Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30300-B nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30300-B nr. 14 |
Vastgesteld 14 december 2005
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft de volgende vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd over zijn brief van 28september 2005 (kamerstuk 30 300-B, nr. 3) over het besluit van 16 juni 2005 tot wijziging van het besluit Financiële verhouding 2001 in verband met de wijziging van enkele verdeelmaatstaven.
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 december 2005.
Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Heeft er overleg plaatsgevonden met de (slechts) tien gemeenten die genoemd worden bij de verfijningsuitkeringen?
Aan alle betrokken gemeenten is het voornemen tot wijziging van de maatstaf Omvangrijke Opgave Woningbouw (OOW) voorgelegd met de mogelijkheid tot nader overleg. In een enkel geval heeft dit geleid tot nader overleg.
Waarom komen er niet meer gemeenten voor verfijningsuitkeringen in aanmerking?
De maatstaf OOW betreft overgangsrecht waarbij verplichtingen die bestonden onder de vorige Financiële-Verhoudingswet (de FVW84) worden afgebouwd. Alleen die gemeenten die onder de FVW84 recht hadden op de verfijningsuitkering, kwamen bij de invoering van de nieuwe Financiële-verhoudingswet (van 1997) in aanmerking voor de maatstaf OOW. Het betrof hier een groep gemeenten met een relatief grote Vinex-woningbouwtaakstelling. De gemeentefondsbeheerders stelden zich bij de invoering van de nieuwe Financiële-verhoudingswet op het standpunt dat zowel qua opzet als kostenoriëntatie de verfijningsuitkering niet meer past in het huidige verdeelstelsel, maar dat recht moet worden gedaan aan de aflopende rechten van een specifieke groep gemeenten. Verwezen wordt naar de memorie van toelichting van het voorstel voor de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet. Daarin is ingegaan op de voornemens terzake van de verfijning omvangrijke opgave woningbouw (Kamerstukken II 1994/95, 24 553, nr. 3, blz. 2 en 3).
Welke consequenties heeft het voor de gemeente Bergschenhoek, die een VINEX taakstelling tot 2012 heeft, dat de uitkering van de verfijningsregeling reeds op 31 december 2006 eindigt?
De maatstaf OOW heeft als oogmerk de verplichtingen onder de FVW84 af te bouwen en heeft alleen betrekking op de Vinex-periode van 1995 t/m 2005. Eventuele taakstellingen daarna vallen dus niet onder het overgangsregime. In essentie komt de wijziging van de maatstaf OOW erop neer dat gemeenten sneller hun geld ontvangen in vier gelijke jaartermijnen (2003 t/m 2006) dan onder het oude regime van de maatstaf OOW het geval zou zijn geweest. Het totaalbedrag dat een gemeenten ontvangt over de vier jaar is gebaseerd op de (minimale) woningbouwtaakstelling zoals vastgelegd in de Vinex-convenanten. Onder het oude regime van de maatstaf OOW zouden de gemeenten hun geld ontvangen op basis van een verrekening met de feitelijke realisaties van het aantal gebouwde woningen, waarbij in de tamelijk ingewikkelde uit 1975 daterende opzet van de verfijningsuitkering de betalingen tot uiterlijk 2008 zouden doorlopen. De wijziging komt derhalve voor alle gemeenten, ook de gemeente Bergschenhoek, neer op een vereenvoudiging van de uitvoering waarbij de gemeenten het geld gebaseerd op hun (minimale) woningbouwtaakstellingen sneller ontvangen, en er geen verrekening meer plaatsvindt op basis van feitelijke realisaties van gebouwde woningen. Door de vertragingen en/of fluctuaties waarmee gemeenten veelal worden geconfronteerd in de woningbouw betekent de wijziging van de maatstaf OOW een grotere financiële zekerheid vooraf.
Waarom is de uitwerking op het niveau van een Algemene Maatregelen van Bestuur en een ministeriële regeling niet altijd consequent uitgevoerd? Hoe denkt u dat in de toekomst te kunnen voorkomen?
De definitie van de maatstaven heeft vaak een wat technisch karakter. Het gaat immers altijd om meetbare en telbare eenheden. Dat leidt er gemakkelijk toe dat in een definitie detailgegevens sluipen die weliswaar voor de uiteindelijke telling van belang zijn maar in de definitie gemist kunnen worden. In het vigerende Besluit Financiële verhouding 2001 en in de vigerende meet- en rekenregels gemeentefonds en meet- en rekenregels provinciefonds heeft de bedoelde scheiding naar detailniveau geen consequente aandacht gekregen. Bedoelde documenten borduurden door op eerdere stukken die hetzelfde manco kenden. De gelegenheid was er nu om indringend naar de problematiek te kijken. Daaruit vloeit de onderhavige aanpassing van het Besluit Financiële verhouding 2001 voort; in een iets later stadium worden ook de meet- en rekenregels gemeentefonds en provinciefonds vanuit hetzelfde uitgangspunt aangepast. Wij hebben er vertrouwen in dat de thans voorliggende uitwerking en de komende uitwerking van de meet- en rekenregels weer voor een groot aantal jaren soelaas biedt. Op gezette tijden zal bezien worden of die verwachting door de feiten wordt ondersteund.
Waarom is het gunstig om in de toekomst de uitvoeringsregels in de regeling op te nemen in plaats van in het Besluit?
De gedetailleerde omschrijvingen van een aantal maatstaven hebben tot gevolg dat er geregeld wijzigingen moeten worden aangebracht, die geen relatie hebben met de inhoud van de maatstaf zelf, maar het gevolg zijn van wijzigingen in wetgeving van andere ministeries, wijzigingen in de publicaties van het CBS, etc. Op het niveau van een regeling zijn aanpassingen gemakkelijker en sneller door te voeren.
Welke praktische overwegingen liggen ten grondslag aan de beslissing niet alle omschrijvingen van de maatstaven op te nemen in de tabel, maar elders in het Besluit?
De overwegingen zijn inderdaad van praktische aard. Als een component in een groot aantal maatstaven terugkeert, en/of een vrij uitgebreide omschrijving noodzakelijk is, dan is het overzichtelijker om de definitie van deze component elders in het besluit op te nemen.
Hoe verhoudt de uitspraak «de verdeling van het cluster Volkshuisvesting/Ruimtelijke Ordening/Stadsvernieuwing (VHROSV) zal in komende jaren opnieuw worden bezien met als doel invoering van een nieuwe verdeelformule» zich tot de uitspraak dat «herijking van het cluster VHROSV achten wij op korte termijn niet zinvol»?
Reeds eerder is aan de Kamer gemeld dat de fondsbeheerders niet langer het voornemen hebben om het cluster VHROSV te herijken. De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) zit op dezelfde lijn, zo bleek uit het advies bij het Periodiek Onderhoudsrapport 2005 (POR 2005). Verwezen wordt naar mijn reactie, mede namens de staatssecretaris van Financiën, op dat advies (brief van 24 januari 2005, bzk0 500 082). Maar de verdeling op het cluster moest wel worden herzien, omdat per 2005 een nieuwe verdeelsleutel voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing in werking is getreden. Deze sleutel wordt bepaald door VROM; de maatstaf die in het gemeentefonds wordt gehanteerd is nauw verbonden aan de VROM-sleutel. De herziene verdeling op het cluster VHROSV is verwerkt in de meest recente meicirculaire, die van 2005.
Hoe groot is het effect van de afronding van één miljoen gulden naar 500 000 euro op het aantal eenheden? Dit betekent bij ruwe calculatie immers al een reductie van ruim 10%, waarom wordt dit vervolgens dan neerwaarts afgerond?
Het effect op de totale OZB-capacteit van de verandering van de afronding van € 453 780 (hfl. 1 000 000) naar € 500 000 is vrijwel verwaarloosbaar. Hierbij moet worden bedacht dat het om hele grote getallen gaat en dat de door het CBS geleverde OZB-capaciteiten al zijn afgerond op € 1 000. Een voorbeeld kan dit illustreren. De voorlopige OZB-capaciteit 2005 voor Amsterdam is onafgerond € 106 701 540.000. Afgerond op bedragen van € 453 780 komt dit neer op € 106 700 921.640, en afgerond op bedragen van € 500 000 op € 106 701 000.000. Het verschil in OZB-capaciteit als gevolg van de verschillende afrondingswijzen is € 78 360. Het verschil is uitgedrukt als percentage van de OZB-capaciteit afgerond in bedragen van € 453 780 ca. 0,00 007%. De afronding wordt toegepast om een zekere mate van globaliteit te bereiken ofwel schijnexactheid te vermijden. Hierbij is ervoor gekozen af te ronden in het voordeel van de gemeenten (afronding naar beneden).
Waarom wordt in bijlage 2 ten aanzien van de maatstaf Ontroerend Zaakbelasting (OZB), een correctie toegepast door slechts 80% van de waarden van woningen en 70% van de waarden van niet-woningen mee te tellen? Waarvoor is dit een correctie?
Deze correctie is ingevoerd bij de invoering van de OZB-maatstaf in 1997 (Financiële-verhoudingswet artikel 8, tweede lid). Hieraan ligt de politieke wens ten grondslag om niet de volledige belastingcapaciteit door middel van het gemeentefonds te verevenen. Het betreft dus een correctie op het totaalbedrag van de vastgestelde WOZ-waarden in de gemeente.
Hoeveel jaar bedraagt «een aangegeven tijdsspanne»?
De tijdsspanne is onderdeel van de tussen de gemeente en het Rijk gemaakte afspraak over het te realiseren aantal woningen. De afspraak is veelal vastgelegd in een door alle betrokken partijen geaccordeerd Vinex-uitvoeringsconvenant. De relevante periode kan per specifiek uitvoeringsconvenant verschillen.
Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Voorzitter, Vos (GL), Van Beek (VVD), Ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Hijum (CDA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Vacature (algemeen) en Vacature (SP).
Plv. leden: De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Weekers (VVD), Slob (CU), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam, MFA (PvdA), Wolfsen (PvdA), Eski (CDA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Vacature (PvdA) en De Wit (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30300-B-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.