30 300 IXB
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2006

30 300
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2005

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 5 en 6 oktober jl. is de motie Crone c.s. aangenomen (Kamerstukken II 2005/06, 30 300, nr. 52). In deze motie wordt de regering verzocht de kinderkorting en ouderenkortingen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk per 1 juli 2006, via de Belastingdienst Toeslagen uitkeerbaar te maken. De regering erkent dat er bij een aantal huishoudens sprake is van een verzilveringsprobleem. De regering kan deze motie, los van de principiële argumenten, echter niet uitvoeren omdat de omzetting van een korting in een toeslag niet eerder dan per januari 2008 te realiseren is. Voor een verantwoorde introductie van een nieuwe toeslag geldt als regel een tijdstraject van anderhalf jaar. Bovendien levert de Belastingdienst Toeslagen in 2006 nog aanzienlijke inspanningen voor de voltooiing van de systemen voor de huur- en zorgtoeslag. Daarnaast wordt gewerkt aan de voltooiing van het aanslagbelastingsysteem (ABS) en de overgang van het inkomstenbelasting-systeem (IBS) naar ABS. Hiermee wordt de automatiseringscapaciteit in 2006 al volledig benut.

Zoals gezegd erkent de regering wel het probleem dat een aantal huishoudens, met name alleenstaande ouders op WML-niveau (NB: niet alleenstaande ouders op het sociaal minimum), geen baat heeft bij een verhoging van kindgerelateerde kortingen. De regering wil de motie Crone dan ook als volgt uitvoeren. De regering zet in op de introductie van een kindertoeslag. Hiertoe zal in kaart worden gebracht op welke wijze de kindgerelateerde kortingen kunnen worden omgezet in een kindertoeslag. Deze kan dan via de Belastingdienst Toeslagen worden uitgekeerd. Hierbij kan ook de WTOS worden betrokken zodat een geïntegreerde regeling van inkomensafhankelijke toeslagen kan ontstaan. Hierbij zal er aandacht zijn voor de budgettaire gevolgen, de inkomenseffecten en het belang van de afzonderlijke instrumenten als eigenstandig beleidsinstrument. Begin volgend jaar zal hierover worden gerapporteerd zodat uitvoering mogelijk is met ingang van het eerste begrotingsjaar van het volgende kabinet.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven