30 300 XII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2006

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2005

In overeenstemming met mijn voornemen om uw Kamer drie maal per jaar over de stand van zaken betreffende aangenomen moties te informeren, ontvangt u hierbij een actualisatie van de momenteel openstaande moties.

Ik maak in deze brief onderscheid naar moties:

1. waarvan de (wijze van) uitvoering nog onder handen is;

2. die ik heb uitgevoerd en op welke wijze.

Ad 1

Hieronder volgt het overzicht van die moties waarvan de uitvoering nog onder handen is. Ik schets kort de stand van zaken en, indien van toepassing, verwijs ik naar de brieven die ik daarover gestuurd heb.

Motie-Van Hijum c.s. over het onthouden van goedkeuring aan het vervoerplan van de NS (22 026, nr. 224)

Ik heb deze motie geïnterpreteerd als een oproep aan de regering om NS een extra randvoorwaarde mee te geven bij het ontwerpen van varianten voor de nieuwe dienstregeling en het overleg daarover met de regio’s, namelijk dat bij het uiteindelijk aan de regering voorgelegde ontwerp gemotiveerd wordt aangegeven waarom er in voorkomende gevallen wijzigingen optreden ten opzichte van de bestaande dienstregeling. Met deze interpretatie als voorwaarde heb ik deze motie overgenomen. De Tweede Kamer heeft op 7 november 2005 een brief (DGP/SPO/U.02 664) ontvangen waarin de uitgangspunten staan beschreven die ik zal hanteren bij de beoordeling van een voorstel voor een nieuwe dienstregeling. Zoals toegezegd in het AO van 9 november 2005 komen wij over deze uitgangspunten nog te spreken bij het vervoerplan 2006 dat in januari 2006 aan uw Kamer zal worden toegestuurd.

Motie-Dijksma c.s. over het geven van definitieve goedkeuring aan de uitkomsten van de onderhandelingen met België (22 026, nr. 228)

HSA en NMBS zijn bezig hun samenwerkingsovereenkomst af te ronden. Na afronding daarvan vindt toetsing door V&W plaats. Ik heb uw Kamer aangegeven dat HSA en NMBS de uitkomsten van de onderhandelingen met België ongewijzigd overnemen in hun samenwerkingsovereenkomst. Ik verwacht dat de wijzigingsprocedure van de samenwerkingsovereenkomst begin 2006 gereed is en uw Kamer dan haar definitieve instemming met de uitkomsten van de onderhandelingen met België zal verlenen.

Motie-Hofstra/Dijksma over een actualisatie van de treinbediening in hoofdlijnen (22 026, nr. 231)

De afronding van de samenwerkingsovereenkomst HSA – NMBS is gaande en zal begin 2006 gereed zijn. Zoals ik hierboven heb aangegeven (motie-Van Hijum c.s (22 026, nr. 224) heeft uw Kamer mijn uitgangspunten voor de beoordeling van nieuwe dienstregeling ontvangen. Ik ben in afwachting van een nieuw voorstel van NS.

Motie-Hofstra c.s. inzake het vrijwaren van de Rijksoverheid van exploitatieverliezen van de Betuweroute (22 589, nr. 214)

Tijdens het AO van 28 september 2005 heeft de Minister groen licht gekregen van de Kamer om met de vier indieners van het nader voorstel voor de exploitatie – HbR, ProRail, GhA en TowRail – het nader voorstel te verduidelijken en uit te onderhandelen. Dit onderhandelingsresultaat zal in een MOU worden vastgelegd en ter goedkeuring aan de Kamer worden toegezonden.

Gewijzigde motie-Buijs c.s. over een schaderegeling voor de visserijsector met betrekking tot PMR (24 691 nr. 44)

Aan de problematiek rond schade voor de visserijsector door infrastructurele werken in zee en daarmee samenhangende maatregelen, is vanuit het ministerie van Verkeer en Waterstaat aandacht besteed aan en contact onderhouden met het Productschap Vis.

Uit onderzoek, in samenspraak met het Productschap Vis, blijkt dat aantoonbare schade op basis van de bestaande regeling kan worden vergoed. Geconstateerd is dat vooralsnog geen andere regelingen nodig zijn. Het overleg de afgelopen periode tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Productschap Vis heeft zich met name gericht op differentiatiemogelijkheden in de visserijmaatregelen. De uitkomsten van dit overleg worden verwerkt in het op te stellen beheerplan voor het zeereservaat.

Motie-Van Heteren c.s. over de resultaatverplichting met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten (27 801, nr. 31)

In de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, die eind 2005, aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, wordt ingegaan op de inrichting van een basisnet per modaliteit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij de inrichting van het basisnet is de ruimtelijke doorwerking een belangrijk aandachtspunt. Uitgangspunt daarbij is om de knelpunten wat betreft kwetsbare objecten te hebben opgelost. Een randvoorwaarde, daarbij is de haalbaarheid en betaalbaarheid. Deze worden momenteel onderzocht.

De motie-Van Heteren c.s. over het anticiperen in het externe veiligheidsbeleid op internationale vervoersontwikkelingen (27 801, nr. 33)

In de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, die eind 2005, aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, wordt ingegaan op de inrichting van een basisnet per modaliteit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het basisnet zal de infrastructuur worden ingedeeld in een categorie zonder beperkingen voor het vervoer (de corridors), een categorie zonder beperkingen voor de ruimte en een tussencategorie met beperkingen voor beide. De keuze van de corridors zal zodanig plaatsvinden dat de internationale vervoersontwikkelingen kunnen worden geaccommodeerd.

Motie-Geluk c.s. om samen met de provincie Zuid Holland binnen 2 jaar een verkenning op te stellen van een integrale multifunctionele, duurzame en gefaseerde kustuitbreiding, waarbij veiligheid, nut, noodzaak, maatschappelijk draagvlak, de mogelijkheid van PPS-constructie en een maatschappelijke KBA centraal staan en dit aan de Kamer voor te leggen (29 200 XII, nr. 53 was 37)

De verkenning richt zich op het benoemen van voorwaarden waaraan voldaan moet worden om kustuitbreiding haalbaar te maken en nadrukkelijk niet op de realisatie van een eventuele kustuitbreiding.

De eerste fase van de verkenning is in januari 2005 aan de Kamer gerapporteerd (brief van 21 januari 2005, kamerstuk 29 800 XII nr. 55).

De tweede fase van de verkenning richt zich op het verkrijgen van maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak en op nut en noodzaak. Het onderzoek naar de ruimtebehoefte wordt uitgevoerd binnen de context van het Zuidvleugeldebat waarin de provincie Zuid-Holland het voortouw heeft. De voortgang van de verkenning is daarmee afhankelijk van de snelheid waarmee dat debat gevoerd kan worden.

Eind 2005 zal meer inzicht zijn over de ruimtebehoefte vanuit het Zuidvleugeldebat. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de relatie met ruimtebehoefte in de Kust.

Motie-Van Lith/Geluk over bekostiging waterbeheer (informatie over de te kiezen opties, verbetering van doelmatigheid en voortgang van samenwerking in de regio) (29 428 , nr. 3).

Door de staatssecretaris van VROM is tijdens de Kamerbehandeling van IBO bekostiging waterbeheer op 30 juni 2004 aangegeven dat hij het doel, het vergroten van de doelmatigheid, belangrijker vindt dan het middel (waterketentarief). Het ministerie van VROM zal samen met mijn ministerie uitwerking geven aan mogelijkheden de doelmatigheid te vergroten, zonder op voorhand uit te gaan van één waterrekening en één tarief in de waterketen. Besloten is vooral in te zetten op initiatieven die door de partijen in de waterketen zelf als kansrijk beschouwd worden. Een rapportage aan de Tweede kamer over de voortgang waterbeheer van doelmatigheid en de samenwerking is op 12 juli 2005 opgestuurd (kamerstuk 28 966/29 428 nr. 4).

Motie van de leden Hessels en Hofstra om niet over te gaan tot reactivering van het historisch tracé van de IJzeren Rijn, voordat de in het ontwerp-tracébesluit omschreven aanpassingen aan het tracé zijn gerealiseerd (29 579, nr. 14 was nr. 11)

Ik heb in het debat op 7 juni 2005 uitgebreid met de Kamer van gedachten gewisseld over de IJzeren Rijn, naar aanleiding van de arbitrage-uitspraak. Daarbij heb ik gesteld dat ik de motie-Hessels/Hofstra beschouw als een stevige steun in de rug voor mijn beleid, en dat ik zeker van plan ben om die motie uit te voeren. Tot mijn genoegen eindigde dat debat met volledige overeenstemming tussen uw Kamer en mij over de nu te volgen benadering in het dossier IJzeren Rijn. Zoals u weet heeft mijn Belgische ambtgenoot mij per brief gevraagd om (wél) alvast met een beperkt aantal treinen over het historisch tracé te gaan rijden. Maar tegelijk heeft mijn Belgische ambtgenoot aan het Permanente Hof van Arbitrage om nadere uitleg gevraagd van de arbitrage-uitspraak (van 24 mei 2005). De inmiddels ontvangen «interpretatie van de uitspraak» door het Arbitragetribunaal leidt niet tot een verandering van de Nederlandse opstelling in dit dossier. Recent heeft een aantal gemeenten in Nederland en Vlaanderen samen duidelijk gemaakt, ook aan uw Kamer, hoeveel moeite zij hebben met de reactivering van de IJzeren Rijn door hun gemeente; die zorgen sluiten aan bij het dictum van de motie Hessels/Hofstra en versterken deze.

Aan mijn Belgische ambtgenoot, die mij begin juni 2005 per brief vroeg om besluitvorming, met name over «tijdelijk rijden» over het historisch tracé, heb ik begin juli 2005 bericht dat het mij zinvol leek met inhoudelijk overleg te wachten totdat de door België gevraagde nadere interpretatie van de Arbitrage-uitspraak zou zijn verschenen. Ik verwacht dat van Belgische zijde nu binnenkort een nieuw initiatief zal worden ontplooid, zodat met de bespreking van de gevolgen van de uitspraak kan worden begonnen. Ik zal daarin de lijn volgen die ik in het debat met uw Kamer op 7 juni 2005 heb uiteengezet, inclusief die van de motie Hessels/Hofstra.

Motie-Van Velzen c.s. over het invoeren van een Europese heffing op het gebruik van kerosine en/of een heffing op emissies (29 667 nr. 7)

De minister heeft in het AO van 29 juni 2005 toegelicht dat de Europese Commissie zich voorgenomen had om een Mededeling te publiceren waarin deze problematiek aan de orde komt. Inmiddels is deze Mededeling gepubliceerd. Hierin stelt de Commissie dat Emissiehandel een kosteneffectieve mogelijkheid lijkt om de emissies van de internationale luchtvaart te reduceren, maar dat zij de mogelijkheid om andere marktconforme maatregelen te nemen wenst open te houden. Het kabinet steunt dit standpunt. Gezien de posities die andere landen bij de discussie rond deze Mededeling hebben ingenomen, lijkt het echter niet waarschijnlijk dat heffingen op emissies en/of een kerosine accijns op korte termijn in Europa ingevoerd zullen worden. De Commissie heeft een werkgroep ingesteld, die de consequenties van de Mededeling verder moet uitwerken. Deze werkgroep dient in het voorjaar van 2006 rapport uit te brengen De Kamer zal nog nader geïnformeerd worden over deze Mededeling en het resultaat van de Werkgroep.

Motie-Dijksma c.s. om een experiment te starten in een nader aan te wijzen vervoersregio met gebundelde inzet van middelen (waarin opgenomen WVG, CVV, zittend ziekenvervoer en leerlingenvervoer) (29 800 XII, nr. 15)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft, mede namens mij, op 3 november in antwoord op vragen vanuit de Kamer per brief (kamerstuk 29 538 nr. 32) inzicht gegeven in de vorderingen. Onverlet de verantwoordelijkheid van andere partijen voor de concrete organisatie van dit vervoer en de lopende contracten die zij daarvoor hebben afgesloten, is het streven van het kabinet om zo spoedig mogelijk in 2006 diverse experimenten te laten starten. Eén van de doelstellingen van de experimenten is een betere afstemming van het doelgroepenvervoer met de regiotaxi (een vraagafhankelijke vorm van OV) en (de toegankelijkheid van) regulier aangeboden openbaar vervoer. De regiotaxi blijkt in de praktijk voor vele soorten doelgroepen een aantrekkelijke vorm van vervoer te zijn. Zo veel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande initiatieven op decentraal niveau en beoogd wordt deze te versnellen. De Kamer is hierover op 28 november 2005 geïnformeerd (brief kenmerk DGP/MDV/U.05 02740)

Motie van de leden Hermans en Hofstra te bewerkstelligen dat de kosteneffectiviteitanalyse van verschillende onderhoudsstrategieën op korte termijn wordt vervaardigd (29 800 XII, nr. 22).

Ten opzichte van mijn vorige brief kan ik u melden dat ik verwacht de uitkomsten van het IBO Beheer en Onderhoud begin 2006 te zullen ontvangen. De grote hoeveelheid informatie en het verwerken daarvan doet de planning ten opzichte van mijn eerder verwachtingen iets vertragen.

Motie van het lid Gerkens waarin gevraagd wordt om met voorstellen te komen waardoor luchtvaartmaatschappijen geprikkeld worden om te investeren in geluidsarmere vliegtuigen (29 800 XII, nr. 29)

Naar aanleiding van de motie heb ik toegezegd dat onderzoek gedaan zou worden naar het beleid dat andere Europese Staten voeren ten aanzien van het stimuleren van een stillere vloot en bezien of nadere stappen zinvol zijn. Inmiddels is het onderzoek afgerond. De resultaten van het onderzoek zijn meegenomen in de evaluatie van de V&W inzet ten aanzien van luchtvaartmilieu in internationaal verband. De evaluatie is op 29 november jl. aan de Kamer verstuurd.

Motie-Hofstra c.s. over een verdubbeling van de N33 (29 800 A, nr. 28)

De motie geeft aan om € 50 mln uit het amendement Hofstra (nr. 19) in te zetten voor de verdubbeling van de N33.

In mijn brief aan uw Kamer van 23 september 2005 (kamerstuk 29 398 nr. 31) heb ik uw Kamer gemeld dat ik het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heb verzocht het ambitieniveau te verlagen en het uitvoerings- en financieringsplan aan te passen aan het beschikbare budget. Er zijn mijns inziens goede, gelijkwaardige alternatieven mogelijk die het ongevallenrisico sterk kunnen verminderen tegen aanzienlijk lagere kosten dan de door SNN voorgestelde oplossing. Ik ben in afwachting van nieuwe voorstellen van de regio.

Motie Van der Staaij c.s. over het financieringstekort inzake de verruiming van het Wilhelminakanaal (29 800 A, nr. 37)

Ik heb tijdens het overleg met uw Kamer op 29 september 2005 toegezegd de motie-Van der Staaij, waarin een bedrag van € 52 miljoen wordt genoemd voor het Wilhelminakanaal, uit te voeren. Er is echter nog wel sprake van een financieringstekort op de door de Kamer gewenste oplossing. Voordat het MIT in de Kamer wordt behandeld, zal ik in het kader van de Bestuurlijk overleggen gesprekken voeren met de regio en op grond daarvan met voorstellen komen voor de financiering van het resterende tekort. De Kamer zal bij de behandeling van het MIT een definitieve afweging moeten maken.

Motie-Hofstra c.s. over het stellen van nadere criteria voor het toestaan van gelijkvloerse overwegen (29 893, nr. 6)

In mijn brief van 3 november 2005 (kamerstuk 29 893 nr.18) heb ik uw Kamer om uitstel verzocht tot eind november omdat de uitwerking van de criteria meer tijd vergt dan eerder is ingeschat. Tevens worden momenteel de uitwerking van de motie Hofstra c.s. en het door mij aan uw Kamer toegezegde geactualiseerde Programma Verbetering Veiligheid Overwegen (PVVO) nog met elkaar in samenhang gebracht. In die brief zal ik ook ingaan op enkele punten die door uw lid van Gent zijn ingebracht in de aangehouden motie (kamerstuk 29 892 nr. 9) in het VAO Wandelbeleid dat op 8 november plaats vond. Ik ben voornemens deze stukken gecombineerd eind november 2005 aan uw Kamer te sturen.

Motie-Mastwijk/Dijksma over verlenging van de looptijd van de personeelsparagraaf (24 036 nr. 315)

Aan de motie zal uitvoering worden gegeven door een advies te vragen aan de vakbeweging en werkgevers; het standpunt van V&W wordt bepaald op basis van dit advies en van de evaluatie van de WP2000, en wordt opgenomen in het kabinetsstandpunt Evaluatie WP2000.

Motie-Hofstra c.s. over een gefaseerde aanbestedingsverplichting in de regio Amsterdam (24 036 nr. 316)

Aan de motie zal uitvoering worden gegeven door een wetswijziging mee te nemen in de aanpassing van de GVB-wet- en regelgeving. Voorafgaand hieraan wordt een gesprek gevoerd met de gemeente Amsterdam en het ROA.

Motie-Duyvendak/Gerkens over het voorkomen dat een eventuele vervreemding van de aandelen van NVLS leidt tot salarisverhoging van de directie (28 074, nr. 18 gewijzigd)

Namens de regering blijft het Ministerie van Financiën het (resterende) aandelenpakket beheren, en is de aangewezen partij om zicht te houden op de salarissen van de directie van NVLS. Uitvoering is pas aan de orde vanaf vervreemding van de aandelen.

Motie-Hofstra c.s. over het project Haak om Leeuwarden (29 200-XII, nr. 100 was nr. 90)

De gemeente Leeuwarden is leidend in de trajectnota /MER. Naar verwachting zal de Trajectnota/MER in december 2005 afgerond zijn, waarna deze vier maanden ter inzage wordt gelegd. Vervolgens kan dan het standpunt worden bepaald door de minister van V&W en VROM, waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd. Dat zal medio 2006 zijn. In het MIT 2006 is voorlopig een bedrag van € 185 mln (inclusief € 33 mln BLD-bijdrage) gereserveerd.

Motie-Van der Vlies verzoekt de regering uiterlijk in januari 2005 te komen met de resultaten van de monitor over het jaar 2004, samen met een analyse van de eventueel geconstateerde knelpunten, en waar nodig een oplossing hiervoor aan te dragen (29 200 XVI, nr. 199)

Op 12 oktober heb ik een brief verstuurd aan uw Kamer (kenmerk DGP/SPO/U.05 01760 («stappenplan toegankelijkheid»)). Een tweede brief volgt in november, die zal ingaan op haltes van stad- en streekvervoer. Inmiddels heeft uw Kamer over dit onderwerp een overleg gepland op 14 december 2005.

Motie-Van der Staaij c.s. plan van aanpak presenteren om vijf belangrijke vaarwegprojecten die COV heeft geselecteerd versneld uit te voeren en dit voor MIT-behandeling naar TK sturen (29 800 XII, nr. 34)

De 5 door het COV genoemde projecten zijn onderdeel van het MIT-vaarwegenprogramma. In mijn brief van 9 december 2004 (kenmerk DGG/TB/04/006 081) ben ik ingegaan op bovengenoemde motie. Voor 3 van de 5 projecten zijn er wellicht mogelijkheden voor versnelling. De stand van zaken is als volgt:

1. Renovatie sluizen 4, 5 en 6 Zuid-Willemsvaart: dit project is in het MIT 2006 overgegaan van de Verkenning- naar de Planstudiefase. Ik heb op 7 juli 2005 een Memorandum van overeenstemming gesloten met de Provincie Noord-Brabant. Daarin hebben we afgesproken dat er uiterlijk 1 juli 2006 zekerheid moet zijn over de regionale bijdrage. Indien op dat moment duidelijkheid bestaat over de financiële dekking, kan de uitvoering in 2007 starten. Dat zou een versnelling betekenen van tenminste 8 jaar.

2. Ombouw keersluis Zwartsluis: realisatie van dit project is voorzien vanaf 2009. Deze uitvoeringsplanning is gebaseerd op de tijd die gemoeid is met het doorlopen van de planologische procedures, vergunningsverlening en contractvorming. Afhankelijk van de te kiezen aanbestedingsprocedure en bijdragen vanuit de regio is het mogelijk om uitvoering met maximaal een half jaar te versnellen. Ik ben bereid om daar samen met de regio naar te kijken.

3. Verruiming De Zaan: De Zaan is in beheer van de Provincie Noord-Holland die daarmee verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de planstudie naar de knelpunten op deze overige vaarweg. Ik heb eerder aangegeven onder voorwaarden bereid te zijn tot een Rijksbijdrage in de periode na 2010. Ik heb begrepen dat de Provincie de planstudie nog dit jaar zal opleveren. Zodra de planstudie beschikbaar is, zal ik beoordelen of deze voldoet aan de eisen die ik ook stel aan planstudies voor Rijksvaarwegen. Indien ik met de regio tot overeenstemming kan komen over de totale financiering en de oplossing van de knelpunten, ben ik bereid te kijken naar de mogelijkheden voor versnelde uitvoering.

Ik verwacht daarbij een substantiële regionale bijdrage.

4. Overnachtinghaven Lobith: uitvoering is voorzien in 2008. Gelet op de zorgvuldigheid waarmee de planologische en milieuprocedures moeten worden doorlopen, lijkt versnelling van dit project, ondanks de mogelijkheden voor PPS, niet haalbaar.

5. Verruiming Wilhelminakanaal: voor dit project verwijs ik naar de stand van zaken omtrent motie 37 van de heer Van der Staaij.

Ad 2

De navolgende moties dan wel de acties die in het kader van die moties gevraagd werden, beschouw ik, om redenen zoals aangegeven dan wel onder verwijzing naar een aan uw Kamer verzonden brief, als uitgevoerd. De moties waarvan ik in de brief van 6 juni 2005 heb aangegeven ze als uitgevoerd te beschouwen, zal ik hier niet herhalen.

Motie-Mastwijk c.s. over beschikbaarheid financiële middelen ten behoeve van Mediapark Hilversum/A1 (29 200 XII, nr. 60)

Bij brief van 11 juli 2005 is door Provincie Noord Holland aangegeven dat alle betrokken partijen zich akkoord verklaren met het treffen van te nemen maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid van Hilversum/Mediapark. Tevens is door betrokken partijen voldaan aan de door het rijk vereiste financiële toezeggingen en verkeerskundige onderbouwing. Met de toegezegde € 25 mln ten behoeve van de realisatie van de maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid van Hilversum Mediapark zal dan ook aan de Brede Doeluitkering worden toegevoegd. Daarmee beschouw ik de motie als uitgevoerd.

Motie-Mastwijk c.s. inzake de N35 in de kom van Nijverdal (29 200 XII, nr. 89)

De bestuursovereenkomst inzake de financiële bijdragen van de regio en de Staat in de aanleg van Rijksweg 35 in de provincie Overijssel is in augustus 2005 getekend. Het later ondertekenen van de overeenkomst heeft vooralsnog geen invloed op de einddatum (2013) van het project. Daarmee is uitvoering gegeven aan deze motie.

Motie van de leden van der Ham en Dijksma om voorstellen te ontwikkelen om toepassing wet milieubeheer t.b.v. mobiliteitsmanagement van vrijblijvendheid te ontdoen en aan te scherpen. (29 800 XII, nr. 30)

Ik werk in het kader van de Wet milieubeheer samen met de Staatssecretaris van VROM aan de mogelijkheden die een aanscherping van de verlening van een milieuvergunning, die decentrale overheden in staat stelt om bedrijven meer te verplichten om in te zetten op vervoermanagement. De Kamer is hierover op 22 november 2005 geïnformeerd (brief kenmerk DGP/MDV/U.0501567).

Motie-Van Hijum c.s. over een uitvoeringsprogramma als onderdeel van de nota Mobiliteit (29 800 A nr. 23)

De uitvoeringsagenda is met NoMo PKB deel 3 op 8 september 2005 naar uw Kamer gestuurd. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Motie-Mastwijk c.s. over een financieringsplan inzake de A4 in West-Brabant (29 800 A nr. 24)

Op 18 oktober 2005 (kenmerk DGP/WV/U.05 01703) is er een brief over deze motie naar uw Kamer gegaan. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Motie-Hermans c.s. over integrale verkenning van het rijkswegennet (29 800 A nr. 25)

Deze motie is uitgevoerd met Nota Mobiliteit PKB deel 3 en uitvoeringsagenda. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Motie-Hofstra c.s. over een efficiëntere aanpak inzake filebestrijding (29 800 A nr. 26)

Deze motie is uitgevoerd met Nota Mobiliteit PKB deel 3 en uitvoeringsagenda. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Motie-Van der Ham c.s. over realisatie van het project «Almelo verdiept» (29 800 A nr. 32)

Overleg met de gemeente Almelo en Prorail heeft ertoe geleid dat overeenstemming is bereikt over een nieuwe aanbesteding van het project, waarbij het Rijk als opdrachtgever zal gaan fungeren. Het project loopt voorspoedig. In het voorjaar van 2006 zal waarschijnlijk de gunning plaatsvinden. Qua planning loopt dit verder mee in MIT. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Motie-Slob cs. verzoekt om notitie in komend begrotingsjaar waarin de mogelijkheid van overschakelen op 25Kv wordt uitgewerkt (29 800 XII, nr. 31)

Op 18 oktober heb ik een brief aan uw Kamer gestuurd met als bijlage de toegezegde notitie (kenmerk DGP/SPO/U.05 02100). De inhoudelijke conclusie van deze brief is dezelfde als ik in het debat met uw Kamer heb aangegeven: er is geen reden voor 200 km/u en (dus) ook niet voor 25kV. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven