30 300 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2006

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2006

Bij dezen wil ik u graag het advies «Interbestuurlijk toezicht herijkt» van de bestuurlijke werkgroep onder leiding van de Commissaris van de Koningin van Groningen, de heer Alders aanbieden1. De bestuurlijke werkgroep, die het advies heeft opgesteld, bestond uit provinciale en gemeentelijke bestuurders, ambtelijk bijgestaan door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het IPO en de VNG.

Het advies is tot stand gekomen in de context van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen zoals in november 2004 door het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet overeengekomen. In de Code Interbestuurlijke Verhoudingen zijn uitgangspunten geformuleerd als verruiming van decentrale beleidsvrijheid, vermindering van regels en vermindering van gedetailleerd medebewind.

Binnen het kader van deze afspraken heb ik de werkgroep gevraagd om een toepasbaar kader met criteria en randvoorwaarden, die mogelijkheden tot verbetering en aanpassing van toezichtarrangementen tussen Rijk, provincies en gemeenten in beeld brengt. De werkgroep heeft daar met inbreng van het rapport en meer specifieker met het stappenplan en bijbehorende aanbevelingen gehoor aan gegeven.

De uitvoering van het stappenplan en aanbevelingen zou volgens de bestuurlijke werkgroep moeten bijdragen aan:

– een verbetering van de kwaliteit van interbestuurlijke toezichtarrangementen

– een stroomlijning, vereenvoudiging en efficiënter inrichten van het interbestuurlijk toezicht

– een vermindering van de toezichtslast

– een verduidelijking van taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouders

– een beter gebruik maken van andere (al bestaande) instrumenten als horizontale verantwoording, kwaliteitszorg, interne controle, convenanten of op een andere wijze vastgelegde (prestatie)afspraken indien gekozen wordt om het verticale (interbestuurlijk) toezicht anders te organiseren.

Momenteel wordt hard gewerkt aan een kabinetsstandpunt op het rapport. Er wordt gekoerst op finale afronding van het standpunt in mei 2006.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven