30 300 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2005

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 29 september 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV van 23 juni 2005 over voortgang evaluatie ruimtelijk beleid glastuinbouw (29 800 XIV, nr. 98);

– de brief van de minister van LNV van 22 september 2005 over stand van zaken herijking GLAMI (30 300 XIV, nr. 4);

– de brief van de minister van LNV van 13 september 2005 met nadere uitwerking ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw (29 800 XIV, nr. 111);

– het rapport van de Algemene Rekenkamer «Terugblik 2005», hoofdstuk 1 «effectiviteit energiebesparingsbeleid in de glastuinbouw» (bijlage bij 30 047, nr. 4).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Mastwijk (CDA) wijst op het economische belang van de glastuinbouw. De CDA-fractie kan instemmen met de algemene lijn die de minister in zijn brief schetst, namelijk om het tuinbouwcluster te beschouwen als een samenhangend geheel. Het is goed dat de minister het advies op dit punt van de Raad voor het Landelijk Gebied naast zich neerlegt, want dat is te randstedelijk, gaat uit van te veel landelijk gebied en miskent de mogelijkheden van verschillende locaties. Er wordt veel verantwoordelijkheid bij de regio's gelegd en de rol van gemeenten en provincies wordt beschreven. De CDA-fractie is er niet bang voor dat er te veel locaties ontstaan of dat er onvoldoende bundeling plaatsvindt. De regio's moeten de regeling Ruimte voor Ruimte ruimhartig toepassen. Als een glastuinder met verspreid glas ergens in de weg zit, moet hij in staat worden gesteld om zijn bedrijf te verplaatsen of om uit te breiden. Koude sanering is geen optie. De uitvoering van het beleid loopt niet overal in het land even goed. Wat is de mening van de minister hierover?

De minister stelt in zijn brief dat de landbouwontwikkelingsgebieden glastuinbouw (LOG's) niet snel genoeg vollopen en dat zij onvoldoende hebben bijgedragen aan de overloop uit oude gebieden. Wordt het niet tijd om het instrumentarium van de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (Stidug) te herijken? De Algemene Rekenkamer heeft gesteld dat de grootste winst met betrekking tot energiebesparing zit in het vervangen van oud glas door modern glas. Dat levert niet alleen energiebesparing op, maar ook efficiencywinst op het terrein van de bruto-nettoverhouding, gewasbescherming en belichting. Hoe minder voorwaarden er aan de Stidug worden gesteld, hoe sneller de reconstructie op gang komt. Er zouden nog wel voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot de beperking van lichtuitstoot en de inzet van duurzame arbeid.

De veel te ruime vormgeving voor de glastuinbouw moet in elk geval worden geschrapt. Er moet compacter worden gebouwd. Zou de Stidug niet moeten worden gekoppeld aan andere instrumenten die beschikbaar zijn voor de herstructurering? Door de hoge gasprijzen hebben bedrijven minder ruimte om te investeren. De minister moet met de sector nadenken over initiatieven die ertoe kunnen bijdragen dat de sector een oplossing kan vinden voor het probleem dat de ongetwijfeld hoog blijvende gasprijzen opleveren. Er zou kunnen worden gedacht aan het realiseren van een achtervang, een soort financieel vangnet. Ondernemers die nu worden geconfronteerd met hoge gasprijzen en die plannen hebben om te investeren in energiebesparende maatregelen, zouden daar via een overbruggingsregeling van de sector en de banken toe in staat moeten worden gesteld.

Het instituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) moet worden gevestigd in Bleiswijk. Als dit instituut bij de praktijk wordt weggehaald, bestaat het gevaar dat het ondergesneeuwd raakt door het wetenschappelijk onderwijs in Wageningen. Het gewasbeschermingsplan zou, zoals bij de algemene beschouwingen al is voorgesteld, moeten worden afgeschaft.

De heer Waalkens (PvdA) merkt op dat bij de behandeling van de Nota Ruimte uitgebreid is gesproken over de uitgangspunten van het kabinet met betrekking tot het realiseren en het plaatsen van greenports. Er wordt gestreefd naar verdere concentratie en bundeling van glastuinbouw. De situering van de greenports is echter zodanig, dat uitbreiding problemen oplevert. De oplossing die daarvoor is gevonden, is de ontwikkeling van Greenport Nederland. Dan hoeft er niet meer te worden gekozen. De PvdA-fractie is van mening dat aan de sector scherpe keuzes moeten worden voorgelegd over de invulling van de bundeling en de concentratie. De glastuinbouw moet als rijksbeleid worden aangemerkt. Het Rijk moet uitgangspunten formuleren met betrekking tot de plaatsing van de glastuinbouw op het platteland. De minister streeft echter naar decentralisatie. Het ruimtelijkeordeningsinstrument is bedoeld om te faciliteren, te accommoderen en daarmee ook vanuit het Rijk te regisseren.

Er is op dit moment geen landelijk beleid met betrekking tot de 4000 hectare niet-gebundeld glas. Dit moet handen en voeten worden gegeven in de regeling Ruimte voor Ruimte. Het verspreid liggende glas moet bijvoorbeeld kunnen worden ingeruild voor het openhouden van Het Groene Hart. De overheid moet dus strategische keuzes maken met betrekking tot het faciliteren van de gewenste groei van de glastuinbouw. Als er sprake is van uitplaatsen en verplaatsen, moeten de verlaten en verouderde opstallen worden opgeruimd. Er moet een agenda worden opgesteld voor het overleg van de minister met de bestuurders in de regio.

Het is noodzakelijk dat er structurele oplossingen worden gekozen voor het probleem dat de hoge energieprijzen opleveren in de glastuinbouw. Daarbij past het investeren in duurzame energie, het faciliteren van warmtekrachtkoppeling en daarmee het in gang zetten van decentrale opwekking van energie, het faciliteren van het gebruik van biomassa en het gebruiken en hergebruiken van CO2. De initiatieven voor het hergebruik van CO2 in het Westland lopen goed. Er moet worden geïnvesteerd in kassen en innovaties die energie leveren in plaats van energie vragen. Die ontwikkeling verloopt veel te traag. Daarnaast moet onderzoek worden gedaan naar warmte- en koudeopslag. Is de minister bereid om een garantiefonds te installeren zodat hij borg kan staan voor de rente op investeringen in dit soort innovaties?

Een steen des aanstoots is de lichthinder vanuit de glastuinbouw. Ziet de minister mogelijkheden om initiatieven op dit terrein te versnellen? Hiermee kan immers de weerstand tegen verglazing van het platteland worden tegengegaan. Verglazing van het platteland vraagt om een selectief beleid. De maatschappelijke acceptatie staat ook onder druk door de discussie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom moet het gewasbeschermingsbeleid niet worden teruggedraaid. Een ander punt van zorg is de arbeidsvoorziening. Kan de minister daar met de minister van SZW iets over zeggen? In het kader van het convenant Glastuinbouw en Milieu (GLAMI) zijn grote convenanten met de sector gesloten. In dergelijke grote convenanten blijven moeilijk oplosbare problemen echter vaak liggen. De afspraken die worden gemaakt met de sector, moeten afrekenbaar zijn.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) ondersteunt de conclusie van de minister met betrekking tot de LOG's en is er content mee dat de minister uiteindelijk het advies van de Raad voor het Landelijk Gebied niet heeft ondersteund. Er wordt nu duidelijk gekozen voor de ontwikkeling van vijf grote greenports en enkele satellieten. De overheid beschouwt Flowers & Food binnen de Nederlandse economie als een heel sterk innovatief cluster van keten- en ketengelieerde bedrijvigheid. Bij de herijking van het innovatie-instrumentarium door het ministerie van EZ zal Flowers & Food als pilot worden aangemerkt. Waar leidt dat toe? Er kan voor innovatie immers al gebruik worden gemaakt van de regeling Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), van het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en van het innovatiebudget. Wat gaat er voor de tuinbouw gebeuren en welke wegen liggen er open?

De greenports moeten worden beschouwd als netwerkconcept. De Nota Mobiliteit is dus ook van belang in dit opzicht. Niet alleen de A2, de A4 en de A12 moeten worden verbeterd, maar ook enkele regionale wegen. Wordt in het kabinet gekeken naar ondersteuning van provincies op dit terrein?

Locaties buiten greenports die zich autonoom goed ontwikkelen, zoals Luttelgeest, moet niets in de weg worden gelegd. Bedrijven buiten LOG's moeten perspectieven houden. De minister legt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de provincies. Zijn de provincies in staat om die rol te vervullen? In de greenports en de satellieten zit een grote innovatiekracht. De minister wil niet meer richtlijnen voor de ruimtelijke opgave in de greenports. Er is echter meer ondersteuning nodig om de greenports echt van de grond te krijgen. Is de minister daartoe bereid? In de begroting is een bedrag van 5 tot 7 mln. opgenomen voor de Infrastructuurregeling Glastuinbouw voor enkele jaren. Is dat voldoende? Zijn gemeenten voldoende in staat om daar geld bij te leggen? Het is de vraag of er niet meer middelen nodig zijn voor de verdere ontwikkeling van greenports. Is de minister bereid om claims bij het FES neer te leggen?

Er wordt te veel papierwerk gevraagd van ondernemers, zoals teeltplannen, gewasbeschermingsplannen en logboeken. Op dat terrein moet een slag worden geslagen. Ook op het terrein van innovatie met betrekking tot energie is nog veel mogelijk. Is de minister bereid om de sector in die transitie te steunen, bijvoorbeeld via een investeringsplan of een investeringsvoorschot? De VVD-fractie is ook van mening dat het PPO in Bleiswijk moet worden gevestigd.

De heer Slob (ChristenUnie) zegt dat de glastuinbouw moet innoveren om een speler van betekenis te blijven, maar dat ook moet worden gekeken naar de ruimtelijke ontwikkeling. Welke mogelijkheden ziet de minister voor een goede inpassing in het landschap van de uitbreiding van het glastuinbouwareaal met 3000 hectare? Een belangrijke doelstelling van het beleid is het streven naar bundeling van de glastuinbouw. Het realiseren van bundelingsgebieden dat vanaf 2000 in gang is gezet, verloopt moeizaam. Het is voor ondernemers lastig om hun bedrijf te verplaatsen naar een ander deel van het land. De uitplaatsingsopgave voor de provincie Zuid-Holland is kleiner dan verwacht. Het proces heeft echter tijd nodig. Kan de minister nader toelichten waarom hij het advies van de Raad voor het Landelijk Gebied niet volgt?

Bij de behandeling van de Nota Ruimte is uitvoerig ingegaan op de greenports. Er is toen gezegd dat provincies zelf aanvullende locaties mogen aanwijzen voor ontwikkeling van glastuinbouw. Biedt het kader dat daarvoor is geschapen voldoende waarborgen voor een goede inpassing van glas in het landschap? Welke omvang mogen deze gebieden hebben? Is het acceptabel dat zij meer glas omvatten dan de landelijk aangewezen gebieden? Hoe wil de minister voorkomen dat er versnippering van het landschap ontstaat doordat er veel ruimte wordt gelaten aan de regio's? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de regeling Ruimte voor Ruimte, het tegengaan van ruimte in bestemmingsplannen voor glastuinbouw, het zogenaamde papieren glas, en het maken van uitvoeringsafspraken met provincies en gemeenten? Kan hij deze zaken concreter maken? Wat verwacht hij van het onderzoek naar de vraag of een bijdrage van het Rijk aan de herstructurering binnen de greenports nodig is? Welke berichten ontvangt hij zelf uit de greenports?

Energie is een belangrijke productiefactor in de glastuinbouw, maar ook een maatschappelijke kostenpost. Van de energievoorziening komt 95% uit aardgas. Door de grote prijsstijgingen is het van nog groter belang dat energiebesparing boven aan de agenda staat. In het GLAMI-convenant is afgesproken dat in 2010 een besparing van 35% op energie moet zijn gerealiseerd. Het is nu echter al duidelijk dat die doelstelling niet zal worden gehaald. Er moet echter wel alles op alles worden gezet om zo ver mogelijk te komen. Wellicht moet de doelstelling worden herijkt, maar de lat moet niet te snel lager worden gelegd. De sector zelf zal hierin moeten investeren, maar moet wel in staat worden gesteld om de keuzes op een reële wijze te kunnen maken. Innovatie is de sleutel tot voortgaand succes. Het is goed dat daar zwaar op wordt ingezet. Kansrijke innovaties beperken zich echter soms nog tot de kopgroep van vernieuwers. Deze vernieuwingen moeten ook worden overgenomen door andere bedrijven. De minister moet ervoor zorgen dat de innovaties in de gehele sector worden doorgevoerd.

De heer Van den Brink (LPF) benadrukt het belang van de glastuinbouw. Hij heeft de indruk dat de minister onvoldoende mogelijkheden heeft om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in gang te zetten omdat de verantwoordelijkheid vooral bij provincies en gemeenten ligt. Bij dergelijke zich snel ontwikkelende sectoren, lopen deze lagere overheden vaak achteraan. De glastuinbouw heeft de uitbreiding met 3000 hectare nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen. Als er niet snel wordt ingezet op ruilverkaveling, gaat de glastuinbouw aan zijn eigen vooruitgang ten onder. Er moeten een goede infrastructuur zijn en voldoende ruimtelijke mogelijkheden. Er is dus meer nodig dan 3000 hectare extra. Er zal in de gebieden het nodige moeten gebeuren om deze leefbaar en groeibaar te houden. Enkele van de tien aangewezen locaties komen niet of nauwelijks van de grond. Wellicht is het beter om de Markerwaard in te polderen om ruimte te creëren voor de glastuinbouw. Dit gebied ligt dicht bij Amsterdam, dicht bij Schiphol en dicht bij de grote wegen. Om het verlies aan wateroppervlak te compenseren, kunnen andere gebieden onder water worden gezet.

De minister heeft gezegd dat hij streeft naar een vermindering van de regels met 25%. Hoe ver is dat nu gevorderd voor de glastuinbouw? Kan de minister dat op een rij zetten? De ondernemers vinden dat zij te veel tijd kwijt zijn aan het bijhouden van de verschillende administraties. Energie vormt een groot probleem. De minister moet hoge prioriteit geven aan energiebesparing. Bij het uitvoeren van de regeling Ruimte voor Ruimte, moet eraan worden gedacht dat er in gebieden waar nu verspreid glas staat wellicht ontwikkelingsmogelijkheden zijn die nu nog niet worden gezien.

De heer Van der Vlies (SGP) zegt dat de tuinbouw, inclusief de glastuinbouw, het paradepaardje is van de Nederlandse landbouw en de Nederlandse economie. Deze sector heeft in de Nota Ruimte een ruimtelijk gezicht gekregen door de introductie van het greenportconcept. Er zijn vijf greenports aangewezen waarvan er drie bestaan uit glastuinbouw. Er is behoefte aan een herijking van het ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw. In 2000 zijn er tien LOG's aangewezen. De beleidsontwikkeling van bovenaf heeft niet gewerkt en is in sommige gevallen zelfs op een mislukking uitgelopen. Daarom is het goed dat is besloten om de nieuwe LOG's niet meer door het Rijk te laten aanwijzen, maar decentraal op basis van visie. Is Zeeuws-Vlaanderen inmiddels aangewezen als ontwikkelingsgebied?

De SGP-fractie steunt de beleidsrichting van clustering van glastuinbouwlocaties. Het is goed dat gemeenten en provincies de mogelijkheid blijven houden om glastuinbouw mogelijk te maken op locaties die zij daartoe geschikt achten. Hoe wil de minister warmtekrachtkoppeling bevorderen? In de brief ontbreekt een uitspraak over de twee-hectareregeling voor solitaire bedrijven. Deze regeling is achterhaald. Voor perspectiefvolle duurzame solitaire bedrijven is een grotere ontwikkelingsruimte nodig. Papieren glas wordt alleen wegbestemd waar geen planschade is. Wat lost dit op? Het is onduidelijk hoe wordt omgegaan met locaties waar wel perspectief voor de glastuinbouw is. In hoeverre kan het handhaven van de twee-hectareregeling als planschade worden beschouwd?

In de beleidsvisie over Greenport Nederland wordt een aantal accenten voor de komende tijd aangegeven. Waar bevinden zich de concurrerende greenports in Europa en in de wereld? In de beleidsvisie wordt ingegaan op de actief stimulerende rol van de regering bij een aantal rijksinfrastructuurprojecten. Dit betreft uitsluitend de aanleg en verbreding van wegen. Er moet ook aandacht zijn voor de mogelijkheden van de binnenvaart en het spoorvervoer. Kan de minister toezeggen dat deze modaliteiten worden betrokken bij de verdere vormgeving van Greenport Nederland?

De huidige gasprijzen vormen een groot knelpunt voor de glastuinbouw. De enorme kostenstijging zal al deze winter leiden tot acute financieringsproblemen bij bedrijven. Het Productschap Tuinbouw heeft voorstellen gedaan voor oplossingen. Er moet een instrumentarium worden ontwikkeld om de bedrijfstak door deze dip heen te helpen. Glaskracht Nederland heeft maatregelen voorgesteld voor structurele energiebesparing. Is de regering bereid om, mede in het kader van het Innovatieplatform, dit op korte termijn te ondersteunen? Is de regering voor de langere termijn bereid om het Besluit Bijstandsverlening zelfstandigen te verruimen zodat het meer aansluit bij de huidige schaalgrootte van glastuinbouwbedrijven?

Het antwoord van de minister

De minister merkt op dat glastuinbouw het belangrijkste onderdeel van de Nederlandse landbouweconomie is en een buitengewone betekenis heeft voor de Nederlandse economie. Van de tien beste exportproducten van Nederland, komen er zes uit het agrocluster. Het ruimtelijkeordeningsbeleid is uitgezet langs een aantal lijnen. Er wordt gestreefd naar bundeling van glas door het tegengaan van verspreid glas. De provincies hebben op dit terrein een regierol. Zij kunnen de regionale situatie beter beoordelen en zijn beter geëquipeerd om beslissingen te nemen op het terrein van vestiging van bedrijven. Er is gekozen voor de ontwikkeling van vijf greenports in Greenport Nederland. Het tuinbouwcluster moet de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Het initiatief van de burgemeester van Westland om één visie en één agenda te ontwikkelen voor het tuinbouwcluster wordt ondersteund. Het Rijk zal bijdragen aan het realiseren van één visie op het tuinbouwcluster in Nederland.

Het beleid met betrekking tot de landbouwontwikkelingsgebieden is rijksbeleid. Het hoofduitgangspunt van het Rijk is dat er zo veel mogelijk bundeling moet plaatsvinden. Het is van belang dat het papieren glas wordt gesaneerd. Provincies moeten echter wel ruimte hebben om ontwikkelingen in bepaalde gebieden op goede gronden toe te staan. De provincies hebben hier genoeg bevoegdheden en mogelijkheden voor. Het advies van de Raad voor het Landelijk Gebied was eenzijdig en erg gefocust op de rol van de bloemen. Vanuit Europees opzicht komt de ontwikkeling van vijf greenports met satellieten in een ander licht te staan. De potentie van de locaties buiten de greenports wordt onderschat.

Het Innovatieplatform heeft in 2004 gezegd dat het cluster Flowers & Food een sleutelgebied van de Nederlandse economie is. Dat is de eerste belangrijke uitkomst van een uitvoerige verkenning van de sectoren van de Nederlandse economie. In 2005 hebben de voedingsmiddelenindustrie en het tuinbouwcluster hun kennis- en innovatieagenda's Integrated Food Chain en Tuinbouw 2020 aangeboden aan het kabinet en het Innovatieplatform. Er wordt nu in overleg met het bedrijfsleven bezien welke voorstellen kunnen worden gedaan op basis van deze agenda's en hoe deze passen binnen de beschikbare middelen. Er zijn extra middelen beschikbaar uit het FES en uit de Miljoenennota. De komende maanden zal duidelijk worden hoeveel geld er beschikbaar is voor het programma Flowers & Food.

De claim op FES-gelden voor de fysieke verbeteringen van greenports is in zijn huidige vorm bij de verdeling van deze FES-ronde niet gehonoreerd. Er wordt 141 mln. beschikbaar gesteld voor innovatieprogramma's en toponderzoek. Flowers & Food zal hier op insteken. In de duurzaamheidsenveloppe uit de huidige FES-ronde is 250 mln. beschikbaar gesteld. Het speerpunt energie uit Tuinbouw 2020 concurreert hierbinnen met andere projecten. Er volgt ook hier een procedure van concretisering. In het voorjaar komt er waarschijnlijk een nieuwe FES-ronde. Het fonds wordt gevoed door de energieconsumenten, maar het is gericht op economische structuurversterking. Er zijn verschillende mogelijkheden voor de glastuinbouw. Het voornemen is om in een nieuwe ronde de claim met betrekking tot de greenports in te brengen en ervoor te strijden om deze dit keer wel gehonoreerd te krijgen. Er liggen dus drie ijzers in het vuur.

De hoge energieprijzen vormen een actueel probleem. Er vindt overleg plaats met de sector. De sector heeft voorstellen gedaan voor het versnellen van de energietransitie en wensen geuit voor een vangnetconstructie om de winter door te komen. Als een sector snel in moeilijkheden komt omdat een van de belangrijkste productiefactoren sterk in prijs stijgt, zegt dat iets over het weerstandsvermogen ervan. In sectoren die snel innoveren en snel groeien is de eigen vermogenspositie meestal beperkt. Daardoor komen bedrijven heel snel aan de grens van liquiditeitsmoeilijkheden en dreigt de continuïteit in gevaar te komen. Eerst wordt bekeken welke ideeën het bedrijfsleven heeft over een vangnet. Omtrent een oude vangnetregeling zijn geen getuigen gevonden. Als er wordt gekozen voor een vangnetconstructie, kan de overheid daar niet anders inzitten dan via een garantiestelling. Er kan geen sprake zijn van subsidie. De overheid moet er bovendien niet alleen in staan, want ook banken hebben een wezenlijk belang. De sector zal geen gouden bergen worden beloofd. De redenering dat de sector een aanzienlijke bijdrage levert aan het FES en dit geld dus terug moet krijgen, snijdt geen hout. Het fonds wordt immers gevuld door alle energieconsumenten. De problematiek van de hoge gasprijzen zal verder besproken worden met het bedrijfsleven.

Moderne glasopstallen zijn belangrijk voor de energiebesparing. In het kader van het overleg over de nieuwe afspraken is er ruimte om verder te praten over het instrumentarium. De herstructurering en dus ook de vernieuwing van glasopstallen wordt bevorderd binnen het huidige beleid, onder meer met de Stidug. In de evaluatie wordt geconcludeerd dat in de LOG's de vestiging van nieuwe glasopstallen op gang komt. Dit beleid moet worden voortgezet. Er is nog 38 mln. beschikbaar voor de Stidug, maar de middelen voor herstructurering van oude gebieden zijn bijna op. Er is soepel omgegaan met de Stidug, met name wat betreft de periode waarin zaken moesten worden gerealiseerd. Er moet echter wel een garantie zijn dat de gereserveerde gelden voor locaties daadwerkelijk worden benut. Er zal worden bezien of de voorwaarden voor nieuwe Stidug-projecten moeten worden aangepast. Het op slot zetten van bestaande bedrijven is vrijwel niet aan de orde. Er wordt wel duidelijkheid aan provincies en gemeenten gevraagd over het perspectief van bedrijven buiten de LOG's. Toekomstige glastuinbouwbedrijven moeten worden gevestigd op gebundelde duurzaam ingerichte goed ontsloten locaties.

Het gewasbeschermingsplan is een onderdeel van het Convenant Gewasbescherming waar ook het bedrijfsleven mee heeft ingestemd. Dat moet niet worden opengebroken. De omvang en betekenis van het gewasbeschermingsplan wordt nogal overdreven. Het levert nauwelijks verzwaring op van de administratieve lasten. Het plan is vormvrij en alleen op het bedrijf aanwezig. De achtergrond ervan is het creëren van bewustwording inzake het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Deze bewustwording kan leiden tot besparingen. Er zal voor worden gezorgd dat de zaak werkbaar blijft.

Er wordt getracht om via het GLAMI tot verrekenbare afspraken te komen. Als er aanwijzingen zijn dat dit niet goed verloopt, moet dat worden gemeld aan het ministerie. De fiscale regeling voor de stimulering van schermdoek om lichtvervuiling tegen te gaan is onlangs verruimd. Dat geeft in impuls aan de ontwikkeling van de toepassingen voor afscherming van licht. Het bedrijfsleven zelf is er ook van overtuigd dat de uitstoot van licht moet worden beperkt. De minister van EZ heeft de Kamer geschreven dat de financiële ondersteuning voor warmtekrachtkoppeling per 1 januari 2006 zal worden gewijzigd in een prikkel voor vervanging en nieuwbouw van warmtekrachtkoppeling. Het is de bedoeling dat 2006 als overgangsjaar wordt gebruikt, onder andere om een nieuwe regeling uit te werken. Het is nog niet bekend wat dit voor de periode na 2006 gaat betekenen. Op het departement en in de kennisinstellingen wordt gestudeerd op mogelijkheden voor het combineren van functies van biomassa, vergisting en hergebruik van CO2. De Kamer zal daar te zijner tijd over worden geïnformeerd. In het project Californië bij Venlo wordt een nieuw gemengd bedrijf ontwikkeld waarbij tuinbouw, varkenshouderij, akkerbouw en champignonteelt zijn betrokken.

De belangentegenstelling tussen inpoldering en de functie van het water voor opslag en recreatie en de mogelijkheden om elders glastuinbouw te positioneren zijn zodanig dat de kans zeer klein is dat de inpoldering van de Markerwaard opnieuw op de politieke agenda wordt gezet. De belangrijkste bezwaren met betrekking tot regelgeving die glastuinbouwers uiten, liggen op het gebied van de Eurogap, een private regeling waar het Rijk buiten staat, en de ARBO-regels. Daarna komen pas de regels waarvoor het ministerie van LNV verantwoordelijk is. Er wordt uiteraard wel geprobeerd om het aantal regels te verminderen. Het Rijk houdt zich aan de afspraken, dus het PPO zal worden gevestigd in Bleiswijk; er zijn echter nog meer partijen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Mastwijk (CDA) vindt dat er een vangnetregeling moet komen voor de glastuinbouwsector. Er moeten ook extra middelen voor greenports beschikbaar worden gesteld vanuit het FES.

De heer Waalkens (PvdA) is van mening dat het huidige beleid leidt tot versnippering. Hierdoor zullen bepaalde gewenste ontwikkelingen niet plaatsvinden. Als verantwoordelijkheden bij lagere overheden worden gelegd, moet daar ook budget voor beschikbaar worden gesteld. Een eventuele regeling voor de glastuinbouw moet een vangnetconstructie zijn. Convenanten moeten niet te breed worden gemaakt om het ontstaan van vluchtroutes te voorkomen. Waarom wordt het gebied rond de Moerdijk niet ontwikkeld? Hier kan immers gebruik worden gemaakt van reststroom.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) vindt het goed dat wordt onderzocht of er een vorm van garantiestelling voor de glastuinbouwsector mogelijk is. De infrastructuur rondom greenports is van essentieel belang. Een aantal gemeenten moet in het kader van de Infrastructuurregeling Glastuinbouw een forse inbreng leveren, ook financieel, om zaken van de grond te laten komen. Dit moet goed gaan lopen. De sector klaagt over een opeenstapeling van regelgeving. Er moet worden onderzocht of de regels meer op elkaar kunnen worden afgestemd. Er moet een grotere claim bij het FES worden ingediend voor de greenports.

De heer Slob (ChristenUnie) heeft veel vertrouwen in de provincies en de wijze waarop zij invulling kunnen geven aan het beleid. De vraag is of hieraan voorwaarden moeten worden verbonden. Is het geld dat komend voorjaar voor de greenports wordt geclaimd bij het FES mede bedoeld om de herstructurering, inclusief infrastructuur, te ondersteunen? In het najaar wordt al over infrastructuur gesproken met de minister van Verkeer en Waterstaat in het kader van de Nota Mobiliteit. Dat spoort niet helemaal met elkaar. Het is goed dat een kopgroep bedrijven vernieuwend bezig is. Bij de inzet van middelen moet ervoor worden gezorgd dat de groep die daarachter zit, erbij wordt betrokken. Dat kan onder andere gebeuren door het stimuleren van praktijknetwerken.

De heer Van den Brink (LPF) is niet gerustgesteld door de antwoorden van de minister inzake de rol van provincies, met name op het gebied van ruimtelijke ordening. De minister is wel bereid om een vangnetconstructie op te zetten, maar wil geen geld beschikbaar stellen? Wat stelt een vangnet voor als er geen geld is? Hoe ver is het ministerie gevorderd met het terugbrengen van het aantal regels?

De heer Van der Vlies (SGP) steunt de hoofdlijnen van het ruimtelijkeordeningsbeleid. Er moet verder overleg met de sector en met banken plaatsvinden over mogelijke maatregelen die moeten worden genomen in verband met de hoge energieprijzen. De mogelijkheden van het gebied rond Terneuzen moeten meer aandacht krijgen.

De minister is blij met de steun van de Kamer voor de claim die in het voorjaar zal worden gedaan voor de greenports bij het FES. Deze claim heeft betrekking op verbetering van de structuur. Het beleid leidt niet tot versnippering. Er is ook geen sprake van het doorschuiven van taken zonder bijbehorende budgetten. Provincies krijgen de ruimte om ontwikkelingen te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte. Dat heeft prima gewerkt. Het ministerie wil graag dat het gebied rond de Moerdijk wordt ontwikkeld, maar de provincie en de gemeente willen dat niet. Het Rijk moet die ontwikkeling niet forceren. Voor de ontwikkeling van het gebied rond Terneuzen is wel steun van de provincie en de gemeente.

Er zal bij de behandeling van de begroting worden gekeken naar de Infrastructuurregeling Glastuinbouw. Er wordt gestreefd naar afstemming van regels. De Kamer zal voor de behandeling van de begroting een brief ontvangen over de wijze waarop zal worden omgegaan met het onderzoek dat de Wageningen Universiteit heeft uitgevoerd op het gebied van regels ten aanzien van de tuinbouw. Er wordt geen geld beschikbaar gesteld voor de exploitatie van bedrijven die in de problemen zijn gekomen door de hoge energieprijzen. Dat is immers bedrijfssteun en dus niet toegestaan door de EU. Er zal een vorm van garantiestelling worden ontwikkeld. De minister is er niet bang voor dat de gebieden die op initiatief van gemeenten en provincies worden ontwikkeld, de grootte van de greenports zullen overschrijden. Hierover zullen afspraken worden gemaakt met de provincies. Er zal overleg plaatsvinden met de minister van Verkeer en Waterstaat over de rijksinfrastructuur. De provinciale infrastructuur zal in overleggen met de provincies aan de orde worden gesteld. Waar mogelijk, zal het opzetten van praktijknetwerken worden gestimuleerd.

De voorzitter zegt dat de minister heeft toegezegd dat hij de Kamer een brief zal zenden over het onderzoek dat de Wageningen Universiteit heeft gedaan naar administratieve lasten bij de tuinbouw.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA) en Örgü (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser-Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).

Naar boven