30 300 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2006

nr. 42
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2006

In het Algemeen Overleg van 23 maart 2006 (Kamerstuk 30 300 IV, nr. 41) heb ik toegezegd u te informeren over de resultaten van de bilaterale overleggen, die ik van 27 tot en met 30 maart 2006 heb gevoerd met de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en met de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba. Over het overleg inzake het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen op 29 maart 2006 te Curaçao zullen de minister van Justitie, de minister van Defensie en ik u separaat informeren. Voor uw informatie is in de bijlage bij deze brief een overzicht gegeven van de afgehandelde moties en toezeggingen1.

Doel bestuurlijk overleg

De bilaterale gesprekken zijn gehouden om wederzijdse standpunten te verhelderen en knelpunten weg te nemen. Daar was behoefte aan nadat in de bijeenkomst van de voorbereidingscommissie Ronde Tafel Conferentie in februari 2006 was gebleken dat er teveel inhoudelijke geschilpunten zijn over de criteria, die tijdens de volgende Ronde Tafel Conferentie dienen te worden vastgesteld.

Tijdens de gesprekken is het nadrukkelijk niet mijn doel geweest om te onderhandelen met de entiteiten maar om in informele sfeer dieper in te gaan op de wederzijdse standpunten. Door te spreken over concrete invulling van de verschillende overheidstaken en over een betekenisvolle rol van het Koninkrijk is beter te beoordelen of er inderdaad sprake is van grote verschillen van inzicht of dat entiteiten bij de concretere invulling van de op te stellen criteria uiteindelijk dezelfde wensen hebben. Om de Nederlandse standpunten zo helder mogelijk voor het voetlicht te brengen, heb ik mijn gesprekpartners mijn brief van 17 maart 2006 aan uw Kamer (Tweede Kamer 2005–2006, 30 300 IV, nr. 39) toegezonden.

Er is gekozen voor een bilateraal overleg omdat het een overzichtelijke manier is om dieper op standpunten in te gaan. De mogelijkheid om op basis van de resultaten van de bilaterale gesprekken plenair met de entiteiten te overleggen heb ik daarbij zeker opengehouden.

Overleg Saba, Sint Eustatius en Bonaire

Deze opzet is zeker geslaagd in de bilaterale gesprekken met Saba, Sint Eustatius en Bonaire, die ik als uitermate constructief heb ervaren. De uitgangspunten in de brief van 17 maart 2006, zoals het belang van bestuurlijk en financieel toezicht op Koninkrijksniveau, worden door de eilanden gedeeld. De discussie met deze eilanden spitste zich vooral toe op het subsidiariteitsbeginsel. Geconcludeerd is dat de bestuurslaag waar de verantwoordelijkheid is neergelegd en de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt per overheidstaak kan verschillen. In de werkgroep Directe/nieuwe banden wordt dit verder uitgewerkt. In de gesprekken is verder vastgesteld dat het staatkundige proces voor de kleine eilanden een onevenredig zware belasting vormt in personele en financiële zin. Ik zal de drie eilanden op een nader in te vullen wijze ondersteuning bieden om deze belasting te verminderen.

Overleg Sint Maarten en Curaçao

Het bilateraal overleg met Sint Maarten kende een ander verloop. In een kort gesprek heb ik bij Sint Maarten het belang benadrukt om te spreken over de rol van het Koninkrijk in de nieuwe staatkundige situatie. Op verzoek van Sint Maarten is een nadere inhoudelijke bespreking echter opgeschort.

Sint Maarten liet weten net als Curaçao naast een bilateraal overleg ook te hechten aan plenair overleg. Curaçao wilde het plenair overleg aansluitend op de bilaterale overleggen houden. Vanzelfsprekend vind ook ik een transparant proces van belang. Ik heb de eilandgebieden daarom aangeboden om na afloop de gedeputeerden van Constitutionele Aangelegenheden gezamenlijk te informeren over de bilaterale gesprekken. Ondanks mijn aanbod wilde Curaçao geen bilateraal overleg. Wel heb ik een gesprek gevoerd met de nieuwe gedeputeerde van Constitutionele Aangelegenheden van Curaçao, de heer Franco.

Conclusie bestuurlijk overleg en vervolgstappen

Ik ben tevreden over de duidelijkheid die de gesprekken met Saba, Sint Eustatius en Bonaire hebben gebracht, maar betreur tegelijkertijd de houding van Sint Maarten en Curaçao omdat het staatkundige proces hierdoor onnodig vertraging oploopt. Het blijkt daarnaast dat de overgang van procesmatige naar meer inhoudelijke besprekingen niet eenvoudig is. Mijn signaal aan de eilanden en het Land Nederlandse Antillen dat alleen door voortgang op de inhoud ook voortgang in het proces mogelijk is, is echter duidelijk overgekomen. Tijdens de gesprekken heb ik helder kunnen maken dat voor Nederland niet de beoogde data primair leidend zijn, maar de voortgang van de inhoudelijke besprekingen.

Met de regering van de Nederlandse Antillen heb ik gesproken over de wijze waarop een impasse in het staatkundige proces kan worden voorkomen. Afgesproken is in april 2006 met Sint Maarten en Curaçao ambtelijk de onderwerpen rechtsorde, financieel toezicht en goed bestuur nader in te vullen en zodoende een inhoudelijke verdiepingsslag te maken.

Op basis daarvan zal ik samen met minister-president De Jongh-Elhage en minister Duncan van Constitutionele Zaken beoordelen of en wanneer een plenair bestuurlijk overleg wenselijk is. Na het plenair bestuurlijk overleg kan vervolgens door de voorzitter van de Ronde Tafel Conferentie bepaald worden wanneer een volgende Ronde Tafel Conferentie kan plaatsvinden. De drie werkgroepen (Algemene Financiële Positie, Rechtszekerheid en Deugdelijkheid van Bestuur en Directe/nieuwe banden met Nederland) en de voorbereidings-commissie RTC kunnen de komende maanden hun werkzaamheden voortzetten.

Aruba

Tijdens mijn korte bezoek aan Aruba op 30 maart 2006 heb ik minister-president Oduber geïnformeerd over de overleggen in de Nederlandse Antillen. Ik heb het belang van de betrokkenheid van Aruba nog eens benadrukt. Ik heb hem in dit kader ook gewezen op de afspraken tussen Aruba en Nederland over de samenwerking binnen het Koninkrijk, zoals die zijn neergelegd in het protocol van juni 1993 tussen beide landen.

Tot slot

De gesprekken over de staatkundige veranderingen zijn belangrijk, maar er moet ook aandacht blijven voor de dagelijkse zorgen van de bevolking. De veiligheid is iets wat mensen dagelijks bezighoudt en daar werken we gezamenlijk aan in het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen. Daarnaast heeft mijn derde bezoek op Sint Maarten aan een organisatie die weeskinderen opvangt, de I Can Foundation, mij weer bevestigd dat armoedebestrijding een hoge prioriteit moet hebben van de Antilliaanse regering en de eilandbesturen. Ik zal daarbij ook mijn bijdrage leveren, maar met name eilanden die land willen worden, zullen zelf zichtbaar moeten werken aan de dagelijkse noden van de bevolking en hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven