30 300 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006

nr. 101
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2006

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 14 juni 2006 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV van 31 mei 2006 over de betreffende IWC-conferentie en de Nederlandse inzet daarbij (30 300-XIV, nr. 90).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Kruijsen (PvdA) heeft de indruk dat de minister tegen de walvisjacht is, maar toch ook vasthoudt aan zijn bemiddelingsstrategie, waarvoor hij anderhalf jaar geleden meer ruimte heeft gekregen van de Kamer. De inzet was er toen op gericht te komen tot een compromis, maar deze strategie heeft slechts tot verwarring geleid, ook over het Nederlandse standpunt, en in ieder geval niet geholpen. Integendeel, Japan trekt zich niets aan van de gang van zaken, gaat zelfs nog meer jagen en werft steeds meer pro-walvisjachtlanden, waardoor de stemverhouding binnen de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) hoe langer hoe meer in het voordeel uitvalt van de landen die voor de jacht zijn.

Het wordt tijd voor een krachtiger signaal. De minister moet zich tijdens de IWC-vergadering aansluiten bij de groep walvisbeschermende landen. Hij moet zich tevens actief inzetten om landen die nu voor de walvisjacht zijn in het kamp van de walvisbeschermende landen te krijgen. Ook wat betreft de reservaten moet de minister een actievere houding aannemen. Waarom komt hij zelf niet met een voorstel? Japan jaagt op walvissen onder het mom van wetenschappelijk onderzoek, maar daar kun je grote vraagtekens bij plaatsen, te meer daar dit land ook nog eens 1055 dwergvinvissen gaat vangen. Dat is toch geen wetenschappelijk onderzoek meer? Japan moet ter verantwoording worden geroepen. Wat was de reactie van de Noorse regering op de demarche van 20 april 2006? Kan er überhaupt wel sprake zijn van humane jacht?

Ook mevrouw Gerkens (SP) vindt dat een eind moet worden gemaakt aan de commerciële walvisjacht. De minister wil Japan bij de IWC houden, maar dat land trekt zich steeds minder van de commissie aan.

Waarom staat alleen het beheerregime op de agenda en niet de walvisvangst voor wetenschappelijk onderzoek? De minister stelt heel voorzichtig dat de omvang van het wetenschapsprogramma sterk lijkt op het omzeilen van het moratorium, maar volgens mevrouw Gerkens omzeilt Japan het moratorium daadwerkelijk. Japan en Noorwegen gaan onverminderd met de jacht door, ondanks het beheerregime. Er wordt overigens niet gesproken over het welzijn van de walvis en de wreedheid van de jacht. Wat staat de minister concreet voor ogen wat betreft de beperking van de wetenschappelijke walvisvangst, de toekomst van het moratorium en de naleving ervan? Wat verwacht hij van de ministeriële conferentie? Door de uitbreiding van de IWC met vooral ontwikkelingslanden die door Japan worden omgekocht om hun stem te verlenen aan de walvisjacht, tekent zich in de IWC voor het eerst een meerderheid af voor commerciële walvisjacht.

Waarom heeft Nederland de demarche tegen Noorwegen wel getekend, maar die tegen Japan niet? Daarmee legitimeert Nederland het Japanse optreden in zekere zin, want slechts 17 landen hebben de demarche ondertekend, en isoleert het zich van de landen die de walvissen proberen te redden.

De heer Ormel (CDA) stelt dat de pogingen van de IWC om afspraken te maken tussen de walvisvarende landen en de walvisbeschermende landen in ieder geval hebben geleid tot het moratorium, waardoor walvisvarende landen niet zo maar hun gang kunnen gaan. Toch vinden er overtredingen plaats, vooral onder het mom van wetenschappelijk onderzoek, maar dat is gewoon vangst, al is die enigszins beperkt. De minister heeft zich opgeworpen als bemiddelaar, maar het is de vraag of zijn tactiek de juiste is. De minister streeft naar een compromis, ook om het uiteenvallen van de IWC te voorkomen, maar daar hoeft hij niet zo bang voor te zijn, want ook de walvisvarende landen hebben belang bij de uitkomsten van de IWC, bijvoorbeeld vanwege het directe verband tussen de Convention on International Trade in Endangered Species (Cites) en de IWC. Dat biedt Nederland de mogelijkheid tot het innemen van een fermer standpunt.

Wanneer verwacht de minister resultaten van zijn bemiddelende rol? Als die uitblijven, moet Nederland zich aansluiten bij de walvisbeschermende landen. Hoe groot is de kans dat een eventuele ministeriële conferentie slaagt? Bestaat dan niet het risico dat de belangen van de walvis wordt uitgeruild tegen andere belangen? De minister moet zich actief inzetten voor het tot stand komen van een walvisreservaat in de Zuidelijke Atlantische en de Stille Oceaan. Ook moet hij proberen zoveel mogelijk landen zover zien te krijgen dat zij zich aansluiten bij de walvisbeschermende landen in de IWC.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) constateert dat het, ondanks het vele overleg, nog steeds niet is gelukt de walvisvarende landen zover te krijgen dat zij stoppen met de commerciële walvisjacht. De VVD heeft de bemiddelingsstrategie van de minister tot nu toe gesteund, maar het is de vraag of hij erin slaagt de IWC bij elkaar te houden. Hoe gaat de minister proberen om toch tot resultaten te komen, bijvoorbeeld wat betreft de reservaten en humanere vangstmethoden? De waarneming en controle op vangsten moeten in handen blijven van de walvisbeschermende landen.

De heer Van der Ham (D66) vindt dat hoger moet worden ingezet op het handhaven van de afspraken. Een fermere opstelling levert wellicht meer resultaat op. Indirect en op termijn kan dit invloed hebben, ook van binnenuit, op de standpunten van de desbetreffende landen. Soms is publiciteit overigens nog het enige middel om landen onder druk te zetten, ook om een maatschappelijke discussie in die landen op gang te krijgen. Op de eventuele ministeriële conferentie kan de kwestie van sancties wellicht ook aan de orde komen. Wat er aan jacht plaatsvindt, moet zo diervriendelijk mogelijk gebeuren. Hoe moet Japan aantonen dat het echt bezig is met wetenschappelijk onderzoek?

Antwoord van de minister

De minister is altijd al tegen commerciële walvisjacht geweest. Dat zal hij blijven. Vorig jaar maakte Nederland deel uit van een groep landen die zeer kritisch was over de walvisjacht. Daarbinnen was een stroming mordicus tegen, zonder daarover te willen spreken. Een aantal andere landen, waaronder Nederland, wilde blijven overleggen met de walvisjagende landen in een poging die landen te laten ophouden met de jacht. Gelukkig is deze situatie ten goede gekeerd. Er is inmiddels sprake van een kamp van gelijkgezinde landen die tegen de jacht zijn, maar die door middel van overleg tevens blijven proberen om in de IWC tot afspraken te komen over reservaten, vangstmethoden en het specificeren van de doeleinden van wetenschappelijke walvisvangst. Door de huidige eensgezindheid kan de druk worden opgevoerd. Dat is winst, want vorig jaar kon dat nog niet. Agiteren, of alleen wijzen op het moratorium heeft geen zin. Dat werkt contraproductief, want dan gaan de walvisjagende landen gewoon hun eigen gang. Een actiegroep agiteert, maar een overheid doet dat niet. Een overheid communiceert niet via krantenkoppen. Zij bewandelt de weg van de diplomatie, de stille, maar moeilijke en langdurige weg van het overleg. Nederland probeert op die manier, ook door een moreel appel en praktische druk waar dat mogelijk is, samen met gelijkgezinde landen, een eind aan de jacht te maken. De minister verwacht daar op termijn meer heil van. Deze werkwijze wordt overigens breed gedeeld. Publiciteit kan op termijn wellicht een bepaalde rol spelen, zo lang het doel voorop blijft staan.

De minister heeft de Japanse ambassadeur vorig jaar persoonlijk te verstaan gegeven dat Nederland de jacht op walvissen afkeurt. De ambassadeur kwam vervolgens met allerlei rapporten, waaruit zou blijken dat Japan bezig is met wetenschappelijke walvisvaart, maar deze stukken waren niet overtuigend. Japan moet dus nog steeds aantonen dat de jacht wetenschappelijke doelen dient. De druk moet dus doorgaan, maar ook het overleg, want anders kom je sowieso nergens. Sanctiemogelijkheden zijn er vooralsnog niet. Wat dat betreft moet Nederland zijn positie niet overschatten. De enige optie is om samen met gelijkgezinde landen in gesprek te blijven met de walvisvarende landen, in de hoop dat uiteindelijk tot afspraken kan worden gekomen. Er is geen sprake van bemiddelen in de richting van de walvisvarende landen. Japan luistert overigens waarschijnlijk alleen maar naar de VS. Dat wil zeggen dat de VS, die gelukkig ook tegen de jacht is, zijn invloed zoveel mogelijk moet aanwenden. Vooralsnog is dat niet gelukt en blijft Japan wijzen op het wetenschappelijke karakter van de vangst.

Desgevraagd, vindt ook de minister dat op een gegeven moment aan sancties kan worden gedacht, maar dat ligt niet zo eenvoudig, vanwege de verschillende belangen van de walvisbeschermende landen. Wat de stemverhouding betreft heeft elk land een gelijkwaardige stem. Om het aantal walvisbeschermende landen te verhogen, gaat Nederland, dat in nauw contact staat met landen als België en Luxemburg, proberen om die landen in het kamp van de walvisbeschermende landen te halen. Ook de andere walvisbeschermende landen gaan dat proberen. Zwaarwegende besluiten moeten met driekwart meerderheid worden genomen, andere besluiten met enkelvoudige meerderheid. Het is dus zaak zoveel mogelijk stemmen in de IWC te verzamelen. Japan doet dat overigens ook en niet zonder succes. Recentelijk heeft Nederland besprekingen met de VS gevoerd over de walviskwestie. Ook de VS steunt de aanpak door middel van het gesprek.

Nederland mag niet zelf met een reservaatvoorstel komen. Dat recht is formeel voorbehouden aan de reservaatlanden. Nederland kan wel stimuleren dat een bepaald voorstel wordt ingediend. Noorwegen is buitengewoon geagiteerd over de demarche, evenals over de argumenten die in dat kader worden gehanteerd. De minister verwacht dat Noorwegen gewoon doorgaat met jagen, want het Noorse standpunt over de walvisjacht is eigenlijk onwrikbaar. Dat blijkt ook altijd bij de moeilijke onderhandelingen van de Europese Commissie met Noorwegen over de visquota. De minister ziet geen mogelijkheden Noorwegen aan te pakken via het visserijdossier. Nederland kan dat alleen ook niet, want het haalt gas en elektriciteit uit Noorwegen. Als die kraan dicht gaat, heeft Nederland een probleem. Het Nederlandse handelsbelang in Noorwegen is wat dat betreft groter dan het Noorse in Nederland. Mocht Noorwegen echter ooit een aanvraag doen voor toetreding tot de EU, dan wordt de walvisjacht een punt van grote druk. Nederland heeft de demarche in de richting van Japan niet ondertekend. In plaats daarvan is ervoor gekozen, gelet op de internationale diplomatieke verhoudingen tussen Nederland en Japan, en het streven om via overleg tot resultaat te komen, Japan een brief te sturen. Deze gang van zaken wil echter niet zeggen dat de minister de situatie met Japan anders beoordeelt dan die van Noorwegen.

De ministeriële conferentie in Anchorage leidt niet tot uitruil, want de VS heeft zich expliciet voor bescherming van de walvis uitgesproken. De IWC-deskundigen gaan een advies opstellen over humane vangstmethoden, zodat ook op dat terrein voortgang kan worden geboekt.

De IWC-commissarissen gaan proberen volgend jaar een ministeriële conferentie te houden, maar de minister zegt toe dat hij, via de weg van de diplomatie, ook het initiatief zal nemen tot het houden van een dergelijke bijeenkomst. Op die conferentie kan worden gesproken over eventuele sancties door de groepering van like-minded-countries, al moet men daar geen hoge verwachtingen van hebben, gelet op de verschillende belangen.

De eisen op het gebied van humane visvangst hebben vooralsnog alleen betrekking op de vangst door enkele inheemse bevolkingsgroepen, want die maken gebruik van vangstmethoden die niet meer van deze tijd zijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van der Sman


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Nijs (VVD), Lenards (VVD) en Willemse-van der Ploeg (CDA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Krähe (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Özütok (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Veenendaal (VVD), Örgü (VVD) en Jager (CDA).

Naar boven