30 300 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2006

nr. 103
MOTIE VAN HET LID DITTRICH C.S.

Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 28 november 2005

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de opheffing van het Fonds voor de scheppende toonkunst en de onderbrenging van de werkzaamheden bij het Fonds voor de Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK) tot grote ongerustheid in muzikaal Nederland heeft geleid;

overwegende, dat de voordelen van bovenstaande operatie nog niet overtuigend zijn;

overwegende, dat het veld zelf een goed alternatief voor de plannen van de staatssecretaris wil ontwikkelen;

overwegende, dat die kans aan het veld geboden moet worden, maar dat wanneer een goed alternatief dat op ruim draagvlak kan rekenen niet gevonden wordt, de plannen van de staatssecretaris doorgang dienen te vinden;

verzoekt de regering aan het Fonds voor de Scheppende Toonkunst de opdracht te geven binnen zes maanden een plan uit te werken dat op ruim draagvlak in de relevante muzieksector kan rekenen en dat tegemoet komt aan de eisen die aan een goed functionerend fonds gesteld mogen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dittrich

Halsema

Nijs

Brinkel

Leerdam

Naar boven