30 300 B
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2006

30 498
Beleidsvrijheid en specifieke uitkeringen

nr. 21
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 mei 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, de vaste commissie voor Financiën2 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 hebben op 20 april 2006 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris Wijn van Financiën over:

– eerste voortgangsrapportage van de invoering van het kabinetsstandpunt over het rapport «Anders gestuurd, beter bestuurd: De specifieke uitkeringen doorgelicht» (30 300 B, nr. 6);

– reactie op het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) over het Periodiek Onderhoudsrapport 2006 Gemeentefonds (30 300 B, nr. 15);

– brief van 16 februari 2006 over de aanpak van de problematiek van gemeenten met een slappe bodem (30 300 B, nr. 16);

– brief van de minister van BZK, d.d. 3 april 2006, over problematiek meerkosten van gemeenten met een slappe bodem en overige onderwerpen (30 300 B, nr. 17);

– essay VNG «De financiële uitkeringen doorgelicht» (BZK0600104);

– rapport van de Algemene Rekenkamer «Beleidsvrijheid en specifieke uitkeringen» (30 498, nrs. 1 en 2);

– brief van de staatssecretaris van VROM over de door de Stichting RIONED verwachte stijging van het rioolrecht (28 966, nr. 6).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Bibi de Vries (VVD) vraagt wanneer het wetsvoorstel kan worden verwacht om te regelen dat mensen die in het woongedeelte van een bedrijfspand verblijven, niet worden geconfronteerd met ozb over het gebruikersdeel. In 2006 kunnen gemeenten de taxatie al splitsen. Is dat voor 2007 ook al geregeld?

De minister heeft naar aanleiding van de motie-Van Beek/Knops (30 300-VII, nr. 15) een wetsvoorstel toegezegd om te regelen dat gemeenten geen precario kunnen heffen op de infrastructuur van nutsbedrijven, gegeven dat gas, water en elektriciteit daardoor onnodig duur zouden worden. Waarschijnlijk is hiervoor slechts een kleine wetswijziging nodig. Is de verwachting dat dit voor 2007 kan worden geregeld?

Een belangrijke methode om de administratieve lasten in het verkeer tussen overheden te verminderen is om zo veel mogelijk specifieke uitkeringen over te hevelen naar Gemeentefonds of Provinciefonds. Dit proces loopt al sinds de jaren tachtig, maar hierbij moet ook aandacht worden besteed aan de personele aspecten. Er zou per departement een overzicht kunnen worden opgesteld, bijvoorbeeld door de Algemene Rekenkamer, hoeveel ambtenaren zich bezighouden met specifieke uitkeringen en subsidies. Het kan zijn dat het proces ondanks de goede bedoelingen stokt, omdat er een bottleneck is ontstaan doordat een aantal ambtenaren dit niet wil. Er is de laatste jaren meer gebeurd dan in de jaren daarvoor, want de wil is er wel om dit te regelen, maar de resultaten blijven achter. Er zijn in 2006 zelfs weer 20 regelingen bij gekomen. Als zo’n regeling wordt voorgesteld door een departement, zegt dan de minister van Binnenlandse Zaken, die verantwoordelijk is voor de coördinatie ervan, dat het beleid erop is gericht om zo min mogelijk specifieke regelingen te hebben? Er zijn de nodige regelingen afgekocht, maar het uiteindelijke resultaat is een vermindering met slechts 15% van het geheel.

Er komt nog een algemene maatregel van bestuur over de single information en single audit. Volgens de brief van 22 november 2005 (30 300 B, nr. 6) wordt er op bepaalde punten te veel of onnodige informatie gevraagd. Het is niet de bedoeling om deze AMvB in detail te bespreken, maar het is wel van belang om te weten welke vereenvoudiging hiermee wordt bereikt. In de brief wordt een voortgangsevaluatie in het voorjaar van 2006 in het vooruitzicht gesteld. Wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien? Komt er nog een debat over?

De heer Knops (CDA) merkt op dat het Gemeentefonds fungeert als een soort navelstreng tussen rijksoverheid en gemeenten. In een interview met de voorzitter van de VNG wordt geconstateerd dat de conditie daarvan wel eens beter is geweest. Is de minister ook van mening dat deze relatie verbeterd kan worden?

Een van de conclusies van het rapport van de Algemene Rekenkamer over de specifieke uitkeringen is dat gemeenten en provincies er onvoldoende in slagen om de beleidsvrijheid die zij in principe hebben, te benutten. Volgens het rapport komt dit doordat de rijksoverheid zich te veel bemoeit met de besteding van deze uitkeringen. In een recente briefing van de Rekenkamer werd gemeld dat er nog een verschil van mening is over hoe de controle op de specifieke uitkeringen moet plaatsvinden. Wat is de stand van zaken op dit punt?

Een belangrijke vraag is in hoeverre de minister erin slaagt om het aantal specifieke uitkeringen en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten en regeldruk terug te brengen. Er moet een duidelijke vermindering worden bereikt van het aantal uitkeringen en van de bedragen waar het om gaat. Het feit dat er weer 20 nieuwe specifieke uitkeringen bij zijn gekomen, strookt niet met de ambitie om zo veel mogelijk via de algemene uitkering te regelen.

In 2001 is de motie-Hoekema (28 000 B en C, nr. 12) aangenomen over de slappebodemproblematiek, die al enige jaren speelt. Er is opdracht gegeven aan Cebeon om onderzoek te doen, waarvan de uitkomsten duidelijk zijn. De minister is naar aanleiding van het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) tot een andere afweging gekomen. Er zijn allerlei berichten van gemeenten dat hiermee niet voldoende tegemoet wordt gekomen aan het achterstallig onderhoud op dit gebied. Is het voorstel toereikend om deze problematiek op te lossen, zodat de rekening niet wordt doorgeschoven naar de toekomst?

De minister van VROM is in een interview met de Staatscourant ingegaan op de vraag of de vrijheid van gemeenten om te bouwen in gebieden met een slechte bodemgesteldheid niet moet worden ingeperkt, omdat het probleem dan groter wordt in plaats van kleiner en de kosten verder toenemen. Wat is de opvatting van de minister van BZK hierover?

De verdeelsleutel voor onderwijshuisvesting is in die zin aangepast dat tegemoet wordt gekomen aan het probleem van kleine kernen met grote scholengemeenschappen waar veel leerlingen uit de regio op zitten. In de brief van 3 april is niet duidelijk of dit ook geldt voor het speciaal onderwijs.

De minister heeft toegezegd de uitname uit het Gemeentefonds ten laste van de G4 voor 2006 ongedaan te maken, omdat de bestuurlijke boete nog niet in wetgeving is omgezet. De heer Knops vraagt om deze uitname ook voor de jaren na 2006 anders te regelen. Heeft de minister enig zicht op de gevolgen van de amendementen van de heren Wolfsen en Luchtenveld voor het Gemeentefonds?

Er is onderzoek gedaan door Cebeon naar de toename van de lasten voor gemeenten op het gebied van veiligheid. De resultaten daarvan waren kwalitatief niet erg helder, omdat er te weinig respons van gemeenten was. Wat is de reden voor deze tegenvallende respons, want dit onderzoek is toch in het belang van de gemeenten? Op welke termijn zijn hiervan resultaten te verwachten?

Een gevolg van de aanpassing van het arbeidstijdenbesluit voor de brandweer aan de uitspraak van het Europese Hof kan zijn dat de formatie van de brandweer moet worden uitgebreid, zodat de kosten op het gebied van veiligheid voor gemeenten verder toenemen. Wat is de stand van zaken bij de besprekingen over de financiële doorwerking hiervan?

Hoewel bekend is dat de precarioheffing bij nutsbedrijven moet worden tegengegaan, omdat dit een zinloze vorm van belastingheffing is, gaan veel gemeenten hier nog gauw toe over, omdat er nog geen wetswijziging heeft plaatsgevonden. Op welke termijn komt het wetsvoorstel om te bewerkstelligen dat deze gemeentelijke lasten, die uiteindelijk toch aan de burger worden doorberekend, worden afgeschaft?

Mevrouw Fierens (PvdA) vindt het jammer dat er nog geen visie is op een beter en robuuster gemeentelijk belastinggebied, waarover de commissie-Eenhoorn advies heeft uitgebracht. Door het ontbreken van een volwaardig belastinggebied is er een gebrek ontstaan aan lokale financiële stabiliteit. Dat vertaalt zich naar extra kosten voor de burger. Wanneer komt de toegezegde nota over de ontwikkeling van de lokale lasten? Haast is geboden, omdat de vrijheid van gemeenten is beknot door ontwikkelingen zoals de maximering van de ozb. Er vinden daarom allerlei verhogingen plaats van leges, precario of andere rechten, omdat het uit de lengte of uit de breedte moet komen. Er zijn vrij grote prijsverschillen tussen gemeenten wat de leges betreft, waarbij de transparantie ontbreekt. Een vergunning voor een dakkapel kost in Tietjerksteradeel bijvoorbeeld € 88 en in Rijnwoude € 475. De kosten van een paspoort variëren van € 25 tot € 39 en voor een rijbewijs van € 18,70 tot € 57,90. Er is een aantal pilots uitgevoerd met betrekking tot de bouwleges, waarbij dit ook speelt, maar dat heeft niets opgeleverd. Kan de minister met de VNG overleg voeren over een kostentoerekeningsmodel? Bij de WOZ is ook geregeld dat er modelmatig wordt gewaardeerd. Dat is zowel voor de burger als voor de gemeente een verbetering. Als er overeenstemming over is en de gemeenten een zekere bandbreedte behouden, wordt de gemeentelijke autonomie hierdoor niet aangetast. Een andere mogelijkheid is om tot een landelijk uitgiftesysteem voor paspoorten en rijbewijzen te komen, zoals minister De Vries indertijd heeft bepleit.

Vanwege de slappe bodem moet Gouda € 60 per inwoner uitgeven aan onderhoud voor wegen. In het voorstel van Cebeon wordt € 40 gecompenseerd. Als het Cebeonvoorstel wordt gevolgd, schieten dergelijke gemeenten er nog steeds bij in. Mevrouw Fierens is een voorstander is van volledige compensatie, maar zij ziet het voorstel van Cebeon als een ondergrens, omdat er sprake is van een extreem grote afwijking in de bodemgesteldheid. De minister heeft op grond van het advies van de Rfv gekozen voor een lagere compensatie, zodat er niet volledig tegemoet wordt gekomen aan de extra lasten van een gemeente als Gouda, waar een bewoner van de Margrietstraat wordt geconfronteerd met een putdeksel dat 40 cm boven de weg uitsteekt. De uitkomst van de onderzoeken van Grontmij, Arcadis en Cebeon is dat er reële kosten zijn. Als het vergoeden daarvan niet past in de systematiek van het Gemeentefonds, moet er worden gekeken naar andere mogelijkheden om deze gemeenten te compenseren. Voor de burger is het systeem van het Gemeentefonds niet het belangrijkste, maar telt dat er één overheid is. Verder wordt in een brief van de gemeente Graafstroom gesteld dat het advies van de Rfv rammelt. Kan de minister daar voordat het VAO plaatsvindt, bij brief op reageren?

Het ontschotten van het Gemeentefonds ligt redelijk op schema, maar er zijn wel weer 20 nieuwe specifieke uitkeringen bij gekomen. De antwoorden op de schriftelijke vragen die mevrouw Fierens hierover heeft gesteld, waren erg algemeen. Kan de minister ingaan op de vraag hoe en wanneer hiervoor een toets wordt ontwikkeld? Het rapport van de Algemene Rekenkamer over de specifieke uitkeringen is zorgwekkend wat betreft het gebrek aan maatwerk bij de gemeenten en de bemoeienis van de rijksoverheid. De Rfv heeft naar aanleiding van de scan bij het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) voorgesteld om hiervoor nadere regels te stellen, maar dat zou leiden tot meer administratieve lasten. De PvdA is dan ook niet voor.

Mevrouw Fierens stemt in met het voorstel om in de decemberbrief in te gaan op de gevolgen van de door de Stichting RIONED voorziene verhoging van de rioolheffing voor de lokale lasten. Zij heeft vorig jaar gevraagd of een herijking van de uitvoeringskosten van de bijstand gewenst is, maar daar heeft zij nog geen antwoord op gekregen.

Antwoord van de regering

De minister deelt mee dat het algemeen overleg over het rapport van de commissie-Eenhoorn in mei zal plaatsvinden, maar dat hij er graag eerder met de Kamer over had gesproken. Hij is bereid om de Kamer regelmatig op de hoogte te houden van de voortgang. Er is een technische exercitie toegezegd over de haalbaarheid en de voor- en nadelen van opcenten op de inkomstenbelasting. Op grond van de motie-Engels die in de Eerste Kamer is aanvaard, heeft de minister toegezegd dat er scenario’s worden ontwikkeld, maar dat duurt iets langer. Hierover worden ook afspraken gemaakt met de VNG.

De minister heeft er alle vertrouwen in dat er geen blijvende problemen zijn wat betreft de bestuurlijke verhoudingen bij het Gemeentefonds. In het essay van Allers en Boorsma wordt het Gemeentefonds geschetst als een automaat in een econometrisch model, maar daarmee gaan zij voorbij aan de bestuurlijke aspecten van de verdeling van geld. Soms kun je aan knoppen draaien, als er sprake is van een bijzondere problematiek, zoals bij de slappe bodem.

Er is inmiddels een bestuurlijk akkoord met de VNG bereikt over meerdere financiële onderwerpen, maar de besluitvorming wordt bij de Voorjaarsnota afgerond. Er wordt in ieder geval een substantieel bedrag voor openbare orde en veiligheid gereserveerd, waarmee vooruit wordt gelopen op de uitkomsten van het Cebeon-onderzoek. Het eindrapport daarover komt in september. Een van de redenen dat de respons van de gemeenten tegenviel, was dat zij het erg druk hebben met de begrotingsvoorbereiding en het opstellen van de rekening. Een andere reden was dat de gevraagde informatie lastig te vinden is. De Kamer zal worden geïnformeerd over de eindrapportage.

Er is geen wetgeving nodig om te zorgen dat mensen die in een bedrijfspand wonen, geen ozb hoeven te betalen over het gebruikersdeel, omdat vorig jaar een amendement is aanvaard met de strekking dat gemeenten in 2006 een vermindering op de OZB-aanslag kunnen geven en dit in 2007 moeten doen. Dat had te maken met het moment waarop de wetsvoorstellen over de ozb werden behandeld. Er is afgesproken dat de gemeenten hiervoor worden gecompenseerd, zodat dit helemaal conform de wensen van de Kamer is geregeld.

Uit het oogpunt van goede bestuurlijke verhoudingen moet worden voorkomen dat de gemeenten voortdurend aan de schandpaal worden genageld door een zekere klankkleur van uitspraken en door verwijten dat zij de lasten verhogen. Bij de precarioheffing wordt gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheden, hoewel dit een niet-beoogde vorm van belastingheffing is. De omvang van de inkomsten van de gemeenten moet niet overschat worden, omdat deze bron 75 mln. opleverde in 2005 en 83 mln. in 2006. Naar aanleiding van de discussie in de Kamer heeft de minister de gemeenten laten weten dat eventuele compensatie wordt gebaseerd op het niveau in 2005. De gemeenten kunnen hierop dus niet vooruitlopen. In de monitor over lokale lasten wordt nader ingegaan op deze gegevens.

Er zijn twee complicaties gerezen bij de wetgeving naar aanleiding van de motie-Van Beek/Knops (30 300-VII, nr. 15) over de precarioheffing. Op grond van de tweewegenleer kunnen gemeenten als eigenaar van de grond een privaatrechtelijke huurprijs bedingen als de precarioheffing zonder aanvullende regelgeving wordt afgeschaft. De gemeente Amsterdam maakt al gebruik van deze mogelijkheid. Deze weg kan niet worden afgesneden door alleen de Gemeentewet te wijzigen. Het is juridisch ingewikkelder om dit probleem aan te pakken dan het op het eerste gezicht leek. Artikel 2 van de Financiële verhoudingswet houdt in dat de kosten van wetgeving in kaart worden gebracht en dat er wordt gekeken naar compensatie. Er kan worden overwogen om het drempeltarief in de ozb te verhogen of om hiervoor een specifiek bedrag op te nemen in de rijksbegroting, maar dat bedrag is er nu nog niet. De minister zegt toe dat hij hierover op korte termijn bij brief nadere informatie zal verstrekken. Het streven is om dit nog in deze kabinetsperiode te regelen.

Er wordt al sinds de jaren tachtig geprobeerd om het aantal specifieke uitkeringen te verminderen. Hieraan is een nieuwe impuls gegeven doordat er een beoordelingskader is ontwikkeld door de commissie-Brinkman. Dat moet consequent worden toegepast. De voortgang is niet slecht, maar er zijn wel een aantal regelingen bijgekomen. De minister heeft een actieve, interveniërende rol in de ministerraad om te zorgen dat het aantal specifieke uitkeringen zo veel mogelijk wordt teruggedrongen, maar soms is enig pragmatisme geboden.

Bij het Paasakkoord van 2005 is afgesproken dat er een beperkt bedrag beschikbaar is voor financiële ondersteuning bij het burgemeestersreferendum. Als dit bedrag in het Gemeentefonds wordt gestopt, vernevelt het over alle gemeenten. Daarom is hiervoor een tijdelijke subsidieregeling in het leven geroepen, waarvoor een specifieke uitkering wordt verstrekt. Een ander voorbeeld vormen de spoorse doorsnijdingen, op het terrein van Verkeer en Waterstaat. Omdat het per doorsnijding gaat om een vrij groot bedrag, is een specifieke uitkering hierbij effectiever dan om het via het Gemeentefonds te regelen. In beide voorbeelden gaat het om tijdelijke en niet om structurele kwesties. Het ministerie van BZK stelt zich in het interdepartementaal overleg ten doel om de bureaucratische lasten hiervan zo gering mogelijk te laten zijn.

Er is wel eens een discussie over geweest of het geld niet terug moet naar de gemeenten, als een specifieke uitkering wordt afgeschaft. Een probleem hierbij is dat niet duidelijk is om welke bedragen het precies gaat. Hetzelfde geldt voor het verzoek om in kaart te brengen hoeveel ambtenaren zich hiermee bezighouden. Dit zou tot erg veel uitvoeringslasten leiden. De minister is wel bereid om bij de reguliere rapportage aan de Kamer in algemene zin op dit aspect in te gaan. Er zijn geen verborgen krachten die weerstand bieden, zoals mevrouw De Vries suggereert, maar er moet soms wel stevig tegendruk worden geboden.

Er is inmiddels overeenstemming bereikt met de Algemene Rekenkamer over een praktische oplossing voor de single audit en single information. De algemene maatregel van bestuur is voorgelegd aan de Raad van State. Zodra deze terugkomt, wordt hij ter kennisneming toegezonden aan de Tweede Kamer. In mei vindt de reguliere voortgangsrapportage hierover plaats.

In het Cebeonvoorstel wordt aan Gouda meer dan 2,8 mln. toegekend als compensatie van de slappebodemproblematiek, waarbij twee aspecten een rol spelen: oeverlengte en veen. De minister stelt zelf ruim 2 mln. voor, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie-Hoekema. Als het Cebeonvoorstel was gevolgd, hadden de betrokken gemeenten ook om meer gevraagd, maar er past enige terughoudendheid, omdat niet voor ieder specifiek probleem of voor iedere keuze die een gemeente maakt, een oplossing kan worden gezocht in het Gemeentefonds. Er moet een evenwicht worden gezocht tussen een globale benadering en een kostenoriëntatie. Als de Kamer dat niet doet, zullen andere gemeenten, zoals die in het Westland, ook hun specifiek problemen onder de aandacht brengen.

De systematiek van het Gemeentefonds houdt in dat de extra uitgaven mede worden betaald door gemeenten die niet met deze problematiek worden geconfronteerd, zodat men tot een fatsoenlijke bestuurlijke afweging moet komen. De minister heeft de opmerkingen van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) hierover ter harte genomen. Hij zal nog een reactie sturen op de brief van de gemeente Graafstroom hierover.

Er is gekeken naar verschillende varianten, maar de minister is van mening dat met deze variant de pijn op een redelijk evenwichtige manier wordt gespreid. Als de commissie ervoor kiest om het voorstel van Cebeon integraal over te nemen, moet dat voor de meicirculaire gebeuren. Dan zijn de kosten wat hoger en de kortingen bij de andere gemeenten wat groter. Er zijn hele lijsten waarin de kortingen per gemeenten precies zijn aangegeven. Het gaat hierbij om bedragen in de orde van grootte van een of twee euro. De minister heeft hier geen principiële bezwaren tegen.

Minister Dekker heeft in de Staatscourant gezegd dat de beslissing om wel of niet te bouwen op slappe grond aan de gemeenten is. Het is niet de bedoeling om dit soort ruimtelijke ordeningskwesties via het Gemeentefonds op te lossen. Dat moet via het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Er wordt door een ministeriële stuurgroep gepraat over de vraag of er een kostenverrekeningsmodel moet worden ingevoerd bij de legesheffing. Deze mag maximaal 100% kostendekkend zijn over de totale breedte en kan dus niet onbeperkt worden verhoogd door de gemeenten. Er is al eerder een discussie gevoerd over de vraag of er een bouwvergunning nodig is voor een dakkapel. In de toekomstige omgevingsvergunning waar de bouwvergunning onder valt, kan dit nader worden ingeperkt, zodat de kostentoerekening wat specifieker wordt gemaakt. Een van de resultaten van het onderzoek, dat nog aan de Kamer wordt toegezonden, is dat deze heffing niet hoger uitvalt dan 100% kostendekkendheid en dat er geen winst op wordt gemaakt. Op het gebied van grafrechten kunnen er redenen zijn voor verschillen, omdat de kosten uiteen kunnen lopen door de grondwaterspiegel, de vraag of de bodem uit veen of zand bestaat en de grondprijzen. De minister is er voorstander van om een onderzoek te doen naar de heffingen in verschillende gemeenten, zodat er meer transparantie is en een benchmark kan worden opgemaakt. Hij zal hierover binnenkort een brief aan de Kamer sturen, waarin ook wordt ingegaan op de uitvoering van de motie-Van Aartsen c.s. (30 300, nr. 15).

De wetsvoorstellen over de bestuurlijke boete liggen nog voor bij de Kamer. Bij het wetsvoorstel over de bestuurlijke boete bij foutparkeren dreigt als gevolg van amendementen een omvangrijk probleem te ontstaan, in die zin dat er fors op het Gemeentefonds gekort zou moeten worden. De minister is daar geen voorstander van, maar de discussie met de Kamer hierover is nog niet afgerond.

Er is volop overleg over het arbeidstijdenbesluit voor de brandweer. De minister kan hier nog geen uitspraken over doen, onder andere omdat de temperatuur bij de brandweer weer is gestegen. De kosten van het speciaal onderwijs vallen ook onder de regeling voor grote scholen in kleine gemeenten met een regiofunctie.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Bibi de Vries (VVD) sluit zich wat betreft de slappebodemproblematiek aan bij het voorstel om het advies van Cebeon te volgen, omdat de minister heeft gezegd daarmee te kunnen leven.

Mevrouw Fierens (PvdA) vraagt nogmaals naar een reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer over specifieke uitkeringen, waaruit blijkt dat de gemeenten weinig maatwerk leveren, onder andere omdat zij het te druk hebben met allerlei grote stelselwijzigingen, terwijl de rijksoverheid er erg bovenop blijft zitten. De Rekenkamer constateert dat de gestelde doelen bij drie uitkeringen niet worden gehaald. Dit is toch een teken dat de relatie tussen de rijksoverheid en de lokale overheden op dit punt niet goed functioneert. Verder heeft mevrouw Fierens gevraagd om een herijking van de uitvoeringskosten van de bijstand, omdat deze soms niet helemaal passen binnen de gemeenten.

De minister deelt mede dat er vorig jaar een algemeen overleg is geweest over de herijking van de uitvoeringskosten van de bijstand en dat een en ander in 2006 is ingevoerd. Bij de tweede voortgangsrapportage in mei wordt nader ingegaan op de toets. Er vindt eerst nog overleg plaats met de VNG over het rapport van de Algemene Rekenkamer, dat vooral gericht is op de gemeenten. De minister is wel bereid om de Kamer te informeren over dat overleg met de VNG.

De voorzitter constateert dat er voor de zomer een brief komt over de complicaties bij de precarioheffing, dat er voor het VAO een brief komt met een reactie op de kritiek van de gemeente Graafstroom over het advies van de Rfv, dat er op enige termijn een brief komt over de benchmark voor legesheffing, mede naar aanleiding van de motie-Van Aartsen, en dat de AMvB over single audit en single information aan de Kamer wordt toegezonden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP) en Meijer (PvdA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD) en De Wit (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD) en Irrgang (SP).

Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Bibi de Vries (VVD), Van Beek (VVD) en Gerkens (SP).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Knops (CDA), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).

Naar boven