30 300 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006

nr. 12
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2005

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 8 september 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV van 17 januari 2005 over het beheer van grote grazers in de Oostvaardersplassen (29 800-XIV, nr. 61);

– de brief van de minister van LNV van 23 juni 2005 met de evaluatie van de situatie in de Oostvaardersplassen afgelopen winter (29 800-XIV, nr. 100);

– de brief van de minister van LNV van 7 september 2005 met aanvullende informatie van RDA en SBB (29 800-XIV, nr. 108).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Ormel (CDA) merkt op dat de korte, maar heftige vorstperiode, die volgde op een milde winter, dit voorjaar heeft geleid tot hoge sterfte onder de edelherten, de konikpaarden en de heckrunderen in de Oostvaardersplassen. In een overzicht worden als doodsoorzaak genoemd: ataxie, hongeroedeem, vermagering en spierdystrofie. De voorzitter van de Raad voor dierenaangelegenheden (RDA), prof. Wensing, noemde de Oostvaardersplassen mede om die reden een grote dierproef. Hij is van mening dat dit experiment lang genoeg heeft geduurd en omgebogen dient te worden.

De Oostvaardersplassen zijn een natuurgebied van 5000 ha, waarvan meer dan de helft bestaat uit water. Het gedeelte dat begraasd kan worden, bevat meer dan voldoende voedsel in de zomer, maar te weinig in de winter. Het is een zomerhabitat. Als er een echt strenge winter komt, is te voorzien dat er veel dierenleed ontstaat door verhongering. Er is een zorgplicht om het dierenwelzijn te bewaken op grond van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Bij een werkbezoek is gebleken dat bijvoederen geen oplossing is, omdat dit bijdraagt aan een toename van de populatie. Er zijn verschillende voorbeelden van hertenpopulaties die zeer snel groeien, net als in de Oostvaardersplassen, waarna er een crisis komt die massale sterfte tot gevolg heeft.

Er zijn nu al problemen met het dierenwelzijn, omdat dit gebied in de winter een gure kale vlakte is, omgeven door hekken, een spoorlijn en wegen, zodat dit geen oernatuur genoemd kan worden. Er zijn wel mooie natuurgebieden in Nederland, zoals de Achterhoek en de Kempen, waar men kan wonen, werken en recreëren, maar het grootste deel van de Oostvaardersplassen is alleen toegankelijk voor de medewerkers van Staatsbosbeheer en hun buitenlandse gasten. Kan worden bevorderd dat er wat meer Nederlanders van kunnen genieten? Omdat Nederland een dichtbevolkt land is, kan een natuurgebied met een omvang van 30 000, zoals de Abruzzen, niet gehaald worden, maar moet men rekening houden met kleinschaligheid.

De minister noemt een snellere realisatie van de robuuste verbindingszone, in 2015, als oplossing in zijn brief van 23 juni, maar dat duurt nog tien jaar. In de motie-Van Bochove heeft de CDA-fractie al twijfel geuit over robuuste verbindingszones in de richting van de Veluwe en Duitsland, waar edelherten, runderen of kuddes paarden doorheen trekken. Als er een groter gebied beschikbaar is, is dat net als bijvoederen slechts een tijdelijke oplossing, omdat de populatie toeneemt, zodat na een paar jaar hetzelfde probleem optreedt. Er kunnen grote risico's ontstaan voor de verkeersveiligheid en voor de volksgezondheid vanwege de verspreiding van dierziekten. De Zuiderzee is toch niet drooggelegd om deze landbouwgrond, met heel vruchtbare zeeklei, verloren te laten gaan?

In de adviezen aan de minister zijn twee richtingen te onderkennen. De ene school wil zo min mogelijk ingrijpen in de natuur en de andere zegt dat alle natuur in Nederland door mensen is aangelegd en dus ook beheerd moet worden. Nog voor het begin van de winter in 2006 zou een kleine, onafhankelijke commissie van internationale experts en mensen met praktijkervaring moeten bepalen wat de draagkracht van de Oostvaardersplassen is en welke aantallen paarden, runderen en edelherten in de winter wenselijk worden geacht. Als er sprake is van overbevolking, moet de populatie door preventieve regulatie worden teruggebracht. Als het advies over drie maanden wordt uitgebracht, op 8 december, moet dat als bindend worden beschouwd. Op grond van dat advies zou de minister een visie kunnen geven op het beheer op de langere termijn.

Er zijn een aantal mogelijkheden om het welzijn te vergroten door aangepast beheer, zoals het predatormodel en euthanasie. De natuurlijke predatie wordt het beste nagebootst door dieren gedurende het jaar te doden, met geluiddempers, zodat er geen verstoring optreedt. Het vlees van gezonde grazers kan worden gebruikt voor consumptie, zodat de waarde van deze dierlijke eiwitten tot zijn recht komt. De runderen en paarden zijn niet geregistreerd in de INR en kunnen nu alleen voor destructie worden aangeboden. Als zij in de zomer in de Oostvaardersplassen verblijven, kunnen zij in de winter naar elders worden getransporteerd, zodat er minder dieren gedood hoeven te worden. De heer Ormel is vooralsnog geen voorstander van de mogelijkheid van anticonceptie, die door de Dierenbescherming en de RDA is voorgesteld, maar deze kan nog wel worden uitgewerkt.

Mevrouw Van Velzen (SP) is verheugd dat de minister de ruimte heeft gegeven voor discussie door de Kamer door nog geen standpunt in te nemen. Bij deze discussie moeten de emoties over het versterven van dieren niet de overhand krijgen. De hamvraag is of de Oostvaardersplassen een natuurgebied worden, met niet-gehouden dieren, of een soort hertenkamp of boerenbedrijf. Er moeten geen welzijnsnormen worden gehanteerd die op een boerderij gelden, maar er moet worden vergeleken met andere natuurlijke gebieden, die in Nederland allemaal zijn omsloten door hekken, wegen of spoorlijnen. De sterftecijfers van de Oostvaardersplassen zijn vergelijkbaar met die van de Veluwezoom, waar ook niet-gehouden dieren rondlopen. In de afgelopen winter is 35% van de populatie edelherten gestorven, maar in de Veluwezoom was dat het dubbele. Bovendien heeft 80% van de dieren de winter doorstaan, en dat is niet slechter dan in andere gebieden. Als je accepteert dat dit gebied een volwaardig natuurexperiment is, zoals de ecologen bepleiten, moet je accepteren dat er in de winter een piek is van dieren die doodgaan. Op een gegeven moment ontstaat er een natuurlijke dynamiek, waardoor de populatie zich aanpast aan de draagkracht van het gebied. Dat houdt in dat je niet moet bijvoederen of afschieten, zoals de jagersverenigingen bepleiten, om een zogenaamd natuurlijke populatie te creëren.

Er is verschillende keren gevraagd om nieuwe adviezen, maar deze blijken elkaar tegen te spreken. De Raad voor het landelijk gebied (RLG) en de RDA hebben eerst geadviseerd om dit experiment voort te zetten en niet in te grijpen, maar daarna heeft de RDA laten weten dat er niet genoeg rekening wordt gehouden met het dierenwelzijn. De voorzitter van deze raad heeft ook nog het woord «concentratiekamp» gebruikt, waarmee hij zichzelf buiten de discussie heeft geplaatst en het aanzien van dit adviesorgaan heeft geschaad.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) constateert dat de Oostvaardersplassen worden beheerd als een nagenoeg natuurlijk terrein, maar dat dit wel omrasterd is. Staatsbosbeheer heeft gekozen voor zo min mogelijk ingrijpen in de natuurlijke processen, maar de vraag is of dat kan leiden tot een gezond natuurlijk evenwicht. Eind 2004 is het verbeterde predatormodel ingevoerd, waarbij verzwakte of kansloze dieren een genadeschot krijgen en niet wordt gewacht met doden tot het dier stervende is. In de afgelopen winter is een deel van de edelhertenpopulatie door afschot uit zijn lijden verlost, maar een ander deel kwam om van de honger.

Omdat er geen rekening wordt gehouden met de draagkracht van het gebied, is Staatsbosbeheer steeds een stap te laat. In de afgelopen winter kregen veel dieren het voordeel van de twijfel, terwijl zij beter af geweest zouden zijn met een schot. Als het predatormodel verder wordt aangescherpt, wordt er eerder ingegrepen bij dieren die toch al verzwakt en vermagerd zijn. In een gesprek met Staatsbosbeheer werd duidelijk dat men niet weet wat de reële overlevingskansen zijn van dieren in dit gebied, omdat men nog in de experimentele fase zit. Men kan niet door blijven gaan met dit experiment, waarbij dieren zowel leidend als lijdend voorwerp zijn.

In de brief over de wintersterfte in de Oostvaardersplassen staat dat het aantal grazers de draagkracht van het gebied overstijgt. Het is ethisch niet acceptabel dat dieren op deze manier creperen. Staatsbosbeheer dient preventieve aantalregulatie toe te passen, waarbij de aantallen jaarlijks worden bijgesteld, wanneer er een gerede kans bestaat op grote sterfte, omdat het een leefgebied is met te weinig draagkracht of structureel voedselgebrek. Er zijn verschillende richtlijnen van toepassing op grote grazers. Mevrouw Snijder is geen voorstander van ingrijpen in de vruchtbaarheid, zoals de RDA heeft voorgesteld.

Wat betreft de verbindingszones heeft Staatsbosbeheer voorgesteld om het leefgebied uit te breiden met een aantal bossen. Deze bossen worden op een speciale manier beheerd door Staatsbosbeheer, maar dat wordt heel anders, als daar dieren worden losgelaten. Deze bossen zijn ook bedoeld als uitloopgebied voor Lelystad, zodat edelherten en heckrunderen daar niet kunnen rondlopen. Als er niets aan de aantallen dieren wordt gedaan, is er over twee of drie jaar weer hetzelfde probleem. In het nationale park de Hoge Veluwe wordt ook nauwkeurig gekeken welke dieren het wel redden en welke in problemen komen. Er zijn heel goede mogelijkheden om de aantallen te reguleren. Er kan nader worden onderzocht hoe groot de populatie moet zijn die zich daar op een goede manier kan handhaven. Mevrouw Snijder ondersteunt het verzoek om een commissie van internationale deskundigen hierover snel advies te laten uitbrengen.

Mevrouw Kruijsen (PvdA) is van mening dat de vergelijking met een concentratiekamp geen zinvolle bijdrage was aan de discussie en geen recht doet aan degenen die met grote liefde voor de natuur werkzaam zijn in de Oostvaardersplassen. De stelling dat de populatie in dat gebied toeneemt, is alleen van toepassing op de edelherten. Het aantal heckrunderen is gestabiliseerd en het aantal konikpaarden is zelfs afgenomen. Stabilisatie kan betekenen dat het aantal in evenwicht is met de draagkracht. Er kunnen ook fluctuaties optreden als gevolg van extreme weersomstandigheden, zoals de zeer strenge vorst in maart 2005. Het beheer van de Oostvaardersplassen heeft geleid tot grotere biodiversiteit, waarbij uitgestorven soorten zijn teruggekomen. Daarvoor is internationale erkenning gekomen.

De RDA, die onder de verantwoordelijkheid van deze minister valt, heeft in juni en augustus twee verschillende adviezen gegeven. In het advies van juni werden wel de namen van de onderzoekers vermeld, maar in augustus niet meer. Het advies van juni werd samen met de RLG uitgebracht. Daarop is wel een reactie gekomen van de minister, maar op het advies van augustus nog niet. Wat is de reden voor deze verschillen?

Het is voor Nederlanders moeilijk om de natuur zijn gang te laten gaan, omdat zij de neiging hebben om alles te willen controleren, alsof zij God zelf zijn, maar er kan uiteindelijk worden gekozen voor een benadering waarbij nieuwe, innovatieve vormen van natuurbeheer de kans krijgen om zich te ontwikkelen. Deze nieuwe vormen van natuurbeheer moeten op een integere manier worden uitgevoerd, waarbij een verantwoordelijkheid bestaat voor het welzijn van de flora en fauna in deze bijzondere ecosystemen.

Er zijn grote verschillen van mening over de vraag of er respect voor dieren is bij het beheer van de Oostvaardersplassen. Door «joint fact finding» kan worden geprobeerd om deze meningen te laten convergeren tot één mening. Daarbij gaan alle betrokkenen gezamenlijk op zoek naar een antwoord op een aantal vragen over het welzijn van de grazers in de Oostvaardersplassen die nog niet zijn beantwoord.

Is er wel een sterke populatie van wilde runderen of zijn deze eigenlijk teruggefokt, wat gevolgen heeft voor de termijn waarbinnen zij drachtig zijn? Zijn er meer jonge of meer volwassen grazers gestorven? Er blijken ook dieren met een volle maag te zijn gestorven. Wat was dan de doodsoorzaak? Was er sprake van vermindering van de bloeddruk en tegelijk van het bewustzijn? Wat betekent versterven bij dieren? Hoe lang duurde het verstervingsproces? Kan worden vastgesteld in hoeverre daarbij sprake is van lijden? Een ethische vraag hierbij is of dieren op deze manier op een waardige manier kunnen sterven. Er is ook een sociaal proces binnen de verschillende kuddes. Een stier heeft de neiging om zijn eigen territorium te behouden, zelfs als hij daar geen voedsel meer kan vinden. Zijn alternatieven voor populatiebeheer, zoals geboortebeperking, mogelijk en wenselijk?

Mevrouw Kruijsen ondersteunt het voorstel voor nader onderzoek, omdat de meningen zo uiteenlopen, maar zij stelt hierbij een aantal voorwaarden. Er zou ook een klankbordgroep bij betrokken moeten zijn, zodat de beheerder van de Oostvaardersplassen die de dieren dagelijks volgt, en buitenstaanders en toekijkers een inbreng kunnen hebben. Er wordt een voorstel gedaan voor het onderzoeksteam van internationale experts. Verder worden gezamenlijk een probleemstelling en onderzoeksvragen geformuleerd. Dan moeten de conclusies wel worden onderschreven en uitmonden in een bindend advies. Het is niet aanvaardbaar dat mensen weglopen van de conclusies die eerder in het proces zijn getrokken.

De twee raden hebben unaniem geadviseerd om het leefgebied te vergroten. Hiervoor kan de robuuste verbinding, die ook van belang is voor de ecologische hoofdstructuur, mogelijkheden bieden. Op welke termijn worden er concrete maatregelen genomen om de aanleg hiervan te versnellen? De raden hebben verder geadviseerd om de burger meer vertrouwd te maken met de consequenties van verschillende vormen van natuurbeheer, bijvoorbeeld door een voorlichtingscampagne.

De heer Van den Brink (LPF) merkt op dat het wel de omgekeerde wereld lijkt, als je het gesnater over de Oostvaardersplassen hoort; alsof Nederland wordt bevolkt door dieren, en je af en toe ook nog een Batavier tegenkomt. Nederland is een dichtbevolkt land, waar ook de dieren ruimte wordt gegeven, en voor Europa geldt hetzelfde. Degenen die dat proberen te ontkennen, staan buiten de werkelijkheid. In Afrika is dat misschien anders, maar ook daar is er grote dierensterfte, als er iets mis gaat in de natuur, zoals droogte.

Er zit een soort sensatiezucht in om een jager te bestempelen als een moordlustig mens, maar een jager is iemand die bijdraagt aan het beheer dat nodig is als je dierenwelzijn hoog in het vaandel hebt. Als er dierproeven plaatsvinden voor de volksgezondheid, wordt er gezegd dat het dierenleed is, maar wanneer deze dieren de hongerdood sterven, is het de natuur.

De heer Van den Brink ondersteunt het verzoek om een onderzoek naar de situatie in de Oostvaardersplassen, hoewel hij niet optimistisch is over het resultaat ervan. Het is duidelijk dat er chaos ontstaat in een afgerasterd gebied waar dieren zich vermenigvuldigen en de mens niet wil ingrijpen. Deze chaos manifesteert zich in doodgaan van de honger of wat anders. Beheer houdt in dat je in verschillende seizoenen kijkt naar de voedselvoorraad. Het ene jaar kunnen er meer dieren een plek vinden dan het andere jaar. Je kunt niet zeggen hoeveel heckrunderen en herten er kunnen grazen, want dat varieert. Er kan voldoende voedsel zijn in december, bij een zachte winter, maar dat kan in februari veranderen. Bij echt beheer moeten de mensen in dat gebied van dag tot dag beslissingen nemen, zodat onderzoek van buitenaf eigenlijk niet zinnig is.

Als je natuurgebieden wilt, moet je zorgen voor dierenwelzijn, zodat er gezonde dieren rondlopen, die niet doodgaan van de honger. In het artikel in de NRC van 3 en 4 september van de heer Hans Hopster wordt de natuurlijke sterfte onder koolmezen en het doden van mollen met klemmen als voorbeeld genoemd, maar als er grote grazers versterven, zie je dat zij pijn lijden. Waarschijnlijk hebben zij ook een ander zenuwstelsel en een andere pijngrens. Natuurgebieden waar dieren versterven, zijn voor de gemiddelde Nederlander niet acceptabel, omdat hij belasting betaalt om daarvoor oogstrelende natuur terug te krijgen.

Mevrouw Vos (GroenLinks) is van mening dat een vergelijking met een concentratiekamp geen zinvolle bijdrage is aan de discussie. De brief van de minister was gebaseerd op de adviezen van RDA en RLG, maar de RDA is inmiddels met een ander advies gekomen. Daardoor wordt de beoordeling van deze brief moeilijker.

In de brief van 14 juni van RDA en RLG wordt voorgesteld om door te gaan met het ecologisch beheer en daarbij aandacht te besteden aan het voorkomen van uitzichtloos lijden. Er wordt gesteld dat ecologisch beheer in principe kan leiden tot perioden van verminderd welzijn van grote grazers. Het intensieve predatormodel kan leiden tot beter beheer, zodat het aantal dieren dat uitzichtloos lijdt, afneemt. Dat houdt in dat dieren worden bejaagd en afgeschoten waarvan te voorzien is dat zij ten onder gaan, omdat zij zich afscheiden van de kudde of verzwakt zijn. Welke grenzen worden hierbij gehanteerd?

Een ander advies is om het lijden tot een minimum terug te brengen door het beschikbare gebied te vergroten. De minister heeft in de brief aangekondigd, de mogelijkheden te onderzoeken om de robuuste verbindingszone tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe versneld te realiseren. Als hierover eind 2005 duidelijkheid is, kan deze zone wellicht al in 2015 aangelegd zijn. Is de minister bereid om middelen op de begroting te reserveren voor het versneld aanleggen van deze robuuste verbindingszone?

Het is een belangrijke opgave voor Staatsbosbeheer om de burger vertrouwd te maken met deze vorm van beheer, zoals in het advies wordt opgemerkt. Er moet op een goede manier worden uitgelegd dat er in de natuur ook jonge dieren sterven, dat deze vorm van ecologisch beheer belangrijk is, en dat uitzichtloos lijden zoveel mogelijk wordt voorkomen. In grote natuurgebieden in Afrika gaan er ook dieren dood, omdat er voedseltekorten zijn. Dan loopt ook de voortplanting terug, zodat de populatie zichzelf reguleert. Het idee is dat dit ook in de Oostvaardersplassen bereikt kan worden.

Er zijn bemoedigende resultaten geboekt, zoals het opkomen van nieuwe soorten en de stabilisatie van een aantal populaties. Er zijn verschillende opvattingen over het toepassen van geboortebeperking. Bijvoederen in de winter wordt in het algemeen niet als zinvol beschouwd. Het is wel van belang om bij het experiment de vinger aan de pols te houden door intensief onderzoek te doen naar welke dieren sterven, omdat er andere dingen kunnen gebeuren dan op grond van het ecologisch model wordt verwacht. Er is wel degelijk perspectief bij dit experiment, zodat men niet door een onderzoek hoeft te laten bepalen of men moet stoppen of doorgaan.

Het antwoord van de minister

De minister constateert dat de opvattingen van de verschillende partijen niet zijn veranderd sinds het spoeddebat en de adviezen van RLG en RDA. Bij dit vraagstuk spelen verschillende opvattingen over wat je onder natuur moet verstaan een rol. Een opvatting is dat je in beginsel niets moet doen aan deze vorm van oernatuur, omdat je erop vertrouwt dat een ecosysteem zichzelf reguleert. Tot nu toe is deze lijn gevolgd om te bekijken of er een nieuw evenwicht ontstaat. De vorst in het voorjaar kan worden aangemerkt als een calamiteit, waardoor de verwachting dat een bepaalde populatie het zou redden, ruw werd verstoord. Het normale beheer kan niet worden afgestemd op dergelijke calamiteiten, maar daarbij gaat men uit van een soort gemiddelde.

De grondgedachte van het voorkomen van onnodig lijden van dieren moet worden verenigd met de inzet om te bekijken hoe de natuur zichzelf reguleert. Daarbij is de vraag hoe groot het gebied moet zijn voor het bereiken van een evenwicht en op welke termijn dit zich dan stabiliseert. Is tien jaar een redelijke periode of kan het nog wel tien jaar duren? Dan is er de vraag van de samenstelling van de kuddes die aanwezig zijn in de Oostvaardersplassen. Bij twee van de drie diersoorten neemt het aantal geboorten af, zodat er een evenwicht lijkt te ontstaan. Een andere vraag is onder welke condities de dieren die het niet redden, doodgaan. Verder is er discussie over de vraag of deze dieren moeten worden beschouwd als gehouden of niet-gehouden dieren. Uit het tegenstrijdige advies van de RDA blijkt wel dat hierover gemengde gevoelens bestaan.

De hoofdvraag is of het mogelijk is om in Nederland een stabiel ecosysteem te hebben met een dergelijke vorm van beheer. Sommige deskundigen hebben op grond van hun wetenschappelijke ervaring en prestaties gezegd dat dit wel bereikt kan worden. Andere betwijfelen dit, omdat het een te klein, afgerasterd gebied is, dat toevallig is ontstaan, met de verkeerde diersoorten bij elkaar, of zij vinden het onaanvaardbaar om het op deze manier te beproeven. De Nederlandse adviezen zijn niet erg duidelijk en de Kamer is sterk verdeeld. Er zijn ook termen gebruikt die niet bijdragen aan een zinnige discussie.

De minister neemt de suggestie over om advies te vragen aan internationale deskundigen. Er wordt zowel gezocht naar deskundigen uit de wetenschappelijke hoek, en dat mogen ook Nederlanders zijn, want zij worden gecontroleerd door hun internationale collega's, als naar mensen met praktische ervaring met het beheer van vergelijkbare parken in andere landen, zoals Polen, Engeland, de Verenigde Staten of Zuid-Afrika. De minister zegt toe te proberen om dit advies binnen drie maanden te krijgen, zodat iedereen voor de winter weet waar hij aan toe is. Er is misschien meer tijd nodig voor een deskundig oordeel dat bindend moet zijn. De kwaliteit moet hierbij niet lijden onder de snelheid. De minister kan open zijn en de Kamer op de hoogte houden van de voortgang, omdat hij dezelfde oplossing voor ogen heeft als de Kamer. Bij de rapportage van de deskundigen moet ook een communicatieplan worden opgesteld over deze vorm van ecologisch beheer, zodat het publiek op de hoogte wordt gebracht dat het gaat om een bijzondere vorm van beheer.

Als er een advies is, wordt dat niet op de stapel gelegd, maar dan heeft men zich eraan te houden, want anders komt dezelfde discussie elke winter terug. De inzet is om gezamenlijk vast te stellen of dit type beheer realiseerbaar is op 5000 ha in Nederland. Is voldaan aan de basisvoorwaarden zodat er een stabiele situatie kan ontstaan en zo ja, op welke termijn? De conclusie kan zijn dat er nog een aantal maatregelen moeten worden genomen of dat er een bepaalde vorm van beheer moet plaatsvinden, bijvoorbeeld geboorteregulatie, afschot, bijvoederen of vergroten van het gebied. Deze vraag moet worden beantwoord door mensen die van een afstand kijken en er niet emotioneel bij zijn betrokken.

Vroeger was er een fijnmazig stelsel van ecologische verbindingszones. Daarbij waren veel meer problemen met het kruisen van wegen, spoorlijnen en waterwegen. Daarom is in het ontsnipperingsdebat besloten om te komen tot robuuste verbindingszones. Als het gebied wordt vergroten door een verbinding naar een ander gebied te creëren, kan de populatie weer toenemen, totdat er een natuurlijke grens is bereikt, maar het principiële vraagstuk wordt daardoor niet weggenomen. Bovendien krijgen de bossen, die een bepaalde functie hebben in het landschap, een ander karakter.

In het voorjaar heeft de minister toegezegd een versnelde aanleg van de robuuste verbinding te bevorderen. Dat kan door een herschikking van de budgetten, zodat er geen financiële belemmeringen voor zijn. Over de planologische kant van deze versnelling is indringend overleg gevoerd met de provincie Flevoland en Staatsbosbeheer. De grond moet worden aangekocht en ingericht, zodat dit geen oplossing is voor de korte termijn, maar wel voor de lange termijn voor bepaalde diersoorten. De minister zegt toe, de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang op dit punt, dat ook wordt betrokken bij het onderzoek.

Nadere gedachtewisseling

De heer Ormel (CDA) is verheugd dat een internationale commissie van deskundigen wordt gevraagd om een Salomonsoordeel te geven over deze kwestie. Hij spreekt de verwachting uit dat er toch een vorm van beheer nodig blijkt te zijn. Verder onderstreept hij dat de robuuste verbindingszones niet geschikt zijn voor bepaalde diersoorten. In het advies, dat bindend is, zal ook duidelijkheid moeten worden gegeven over welke diersoorten dat zijn.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) merkt op dat de grens bijna is bereikt wat betreft de verwachting of dit experiment kan leiden tot een stabiele situatie, maar zij geeft het onderzoek het voordeel van de twijfel. Het resultaat van het onderzoek kan zijn dat er toch een vorm van beheer moet komen. Als er bos wordt toegevoegd aan dit gebied, wordt de situatie voor de dieren niet principieel anders, maar dan komt er wel een andere vorm van beheer. Dat kan schadelijk zijn voor het recreatieve gebruik van dit gebied door de inwoners van Lelystad. Daarom verdient het de voorkeur om een pas op de plaats te maken. Mevrouw Snijder is benieuwd welke diersoorten in de toekomst via de robuuste verbindingszones door Nederland kunnen worden geleid.

Mevrouw Kruijsen (PvdA) onderstreept dat er voor gedegen onderzoek wellicht meer tijd nodig is dan drie maanden. Daarbij moet ook aandacht worden besteed aan kuddegedrag. Er is inmiddels een calamiteitenplan van Staatsbosbeheer, zodat een situatie zoals afgelopen winter ontstond, beter kan worden opgevangen.

De heer Van den Brink (LPF) constateert dat het CDA via het onderzoek zijn gelijk probeert te halen. Voor hem hoeft het niet, maar het mag wel.

Mevrouw Vos (GroenLinks) benadrukt dat het gaat om een ingewikkeld probleem. De grote tijdsdruk en de verwachtingen die al zijn uitgesproken, zijn geen gunstige voortekenen voor het onderzoek. Als de uitkomst niet zo eenduidig is als verwacht, is er ook geen Salomonsoordeel. Het is wel van belang om voldoende tijd te nemen om te komen tot gerechtvaardigde conclusies. Het versneld invoeren van de robuuste verbindingszone houdt ook verband met de vraag of deze vorm van ecologisch beheer kan slagen.

De minister zegt toe dat de versnelde aanleg van de robuuste verbindingszone wordt betrokken bij het onderzoek. De bedoeling is dat er een eenduidig resultaat uit komt. Er moet worden gezocht naar mensen die emotioneel onafhankelijk zijn, die niet belast zijn door de discussie in Nederland en die geen dogmatische opvatting hebben over de vraag in hoeverre er sprake is van oernatuur, want dat is betrekkelijk. Het streven is om dit onderzoek voor de winter af te ronden, maar als de kwaliteit daaronder lijdt, is het beter om te kiezen voor kwaliteit. In de tussentijd wordt het normale beheer met het calamiteitenplan van Staatsbosbeheer voortgezet. Er moet niet te veel op de conclusies vooruit worden gelopen, maar de commissie zal zich daar wel bij neer moeten leggen. De minister zegt toe dat hij in overleg treedt met Staatsbosbeheer over het beheer van het bos en zal verzoeken om de maatregelen op dit gebied uit te stellen totdat het onderzoek is afgerond. Hoewel de mening van de minister hierbij enig gewicht in de schaal kan leggen, beslist Staatsbosbeheer daar als zelfstandig bestuursorgaan zelf over.

Toezeggingen

1. Er worden internationale deskundigen ingeschakeld voor een advies over de Oostvaardersplassen. De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de voortgang hiervan.

2. De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de voortgang op planologisch gebied van het versneld aanleggen van de robuuste verbindingen.

3. De minister zal Staatsbosbeheer met klem verzoeken, de bossen bij Lelystad niet te betrekken bij het beheer van de Oostvaardersplassen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van der Sman


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA) en Örgü (VVD).

Naar boven