nr. 70
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2006
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Defensie en de
Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, de antwoorden
aan op de vragen die het kamerlid Szabó (VVD) tijdens de regeling van
werkzaamheden d.d. 4 april 2006 (Handelingen 2005–2006, nr. 66,
Tweede Kamer, pag. 4179) heeft gesteld naar aanleiding van het lekken
van informatie via het Limewire netwerk. Deze vragen hebben betrekking op
maatregelen en regels met betrekking tot internetgebruik door ambtenaren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
1
Ik wil vragen of genoemde bewindspersonen in het kader
van het beleid met betrekking tot het gebruik van Internet bereid zijn om
de ambtenaren mee te delen dat geen privé-gebruik meer mag worden gemaakt
van pc’s en informatiedragers van de overheid.
De Regering acht een dergelijk verbod mede in het licht van de rechtspraak
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op basis van artikel 8 EVRM
onwenselijk.
Ten aanzien van privé-gebruik van zakelijke middelen gelden algemene
normen die bijvoorbeeld ook voor telefonie van toepassing zijn en aansluiten
op de integriteit die een ambtenaar heeft te betrachten. In de recent uitgebrachte
Modelgedragscode integriteit voor de sector Rijk zijn de basisvoorwaarden
voor computergebruik en omgang met informatie en geheimhouding vastgelegd.
De modelcode geeft het verplichte basisniveau voor alle ministeries. Het uitgangspunt
bij de code is dat overheidsmedewerkers gebruik maken van e-mail en internetvoorzieningen.
Deze voorzieningen zijn voor zakelijk gebruik aan de werknemer ter beschikking
gesteld. Beperkt persoonlijk gebruik van deze voorzieningen is toegestaan,
mits dit niet schadelijk is voor de functievervulling en geen verboden gebruik
oplevert zoals: pornografische, racistische, discriminerende, beledigende,
aanstootgevende of (seksueel) intimiderende uitingen. Daarnaast hebben veel
ministeries aanvullende op de eigen situatie toegespitste gedragscodes die
vaak verder gaan dan de modelcode.
Verder kunnen binnen de Rijksdienst, daar waar informatiebeveiliging een
belangrijk aspect is, specifieke regels met betrekking tot computergebruik
gesteld worden. Voor bijzondere informatie, ten slotte, zijn specifieke regels
van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie
(VIR-BI) van toepassing.
2
Dat thuiswerk alleen is toegestaan met pc’s en
informatiedragers van de overheid.
De praktijk verschilt per departement (zie ook het laatste deel van vraag
1), afhankelijk van departementsspecifieke afwegingen. Bij Defensie bijvoorbeeld,
is thuiswerken op privé-pc’s niet toegestaan. Defensie werkt
met dienstlaptops in combinatie met een (beveiligde) inbelverbinding.
Bij andere departementen is een andere veilige oplossing gekozen. Daar
is thuiswerken op privé-pc’s toegestaan mits de werkomgeving
van de privé-omgeving gescheiden is. Deze scheiding is daar niet gerealiseerd
door scheiding van middelen. Immers, ook op privé-pc’s kan een
thuiswerkomgeving worden gecreëerd die uit oogpunt van beveiliging goed
gescheiden is.
Het uitsluitend toestaan van thuiswerken op zakelijke middelen is in het
algemeen niet nodig en zou aanzienlijke kosten met zich meebrengen, in de
orde van, naar schatting, enkele honderden miljoenen euro’s. Het zou
bovendien een extra (formele) drempel opwerpen om thuis te werken. De bestaande
en toekomstige technische oplossingen hebben het voordeel dat ambtenaren,
die vanwege hun betrokkenheid en professionaliteit bereid zijn buiten werktijd
door te werken, gemakkelijker thuis veilig kunnen werken zonder gebruik te
hoeven maken van een potentieel onveilige privé-omgeving.
Naast het nemen van technische maatregelen hebben de meeste departementen
ook gedragsregels – zoals bij vraag 1 al aan de orde kwam. Hierbij zijn
bewustzijn en naleving van groot belang. Omdat alle departementen hiermee
te maken hebben, beziet het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
of het mogelijk is om rijksbrede instrumenten hiervoor in zetten. Hierbij
valt te denken aan instrumenten die ook worden gebruikt om het bewustzijn
rond het thema integriteit te bevorderen, aangezien er raakvlakken zijn met
het informatiebeveiligingsthema.
3
Om een inventarisatie te maken van de software op alle
overheids-pc’s en -informatiedragers en om daarna te verwijderen die
bestanden die niet door de overheid geautoriseerd zijn.
Bij elk departement is het installeren van niet geautoriseerde software
verboden en zijn technische maatregelen genomen die het installeren ervan
zoveel mogelijk verhinderen.
Het is eveneens de praktijk dat in het kader van het departementaal beheer
van pc’s en netwerken regelmatig scans worden uitgevoerd ter voorkoming
van virussen en spyware. Daarnaast zijn op departementaal niveau overzichten
van geautoriseerde software beschikbaar.