nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2006
Bij dezen wil ik u graag het advies «Interbestuurlijk toezicht herijkt»
van de bestuurlijke werkgroep onder leiding van de Commissaris van de Koningin
van Groningen, de heer Alders aanbieden1. De bestuurlijke
werkgroep, die het advies heeft opgesteld, bestond uit provinciale en gemeentelijke
bestuurders, ambtelijk bijgestaan door het ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, het IPO en de VNG.
Het advies is tot stand gekomen in de context van de Code Interbestuurlijke
Verhoudingen zoals in november 2004 door het Interprovinciaal Overleg (IPO),
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet overeengekomen.
In de Code Interbestuurlijke Verhoudingen zijn uitgangspunten geformuleerd
als verruiming van decentrale beleidsvrijheid, vermindering van regels en
vermindering van gedetailleerd medebewind.
Binnen het kader van deze afspraken heb ik de werkgroep gevraagd om een
toepasbaar kader met criteria en randvoorwaarden, die mogelijkheden tot verbetering
en aanpassing van toezichtarrangementen tussen Rijk, provincies en gemeenten
in beeld brengt. De werkgroep heeft daar met inbreng van het rapport en meer
specifieker met het stappenplan en bijbehorende aanbevelingen gehoor aan gegeven.
De uitvoering van het stappenplan en aanbevelingen zou volgens de bestuurlijke
werkgroep moeten bijdragen aan:
– een verbetering van de kwaliteit van interbestuurlijke toezichtarrangementen
– een stroomlijning, vereenvoudiging en efficiënter inrichten
van het interbestuurlijk toezicht
– een vermindering van de toezichtslast
– een verduidelijking van taken en verantwoordelijkheden van de
toezichthouders
– een beter gebruik maken van andere (al bestaande) instrumenten
als horizontale verantwoording, kwaliteitszorg, interne controle,
convenanten of op een andere wijze vastgelegde (prestatie)afspraken indien
gekozen wordt om het verticale (interbestuurlijk) toezicht anders te organiseren.
Momenteel wordt hard gewerkt aan een kabinetsstandpunt op het rapport.
Er wordt gekoerst op finale afronding van het standpunt in mei 2006.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes