaatdossier. Nu het Kyoto Protocol in werking is getreden, gaat de aandacht vooral uit naar de onderhandelingen in de VN over verdere verplichtingen in de periode na 2012. Verdergaande reducties van broeikasgassen zijn noodzakelijk om klimaatverandering aan te pakken. Ook tijdens de recente bijeenkomst van de G8 in Glenneagles van juli 2005 is hierover gesproken. In Europees verband dient een gezamenlijke inzet voorbereid te worden voor de mondiale discussie over klimaatbeleid ná 2012 tijdens de COP 11 in Montreal. Belangrijke taak voor de EU is om zoveel mogelijk landen, inclusief de opkomende economieën en ontwikkelingslanden bij een toekomstig klimaatregime te betrekken. Het Britse voorzitterschap heeft klimaatverandering geagendeerd voor de EU-topontmoetingen met China, India, Rusland en Canada in het najaar van 2005.
Een ander onderwerp betreft de vraag hoe de luchtvaartsector bij het klimaatbeleid kan worden betrokken. Deze Raad, maar eventueel ook de VTE Raad, zal zich buigen over de mededeling die de Commissie hier onlangs over heeft uitgebracht. Opname in het EU-emissiehandelstelsel is daarbij als optie genoemd. Verder wordt ernaar gesteefd om het dossier F-gassen in tweede lezing af te ronden.
Het Britse voorzitterschap heeft het chemische stoffen dossier REACH als prioriteit aangemerkt. Het streeft ernaar dit najaar hierover een akkoord in de Raad voor Concurrentievermogen te bereiken. Het gaat hier om een pakket waarbij de bescherming van milieu en mens wordt verbeterd zonder dat de concurrentiepositie van de chemische industrie wordt aangetast. Dit onderwerp staat eveneens geagendeerd voor de Milieuraad van oktober 2005.
Lissabon/eco-efficiënte innovaties
De Raad werkt verder aan de optimale benutting van de kansen die eco-efficiënte innovaties bieden voor economische groei en werkgelegenheid. De stimulering ervan gebeurt onder meer via de implementatie van het Milieu Technologie Actie Plan (ETAP). Daarnaast kunnen ook het 7e Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling en het nieuwe Concurrentie- en Innovatieprogramma een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van het marktperspectief van eco-efficiënte innovaties. Nederland zal zich hierbij richten op de bevordering van eco-efficiënte innovaties door inzet van een brede set instrumenten en tijdgebonden acties samen met het Europees bedrijfsleven en andere belanghebbenden.
De Commissie zal binnenkort in het kader van het programma «Clean Air for Europe (CAFÉ)» voorstellen presenteren ter verbetering van de luchtkwaliteit. De thematische strategie CAFÉ, een nieuwe richtlijn over luchtkwaliteit en een voorstel over EURO 5 moeten hiertoe een bijdrage toe leveren. De Nederlandse inzet richt zich niet zozeer op versoepeling van de normen, maar meer op de haalbaarheid door bijvoorbeeld:
– een uitzondering voor niet-antropogeen fijnstof, wanneer dit geen gezondheidsrisico's oplevert;
– een langere termijn om te voldoen aan de norm onder reële voorwaarden;
– geen (nieuwe) harde normen zonder een voldoende wetenschappelijke onderbouwing;
– normen moeten in de praktijk voldoende differentiatie toelaten.
Tijdens het Britse voorzitterschap zullen de thematische strategieën voor bodem, lucht, afval, natuurlijke hulpbronnen, pesticiden, stedelijk leefmilieu en het mariene milieu worden gepresenteerd. Zij vormen de basis voor herziening en stroomlijning van bestaande regelgeving op de betreffende terreinen
Voor Nederland als delta van vier stroomgebieden in West-Europa is goede samenwerking en afstemming met andere bovenstroomse landen van belang. De Commissie heeft tijdens het Nederlandse Voorzitterschap een Mededeling over hoogwater uitgebracht. De Raad heeft vervolgens de Commissie opgeroepen met een voorstel te komen voor een Europees Actie Programma Hoogwaterbescherming. Dit wordt medio 2005 verwacht.
GGO's (genetische gemodificeerd organismen)
In november 2005 zal de Commissie een evaluatierapport uitbrengen over de verordeningen voor markttoelating, etikettering en traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Naast de Milieuraad zal ook de Landbouw- en Visserijraad deze evaluatie bespreken.
• http://www.minvrom.nl (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu)
• http://europa.eu.int/comm/environment/index&lowb ar;nl.htm (Europese Commissie)
4.10 Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur
14–15 november 2005 | Raad OJC te Brussel |
23 februari 2006 | Raad OJC te Brussel |
16 maart 2006 | Informele Raad (onderwijs) te Wenen |
29–31 maart 2006 | Informele Raad (jeugd) te Bad Ischl |
18–19 mei 2006 | Raad OJC te Brussel |
Programma onderwijs en opleiding 2007–2013
In juli 2004 presenteerde de Commissie het programma voor stimulering van onderwijs en opleiding voor de periode 2007–2013. Het programma bundelt de sub-programma's Comenius (primair en voortgezet onderwijs), Erasmus (hoger onderwijs), Leonardo da Vinci (beroepsonderwijs) en Grundtvig (volwassenenonderwijs). Doel ervan is de omvang en kwaliteit van de mobiliteit van leerlingen, studenten en onderwijskundig personeel te bevorderen alsmede de uitwisseling tussen onderwijsinstellingen. Het Britse voorzitterschap streeft er naar om tijdens de Raad in november 2005 hierover politieke overeenstemming te bereiken (met uitzondering van zaken die samenhangen met de Financiële Perspectieven).
Rapportage Onderwijs en Burgerschap
Op verzoek van de Europese Raad in 2003 om verslag uit te brengen over de brede rol van onderwijs en de culturele aspecten ervan, heeft de Raad OJC onder Nederlands voorzitterschap de rapportage «Onderwijs en burgerschap» vastgesteld. Hierin zijn uitgangspunten vastgelegd voor versterking van de Europese samenwerking bij onderwijs en burgerschap. De rapportage stelt dat onderwijs een bijdrage levert aan versterking van burgerschap en sociale integratie en daarmee aan het verwezenlijken van de Lissabon-strategie. Het verslag is aan de Europese Raad aangeboden. Het onderwerp «burgerschap» krijgt een plaats in het EU-onderwijsprogramma 2007–2013. Het Oostenrijkse voorzitterschap zal een conferentie van deskundigen over het onderwerp «duurzaam onderwijs» organiseren.
Onder Nederlands voorzitterschap is de behandeling van «Europass» voltooid. Het betreft in essentie een verzameling documenten, die de kwalificaties en competenties van de houder in gemeenschappelijke Europese terminologie omschrijft. Hierdoor kan een bezitter van bepaalde kwalificaties en competenties gemakkelijker een opleiding in een andere lidstaat volgen of er toetreden tot de arbeidsmarkt. Thans bevindt «Europass» zich in de uitvoeringsfase via de «Nationale Europass Centra«. In 2007 vindt de eerste driejaarlijkse evaluatie plaats.
Voortgangsrapportage doelstellingenrapport «Onderwijs en opleiding 2010»
In 2002 stelde de Raad een werkprogramma vast met doelstellingen op het gebied van onderwijs- en opleidingssystemen. Doel hiervan was verbetering van de kwaliteit van deze systemen, de toegankelijkheid ervan te bevorderen en hen open te stellen voor andere culturen zoals bijvoorbeeld die van het bedrijfsleven. Dit gebeurt door gebruik van «best practices» en indicatoren. In 2004 werd de eerste voortgangsrapportage gepubliceerd in de vorm van het programma «Onderwijs en Training 2010». In de eerste helft van 2006 zal de Raad onder Oostenrijks voorzitterschap zijn tweejaarlijkse verslag aannemen over de uitvoering van de doelstellingen van de onderwijs- en opleidingssystemen.
De Commissie stelt in deze mededeling dat Europese universiteiten op dit moment niet in de positie zijn om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie. De moderne Europese universiteit zou een spilfunctie in de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie moeten vervullen. Maar Europese universiteiten zijn volgens de Commissie te weinig gedifferentieerd, hebben te weinig autonomie en werken te weinig samen met het bedrijfsleven. De mededeling wijst gebieden aan waar hervormingen nodig zijn en dringt er bij lidstaten op aan ervoor te zorgen dat hun regelgeving de universiteiten in staat stelt daadwerkelijke veranderingen door te voeren.
Samenwerking kwaliteitsborging in het hoger onderwijs
Het Britse voorzitterschap streeft naar overeenstemming in de Raad over de aanbeveling over waarborging van kwaliteit in het hoger onderwijs. Doel hiervan is de samenwerking tussen lidstaten op dit gebied te intensiveren. In dit verband beveelt de Commissie aan onder andere mechanismen van kwaliteitszorg in te voeren, te komen tot gemeenschappelijke Europese standaarden en wederzijdse erkenning van alle organisaties voor de beoordeling van de kwaliteit van het hoger onderwijs, die zijn opgenomen in een Europees register.
Europees Kwalificatie Raamwerk
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap is de Verklaring van Maastricht aangenomen. Uitvloeisel hiervan is dat er een Europees Kwalificatie Raamwerk op het terrein van het beroepsonderwijs zal worden ontwikkeld en in samenhang daarmee een «Europees Credit Transfer Systeem» voor het beroepsonderwijs. De Commissie heeft thans een consultatie document voorbereid. Hiermee wil zij het komende half jaar de betrokkenen uitgebreid ondervragen. Het document integreert tevens een kwalificatie raamwerk dat op het gebied van hoger onderwijs wordt ontworpen (Bologna proces, Bergen communiqué), en heeft ook voortgezet onderwijs (VO) aspecten. Beoogd wordt onder Fins voorzitterschap besluiten over dit onderwerp te nemen tijdens de vervolgconferentie van Maastricht.
Debat programma Jeugd 2007–2013
Op 15 en 16 november 2004 debatteerde de Raad over het programma «Jeugd in actie», overigens zonder conclusies te trekken. Dit programma heeft een looptijd van 2007 tot 2013. Hoofddoel ervan is de bevordering van Europees burgerschap door uitwisselingen van jongeren en vrijwilligerswerk in andere lidstaten. De looptijd van het programma valt samen met die van de nieuwe Financiële Perspectieven.
Frankrijk, Duitsland, Zweden en Spanje hebben tijdens het Nederlandse voorzitterschap het initiatief voor een Europees Jeugdpact gelanceerd, gericht op de bestrijding van jeugdwerkloosheid en voortijdige schooluitval, en het bevorderen van mobiliteit, educatie, sociale insluiting en een goede balans werk-privé. Na een eerste uitwerking onder het Nederlandse voorzitterschap, nam de Raad op 21 februari 2005 conclusies aan met het advies aan de Europese Raad het Jeugdpact te betrekken bij de Lissabon-strategie. Tijdens de Voorjaarsraad in maart is het Europese Jeugdpact als bijlage bij de Raadsconclusies over de Lissabon-strategie opgenomen.
Nadere uitwerking van het Jeugdpact zal vooral plaats vinden via de Raad OJC en – daar waar voorgestelde acties cruciaal zijn voor groei en werkgelegenheid – via de nationale actieplannen voor de uitvoering van de Lissabon-strategie.
Conclusies evaluatie programma Jeugd 2000–2006
Tijdens de Raad van juni 2004 werd het programma Jeugd 2000–2006 tot een prioriteit benoemd. De doelstellingen van het programma zijn grotendeels bereikt, zo was de conclusie van de Raad. Deze wees tevens op enkele punten van verbetering, onder andere voor de vereenvoudiging van aanvraagprocedures en een betere afstemming van het programma op de doelgroep, jongeren in het algemeen en jongeren met minder kansen in het bijzonder.
Onder het Nederlandse en het Luxemburgse voorzitterschap nam de Raad diverse resoluties aan op het gebied van jeugdzaken:
• over gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten;
• over gemeenschappelijke doelstellingen voor een beter begrip en kennis van jongeren;
• over de evaluatie van activiteiten op het gebied van het jeugdbeleid;
• over vergroting van de democratische participatie van jongeren;
• over gemeenschappelijke doelstellingen op het gebied van informatie aan jongeren.
De Raad riep met deze resoluties lidstaten op hun samenwerking op het gebied van jeugdzaken voort te zetten.
De Commissie heeft in juni 2005 een mededeling gepresenteerd over het Europese Jeugdpact. Zij onderzoekt hierin hoe het pact meer betekenis voor de jeugd kan krijgen op uiteenlopende Europese beleidsterreinen. Daarbij wijst de mededeling op initiatieven, die specifiek gericht zijn op jeugd en op initatieven die mede van belang zijn voor de jeugd.
De Raad heeft onder het Nederlandse en Luxemburgse voorzitterschap het programma «Cultuur 2007» behandeld. Dit programma is gericht op bevordering van mobiliteit in de culturele sector en de stimulering van de interculturele dialoog.
Bij bespreking van het filmprogramma «Media 2007» onder Luxemburgs voorzitterschap bereikte de Raad overeenstemming over de inhoud. Media 2007 richt zich specifiek op de vergroting van het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele (film)sector.
De Raad besprak in mei 2005 voor het eerst het programma «Burgers voor Europa» voor de periode 2007–2013. Dit programma draagt bij aan het dichten van de kloof tussen burgers en de EU. Het richt zich op de ondersteuning van grensoverschrijdende projecten van gemeenten, individuele burgers en burgerschapsorganisaties.
Conclusies werkplan cultuur 2005–2006
De implementatie van het in december 2004 aangenomen werkplan van de Raad voor cultuur (2005–2006) is enthousiast ter hand genomen door de opvolgende voorzitterschappen. De Raad wil hiermee meer continuïteit en coherentie in het werk brengen. In het werkplan staan de volgende punten centraal:
• Het in kaart brengen van de betekenis van cultuur voor het Europese concurrentievermogen;
• Verbetering van de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van digitalisering van cultureel erfgoed;
• Opwaardering van het Europese cultuurportaal;
• Bevordering van de mobiliteit van museale collecties; binnen deze prioriteit is in mei 2005 een adviesrapport door de directeur van het Rijksmuseum, Ronald de Leeuw, in de Raad gepresenteerd;
• Onderzoek naar specifieke belastingsobstakels, die de mobiliteit van kunstenaars in de weg staan.
Naast de reeds genoemde werkzaamheden in het kader van het werkplan zal het Britse voorzitterschap de behandeling van de programma's «Cultuur 2007» en «Media 2007» en «Burgerschap» voortzetten. Voorts zal het een begin maken met de herziening van de richtlijn «Televisie zonder grenzen», het kader voor de liberalisatie van de interne markt voor televisiediensten. Naar verwachting presenteert de Commissie in de tweede helft van 2005 haar voorstellen.
• http://www.minocw.nl (Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap)
• http://www.minvws.nl (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
• http://www.europe.eu.int/com (Europese Commissie)
Fiches opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) 2004–2005
Titel fiche | Dept | Nr Comdoc (def) | Kamerstuk 22 112/... dd. |
---|---|---|---|
1. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap | BZ | (04)465 | 335 dd. 08-09-04 |
2. Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bijzondere voorwaarden voor de handel met de delen van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag voert | BZ | (04)466 | 335 dd. 08-09-04 |
3. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de overlegprocedure met Ivoorkust in toepassing van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou | BZ | (04)547 | 337 dd. 20-09-04 |
4. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 wat betreft hetwederkerigheidsmechanisme | BZ JUST | (04)437 | 337 dd. 20-09-04 |
5. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de overlegprocedure met Togo in toepassing van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou | BZ | (04)576 | 339 dd. 28-09-04 |
6. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's: Naar een mondiaal partnerschap in de informatiemaatschappij: Omzetten van de beginselen van Genève in acties – Voorstellen van de Commissie voor de tweede fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS) | BZ EZ | (04)480 | 339 dd. 28-09-04 |
7. Voorstel voor vernieuwing van het Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsdiscipline en verbetering van de begrotingsprocedure | BZ FIN | (04)498 | 340 dd. 05-10-04 |
8. Mededeling van de Commissie «een versterkt partnerschap voor de ultraperifere gebieden: beoordeling en vooruitzichten» | BZ | (04)543 | 342 dd. 03-11-04 |
9. – Voorstel voor een besluit van de Raad houdende goedkeuring van de sluiting van het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval – Voorstel voor een besluit van de Raad houdende goedkeuring van de sluiting van het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen | BZ VROM | (04)560 | 343 dd. 16-11-04 |
10. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de instrumenten voor buitenlandse hulp in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten 2007–2013 | BZ | (04)626 | 346 dd. 30-11-04 |
11. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) | BZ | (04)627 | 346 dd. 30-11-04 |
12. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschaps- instrument | BZ | (04)628 | 346 dd. 30-11-04 |
13. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking | BZ | (04)629 | 346 dd. 30-11-04 |
14. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot invoering van een stabiliteitsinstrument | BZ | (04)630 | 346 dd. 30-11-04 |
15. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2004 tot verlenging van de tegen Birma/Myanmar opgelegde beperkende maatregelen, voor wat betreft de financiering van bepaalde ondernemingen | BZ | (04)663 | 347 dd. 08-12-04 |
16. Voorstel voor een besluit van het Europees parlement en de Raad tot aanpassing van de financiële vooruitzichten 2000–2006 | BZ FIN | (04)666 | 347 dd. 08-12-04 |
17. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: EU-richtsnoeren voor de ondersteuning van het uitstippelen van het grondbeleid en de bijbehorende hervormingsprocessen in ontwikkelingslanden | BZ | (04)686 | 349 dd. 16-12-04 |
18. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de toekomstige ontwikkeling van hetEU-Energie-initiatief en de voorwaarden voor de oprichting van een Energiefaciliteit voor de ACS-landen | BZ | (04)711 | 349 dd. 16-12-04 |
19. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende het Bureau voor de grondrechten (consultatiedocument) | BZ BZK | (04)693 | 352 dd. 05-01-05 |
20. Voorstel tot een verordening van de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden | BZ LNV | (04)687 | 354 dd. 20-01-05 |
21. Voorstel voor een besluit van de Raad tot afsluiting van de procedure van overleg met de Republiek Guinee overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou | BZ | (04)808 | 355 dd. 03-02-05 |
22. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een coherent Europees beleidskader voor externe actie ter bestrijding van HIV/Aids, tuberculose en malaria | BZ | (04)726 | 355 dd. 03-02-05 |
23. Mededeling van de Commissie aan de Raad inzake een meerjarig financieel kader voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en een daarmee verband houdend ontwerp-voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van de uiterste datum waarop betalingsverplichtingen uit hoofde van het negende EOF kunnen worden aangegaan (2) Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van de uiterste datum waarop betalingsverplichtingen uit hoofde van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) kunnen worden aangegaan | BZ | (04)838 | 358 dd. 18-02-05 |
24. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2500/2001 ertoe strekkende dat de communautaire bijstandsverlening ten uitvoer kan worden gelegd overeenkomstig artikel 54, lid 2 onder c) van het Financieel Reglement | BZ | (04)814 | 360 dd. 28-02-05 |
25. Communication from the Commission to the Council on the Commission proposals for action plans under the European Neighbourhood Policy (ENP)* | BZ | (04)795 | 360 dd. 28-02-05 |
26. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 382/2001 wat betreft de vervaldatum en enkele bepalingen inzake de uitvoering van de begroting | BZ EZ | (04)840 | 364 dd. 30-03-05 |
27. Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de evaluatie van de resultaten van het EOF en voorstel voor het vrijgeven van de voorwaardelijke saldi van het negende Europees Ontwikkelingsfonds. | BZ | (05)51 | 365 dd. 01-04-05 |
28. Voorstel van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf | BZ | (04)835 | 365 dd. 01-04-05 |
29. Mededeling van de Commissie aan de Raad: Europees nabuurschapsbeleid Aanbevelingen betreffende Armenië, Azerbeidzjan en Georgië en betreffende Egypte en Libanon | BZ | (05)72 | 369 dd. 21-04-05 |
30. Ontwerp Interinstitutionaal Akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen | BZ BZK | (05)59 | 378 dd. 27-05-05 |
31. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken – De bijdrage van de Europese Unie | BZ | (05)132 | 378 dd. 27-05-05 |
32. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament: Accelerating progress towards attaining the Millennium Development Goals – Financing for Development and Aid Effectiveness* | BZ | (05)133 | 378 dd. 27-05-05 |
33. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Samenhang in het ontwikkelingsbeleid: Sneller vorderingen boeken om demillenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling te bereiken | BZ | (05)134 | 378 dd. 27-05-05 |
34. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een Europees actieprogramma voor externe maatregelen tegen hiv/aids, malaria en tuberculose (2007–2011) | BZ | (05)179 | 379 dd. 13-06-05 |
35. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: De tiende verjaardag van het Euro-Mediterrane partnerschap: Een werkprogramma om de uitdagingen van de komende vijf jaar het hoofd te bieden | BZ | (05)139 | 380 dd. 13-06-05 |
36. Mededeling van de Commissie aan de Raad: Een Europese toekomst voor Kosovo | BZ | (05)156 | 381 dd. 13-06-05 |
37. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: «Het reactievermogen van de EU op rampen en crisissituaties in derde landen versterken» | BZ | (05)153 | 384 dd. 30-06-05 |
38. Mededeling van de Commissie betreffende de stand van de voorbereidingen van Servië en Montenegro op de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Europese Unie | BZ | (05)476 | 385 dd. 07-07-05 |
39. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen die het vredes- proces belemmeren en het internationaal recht overtreden in de Sudanese regio Darfur | BZ | (05)180 | 386 dd. 15-07-05 |
40. – Voorstel voor een Besluit van de Raad inzake de ondertekening van het aanvullend protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie – Voorstel voor een Besluit van de Raad inzake de sluiting van het aanvullend protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie | BZ | (05)191 | 386 dd. 15-07-05 |
41. Voorstel voor Verordeningen inzake ambtstermijnen directeuren van Europese regelgevende agentschappen | BZ BZK | (05)190 | 388 dd. 25-07-05 |
42. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Versterking van de Politie- en douanesamenwerking in de Europese Unie | BZKFIN JUST | (04)376 | 337 dd. 20-09-04 |
43. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van een Europese groepering voor grensover- schrijdende samenwerking (EGGS) | BZKEZ BZ | (04)496 | 340 dd. 05-10-04 |
44. Voorstel voor een beschikking van de Raad ter wijziging van Beschikking 1999/847/EC aangaande de verlenging van het Gemeenschappelijk Actiepro- gramma op het gebied van civiele bescherming | BZK | (04)512 | 340 dd. 05-10-04 |
45. Voorstel voor een Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad over het doorgeven van bepaalde gegevens aan Interpol | BZK | (04)427 | 342 dd. 03-11-04 |
46. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Terreuraanslagen -preventie, voorbereiding en reactie. | BZK | (04)698 | 350 dd. 27-12-04 |
47. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: | BZK | (04)701 | 350 dd. 27-12-04 |
48. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: | BZK | (04)702 | 350 dd. 27-12-04 |
49. Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) als orgaan van de Europese Unie | BZK | (04)623 | 354 dd. 20-01-05 |
50. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Verbete- ring van het communautair mechanisme voor civiele bescherming | BZK BZ | (05)137 | 384 dd. 30-06-05 |
51. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties | BZK BZ | (05)113 | 384 dd. 30-06-05 |
52. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma «Grondrechten en burgerschap» voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma «Grondrechten en justitie» | BZK | (05)122 | 387 dd. 25-07-05 |
53. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma «Terrorisme: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen» voor de periode 2007–2013: Algemeen programma «Veiligheid en bescherming van de vrijheden» | BZK | (05)124 | 387 dd. 25-07-05 |
54. Groenboek over Publiek-Private samenwerking en het gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten | EZVROM FIN | (04)327 | 335 dd. 08-09-04 |
55. Mededeling van de Commissie: Naar een Europese strategie voornanotechnologie | EZOCW | (04)338 | 335 dd. 08-09-04 |
56. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Ontwikkelingslanden, internationale handel en duurzame ontwikkeling: de rol van het schema van algemene preferenties (SAP) van de Gemeenschap voor de periode 2006–2015 | EZ | (04)461 | 335 dd. 08-09-04 |
57. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Het aandeel van duurzame energie in de EU-Verslag van de Commissie overeenkom- stig artikel 3 van Richtlijn 2001/77/EG, de evaluatie van het effect van wetgevende instrumenten en andere communautaire beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de bijdrage van duurzame energiebronnen in de EU en voorstellen voor concrete acties. | EZ | (04)366 | 335 dd. 08-09-04 |
58. Mededeling van de Commissie: De uitvoering van het actiekader «Actuali- sering en vereenvoudiging van het acquis communautaire» | EZFIN JUST | (04)432 | 337 dd. 20-09-04 |
59. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: «Het vertrouwen in elektronische business-to-businessmarkten bevorderen» | EZ | (04)479 | 338 dd. 28-09-04 |
60. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Eerste jaarverslag betreffende het radiospectrumbeleid in de Europese Unie; stand van uitvoering en vooruitzichten | EZ | (04)507 | 339 dd. 28-09-04 |
61. Mededeling Wetenschap en technologie, sleutels tot de toekomst van Europa – richtsnoeren voor het beleid ter ondersteuning van het onderzoek in de Unie | EZ OCW | (04)353 | 340 dd. 05-10-04 |
62. Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds | EZBZ FIN | (04)492 | 340 dd. 05-10-04 |
63. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot oprichting van het Cohesiefonds | EZ BZ | (04)494 | 340 dd. 05-10-04 |
64. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling | EZBZ VROM | (04)495 | 340 dd. 05-10-04 |
65. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake mobiele breedbanddiensten | EZ | (04)447 | 340 dd. 05-10-04 |
66. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de interoperabiliteit van digitale interactieve televisiediensten | EZ | (04)541 | 341 dd. 14-10-04 |
67. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Veiligheidsonderzoek: De volgende stappen | EZ | (04)590 | 343 dd. 16-11-04 |
68. Mededeling van de Commissie «Reactie op de observaties en aanbevelingen van het panel van onafhankelijke experts betreffende de nieuwe instrumenten van het 6e Kaderprogramma» | EZ OCW | (04)574 | 343 dd. 16-11-04 |
69. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen | EZ | (04)582 | 343 dd. 16-11-04 |
70. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's de textiel- en kledingsector na 2005 – Aanbevelingen van de groep op hoog niveau voor de textiel- en kledingsector | EZ | (04)668 | 347 dd. 08-12-04 |
71. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de rol van de Europese normalisatie in het kader van beleid en wetgeving van de Gemeenschap | EZ | (04)674 | 347 dd. 08-12-04 |
72. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen | EZ | (04)713 | 350 dd. 27-12-04 |
73. Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties | EZ | (04)699 | 352 dd. 05-01-05 |
74. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen | EZ | (04)737 | 353 dd. 19-01-05 |
75. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad | EZ | (04)708 | 353 dd. 19-01-05 |
76. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's «Uitdagingen voor de Europese informatiemaatschappij na 2005» | EZ | (04)757 | 355 dd. 03-02-05 |
77. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2000/819/EG van de Raad betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001–2005) | EZ | (04)781 | 358 dd. 18-02-05 |
78. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Actieplan voor de implementatie van het wettelijk kader voor elektronische aanbestedingen | EZ | (04)841 | 359 dd. 22-02-05 |
79. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: «Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie» | EZ FIN | (05)97 | 370 dd. 26-04-05 |
80. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen | EZ | (05)88 | 378 dd. 27-05-05 |
81. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee – The rules of origin in preferential trade arrangements – Orientations for the future* | EZ | (05)100 | 379 dd. 13-06-05 |
82. – Mededeling van de Commissie Bouwen aan de Europese onderzoeksruimte (EOR) van kennis voor groei – Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en van de Raad voor het Zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie- activiteiten (2007–2013) | EZOCW | (05)118 (05)119 | 379 dd. 13-06-05 |
83. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007–2013) | EZ | (05)121 | 379 dd. 13-06-05 |
84. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 | EZ | (05)112 | 380 dd. 13-06-05 |
85. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het zevende kaderprogram- ma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(Euratom) voor onder- zoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie(2007–2011) | EZVROM OCW | (05)119 | 385 dd. 07-07-05 |
86. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's «i2010 – Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid» | EZ | (05)229 | 386 dd. 15-07-05 |
87. – Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties – Aanbeveling van de Commissie over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties | EZ | (05)217 | 386 dd. 15-07-05 |
88. Communication from the Commission to the Council, the European Parlia- ment, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on accelerating the transition from analogue to digital broadcasting* | EZ | (05)204 | 387 dd. 25-07-05 |
89. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité Een sterker partnerschap tussen de EU en de VS en een meer open markt in de 21e eeuw | EZ BZ | (05)196 | dd. augustus 2005 |
90. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comite – Nanowetenschappen en nanotechno- logieën: een actieplan voor Europa 2005–2009 | EZ OCW | (05)243 | dd. augustus 2005 |
91. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Het Europese ruimtevaartbeleid – voorlopige elementen | EZ | (05)208 | dd. augustus 2005 |
92. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de evaluatie van de omvang van de universele dienst overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/22/EG | EZ | (05)203 | dd. augustus 2005 |
93. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: De bijdrage van de Europese Unie aan de tweede fase van de Wereldtop over de informatie- maatschappij (WSIS) | EZ | (05)234 | dd. augustus 2005 |
94. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG betreffende de algemene regeling vooraccijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop | FIN | (04)227 | 335 dd. 08-09-04 |
95. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de uitvoering van een voorlichtings- en communicatiestrategie over de euro en de Economische en Monetaire Unie | FIN | (04)552 | 339 dd. 28-09-04 |
96. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de uitvoerings-maatregelen voor de correctie van begrotings- onevenwichtigheden overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen | FINBZ | (04)501 | 340 dd. 05-10-04 |
97. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende voorschriften voor de controle op de handel in bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen | FIN | (04)244 | 340 dd. 05-10-04 |
98. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het voorkomen en bestrijden van financiële wanpraktijken van ondernemingen | FIN | (04)611 | 343 dd. 16-11-04 |
99. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, met inbegrip van terrorisme-financiering | FIN JUST | (04)448 | 344 dd. 18-11-04 |
100. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde | FIN | (04)641 | 347 dd. 08-12-04 |
101. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten | FIN JUST | (04)509 | 350 dd. 27-12-04 |
102. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de voorkoming en bestrijding van terrorismefinanciering door maatregelen om informatieuitwisseling, transparantie en traceerbaarheid van financiële transacties te verbeteren | FIN JUST | (04)700 | 350 dd. 27-12-04 |
103. Communication from the Commission to the Council. The European Parliament, the European Economic and Social Committee, the European Central bank and Europol: A new EU Action Plan 2004–2007 to prevent fraud on non-cash means of payment* | FIN | (04)679 | 352 dd. 05-01-05 |
104. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1798/2003 wat betreft de invoering van een regeling voor administratieve samenwerking in het kader van hetéénloketsysteem en de BTW-teruggaafproce- dure | FIN | (04)728 | 353 dd. 19-01-05 |
105. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Naar een Europese governancestrategie voor begrotingsstatistieken | FIN | (04)832 | 361 dd. 10-03-05 |
106. Voorstel tot herschikking van Richtlijn 2000/12/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en herschikking Richtlijn 93/6/EEG van de Raad inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggings- ondernemingen en kredietinstellingen | FIN | (04)486 | 365 dd. 01-04-05 |
107. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek | FIN | (05)66 | 375 dd. 13-05-05 |
108. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93, wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft | FIN | (05)71 | 376 dd. 13-05-05 |
109. – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees groei-initiatief – Haalbaarheidsverslag over een EU-lening-garantie- instrument voor TEN-vervoersprojecten – Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees groei-initiatief – Concept voor een EU-leninggarantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten | FIN V&W | (05)75(05)76 | 378 dd. 27-05-05 |
110. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft bepaalde maatregelen tervereenvoudiging van de BTW-heffing en ter bestrijding van belastingfraude en -ontwijking, en tot intrekking van bepaalde derogatiebeschikkingen | FIN | (05)89 | 379 dd. 13-06-05 |
111. Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council establishing the European Union Solidarity Fund* | FINBZ | (05)108 | 384 dd. 30-06-05 |
112. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 tot instelling van een Garantiefonds | FIN | (05)130 | 385 dd. 07-07-05 |
113. Community Programmes Customs 2013 and Fiscalis 2013 -Communication from the Commission to the Council and the European Parliament* | FIN | (05)111 | 385 dd. 07-07-05 |
114. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief | FIN | (05)136 | 385 dd. 07-07-05 |
115. – Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid – Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten | FIN | (05)154 (05)155 | 387 dd. 25-07-05 |
116. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over bepaalde procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie. | JUST | (04)328 | 335 dd. 08-09-04 |
117. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een efficiënter gemeenschappelijk Europees asielstelsel: de enkelvoudige procedure als volgende stap. | JUST | (04)503 | 335 dd. 08-09-04 |
118. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: «Studie naar de samenhang tussen legale en illegale migratie» | JUST | (04)412 | 335 dd. 08-09-04 |
119. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Eerste jaarrapport over migratie en integratie | JUST | (04)508 | 337 dd. 20-09-04 |
120. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een betere toegang tot informatie voor derechtshandhavingsinstanties | JUST | (04)429 | 339 dd. 28-09-04 |
121. Ontwerp-kaderbesluit betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden | JUST | n.v.t. | 342 dd. 03-11-04 |
122. Voorstel voor een Besluit van de Raad inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister | JUST | (04)664 | 346 dd. 30-11-04 |
123. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken | JUST | (04)718 | 350 dd. 27-12-04 |
124. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen | JUST EZ | (04)651 | 350 dd. 27-12-04 |
125. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen en de geconsolideerde jaarrekening (wijziging Vierde en Zevende richtlijn vennootschapsrecht) | JUST | (04)725 | 354 dd. 20-01-05 |
126. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal (wijziging Tweede Richtlijn vennootschapsrecht) | JUST | (04)730 | 353 dd. 19-01-05 |
127. Witboek over de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroorde- lingen en hun gevolgen in de Europese Unie | JUST | (05)10 | 361 dd. 10-03-05 |
128. Voorstel voor een Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georgani- seerde criminaliteit | JUST | (05)6 | 367 dd. 15-04-05 |
129. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructies | JUST BZ | (05)56 | 378 dd. 27-05-05 |
130. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen | JUST | (05)87 | 380 dd. 13-06-05 |
131. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007–2013 | JUSTBZK | (05)122 | 387 dd. 25-07-05 |
132. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma «Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting» voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma «Grondrechten en justitie» | JUST VWS | (05)122 | 387 dd. 25-07-05 |
133. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma «Strafrecht» voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma «Grondrechten en justitie» | JUST | (05)122 | 387 dd. 25-07-05 |
134. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma «Civiel recht» voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma «Grondrechten en justitie» | JUST | (05)122 | 387 dd. 25-07-05 |
135. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007–2013 | JUST | (05)123 | 387 dd. 25-07-05 |
136. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008–2013 als onderdeel van het algemene programma «Solidariteit en beheer van de migratiestromen» | JUST | (05)123 | 387 dd. 25-07-05 |
137. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma «Solidariteit en beheer van de migratiestromen» | JUST | (05)123 | 387 dd. 25-07-05 |
138. Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot instelling van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007–2013 als onderdeel van het algemene programma «Solidariteit en beheer van de migratiestromen» | JUST | (05)123 | 387 dd. 25-07-05 |
139. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008–2013 | JUST | (05)123 | 387 dd. 25-07-05 |
140. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma betreffende «Veiligheid en bescherming van de vrijheden» voor de periode 2007–2013 | JUSTBZK | (05)124 | 387 dd. 25-07-05 |
141. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma betreffende «Preventie en de bestrijding van criminaliteit» voor de periode 2007–2013: Algemeen programma «Veiligheid en bescherming van de vrijheden» | JUST | (05)124 | 387 dd. 25-07-05 |
142. Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroorde- lingen in andere lidstaten van de Europese Unie | JUST | (05)91 | 388 dd. 25-07-05 |
143. Voorstel voor een Verordening van de Raad: Europees Visserijfonds | LNV | (04)497 | 340 dd. 05-10-04 |
144. Verordening betreffende de financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid | LNV FIN | (04)489 | 340 dd. 05-10-04 |
145. Verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling | LNV | (04)490 | 340 dd. 05-10-04 |
146. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Financiering Natura 2000 | LNV FINVROM | (04)431 | 340 dd. 05-10-04 |
147. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) 2287/2003 ten aanzien van het aantal dagen op zee voor de schelvisvisserij in de Noordzee en het gebruik van bodemtrawls in de wateren rond de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden | LNV | (04)555 | 341 dd. 14-10-04 |
148. Rapport van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de vereenvoudiging van de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor Groenten en Fruit | LNV | (04)549 | 342 dd. 03-11-04 |
149. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging van een duurzaam landbouwmodel voor Europa via het hervormde GLB – hervorming van de suikersector | LNV | (04)499 | 342 dd. 03-11-04 |
150. Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem op vrijwillige basis voor de invoer van hout in de Europese Unie | LNV | (04)515 | 343 dd. 16-11-04 |
151. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van normen voor de humane vangst van bepaalde diersoorten met behulp van vallen. | LNV | (04)532 | 343 dd. 16-11-04 |
152. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2759/75, Verordening (EEG) nr. 2771/75, Verordening (EEG) nr. 2777/75, Verordening (EG) nr. 1254/1999, Verordening (EG) nr. 1255/1999 en Verordening (EG) nr. 2529/2001 wat de buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt betreft | LNV | (04)712 | 354 dd. 20-01-05 |
153. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Veror- dening (EG) nr. 2007/2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het Stabilisatie- en Associatie Proces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 | LNV | (04)739 | 353 dd. 19-01-05 |
154. Verordening van de Raad betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie | LNV | (04)724 | 355 dd. 03-02-05 |
155. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschrif- ten inzake preventie, bestrijding, en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën | LNV VWS | (04)775 | 359 dd. 22-02-05 |
156. Voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten, zoals herzien te Genève op 19 maart 1991 | LNV | (04)798 | 360 dd. 28-02-05 |
157. Mededeling van de Commissie: vooruitzichten voor de vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid | LNV | (04)820 | 361 dd. 10-03-05 |
158. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1883/78 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie | LNVFIN | (05)27 | 365 dd. 01-04-05 |
159. Mededeling van de Commissie aan de Raad over risico- en crisisbeheer in de landbouw | LNV | (05)74 | 370 dd. 26-04-05 |
160. Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van devisbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 | LNV | (05)86 | 378 dd. 27-05-05 |
161. Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza | LNV | (05)171 | 384 dd. 30-06-05 |
162. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bestrijding van aardappelcysteaaltjes | LNV | (05)151 | 385 dd. 07-07-05 |
183. Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht | LNV | (05)117 | 386 dd. 15-07-05 |
164. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren | OCW | (04)474 | 342 dd. 03-11-04 |
165. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Cultuur2007 (2007–2013) | OCW | (04)496 | 342 dd. 03-11-04 |
166. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betref- fende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) | OCW | (04)470 | 342 dd. 03-11-04 |
167. Voorstel voor een Aanbeveling van de Raad en het Europees Parlement over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs | OCW | (04)642 | 354 dd. 20-01-05 |
168. Commission Recommendation on the European Charter for Researchers and on a Code of Conduct for the Recruitment of Researchers* | OCW | C(05)576 | 376 dd. 13-05-05 |
169. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling voor de periode 2007–2013 van het programma «Burgers voor Europa» ter bevordering van een actief Europees burgerschap | OCW BZK | (05)116 | 381 dd. 13-06-05 |
170. Mededeling van de Commissie: Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabonstrategie | OCW | (05)152 | 384 dd. 30-06-05 |
171. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds | SZW EZBZ | (04)493 | 340 dd. 05-10-04 |
172. Mededeling van de Commissie: Partnerschap voor veranderingen in een uitgebreid Europa – Een grotere inbreng van de Europese sociale dialoog | SZW | (04)557 | 343 dd. 16-11-04 |
173. Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2001/51/EG van de Raad betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en Besluit nr. 848/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn | SZW | (04)551 | 343 dd. 16-11-04 |
174. Voorstel voor een Raadsbesluit de Lidstaten te machtigen het Verdrag inzake identiteitsbewijzen zeevarenden van de Internationale Arbeidsorganisatie (Verdrag nr. 185) te bekrachtigen | SZW | (04)530 | 343 dd. 16-11-04 |
175. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de instelling van een Gemeenschapsprogramma voor werkgelegenheid en sociale solidariteit, PROGRESS | SZW | (04)488 | 344 dd. 18-11-04 |
176. Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) | SZW | n.v.t. | 344 dd. 18-11-04 |
177. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd | SZW | (04)607 | 346 dd. 30-11-04 |
178. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepas- sing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) br. 1408/71. | SZW VWS | (04)830 | 359 dd. 22-02-05 |
179. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Ontwerp gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie | SZW | (05)14 | 364 dd. 30-03-05 |
180. Mededeling van de Commissie over de sociale agenda | SZW | (05)33 | 370 dd. 26-04-05 |
181. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de overeenkomst tussen de Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten | SZW V&W | (05)32 | 370 dd. 26-04-05 |
182. Voorstel voor een Verordening tot oprichting van een Europees Gender- instituut | SZW | (05)81 | 370 dd. 26-04-05 |
183. Mededeling van de Commissie – Herstructureringen en werkgelegenheid – Anticiperen op en begeleiden van herstructureringen met het oog op de ontwikkeling van de werkgelegenheid: de rol van de Europese Unie | SZW | (05)120 | 385 dd. 07-07-05 |
184. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake Overstromingsrisicobeheer: Preventie van, bescherming tegen en verzachting van de gevolgen van overstromingen | V&W VROM | (04)472 | 338 dd. 28-09-04 |
185. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van de stationeringsfase en de exploitatiefase van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet | V&W | (04)477 | 340 dd. 05-10-04 |
186. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoer- systeem te verbeteren («Marco Polo II») | V&W | (04)478 | 340 dd. 05-10-04 |
187. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken voor vervoer en energie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad | V&WFINEZ | (04)475 | 340 dd. 05-10-04 |
188. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders | V&W | (04)473 | 340 dd. 05-10-04 |
189. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de huidige en toekomstige werking van het communautair kader voor personen- vervoer per touringcar en autobus: toegang tot de markten voor internationaal en cabotagevervoer, veiligheid en passagiersrechten. | V&W | (04)527 | 342 dd. 03-11-04 |
190. Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten | V&W | (04)654 | 347 dd. 08-12-04 |
191. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Overgang op de stationerings- en de exploitatiefase van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet | V&W | (04)636 | 349 dd. 16-12-04 |
192. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot wijziging van de Besluiten 2001/507/EG en 2001/509/EG om de VN/ECE Reglementen nrs. 109 en 108 inzake coverbanden verplicht te stellen | V&W | (04)774 | 361 dd. 10-03-05 |
193. Mededeling betreffende het versterken van de rechten van passagiers in de Europese Unie | V&W | (05)46 | 367 dd. 15-04-05 |
194. Voorstel van het Europees Parlement en de Raad voor een verordening over informatie aan luchtvaartpassagiers over de operating carrier en over communi- catie van veiligheidsinformatie door lidstaten | V&W | (05)48 | 367 dd. 15-04-05 |
195. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de rechten van luchtreizigers met beperkte mobiliteit | V&W | (05)47 | 369 dd. 21-04-05 |
196. Mededeling van de Commissie – Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap | V&W | (05)79 | 378 dd. 27-05-05 |
197. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Een raamwerk voor de ontwikkeling van de betrekkingen met de Russische Federatie op het gebied van het luchtvervoer | V&W | (05)77 | 378 dd. 27-05-05 |
198. Mededeling van de Commissie: Een communautair burgerluchtvaartbeleid ten aanzien van de Volksrepubliek China – versterking van samenwerking en openstelling van markten | V&W | (05)78 | 378 dd. 27-05-05 |
199. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritie- me veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 | V&W | (05)210 | dd. augustus 2005 |
200. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Het Europese Actieplan Milieu en Gezondheid 2004–2010 | VROM | (04)416 | 335 dd. 08-09-04 |
201. Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het in de handel brengen van een koolzaadproduct (Brassica napus L., lijn GT73),genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor het herbicide glyfosaat, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad | VROM | (04)572 | 343 dd. 16-11-04 |
202. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) | VROM | (04)516 | 343 dd. 16-11-04 |
203. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende voorstellen, namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten, voor wijzigingen op de bijlagen I–III van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en op de bijlagen A–C van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen | VROM | (04)537 | 344 dd. 18-11-04 |
204. Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van richtlijn 2002/95/EG van het EP en de Raad met het oog op de vaststelling van de maximale concentraties van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur | VROM | (04)606 | 346 dd. 30-11-04 |
205. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Financieel Instrument voor het Milieu (LIFE+) | VROM | (04)621 | 349 dd. 16-12-04 |
206. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Verslag over het gebruik van de voor de ontmanteling van kerncentrales bestemde financiële middelen | VROM | (04)719 | 354 dd. 20-01-05 |
207. – Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad – Voorstel voor een Besluit van de Raad inzake de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen | VROM | (04)634 (04)635 | 354 dd. 20-01-05 |
208. Voorstel voor een richtlijn met betrekking tot toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof | VROM | (04)716 | 355 dd. 03-02-05 |
209. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Strategie van de Gemeenschap voor kwik | VROM | (05)20 | 365 dd. 01-04-05 |
210. Voorstel voor een besluit van het Europese Parlement en van de Raad: Het opstellen van het «Jeugd in actie» programma voor de periode 2007–2013 | VWS | (04)471 | 342 dd. 03-11-04 |
211. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen, en Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt | VWS | (04)650 | 350 dd. 27-12-04 |
212. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 | VWS | (04)599 | 352 dd. 05-01-05 |
213. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een EU-drugsactieplan (2005–2008) | VWS | (05)45 | 364 dd. 30-03-05 |
214. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 297/95 inzake de vergoedingen die aan het Europees Geneesmiddelenbureau dienen te worden betaald | VWSLNV | (05)106 | 384 dd. 30-06-05 |
215. – Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: De gezondheid, de veiligheid en het vertrouwen van de burger bevorderen: een strategie voor gezondheid en consumentenbescherming – Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming (2007–2013) | VWS | (05)115 | dd. augustus 2005 |
216. Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatre- gelen voor jongeren: «Aandacht voor jongerenbelangen in Europa – implemen- tatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap» | VWS | (05)206 | dd. augustus 2005 |
* Commissiedocument is niet in het Nederlands beschikbaar.
Stand Implementatie Europese Regelgeving
Voor het bewaken van implementatietermijnen van Europese richtlijnen en kaderbesluiten houdt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een implementatie-overzicht bij. Elk kwartaal bespreekt de Interdepartementale Commissie Europees Recht, subcommissie Implementatie (ICER-I) aan de hand van dit implementatie-overzicht de bestaande achterstanden in de omzetting van richtlijnen. Op basis van dit overzicht wordt gerapporteerd aan de Ministerraad. Buitenlandse Zaken zendt het kwartaaloverzicht implementatie EG-richtlijnen vervolgens aan de Tweede Kamer.
Schematisch overzicht van de stand van zaken van de implementatie: | |||
---|---|---|---|
Tot en met | Totale achterstand | Uitgevoerd in betrokken kwartaal | Uitgevoerd t/m betrokken kwartaal |
30-06-05 | 27 | 17 | 53 |
31-03-05 | 29 | 36 | 36 |
31-12-04 | 30 | 48 | 167 |
30-09-04 | 41 | 45 | 119 |
30-06-04 | 49 | 58 | 74 |
31-03-04 | 65 | 16 | 16 |
Het Directoraat-Generaal voor de Interne Markt van de Europese Commissie publiceert tweemaal per jaar het zogenaamde scorebord interne marktrichtlijnen. In dit scorebord wordt de stand van zaken implementatie interne marktrichtlijnen van alle lidstaten weergegeven.
Uit het scorebord van juli 2005 is gebleken dat Nederland in de verslagperiode (september 2004–mei 2005) op de twaalfde plaats in de EU-rangorde staat: 1.6% van de Europese interne marktregelgeving is door Nederland nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd. Dit is een verbetering ten opzicht van vorig jaar, toen Nederland 2.8% van de Europese interne marktregelgeving nog niet of slechts gedeeltelijk geïmplementeerd had.
ACS-landen | landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan |
ALTHEA | De EU-geleide militaire missie in Bosnië-Herzegovina (opvolger SFOR) |
APF | African Peace Facility |
APS | Algemeen Preferentieel Stelsel |
ARF | Asean Regional Forum |
ASEAN | Association of South-East Asian Nations |
ASEM | Asia-Europe Meeting |
BBP | Bruto Binnenlandse Product |
BNI | Bruto Nationaal Inkomen |
BNP | Bruto Nationaal Product |
BSE/TSE | Bovine Spongiform Encephalopathy of «Gekke koeienziekte» |
BTW | Belasting op Toegevoegde Waarde |
CAFÉ | Clean Air For Europoe |
CEMAC | Communauté Économique et Monétaire de l'Afrique Centrale |
CIP | Concurrentievermogen en Innovatie Programma |
COSPOL | Comprehensive Operational Strategic Planning for the Police |
CPB | Centraal Plan Bureau |
CSD | Commission on Sustainable Development |
DAS | Declaration of Assurance |
EBA | Everything but Arms |
ECAA | European Common Aviation Area |
Ecofin | Economische en Financiële Raad |
ECOWAS | Economic Community of West African States |
EDA | European Defence Agency |
ECDC | Europees Centrum voor ziektepreventie en- bestrijding |
EEG | Europese Economische Gemeenschap |
EG | Europese Gemeenschap |
EGKS | Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal |
ENP | European Neighbourhood Policy |
EMU | Economische Monetaire Unie |
EOF | Europees Ontwikkelingsfonds |
EPA | Economic Partnership Agreement |
EPRTR | European Pollutant Release and Transfer Registers |
ERM | Exchange Rate Mechanism |
ERTMS | European Rail Traffic Management System |
ESA | Eastern and Southern Africa |
ESP | European Space Programme |
ETAP | Milieu Technologie Actieplan |
Euratom | Europese Gemeenschap voor Atoomenergie |
Eurojust | Europese Eenheid voor Justitiële Samenwerking |
EU | Europese Unie |
EUPM | EU Politiemissie |
Europol | Europese Politiedienst |
EVDB | Europees Veiligheids- en Defensiebeleid |
EVRM | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens |
FAO | Food and Agriculture Organization |
FEMIP | Faciliteit voor Euro-Mediterrane Investeringen en Partnerschap |
FP's | Financiële Perspectieven |
GBV | Gemeenschappelijk Visserijbeleid |
GBVB | Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid |
GGO | Genetisch Gemodificeerde Organismen |
GLB | Gemeenschappelijk Landbouwbeleid |
GMES | Global Monitoring Environment and Security |
GREB | Globale Richtlijnen voor Economisch Beleid |
HIV/AIDS | Human Immunodeficiency Virus / Acquired Immuno Deficiency Syndrome |
HV | Hoge Vertegenwoordiger |
IAEA | International Atomic Energy Agency |
ICT | Informatie en Communicatie Technologie |
ICTY | International Criminal Tribunal for Former Yugoslavia |
IGC | Intergouvernementele Conferentie |
ILO | International Labour Organisation |
IMO | International Maritime Organisation |
ITER | International Thermonuclear Experimental Reactor |
INSPIRE | Richtlijn p. 95 |
ISM | International Safety Management |
JBZ | Justitie en Binnenlandse Zaken |
KP7 | Zevende Kaderprogramma Onderzoek en Innovatie |
LAC | Latin-American Countries |
MAP | Multiannual Programme |
Mercosur | Mercado Común del Sur, Gemeenschappelijke markt van Argentinie, Brazilie, Paraguay en Uruguay |
MOVP | Midden-Oosten Vredesproces |
MOL | Minst Ontwikkeld Land |
MDG | Millenium Development Goals |
MKB | Midden- en Kleinbedrijf |
MTAP | Milieu Technologie Actieplan |
NAP | Nationaal Actieprogramma |
NAFO | North Atlantic Fisheries Organisation |
NATO | North Atlantic Treaty Organisation |
NAVO | Noord-Atlantische Verdragsorganisatie |
NRBC | Nucleair, Radiologisch, Biologisch en Chemisch |
NTA | New Transatlantic Agenda |
OAA | Open Aviation Area |
ODA | Official Development Aid |
OESO | Organisatie voor Economische Samenwerking in Europa |
OJC | Onderwijs, Jeugd en Cultuur |
OPCW | Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons |
OPEC | Organisation of the Petroleum Exporting Countries |
PPCE | Permanent Partnership Council on Energy |
PROGRESS | Gemeenschapsprogramma voor werkgelegenheid en sociale solidariteit p. 68 |
PRTR | Pollutant Release and Transfer Registers |
REACH | Registration, Evaluation, Authorisation of Chemicals |
R&D | Research & Development |
SADC | Southern African Development Community |
SAP | Stabilisatie- en Associatieproces |
SAO | Stabilisatie- en Associatieovereenkomst |
SCAR | Sequence Characterised Amplified Region |
SESAME | Single European Sky Implementation Programme |
SGP | Stabiliteits- en Groeipact |
SIS II | Schengen Informatiesysteem II |
SitCen | Situation Centre |
TEN's | Trans-Europese Netwerken |
TES | Wet Toezicht Europese Subsidies |
TIEA | Trade Investment Enhancement Agreement |
UNEP | United Nations Environment Programme |
UNFPA | United Nations Population Fund |
UNHCR | United Nations High Commissioner for Refugees |
VIS | Visum Informatie Systeem |
VN | Verenigde Naties |
VTE | VervoerTelecom en Energie (Raad) |
WHA | World Health Assembly |
WHO | World Health Organisation |
WSBVC | Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (Raad) |
WSIS | World Summit on Information Society |
WSSD | World Summit on Sustainable Development |
WTO | World Trade Organisation |
7e Kaderprogramma 73, 75, 92
ACS 25, 52, 53, 83, 84, 98, 112
Administratieve lasten 10, 14, 35, 36, 56, 57, 59, 72, 75, 78, 89
Afrika 11, 24, 25, 47, 48, 50, 52, 53, 54, 55, 112
Algemeen Preferentieel Stelsel 25, 52
APS 25, 52, 112
Arbeidstijdenrichtlijn 67
ASEM 24, 47, 112
Asiel en migratie 61, 62
Audiovisueel 3, 95
Azië 13, 16, 23, 46, 47, 51, 69, 80
Begroting 3, 9, 14, 15, 22, 27, 28, 29, 30, 31, 34, 35, 38, 53, 55, 56, 57, 59, 60, 61, 97, 98, 103, 104
Betere regelgeving 14, 59, 101
BNC 97
Brede maatschappelijke discussie 5, 9, 10, 11, 13, 16
Bulgarije 21, 22, 37, 42, 43
Comitologie 41
Cultuur 3, 5, 10, 23, 32, 76, 86, 87, 93, 95, 96, 107, 113
Dienstenrichtlijn 6, 11
Drugsproblematie 64, 65
Economic Partnership Agreement 25, 52, 112
Eigen Middelen Besluit 28, 34
EMU 37, 59, 112
Energie 3, 10, 13, 14, 32, 44, 45, 74, 76, 81, 82, 83, 91, 98, 100, 102, 108, 112, 114
ERM-II 56, 58
Euratom 3, 7, 32, 41, 102, 104, 112
Eurogroep 56
Eurojust 20, 49, 63, 64, 112
Europees Ontwikkelingsfonds 21, 53, 98
Europese Rekenkamer 35
EVDB 23, 24, 50, 112
Financiële Perspectieven 3, 21, 22, 27, 28, 29, 31, 34, 39, 48, 49, 55, 59, 60, 74, 85, 93, 94, 112
GBVB 60, 113
GLB 9, 30, 39, 60, 85, 106, 113
GREB 18, 113
Grieppandemie 69
Grondwettelijk Verdrag 5, 25, 38
Handelsbetrekkingen 24
HIV/AIDS 24, 113
ICTY 22, 43, 44, 113
Innovatie 13, 14, 17, 72, 73, 74, 75, 85, 91, 92, 94, 102, 112, 113
Jeugd 3, 32, 93, 94, 95, 110, 113
Kandidaat-lidstaten 22, 43
Klimaat 6, 14, 38, 72, 74, 81, 88, 89, 91
Kroatië 12, 22, 43, 44
Kyoto Protocol 88, 91
Latijns Amerika 48
Lissabonstrategie 17, 18, 39, 107
Mercosur 48, 113
Midden-Oosten Vredesproces 23, 45, 113
Midden-Oosten 11, 23, 38, 45, 49
Midterm review 17, 66, 79, 88
Milieu 3, 6, 10, 12, 14, 17, 18, 25, 32, 71, 72, 74, 75, 77, 78, 82, 83, 85, 86, 88, 89, 90, 91, 92, 108, 109, 112, 113
Millenium Development Goals 113
MTR 37, 38
Nabuurschapsbeleid 23, 44, 48, 98
Nationaal hervormingsprogramma 18
NAVO 48, 51, 113
Nettopositie 3, 27, 28, 31, 32, 33, 34
ODA 25, 53, 54, 113
Oekraïne 23, 38, 44, 45, 46
Onderzoek 5, 12, 23, 32, 36, 65, 68, 70, 73, 74, 75, 80, 85, 92, 94, 95, 96, 100, 101, 102, 113
Ontwikkelingssamenwerking 23, 25, 40, 48, 49, 53, 54, 55, 62, 97
Oostenrijk 8, 19, 22, 24, 28, 30, 39, 41, 43, 48, 57, 60, 64, 68, 70, 75, 80, 82, 86, 93, 94
Politiële en justitiële samenwerking 3, 63
Proportionaliteit 11, 57, 58
REACH 71, 72, 88, 89, 91, 113
Referendum 5, 26, 39
Roemenië 8, 21, 22, 42, 43, 89
Rusland 23, 45, 81, 82, 91
SAO 44, 113
SGP 38, 56, 57, 113
Sociaal Beleid 3, 17, 66, 114
Stabilisatie- en Associatie-overeenkomst 44
Stabiliteits- en Groei Pact 59
Statuut van de leden van het Europees Parlement 41
Structuurfondsen 21, 30, 31, 34, 60
Subsidiariteit 5, 8, 10, 11, 57, 59, 84
Suiker 51, 83, 84, 106
Telecommunicatie 3, 80
TEN 75, 82, 103, 114
Terrorisme 6, 10, 13, 14, 19, 20, 22, 23, 24, 37, 38, 46, 47, 49, 53, 56, 57, 59, 63, 64, 99, 100, 103
Toetredingsverdrag 42, 43
Trans-Europese Netwerken 114
Transport 41, 44, 74, 77, 78, 79, 82
Turkije 12, 22, 37, 42, 43, 99
Uitbreiding 3, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 22, 28, 31, 34, 42, 51, 58, 67, 79, 99
Veiligheid 6, 7, 12, 13, 14, 15, 19, 20, 22, 23, 24, 29, 41, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 54, 55, 60, 63, 64, 65, 67, 70, 71, 76, 77, 78, 79, 80, 85, 86, 89, 90, 100, 101, 105, 108, 109, 110, 112, 113
Verenigd Koninkrijk 7, 21, 22, 28, 29, 39, 57
Verenigde Staten 14, 16, 23, 45, 46, 47, 51, 52, 77, 80
Vervoer 3, 76, 77, 78, 79, 103, 108, 109, 114
VN 25, 38, 46, 47, 48, 49, 51, 54, 90, 91, 109, 110, 114
Voorjaarsraad 17, 39, 66, 88, 95
Vrijheid, veiligheid en recht 3, 5, 12, 19
Werkgelegenheid 3, 6, 13, 14, 17, 18, 38, 66, 67, 91, 102, 107, 108, 113, 114
Westelijke Balkan 11, 23, 43, 44, 77
WHO 69, 70, 71, 114
WTO 21, 24, 25, 47, 48, 51, 52, 72, 83, 84, 114
Zie bijlage: Europese Verkenning 3, paragraaf 2.2 De Verkenning is uitgevoerd onder inhoudelijke verantwoordelijkheid van het CPB en het SCP.
art 5 EG: ...de Gemeenschap treedt slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt.
Facing the challenge. The Lisbon strategy for growth and employment, report from the High Level Group chaired by Wim kok. November 2004.
Het flexibiliteitsinstrument is bestemd voor onvoorziene uitgaven die werkelijk nodig zijn, maar niet binnen de door de Financiële Perspectieven bepaalde maxima gevonden kunnen worden. Het bedraagt ten hoogste 200 miljoen per jaar. Voordat de Commissie met een voorstel tot het gebruik hiervan komt, moet zij alle mogelijkheden hebben onderzocht voor een kredietherschikking in de betreffende rubriek. Het flexibiliteitsinstrument kan in principe slechts eenmaal voor hetzelfde doel worden ingezet. Indien dit instrument wordt ingezet dan is sprake van een ophoging van het desbetreffende subplafond van de Financiële Perspectieven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30303-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.