30 300 IIA
Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2006

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 oktober 2005

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen en de daarop door de regering gegeven antwoorden.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Hoeveel oud-leden zouden in 2004 en 2005 aanspraak hebben kunnen maken op de outplacementfaciliteiten en hoeveel zullen er dat naar verwachting in 2006 zijn?

De outplacementfaciliteit staat open voor leden en oud-leden van de Tweede Kamer ongeacht de duur van het kamerlidmaatschap en ongeacht of er Tweede Kamerverkiezingen naderen dan wel zojuist gehouden zijn.

Een beroep op de outplacementfaciliteit is mogelijk tot uiterlijk twee jaar na de datum van aftreden van het kamerlid. De faciliteit kan ten hoogste voor twee jaar worden toegekend. Voor de leden die na Tweede Kamerverkiezingen in de zogenoemde «wachtkamer» zitten, is beroep op de regeling mogelijk vanaf het einde van deze periode (dat is de dag van beëdiging van een nieuw kabinet) tot uiterlijk twee jaar na afloop daarvan.

Het vorenstaande leidt er toe dat niet precies is aan te geven hoeveel leden gebruik van deze faciliteit hadden kunnen maken. Indien wordt uitgegaan van leden die na de laatste twee verkiezingen niet in de Kamer terugkeerden, kan deze groep1 worden gesteld op 68 (2002) en 46 (2003). Voor wat betreft het werkelijke beroep op deze faciliteit, is sprake van het volgende:

Outplacementtraject gestart inaantal 
200214 
200314 
20042 
2005 

2

Waarom wordt er van het jaarlijks voor outplacementfaciliteiten voor oud-leden beschikbare budget van € 0,2 mln. slechts € 0,027 gebruikt? Houdt dit – gezien de doelstelling om in 2006 meer bekendheid te geven aan deze faciliteiten – verband met de onbekendheid met deze faciliteiten? Wanneer kunnen de uitkomsten van de evaluatie van de outplacementfaciliteiten precies worden verwacht?

De omvang van het budget van € 0,2 mln is in het verleden gebaseerd op de hoogte van de betrokken uitgaven (in 2002 € 0,138 mln en 2003 € 0,176 mln). Het nadien teruglopen van de uitgaven (in 2004 € 0,027 mln), kan niet los worden gezien van de omstandigheid dat de leden die de Kamer in 2002 en 2003 verlieten als gevolg van de verkiezingen, veelal inmiddels een andere functie hebben aanvaard.

Overigens zal, zoals toegezegd bij de behandeling van de Raming van de Tweede Kamer voor 2006, het Presidium de vraag of voldoende gebruik wordt gemaakt van de beschikbare mogelijkheden, meenemen met de evaluatie van de outplacementregeling waarvan de bevindingen beschikbaar zullen zijn ruim vóór de Tweede Kamerverkiezingen in 2007.

3

Waarom wijken de meerjarencijfers voor 2007 tot en met 2010 af van de cijfers in de Raming van de Tweede Kamer voor 2006 (30 095, nr. 2)?

De verschillen in de meerjarencijfers ten opzichte van die opgenomen in de Raming voor 2006 (30 095, nr. 2) zijn met name het gevolg van de – niet in de Raming opgenomen – doorwerking van de mutaties bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2005, alsmede een fasering van de claim aangaande Staten-Generaal digitaal. Meer specifiek gaat het daarbij om het volgende (bedragen x € 1 000):

Artikel 2 Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer alsmede leden van het Europees Parlement

 2007200820092010
Toevoeging budget Europarlementariërs2 0952 0952 0952 095
Loon- en prijsbijstelling101101101101
Leegboeken artikel 10 II42454545
Totaal2 2382 2412 2412 241

Artikel 3 wetgeving en controle Tweede Kamer

 2007200820092010
Temporisering claim Staten-Generaal digitaal– 1 500– 1 500– 1 500– 1 500
Loon- en prijsbijstelling329325325325
Leegboeken artikel 10 II89898989
Totaal–1 082–1 086–1 086–1 086

Artikel 4 wetgeving en controle Eerste en tweede Kamer

 2007200820092010
Loon- en prijsbijstelling5555
Leegboeken artikel 10 II1111
Totaal6666

XNoot
1

Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Voorzitter, Vos (GL), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Hijum (CDA), Nijs MBA (VVD), Van Schijndel (VVD), Vacature (SP).

Plv. leden: De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Vacature (PvdA), Kant (SP), Weekers (VVD), Slob (CU), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koser Kaya (D66), Vacature (algemeen), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam, MFA (PvdA), Wolfsen (PvdA), Eski (CDA), Balemans (VVD), Van der Sande (VVD), Vergeer (SP).

XNoot
1

Exclusief vertrekkende leden die toetraden tot het kabinet.

Naar boven