nr. 121
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2006
Inleiding
In deze brief wil ik u informeren over de door het kabinet gekozen invulling
van de amendementen 30 300 XV nr. 42 en nr. 21, die door de
Kamer zijn aangenomen in het kader van de begroting SZW 2006 (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2005–2006, 30 300 XV).
Amendement Verburg nr. 42
Door het amendement Verburg nr. 42 is binnen artikel 23 van de SZW-begroting
2006 een bedrag van 31 mln. euro gereserveerd voor de samenwerking tussen
reïntegratie en onderwijs.
In mijn brief van 22 december (Tweede Kamer 2005–2006, 30 300
XV, nr. 78) is aangegeven dat het amendement nr. 42 impliceert dat
het flexibele reïntegratiebudget WWB met 31 mln. euro neerwaarts
wordt bijgesteld en er voorstellen moeten worden ontwikkeld voor de samenwerking
tussen reïntegratie en onderwijs, waarbij SZW het initiatief zal nemen.
In het Algemeen Overleg van 8 februari 2006 (Tweede Kamer-2005–2006,
30 300 XV, nr. 93) is het amendement Verburg nr. 42 met de
vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de orde geweest
en is van de zijde van de vaste commissie SZW aangegeven, dat het amendement
een andere besteding van een deel van de W-middelen
wil bereiken, maar zonder een uitname uit het W-deel. In dat kader is door
mij aangegeven, dat het kabinet de middelen binnen
het Werkdeel van het WWB-budget niet kan oormerken,
zodat naar andere oplossingen moet worden gezocht.
Evenals de Kamer, acht ik afstemming tussen reïntegratie en scholing
en goede samenwerking tussen de betrokken partijen van groot belang om een
soepele overgang van school naar werk of om een duurzame reïntegratie
te bereiken.
Gemeenten bekostigen al reïntegratiescholing en activiteiten op het
raakvlak van onderwijs en reïntegratie uit het W-deel van het WWB-budget.
In samenhang hiermee zijn er samenwerkingsstructuren tussen scholingsinstituten
en reïntegratiebedrijven tot stand gekomen. Op rijksniveau zijn over
de scholingsuitgaven en de samenwerkingverbanden onvoldoende gegevens beschikbaar.
Het ligt derhalve in de rede om bij de uitwerking van het amendement Verburg
nr. 42 eerst scholingsuitgaven en de bestaande samenwerkingsverbanden
op dit terrein te inventariseren, alvorens «aanvullend beleid»
op dit terrein te overwegen.
Op grond hiervan heb ik besloten om in het kader van het amendement nr. 42
informatie van gemeenten te vragen over de uitgaven aan scholing uit het W-deel
en over de samenwerking met ondermeer scholingsinstituten. Voor de gegevensverzameling
zal worden aangesloten bij het onderzoek naar de onderuitputting van het W-deel
dat in samenwerking met Divosa door een extern bureau wordt uitgevoerd. De
gegevens zullen naar verwachting in september 2006 beschikbaar zijn. Op basis
van de uitkomsten zal worden bezien of nadere initiatieven noodzakelijk zijn.
De VNG kan instemmen met de extra informatievraag aan gemeenten.
Bovenstaande keuze brengt met zich mee dat er uit hoofde van dit amendement
voor het jaar 2006 geen uitname uit het WWB-budget zal plaats vinden.
Amendement nr. 21
Met het amendement nr. 21 is een bedrag van maximaal 1,5 mln. beschikbaar
gesteld voor subsidies aan projecten en activiteiten van jongeren. Projecten
en activiteiten op het raakvlak van onderwijs en arbeidsmarkt gericht op jongeren,
in het bijzonder lager opgeleiden en wajong-ers. Ter invulling van het amendement
nr. 21 zal aan organisaties tot 15 oktober 2006 de mogelijkheid
worden geboden om projectvoorstellen bij SZW in te dienen. De mogelijkheid
hiertoe wordt via onder andere de website van de Taskforce Jeugdwerkloosheid
bekend gemaakt. Het raakvlak van onderwijs en arbeidsmarkt betreft onder andere
de mogelijkheden voor het combineren van leren en werken, het vinden van leerbanen
en stages, de voorlichting en begeleiding in verband met de beroepskeuze,
als ook de toetreding en begeleiding op de arbeidsmarkt aansluitend op de
opleiding. De subsidieverstrekking heeft tot doel om de ontwikkeling van goede
werkwijzen en aanpakken door jongeren te stimuleren en te ondersteunen. Om
voor subsidie in aanmerking te komen moeten daarom jongeren een beslissende
stem en belangrijke rol hebben in de inrichting en uitvoering van het project.
Het betekent ook dat projecten die een voortzetting betreffen van de bestaande
praktijk niet in aanmerking komen voor subsidie. Van belang is daarnaast dat
de projecten overdraagbare resultaten opleveren en dat in de projecten zorg
wordt gedragen voor een goede communicatie over de resultaten. Om versnippering
tegen te gaan hebben projecten met enige omvang de voorkeur. Daarnaast is
het streven om meerdere projecten een kans te geven. Dit leidt ertoe dat projecten
waarmee een subsidiebedrag tussen de € 20 000 en € 200 000
gemoeid is, de voorkeur genieten. Besluitvorming over toekenning van de subsidie
vindt plaats na advisering hierover door de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Het
gaat om eenmalige subsidies. De projecten dienen in 2006 te starten en kunnen
een looptijd hebben van maximaal één jaar.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof