30 246
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra onder meer in verband met aanpassing van de methode van jaarlijkse prijsbijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 14 oktober 2005

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I. ALGEMEEN

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben wel enige vragen aan de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging. Zij hebben daar wel enige vragen en opmerkingen bij.

De leden van de SP-fractie zijn geen voorstander van het invoeren van lumpsumfinanciering in het primair onderwijs op de wijze waarop deze invoering nu vorm krijgt. Zij zien in deze wetswijziging een extra argument om te pleiten tegen deze aanpassing van de bekostigingswijze.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen onder meer beoogt de automatische prijscompensatie voor de materiële kosten van instandhouding in het primair onderwijs af te schaffen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij constateren dat de regering van mening is dat nu ook in het primair onderwijs lumpsumfinanciering wordt ingevoerd, daarbij ook de in het voortgezet onderwijs gehanteerde methode van prijsbijstelling kan worden gehanteerd. Een andere motivatie ligt in de vereenvoudiging van procedures. Deze leden begrijpen de gedachtegang van de regering, maar wijzen op enkele overwegingen die ervoor pleiten om deze stap niet nu te nemen.

Prijsbijstelling

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering het schrappen van de automatische prijsbijstelling relateert aan de invoering van de lumpsumfinanciering. Bedoelt de regering dat scholen voor primair onderwijs dan gemakkelijker een korting op de prijsbijstelling kunnen opvangen? De leden van deze fractie vragen de regering nog eens toe te lichten waarom scholen met lumpsumfinanciering daartoe beter in staat zouden zijn. Is dat ook niet afhankelijk van de schaal van de school, zo vragen deze leden. Acht de regering het mogelijk dat het onderhavige wetsvoorstel verdere schaalvergroting in de hand zal werken?

Deze leden zijn beducht voor het, als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel, aantasten van het draagvlak voor de lumpsumfinanciering. Kan de regering deze zorg wegnemen?

Met dit wetsvoorstel krijgt de regering de mogelijkheid om de prijsbijstelling af te wegen tegen andere onderwijsprioriteiten, zo stelt de regering in de memorie van toelichting. Maar zijn eerdere kortingen op de prijsbijstellingen voor het onderwijs niet ten goede gekomen aan de algemene middelen, zo vragen de leden van deze fractie. In de voorgestelde wetstekst wordt niet voor niets gesproken van «indien de toestand van 's Rijks schatkist zich daartegen niet verzet». Welke garantie geeft de regering dat een korting op de prijsbijstelling voor het primair onderwijs ook werkelijk ten goede komt aan andere onderwijsprioriteiten?

De aan het woord zijnde leden vragen hoe groot (absoluut en relatief) de prijsbijstelling voor de materiële voorzieningen in het primair onderwijs in de afgelopen vijf jaar geweest is.

De leden van de PvdA-fractie hebben als voorwaarde voor de jaarlijkse bijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen dat dit in gelijke tred gaat met het prijsniveau. Het voortgezet onderwijs heeft namelijk een aantal jaren geen prijscompensatie gehad. De leden van deze fractie vinden dit betreurenswaardig. Voor 2005 en 2006 is er wel enige aanpassing maar de hoogte van de prijsstelling blijkt afhankelijk te zijn van de budgettaire ruimte in plaats van de reële prijsontwikkeling. Waarom wordt niet de reële prijs ontwikkeling gekeken? Komen scholen hierdoor niet in financiële problemen, zo vragen deze leden. Wat zal de aanpak hiervoor zijn in het primair onderwijs? De bovengenoemde leden vragen de regering de garantie dat er een reële prijscompensatie voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs wordt gedaan. Daarnaast zouden de leden van deze fractie graag willen weten met welke onderwijsorganisaties de regering heeft overlegd over het voornemen tot de afschaffing van de automatische prijscompensatie. Kan de regering het uitgangspunt van het huidige bekostigingsstelsel (sobere bekostiging) nog steeds garanderen voor het nieuwe bekostigingsstelsel? Bij de invoering van de lumpsumfinanciering is steeds gesteld dat dit budgettair neutraal zal plaatsvinden. In hoeverre staat de budgettair neutraliteit door invoering van de prijsbijstellingen ter discussie, zo vragen de leden van deze fractie.

De leden van de SP-fractie vragen of met het afschaffen van de automatische prijscompensatie niet het uitgangspunt van de adequate, maar sobere bekostiging wordt verlaten. De praktijk in het voortgezet onderwijs leert immers dat een afweging van prioriteiten op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap er toe kan leiden dat prijscompensatie achterwege blijft. Door het uitblijven van prijsbijstelling in het voortgezet onderwijs is er bij een aantal scholen sprake van, door de besturenorganisaties zo genoemde, verborgen schade aan het onderwijs. Deze leden vragen de regering om hierop een reactie te geven. De leden van deze fractie stellen dat van een adequate bekostiging in steeds meer gevallen geen sprake is. Door allerlei ontwikkelingen van de afgelopen jaren staat de huidige bekostiging flink onder druk. Een signaal dat ook door het veld wordt afgegeven. Heeft de regering dit signaal ook ontvangen en wat onderneemt zij om te voorkomen dat de bekostiging door deze wetswijziging verder onder druk komt te staan?

De wetswijziging hangt samen met de invoering van de lumpsumbekostiging, daarover is en wordt veelvuldig overleg gevoerd met alle betrokkenen. Deze leden betreuren het dan ook dat over deze wetswijziging geen overleg met het veld heeft plaatsgevonden. Er is begrip voor de stelling van de besturenorganisaties dat het vertrouwen van de scholen dat er sprake is van een budgettair neutrale operatie steeds kleiner wordt. Waarom is er over deze wetswijziging geen overleg gevoerd met het onderwijsveld, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke wijze het wetsvoorstel tot stand gekomen is. Is er overleg geweest met de besturenorganisaties? Zo neen, waarom niet? Tevens vragen deze leden aan de regering in te gaan op de bezwaren die de besturenorganisaties hebben geuit in hun commentaar op onderhavig wetsvoorstel, met name op het punt van de huidige praktijk in het voortgezet onderwijs.

De leden van de SGP-fractie merken op dat in vergelijking met het voortgezet onderwijs er in het primair onderwijs gemiddeld genomen sprake is van een kleinere schaal en daardoor een grotere financiële gevoeligheid. De praktijk leert bovendien dat prijsbijstellingen in het voortgezet onderwijs tamelijk gemakkelijk achterwege (kunnen) worden gelaten. Daarnaast heeft het primair onderwijs door de introductie van de lumpsumfinanciering al met grote veranderingen te maken. Dit alles is voor de leden van deze fractie aanleiding van de regering te vragen de voorgestelde wijziging voor dit moment te heroverwegen.

Vereenvoudiging procedures

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering stelt dat de Kamer altijd voortijdig op de hoogte wordt gesteld van een wijziging van de programma's van eisen. Geldt dat ook voor de bekostigingsbedragen, zo vragen deze leden. Begrijpen zij het goed dat het begrotingsrecht van de Kamer volledig in stand blijft. Worden de onderwijsorganisaties voortijdig geconsulteerd in het geval de regering een aanpassing van de bekostigingsbedragen of van de programma's van eisen overweegt? Zo ja, hoe worden zij geconsulteerd, zo vragen deze leden. De leden van deze fractie hebben altijd zeer veel waardering voor een vermindering van de administratieve lastendruk. Maar zal, als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel, de verminderende lastendruk substantieel zal zijn? Zo ja, hoe hoog, zo vragen de leden van deze fractie.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat om budgettaire redenen het programma van eisen naar beneden toe kan worden bijgesteld? Kan dat juist niet strijdig zijn met de onderwijskundige kwaliteit, zo vragen deze leden.

Artikel IV

Moet de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel niet worden uitgesteld indien ook de inwerkingtreding van de lumpsumfinanciering onverhoopt wordt uitgesteld tot na 1 augustus 2006, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is het daarom niet beter om de inwerkingtreding vast te stellen op een nader te bepalen tijdstip?

De voorzitter van de commissie

Aptroot

Adjunct-griffier van de commissie,

Jaspers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GL), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GL).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Vacature (SP), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Adelmund (PvdA), Vacature (algemeen), Halsema (GL), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GL).

Naar boven