30 244
Natuurontwikkeling Westerschelde

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2005

Bij brief van 7 september 2005 (Kamerstuk 30 244, nr. 1) heb ik, mede namens de minister van VROM, de Tweede Kamer ter instemming voorgelegd het besluit van de Ministerraad van 17 december 2004 om voor de uitvoeringsbesluiten van het Project Natuurontwikkeling Westerschelde de rijksprojectenprocedure ex artikel 39 a tot en met q van de Wet op de Ruimtelijke Ordening toe te passen (30 244, nr. 1). Over de wijze van uitvoering van voorgenomen natuurmaatregelen binnen de kaders van de rijksprojectenprocedure, bestond op hoofdlijnen overeenstemming met Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Op schriftelijk verzoek van de vaste commissie voor LNV (05-LNV-B-98 d.d. 21 september jl.) informeer ik u, mede namens de minister van VROM, bij deze over de definitieve besluitvorming van Provinciale Staten van Zeeland, die op 7 oktober 2005 plaatsvond.

Provinciale Staten van Zeeland heeft de door het Rijk voorgestelde rol van de provincie in de uitvoering van het totaalpakket van maatregelen aanvaard. Uitgangspunt van de Staten is dat de verwerving van de benodigde 600 ha om nieuwe, estuariene natuur te kunnen realiseren zoveel mogelijk op vrijwillige basis plaatsvindt. Voorts werd ingestemd met een concept van het convenant tussen Rijk en provincie over de samenwerking in de verdere voorbereiding en uitvoering. Tenslotte werd Gedeputeerde Staten gemandateerd de regierol voor de uitvoering van het totaalpakket aan maatregelen zoals het Rijk die aanbiedt (waaronder de regierol voor de natuurmaatregelen) op zich te nemen en tot uitvoering te brengen.

Ter aanvulling merk ik het volgende op.

Het besluit van Provinciale Staten medewerking te verlenen aan de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium heeft plaatsgevonden op basis van een totaalpakket van maatregelen voor de Zeeuwse regio. Samenvattend hebben deze maatregelen betrekking op afspraken over (zie ook de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat van 11 maart 2005; Kamerstuk 26 980, nr. 21)

– de versterking van de bestuurlijke betrokkenheid van de provincie Zeeland bij de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 en bij het toekomstig beleid en beheer van het Schelde-estuarium,

– de (versnelling in) bijdragen van het Rijk en een bijdrage van Vlaanderen in de ontsluitende infrastructuur voor de Zeeuwse havens en

– de zekerstelling van de externe veiligheid.

Met het oog op de regie- en uitvoerende rol van de provincie Zeeland ten aanzien van de realisering van de natuurmaatregelen

– is ruimte gegeven voor een flankerend beleid voor de landbouw,

– zijn zekerheden verschaft ten aanzien van het behoud van veiligheid tegen overstromingen,

– werd een nadere verantwoording gegeven van de noodzaak van de aanleg van minimaal 600 nieuwe, estuariene natuur, in relatie met de instandhoudingsverplichtingen ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijnen voor dit Natura2000-gebied en

– werd een programma van eisen opgesteld voor de realisering van deze natuur. De aanleg daarvan zal plaatsvinden met inachtneming van de Natuurbeschermingswet 1998.

Uiteraard zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de provincie Zeeland regie heeft en uitvoering geeft aan de natuurmaatregelen binnen de kaders van de rijksprojectenprocedure. Het Rijk behoudt in deze de eindverantwoordelijkheid.

Deze uitgangspunten en afspraken zijn betrokken in de opstelling van het genoemde conceptconvenant tussen Rijk en provincie, welke een ambtelijke tussenstand betrof. Het ligt in het voornemen dat het convenant binnen afzienbare termijn zal worden afgerond en ondertekend. Te zijner tijd zal ik u informeren.

Provinciale Staten van Zeeland heeft in haar besluitvorming in de vorm van een amendement aangegeven sterk te hechten aan een grondverwerving op vrijwillige basis. Ik onderschrijf het grote belang van vrijwillige verwerving van gronden, ook in deze situatie. Het flankerend beleid voor de landbouw biedt goede perspectieven voor minnelijke verwerving. De rijksprojectenprocedure is een titel voor onteigening. Dit middel zal slechts in het uiterste geval worden ingezet en pas nadat de mogelijkheden van overeenstemming met de betrokkenen over vrijwillige verkoop of verplaatsing volledig en in redelijkheid zijn benut.

Nu de provincie Zeeland definitief heeft ingestemd met haar eigen belangrijke rol in de realisering van de natuurmaatregelen, verzoek ik u, mede namens de minister van VROM, op korte termijn een eventuele vervolgprocedure te bepalen in verband met het besluit de rijksprojectenprocedure toe te passen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven