nr. 146
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2006
Speciale Zitting inzake situatie Libanon
Graag bied ik u hierbij het verslag aan van de Speciale Zitting van de
Mensenrechtenraad inzake het conflict in Libanon d.d. 11 augustus 2006.
Tijdens de zitting heeft de Mensenrechtenraad een resolutie aangenomen
inzake Israëlische mensenrechtenschendingen in Libanon. De resolutietekst
zoals die is aangenomen, veroordeelt Israël en verwijst met name naar
het hoge aantal Libanese burgerslachtoffers en het vernietigen van de infrastructuur
in het land. De resolutie roept de VN op een onderzoek uit te voeren naar
Israëlische mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal
humanitair recht, en om uiterlijk 1 september 2006 hierover te rapporteren.
Van de 47 leden van de MRR stemden 27 landen (o.a. Islamitische groep
en bijna alle leden van de Latijns-Amerikaanse groep) voor de resolutie, 11
leden (w.o. de EU-leden, Canada, Japan en Oekraïne) tegen en onthielden
8 landen (o.a. Zwitserland, Guatemala, Zuid-Korea en opvallend veel Afrikaanse
delegaties) zich van stemming. Een MRR-lidstaat (Djibouti) was niet aanwezig.
Opstelling Nederland/EU
Nederland vond het moment om over het conflict in Libanon bijeen te komen
niet opportuun, gezien het feit dat er tegelijkertijd onderhandelingen over
een resolutie gaande waren in de Veiligheidsraad. Dit was voor Nederland overigens
geen reden om, zoals de Verenigde Staten, tegen de bijeenkomst te lobbyen.
Hiermee zou namelijk één van de verworvenheden van de Raad worden
ondermijnd.
De concepttekst zoals die door de Organization of the Islamic Conference
(OIC) slechts een dag van te voren met de leden van de Raad werd gedeeld,
was dermate eenzijdig en doordrenkt van politieke in plaats van mensenrechtengerelateerde
beweegredenen dat de EU zich hier niet achter kon scharen. Door de onbuigzame
houding van de OIC bleek de onderhandelingsruimte ter verbetering van de tekst
bovendien vrijwel nihil, waardoor de EU besloot tegen de resolutie te stemmen.
Als lid van de MRR heeft Nederland een actieve rol gespeeld in de aanloop
naar en tijdens de Speciale Zitting. Zo zette Nederland zich, samen met Duitsland,
het Verenigd Koninkrijk en het Finse EU-voorzitterschap, succesvol in om een
eensgezind EU-optreden te bewerkstelligen. Hierdoor werd een unanieme EU-positie
bereikt en kon een krachtige EU-verklaring worden afgelegd.
In de verklaring sprak de EU zijn grote zorg uit over de vele Libanese
en Israëlische slachtoffers, de vernietiging van infrastructuur en de
grote aantallen vluchtelingen als gevolg van de geweldsescalatie. Alle partijen
werden opgeroepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, gevolgd door een
duurzame vrede, waarbij de EU zich committeerde aan een allesomvattend vredesplan.
Ook sprak de EU zijn teleurstelling uit over de houding van de indieners van
de resolutie, die op geen enkele manier bereid waren een constructieve discussie
te starten over de inhoud van de resolutie en vast bleven houden aan een uiterst
eenzijdige tekst.
Opstelling NGO’s
Ook een groot aantal gerenommeerde NGO’s toonde zich kritisch over
de ontwerptekst van de resolutie vanwege het politieke karakter en de eenzijdigheid
van de tekst. Hoewel mensenrechtenorganisaties het Israëlische optreden
sterk afkeuren, dient ook Hezbollah de mensenrechten te respecteren en zich
te houden aan het internationaal humanitair recht. Dit laatste had tot uitdrukking
moeten komen in de resolutietekst.
Op korte termijn zal de Kamer een brief toegaan over de Nederlandse inzet
tijdens de volgende zitting van de Mensenrechtenraad die plaats zal vinden
van 18 september tot 8 oktober 2006.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot