nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 20 december 2005
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de Vaste
Commissie met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel. Ook waardeer ik
de voortvarende aanpak van het wetsvoorstel. Graag ga ik hieronder in op de
vragen en opmerkingen.
Met genoegen heb ik geconstateerd dat de terugdringing van administratieve
lasten voor het bedrijfsleven, positief is ontvangen door de leden van de
CDA-fractie. In dit verband wordt nog de vraag gesteld waarom het niet mogelijk
is gebleken om ook voor zweefvliegclubs een daling van de administratieve
lasten te realiseren.
Thans hebben zweefvliegclubs een vrijstelling van het verbod ingevolge
artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van het Luchtverkeersreglement
nodig om te mogen vliegen in een luchtverkeersdienstverleningsgebied met klasse
A, zoals Schiphol TMA. Er is maatwerk nodig om vast te stellen waar en onder
welke voorwaarden zweefvliegactiviteiten in de directe omgeving van Schiphol
kunnen plaatsvinden. Hier werken de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de Luchtverkeersleiding
Nederland, het ministerie van Defensie en de betrokken zweefvliegclubs samen
aan. Naast de administratieve lasten voor de betrokken zweefvliegclubs is
een – in verhouding met de betekenis van zweefvliegen voor de luchtvaart –
onevenredig grote inzet nodig van de genoemde instanties. Om die reden wordt
overwogen de indeling van het luchtruim (door middel van wijziging van de
Regeling luchtverkeersdienstverlening) zodanig te veranderen, dat geen vrijstelling
meer nodig is voor de betrokken zweefvliegclubs.
Hierdoor zullen de administratieve lasten voor de betrokken zweefvliegclubs
vervallen.
De leden van de CDA-fractie vragen om de garantie dat het wetsvoorstel
in de toekomst het niet onmogelijk maakt om ambulance- en reddingsvluchten
uit te voeren, ook wanneer deze beneden de minimum vlieghoogte vliegen, boven
gebieden met aaneengesloten bebouwing of daarbuiten, en buiten de daglichtperiode.
Het voorliggende wetsvoorstel biedt inderdaad de garantie dat vrijstelling
en ontheffing mogelijk blijven, gekoppeld aan een stelsel waarin op basis
van een ministeriële regeling door een specifieke groep en voor een specifiek
doel lager gevlogen mag worden beneden de minimum vlieghoogte, boven
gebieden met aaneengesloten bebouwing of daarbuiten, en buiten de daglichtperiode.
Voor bijvoorbeeld ambulance- en reddingsvluchten wordt in de ministeriële
regeling een voorziening getroffen, waardoor het niet meer nodig zal zijn
om een vrijstelling of ontheffing aan te vragen.
In verband met het onderscheppen van burgerluchtvaartuigen wordt gevraagd
of het onderhavige wetsvoorstel erin voorziet dat buiten de daglichtperiode
mag worden gevlogen met jachtvliegtuigen.
Op basis van reeds bestaande regelgeving kunnen vluchten met militaire
luchtvaartuigen buiten de daglichtperiode worden uitgevoerd. Deze regelgeving
is ook van toepassing op militaire vluchten ter onderschepping van een burgerluchtvaartuig.
De geldende luchtvaartwetgeving is derhalve toereikend op dit punt.
Tot slot wijzen de leden van de CDA-fractie op ontwikkelingen met betrekking
tot het gebruik van Unmanned Aerial Vehicles (UAV). Gevraagd wordt of het
wetsvoorstel erin voorziet dat UAV’s kunnen worden gebruikt al dan niet
met gebruik van een vrijstelling of ontheffing en zo nee het wetsvoorstel
op een zodanige manier aan te passen dat het gebruik van UAV’s wel mogelijk
wordt gemaakt.
Artikel 5.7, eerste lid, van de Wet luchtvaart (wet) bepaalt dat de gezagvoerder
aan boord is van het luchtvaartuig. Omdat bij een onbemand luchtvaartuig geen
gezagvoerder aan boord is, voorziet artikel 5.7, derde lid, van de wet erin
dat bij ministeriële regeling luchtvaartuigen worden aangewezen aan boord
waarvan zich geen gezagvoerder hoeft te bevinden. De Minister van Defensie
heeft begin 2000 regels gesteld ten behoeve van het oefenen van het vliegen
met onbemande luchtvaartuigen in de Regeling aanwijzing militaire onbemande
luchtvaartuigen, de Regeling vluchten militaire onbemande luchtvaartuigen
en de Regeling beperking geluidhinder militaire onbemande luchtvaartuigen.
De ontwikkelingen van onbemande burgerluchtvaartuigen houd ik scherp in de
gaten. Op korte termijn verwacht ik dat modelluchtvaartuigen als onbemand
burgerluchtvaartuig zullen worden aangemerkt. Een Regeling modelvliegen zal
binnenkort gepubliceerd worden.
Aangezien een onbemand luchtvaartuig een luchtvaartuig is waarop het Luchtverkeersreglement
gewoon van toepassing is, blijft het mogelijk om voor bepaalde aspecten een
vrijstelling of ontheffing te verlenen ten behoeve van het gebruik van een
onbemand luchtvaartuig in het luchtruim.
In Europa en zelfs mondiaal wordt gekeken naar een geharmoniseerde aanpak
van de toelating van UAV’s. De Nederlandse overheid werkt hieraan mee.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus