nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 januari 2006
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het in artikel I, onderdeel B, voorgestelde artikel 10.2 wordt gewijzigd
als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
worden gesteld over de middelen die Onze Minister kan gebruiken om het in
de handel brengen of verhandelen van radiozendapparaten of categorieën
van radiozendapparaten te beëindigen of te beperken, indien de vrees
is gewettigd dat door de betrokken radiozendapparaten ontoelaatbare belemmeringen
worden veroorzaakt in het etherverkeer, in andere radiozendapparaten of in
ontvangapparaten.
B
Het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde onderdeel a komt te luiden:
a. Artikel 15.1, onderdeel e, komt te luiden:
e. ter zake van uitrusting gestelde voorschriften als geregeld in
hoofdstuk 10 en hoofdstuk 20.
C
Na artikel I, onderdeel C, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
D
Na artikel 20.4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 20.4A
1. Uitrusting die voldoet aan de bij of krachtens de Telecommunicatiewet
vastgestelde regels met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit
die van kracht waren op 19 juli 2007, mag in afwijking van artikel 10.1
van de Telecommunicatiewet, tot 20 juli 2009 in de handel worden gebracht
of worden verhandeld.
2. Het bepaalde in het eerste lid is slechts van toepassing voorzover
de daar bedoelde uitrusting voldoet aan bij of krachtens de Telecommunicatiewet
gestelde regels die niet zien op elektromagnetische compatibiliteit.
D
Artikel IV komt te luiden:
ARTIKEL IV
Indien deze wet in werking treedt vóór het tijdstip waarop
het bij koninklijke boodschap van 14 maart 2005 ingediende voorstel van
wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging
van enkele inhoudelijke wijzigingen in de Telecommunicatiewet, de Elektriciteitswet
1998, de Gaswet, de Mijnbouwwet en enkele andere daarmee verbandhoudende wetten,
de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001, de Wet op de kamers van koophandel
en fabrieken 1997, de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen en diverse
andere wetten (Veegwet EZ 2005), Kamerstukken II, 2004/05, 30 027, tot
wet is verheven en in werking is getreden, dan vervallen in dat voorstel van
wet de onderdelen R tot en met Y.
TOELICHTING
Deze nota van wijziging wijzigt het wetsvoorstel op drie punten.
Ten eerste wijzigt deze nota het toezicht op en de rechterlijke competentie
ten aanzien van het overgangsrecht. Het overgangsrecht voor uitrusting die
voldoet aan de bij of krachtens de Telecommunicatiewet vastgestelde regels
met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit die van kracht waren
op 19 juli 2007, was in het wetsvoorstel geregeld in artikel IV. Hiermee
zou het overgangsrecht geen deel uitmaken van de Telecommunicatiewet, maar
slechts van de wet houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband
met de implementatie van richtlijn 2004/108/EG. Dit heeft tot onbedoeld gevolg
dat het toezicht en de rechterlijke competentie afwijken van het systeem dat
op grond van de Telecommunicatiewet geldt voor uitrusting die niet valt onder
het overgangsrecht. Deze nota van wijziging repareert in de onderdelen B en
C deze onbedoelde verschillen.
Ten tweede regelt deze nota van wijziging in onderdeel D de samenloop
met het voorstel van wet Veegwet EZ 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 30 027).
Ten derde voegt deze nota van wijziging in onderdeel C een bepaling toe
die in het wetsvoorstel Veegwet EZ 2005 werd toegevoegd aan de Telecommunicatiewet
als herstel van een implementatiegebrek (zie Kamerstukken II, 2004/05, 30 027,
nr. 3, p. 15–16), maar dat in het onderhavige wetsvoorstel nog niet
was opgenomen.
Onderdeel A
In het wetsvoorstel Veegwet EZ 2005 is in onderdeel V voorzien in een
wijziging van de Telecommunicatiewet om te voldoen aan de verplichting tot
implementatie van de R&TTE-richtlijn (richtlijn nr. 1999/5/EG, PbEG L 91). Bij het opnieuw indelen van hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet
in verband met de implementatie van de nieuwe EMC-richtlijn (richtlijn 2004/108/EG)
is dit onderdeel onbedoeld niet opgenomen. Derhalve wordt dit onderdeel toegevoegd.
Onderdeel B
In artikel 15.1 wordt het toezicht van het bij of krachtens de Telecommunicatiewet
bepaalde opgedragen aan de bij besluit van de minister aangewezen ambtenaren.
Daartoe is momenteel het Agentschap Telecom aangewezen. Aangezien het overgangsrecht
geen deel uitmaakte van de Telecommunicatiewet, bestond de mogelijkheid dat
het toezicht op de naleving van het overgangsrecht niet door het Agentschap
Telecom kon plaatsvinden. Dat wordt gerepareerd door het overgangsrecht in
hoofdstuk 20 Telecommunicatiewet op te nemen en het expliciet onder de bevoegdheid
op grond van artikel 15.1 van de Telecommunicatiewet te brengen.
Onderdeel C
Het overgangsrecht wordt geschrapt als artikel IV van het wetsvoorstel
en opgenomen in het lichaam van de Telecommunicatiewet. In het wetsvoorstel
bleek onbedoeld een andere rechtbank dan de «standaard» rechtbank
Rotterdam bevoegd te zijn, aangezien het oude artikel IV geen deel uitmaakte
van de Telecommunicatiewet.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst