Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30300-XII nr. 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30300-XII nr. 12 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2005
Tijdens de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat op 23 en 24 november 2004 is door de leden Van der Ham en Dijksma een motie ingediend om de toepassing van de Wet Milieubeheer (Wm) ten behoeve van mobiliteitsmanagement van zijn vrijblijvendheid te ontdoen (kamerstuk 29 800 XII, nr. 30). Die motie heb ik gesteund en ik heb toegezegd samen met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uit te zoeken of het instrumentarium van de Wm effectiever gemaakt kan worden. In deze brief meld ik u, mede namens de Staatssecretaris van VROM, mijn bevindingen.
Bij mijn overleg met de Staatssecretaris van VROM hebben we vastgesteld dat een aanscherping van de toepassing van de Wm in de praktijk niet alleen een positief effect zal hebben op de bereikbaarheid maar ook een gunstige uitwerking op een aantal milieuproblemen. Daarbij gaat het in het kader van de luchtkwaliteit onder meer om het terugdringen van de NOx-emissie (60% is afkomstig van verkeer) en fijn stof.
Daarnaast werd echter tevens duidelijk dat er een spanning bestaat tussen enerzijds de wens te komen tot aanscherping van de (toepassing van de) regelgeving en anderzijds de afspraken die ook met uw Kamer zijn gemaakt over de herijking van de VROM-regelgeving (door onder meer het leggen van meer beleidsverantwoordelijkheden bij de decentrale overheden) en het terugdringen van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven.
Onlangs, op 29 maart 2005, kamerstuk 2004/2005, 29 383, nr. 27, hebt u van de staatssecretaris van VROM een overzicht ontvangen van de stand van zaken rond het «Herijkingsproject Modernisering algemene regels». Ik heb in het onderstaande reeds zoveel mogelijk rekening gehouden met de lijnen die in genoemde brief zijn uitgezet.
De aanscherping van de toepassing van de Wm heb ik langs drie hoofdlijnen gestalte gegeven, te weten a. een bestuurlijke lijn, b. een lijn van kennis en communicatie en tot slot c. regelgeving.
Ad a. In de bestuurlijke lijn heb ik in de essentiële onderdelen van beleid van de Nota Mobiliteit de decentrale overheden erop gewezen dat zij gebruik dienen te maken van de bevoegdheden die hen, mede krachtens de Wm, ter beschikking staan. De overheden kunnen op die manier zonodig maatregelen van het bedrijfsleven afdwingen, zoals het stimuleren van de fiets en het openbaar vervoer bij hun werknemers.
Ad b. Door het actief en passief uitdragen van een handreiking over de verruimde reikwijdte van het instrumentarium wordt de kennis bij decentrale overheden en milieuambtenaren vergroot.
Daarnaast zal er een nieuw opleidingstraject worden gestart voor ambtenaren van gemeenten en provincies. Ook zullen duidelijke overzichten worden samengesteld van maatregelen die in diverse situaties een effectieve bijdrage zouden kunnen leveren aan het oplossen van milieuproblemen door het verkeer. Gebruik makend van het bestaand loket van VROM voor informatievoorziening van milieuwet- en regelgeving (InfoMil), zal VROM dit loket opdragen een aantal extra informatiebladen over deze maatregelen op te stellen.
Ad c. Bij de voorbereiding van regelgeving in het kader van het bovenvermelde «Herijkingsproject Modernisering algemene regels» wordt de verankering van het aspect vervoer in de milieuregelgeving weer bezien.
Onderstaand geef ik u een uitgebreide, meer technische, toelichting op de voorstellen onder b. (de punten I t/m III) en c. (punt IV)
I. Handreiking «Wegen naar preventie bij bedrijven»
Voor het stimuleren en reguleren van preventie bij bedrijven zijn in het verleden voor de onderwerpen vervoer, afval en energie afzonderlijk uitvoeringsdocumenten voor het Wm-bevoegd gezag verschenen. Deze documenten zijn op verschillende momenten en los van elkaar opgesteld. Het ging in dat kader voor vervoer om het document: De Wet milieubeheer en vervoermanagement (VNG, 2000). Het voornemen is de verschillende documenten als integraal document uit te brengen in de vorm van een handreiking van de staatssecretaris van VROM. Het gaat hier om een samenvoeging van de teksten over de verruimde-reikwijdte-onderwerpen. Het effect daarvan is dat de bevoegde gezagsinstantie de beschikking krijgen over een gemakkelijker toegankelijk document met informatie over de te volgen aanpak en de hanteren ondergrenzen voor bedrijven waarop de voorschriften van toepassing zijn, zoals minimaal aantal werknemers en minimaal aantal bezoekers.
Het document bevat handvatten voor de uitvoeringspraktijk zonder de bestaande regelgeving uit te breiden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat het in het kader van de uitoefening van de vergunningverlenende bevoegdheid in het kader van de Wet milieubeheer beperkingen gelden aan hetgeen van een onderneming kan worden geëist. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om in de vergunning vast te leggen met welk vervoermiddel het personeel van en naar de inrichting reist. De keuze van het vervoermiddel is aan het personeel zelf en niet aan de inrichtinghouder. Dit betekent echter niet dat het onmogelijk is te verlangen dat het bedrijf aandacht aan het onderwerp besteedt. Bijvoorbeeld door voorzieningen te treffen waardoor het personeel gestimuleerd wordt om met het openbaar vervoer te reizen.
Het uitbrengen van het genoemde document over de verruimde reikwijdte (met als onderdeel bepaalde aspecten van mobiliteitsmanagement) door VROM vormt aanleiding om te bezien op welke wijze vervoer- of mobiliteitsmanagement een plaats kan krijgen binnen het toezicht van de VROM-inspectie op de andere overheden. Het bredere kader vormt hierbij de prioriteit die door de VROM-inspectie wordt gegeven aan het onderwerp luchtkwaliteit (zie brief Minister van VROM, 30-05-’05, Tweede Kamer 29 800XI, nr. 125).
III. Kennisoverdracht en kennisopbouw
InfoMil zal vervoer integraal in haar informatiepakket meenemen door aan haar opleidingstraject (een workshop-achtige opleiding in het kader van de Wm) een nieuw traject toe te voegen specifiek gericht op vervoer en de Wm; Infomil zal op haar website extra aandacht besteden aan vervoer. VROM en V&W zullen investeren in kennisopbouw als het gaat om de Wm/vervoer, best practices, bijdrage aan beleid, enzovoorts.
Voorts zal ondersteuning worden verleend aan gemeenten door de inzet van een serviceteam van specialisten op het terrein van vervoermanagement en door de mogelijkheid aan te bieden tot het verrichten van besparingsscans bij bedrijven.
Ter ondersteuning van het opleidingstraject zullen informatiebladen opgesteld worden. In de uitvoering van het stimuleringsprogramma zal ondersteuning aan de gemeente verleend worden door een serviceteam van specialisten op dit terrein en de mogelijkheden om besparingsscans te laten uitvoeren bij bedrijven. De informatiebladen dienen als referentie voor de gemeenten voor hun overleg met de bedrijven en worden uitgebracht speciaal gericht op het terugdringen van het niet-noodzakelijk autogebruik in de sectoren gezondheidszorg, kantoren of kantoorverzamel-gebouwen en publieksgebouwen (zoals stadions, scholen, megawinkels en attractieparken).
Daarnaast zal er worden gewerkt aan een algemeen vervoerinformatieblad voor personen en goederenvervoer.
Met het versterken van het opleidingstraject wordt de effectiviteit van eerder genoemde maatregelen aanzienlijk verhoogd. In de praktijk blijkt immers dat bij veel gemeenten de kennis omtrent het aspect verkeer en vervoer in het kader van de Wm ontbreekt. Vervoer in het kader van de WM dient binnen een gemeente integraal te worden opgepakt. Niet alleen milieu, maar ook vervoer, economie en ruimtelijke ordening dienen te worden betrokken. Het vernieuwde opleidingstraject rond vervoer zal zich daarom niet alleen op de vergunningverlener maar ook op deze andere sectoren richten om de integrale samenwerking te bevorderen. Van een gemeente zullen daarom meerdere sectoren bij dit traject vervoer worden uitgenodigd.
Bij Infomil zal een aanspreekpunt komen voor alle beleidspunten met een relatie met verkeer en vervoer, zoals Wm-vervoer en EU-richtlijnen luchtkwaliteit en (in de toekomst) geluid. Door het versterken van de informatiefunctie bij InfoMil over het onderwerp vervoersmanagement vanuit de organisatie SenterNovem kan de taak op dit terrein van het ondersteunen van het bevoegde gezag ingevuld worden.
Het ontbreken van een helder informatiepunt ten aanzien van dit onderdeel van de Wm leidt er toe, dat het bevoegde gezag nu met veel vragen blijft zitten. Het instellen van een aanspreekpunt Vervoer in relatie tot de milieuthema’s kan dit doorbreken. Het samenbrengen van deze kennis met vragen rond luchtkwaliteit en geluid en toekomstige nieuwe thema’s zal de integraliteit bevorderen.
Over de inhoud van de contacten met de decentrale overheden zal Infomil regelmatig aan VROM en Verkeer en Waterstaat rapporteren.
De helpdesk van InfoMil maakt onderdeel uit van de helpdesk «overheden» van SenterNovem, waardoor de inhoudelijke kennis rond vervoermanagement en mobiliteit en ruimte wordt ingevuld.
IV. Project «Modernisering algemene regels voor inrichtingen»
Uit artikel 1.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer volgt dat bij de vergunningverlening en de algemene regels voor milieurelevante bedrijven rekening dient te worden gehouden met nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting. Het gaat daarbij om aspecten die van invloed zijn op de organisatie van het verkeer en vervoer van bedrijven, en die ertoe leiden dat de gevolgen van het verkeer van en naar de inrichting (van werknemers, bezoekers, zakelijke klanten en goederen) zodanig veranderen dat de milieubelasting wordt teruggedrongen. Bij de toetsing op de naleving van dit artikel wordt uitsluitend gekeken naar zaken die de aan- en afvoer van verkeer en de verkeersaantrekkende werking van individuele bedrijven en instellingen. In veel gevallen zullen (combinaties met) maatregelen in het kader van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplan), of het gronduitgifte- en het verkeersbeleid (verkeers- en vervoersplan) noodzakelijk zijn.
Vervoermanagement in het kader van het milieubeleid is vooral van belang bij bedrijven waar veel mensen werken, waar veel bezoekers komen en/of waar grote stromen goederen worden vervoerd (bijvoorbeeld grote ziekenhuizen, grote kantoren en kantoorverzamelgebouwen en publieksgebouwen zoals stadions, megawinkels en attractieparken). In het huidige beleid zoals onder meer vastgelegd in de publicatie «De Wet milieubeheer en vervoersmanagement» (VNG, 2000) wordt daarbij uitgegaan van de volgende ondergrenzen te hanteren door het bevoegd gezag in het kader van vergunningverlening en algemene regels:
– meer dan 100 werknemers en/of
– meer dan 500 bezoekers per dag en/of
– meer dan 2 miljoen transportkilometers per jaar voor verladers en uitbesteed vervoer en/of
– meer dan 1 miljoen transportkilometers per jaar voor eigen vervoerders.
Deze ondergrenzen worden thans doorgaans al in de praktijk door bevoegde gezagsinstanties aangehouden bij het stellen van (nadere) eisen en zullen tezamen met de andere ten aanzien van de verruimde reikwijdte bestaande documenten (voor energie, en afval(water)) neergelegd in de hierboven vermelde handreiking.
Zoals reeds vermeld is het ministerie van VROM bezig met een omvangrijke operatie tot herijking van de VROM-regelgeving. Dit project is voor een groot deel van de bedrijven die mogelijk voor vervoermanagement in aanmerking komen, relevant. De door dit project beoogde versobering en vereenvoudiging van de voorschriften en de daarmee gepaard gaande reductie in administratieve en bestuurlijke lasten zullen vooral worden gezocht in het uitbreiden van het aantal bedrijven dat onder algemene regels valt, het introduceren van een licht regime voor de bedrijven met een geringe milieurelevantie en het terugdringen en afslanken van onderzoeks-, monitorings- en rapportageverplichtingen.
Thans kan de gemeente in het kader van de 8.40-amvb’s nadere eisen stellen ten aanzien van vervoermanagement indien dat bijzonder is aangewezen in het belang van de bescherming van het milieu. In het kader van de modernisering van de algemene regels zal worden bezien of de regels concreter vorm kunnen worden gegeven. Zo zal worden nagegaan of de thans in de praktijk gehanteerde ondergrenzen en regels ten aanzien van vervoermanagement nog voldoen en meer concreet in de nieuwe algemene maatregel van bestuur moeten worden verankerd. Daarbij is uitgangspunt dat, wanneer het bevoegd gezag de bevoegdheid krijgt en daarvan gebruik maakt, datzelfde gezag ook in staat gesteld wordt adequaat te handhaven. Op deze wijze wordt een balans nagestreefd tussen de ruimte die de uitvoering nodig heeft voor doeltreffende en op de situatie aangepaste maatregelen gericht op bedrijven, de te verwachten rechtszekerheid voor het bedrijfsleven en de administratieve lasten.
Ten aanzien van een versterkte koppeling tussen milieurelevante activiteiten en het bouwen is relevant dat in het kader van de VROM-herijking bovendien wordt gewerkt aan de totstandkoming van een omgevingsvergunning. Als het gaat om het oprichten van een bouwwerk waarbij sprake is van een milieurelevante activiteit (waarbij bijvoorbeeld beide activiteiten gevolgen hebben voor het vervoer van en naar het bedrijf) zal er waarschijnlijk in de toekomst sprake zijn van een procedurele en/of inhoudelijke koppeling van het toetsingskader.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30300-XII-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.