nr. 123
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2006
In uw brief van 13 februari 2006 verzoekt u mij verslag te doen van
de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van vier moties.
Over de motie Vergeer (29 800 VI, nr. 137)
inzake de uitwerking van actieprogramma’s tegen radicalisering heb ik
u per brief van 23 februari 2006 gemeld dat ik u in mei 2006 hierover
zal informeren.
Over de motie Bos/Dittrich (28 689, nr. 25)
inzake het opstellen van een handvest voor burgerrechten kan ik u melden dat
de verschillende mogelijkheden om het handvest vorm te geven zijn onderzocht.
De definitieve versie van het handvest zal beschikbaar zijn voor gebruik op
de nationale naturalisatiedag op 24 augustus 2006. In het handvest zal
aandacht worden besteed aan de volgende elementen: nationale geschiedenis,
grondrechten en de werking van de parlementaire democratie.
Over de uitvoering van de motie-Kant (30 300 VI,
nr. 87) inzake een plan van aanpak voor de bestrijding van segregatie
heb ik met het Kabinet gesproken. De aanpak van segregatie vergt betrokkenheid
van meerdere Kabinetsleden. Ik ben bezig met de ontwikkeling van een aanpak.
Er wordt daarbij een relatie gelegd met de kabinetsreactie op het RMO advies «Niet langer met de ruggen naar elkaar». Ik hoop
uw Kamer eind mei 2006 te kunnen informeren over de aanpak.
Wat betreft de stand van zaken rond de uitvoering van demotie-Bos (28 689, nr. 26) inzake een bilateraal verdrag met
Marokko over familierecht en nationaliteitswetgeving kan ik u het volgende
melden.
Zoals reeds bericht bij de beantwoording van kamervragen van de leden
Dijsselbloem en Arib, ingezonden op 17 februari 2005 (Kamervragen 2005,
nr. 1384) zijn er met ingang van 5 februari 2004 belangrijke veranderingen
in het Marokkaanse familierecht tot stand gekomen. Door deze wijzigingen zijn
veel problemen in het familierechtelijke rechtsverkeer tussen Nederland en
Marokko sterk verminderd. Zo zijn bijvoorbeeld de mogelijkheden
van erkenning in Marokko van in Nederland gesloten huwelijken en van Nederlandse
echtscheidingen en van erkenning in Nederland van Marokkaanse huwelijksontbindingen
uitgebreid en vereenvoudigd.
Voor wat de registratie van een huwelijk betreft geldt, dat een huwelijk
dat in Marokko naar Marokkaans recht rechtsgeldig is gesloten, ook in Nederland
erkend kan worden. In gesprekken met de Marokkaanse autoriteiten zal bezien
worden of dit systeem van erkenningen nog verder uitgewerkt kan en dient te
worden en zo ja, in welke vorm. Daarbij zal tevens ter sprake gebracht worden
de wens van de regering dat het Marokkaanse recht het mogelijk maakt van de
Marokkaanse nationaliteit afstand te doen, in ieder geval voor personen van
de derde generatie die zulks wensen en reeds een andere nationaliteit bezitten.
Eerst nadat op inhoudelijk vlak tussen de Marokkaanse en de Nederlandse regering
een zekere mate van overeenstemming geconstateerd kan worden, komt de vraag
naar voren naar de vorm waarin tussen beide landen afspraken gemaakt zullen
worden. De keuze van de vorm van een bilateraal verdrag is daarbij niet vanzelfsprekend,
in het bijzonder niet zolang niet duidelijk is onder welke voorwaarden Marokko
tot volkenrechtelijke afspraken op deze terreinen wil komen.
Eventuele verbeteringen met betrekking tot erkenning kunnen ook op een
andere wijze tot stand worden gebracht, bijvoorbeeld door middel van het maken
van afspraken op uitvoeringsniveau.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk