nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2005
Zoals bij behandeling van de Voorjaarsnota (Handelingen der kamer II,
vergaderjaar 2004–2005, nr. 96, blz. 5776–5804) gemeld, heeft
in de afgelopen periode uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar de wenselijkheid
van de uitgifte van indexleningen voor de Nederlandse Staat.
Deze brief informeert u over de uitkomsten van dit onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek is geweest dat verschillende landen indexleningen
uitgeven of op het punt staan daarmee te beginnen. Bij het besluit van deze
landen om tot uitgifte van indexleningen over te gaan, speelt een groot aantal
overwegingen een rol. Te denken valt aan het onderstrepen van het inflatiebestrijdingbeleid,
verwachtte budgettaire voordelen, een toenemende vraag vanuit de markt en/of
het bedienen van een nieuwe groep beleggers met als doel een omvangrijke schuld
(goedkoper) te financieren. Voor de Nederlandse situatie zijn vooral de behoefte
aan indexleningen vanuit de pensioenfondsen en de betekenis van indexleningen
voor de overheidsbegroting (de hoogte en stabiliteit van de (reële) rentelasten
en het EMU-saldo) relevant.
Gebleken is dat er vanuit de pensioenfondsen belangstelling bestaat voor
indexleningen. Op dit moment komt de belangstelling voort uit de diversificatiemogelijkheden
die indexleningen bieden voor de beleggingsportefeuille. Concreet zorgt de
toevoeging van indexleningen aan de portefeuille voor een lager risico bij
gelijkblijvend rendement. De kans is aanwezig dat de algemene tendens naar
een marktwaardering van verplichtingen de pensioenfondsen er in de toekomst
toe zal aanzetten hun bezittingen en verplichtingen beter op elkaar te laten
aansluiten (zogenaamde matching). Indexleningen vormen hiervoor een geschikt
instrument. Hierdoor zou de vraag naar indexleningen verder kunnen toenemen.
Ook onder de huidige omstandigheden wordt evenwel voldoende vraag naar indexleningen
verwacht om deze tegen een marktconforme prijs te kunnen uitgeven.
Ten aanzien van de betekenis van indexleningen voor de overheidsbegroting
is een aantal zaken van belang. De uitgifte van indexleningen zorgt ervoor
dat de rentelasten in de begroting nadrukkelijker gaan meebewegen met de inflatie.
Deze gevoeligheid van de rentelasten voor inflatie past in principe goed in
de begrotingssystematiek. Onderdeel van deze systematiek is immers een uitgavenkader
waarbij de reële uitgaven jaarlijks op basis van inflatieverwachtingen
nominaal worden gemaakt. Bezien vanuit de begroting is het dan ook logisch
de rentelasten jaarlijks te laten meeademen met de inflatie.
In het geval van indexleningen worden echter niet de rentelasten met inflatie
geïndexeerd maar de veel grotere hoofdsom. Om, in lijn met het uitgavenkader,
de rentelasten te laten meebewegen met de inflatie zijn indexleningen daarom
niet het geijkte instrument. Bovendien fluctueren de rentelasten in de begroting
ook zonder de uitgifte van indexleningen al met de inflatie. Deze fluctuatie
komt tot stand omdat jaarlijks een deel van de schuld opnieuw wordt gefinancierd.
De herfinancieringen staan bloot aan renteveranderingen, die onder andere
worden veroorzaakt door veranderingen in de inflatie. Daarbij komt nog de
financiering van het begrotingstekort dat, evenals de herfinanciering, tegen
de dan geldende rente moet worden gefinancierd.
Voor de stabiliteit van de begroting als geheel zijn er geen overtuigende
argumenten voor de uitgifte van indexleningen gebleken. Uitgangspunt was dat
als het begrotingssaldo positief reageert op inflatie, indexleningen kunnen
worden benut om het inflatierisico waaraan de begroting is blootgesteld tegen
te gaan. Onderzoek suggereert dat er een positieve correlatie is tussen begrotingssaldo
en inflatie. De correlatie is echter niet robuust en op korte termijn bovendien
onzeker. Uitgifte van indexleningen brengt daarom het risico met zich mee
dat het effect van de inflatie op de begroting wordt versterkt in plaats van
geneutraliseerd.
Zo bezien, komen indexleningen alleen in aanmerking als ze een efficiënte
financiering van de overheidsschuld bevorderen. Dat zou het geval zijn als
de toevoeging van indexleningen aan de schuldportefeuille leidt tot een daling
van de kosten bij gelijkblijvend risico, of tot een daling van het risico
bij gelijkblijvende kosten. Tot op heden is dit niet het geval. Indexleningen
vormen daarom vooralsnog geen aantrekkelijk financieringsinstrument voor de
Nederlandse Staat. Uitgifte ervan is in de nabije toekomst dan ook niet aan
de orde.
De Minister van Financiën,
G. Zalm