30 300 F
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2006

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2005

Met deze brief informeer ik u nader over de tegemoetkoming in de schade van de AI-uitbraak in 2003 aan de vermeerderaars en over een bonus-malusregeling bij de heffingen ten behoeve van de dierziektebestrijding.

Over de schade bij de vermeerderaars als gevolg van de AI-uitbraak in 2003 heb ik met uw Kamer op 29 juni 2004 gesproken. Ik heb mij bereid getoond samen met de Europese Unie (EU) en de sector bij te dragen in de financiering van de tegemoetkoming in de schade van de vermeerderaars. In aansluiting daarop deel ik u mede, dat de Europese Commissie éénmalig een bedrag van € 3,0 miljoen heeft toegekend en – door middel van een beschikking van 4 augustus 2005 – geen bezwaar heeft gemaakt tegen een bijdrage uit de nationale middelen van € 1,5 miljoen.

De bijdrage van de EU ad € 3,0 miljoen is inmiddels via en op basis van een verordening door het productschap aan de betrokken ondernemers uitgekeerd. De nationale bijdrage ad € 1,5 miljoen zal worden uitgekeerd zodra de door het productschap opgestelde verordening voor de toedeling aan de betrokken ondernemers door de Sociaal Economische Raad is goedgekeurd.

In het kader van de intrekking van het kortingensysteem van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren heb ik u in mijn brief van 7 oktober jl. (TK II, 2005–2006, 28 474, nr. 12) gemeld een verzoek te hebben gericht aan de voorzitters van het productschap voor Vee en Vlees, het productschap Pluimvee en Eieren en het productschap Zuivel, om de mogelijkheden te onderzoeken van differentiatie in de heffingen ten behoeve van de afdracht aan het Diergezondheidsfonds.

Aanleiding tot dit verzoek is de wens van de Kamer om – naast de door mij opgesomde maatregelen – ook specifieke financiële maatregelen te treffen als bij een dierziekte-uitbraak blijkt dat veehouders in strijd met de veterinaire voorschriften hebben gehandeld.

Aan mijn verzoek om te bezien of mogelijkheden bestaan om gedrag te beïnvloeden door differentiatie van de heffing, hebben de betrokken productschappen gehoor gegeven en daarover gerapporteerd. De productschappen concluderen in het rapport, dat differentiatie geen reële mogelijkheid is. Een afschrift van de rapportage van de productschappen doe ik u hierbij toekomen1.

De bevindingen en conclusie van de productschappen onderschrijf ik, aangezien ze bevestigen dat de effectiviteit van een differentiatie marginaal is en in geen verhouding staat tot de daartoe te ondernemen aanpassing in regelgeving en uitvoeringslasten. Daarnaast wil ik nog opmerken dat de middelen voor de tegemoetkomingen aan de veehouders niet uitsluitend afkomstig zijn van de heffingen van de productschappen, maar voor een belangrijk deel afkomstig zijn van de vergoedingen van de EU. Daarmee is de ruimte voor heffing en differentiatie ter financiering van de tegemoetkomingen begrensd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven