30 300 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2006

nr. 14
MOTIE VAN HET LID VAN SCHIJNDEL

Voorgesteld 29 november 2005

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in talloze buurten en wijken van onze steden sprake is van ontoelaatbare overlast;

constaterende, dat zodanige overlast onder meer bestaat uit bij herhaling schelden, spuwen, bedreigen, ruiten ingooien, autobanden lekprikken, graffiti op woningen spuiten, in portieken urineren, zich in het openbaar vervoer misdragen, agressief vrouwen en homo’s bejegenen, openlijk als loverboy optreden, intimiderend bedelen, en slapen op de openbare weg;

constaterende, dat gemeenten en politie thans onvoldoende middelen in handen hebben om effectief tegen veroorzakers van ernstige overlast op te treden;

constaterende, dat, door het gebiedsgebonden werken van de politie, doorgaans bekend is wie de veroorzakers van ernstige overlast zijn;

van mening, dat naast het strafrecht, ook bestuurlijke bevoegdheden moeten worden ingezet om ernstig overlastgevend gedrag en verloedering te bestrijden;

verzoekt de regering binnen drie maanden de Kamer te informeren over de modaliteiten van een te creëren algemene bevoegdheid voor de burgemeester:

– die kan worden gemandateerd aan daartoe aangewezen politieambtenaren;

– waarmee een vrijheidsbeperkende aanwijzing omtrent het gedrag – zoals een meldingsplicht, begeleidingsverplichting, afkickverplichting, contactverbod of avondklok – kan worden gegeven;

– waartegen achteraf bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat;

– die strafrechtelijk wordt gesanctioneerd, waarbij voorlopige hechtenis kan worden toegepast,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Schijndel

Naar boven