30 244
Natuurontwikkeling Westerschelde

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2005

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 7 september 2005.

Indien de Kamer op uiterlijk 6 oktober 2005 geen besluit heeft genomen over de behandeling, kan de Kamer geacht worden te hebben ingestemd met het toegezonden besluit.

Ter instemming leg ik, mede namens de minister van VROM, aan u voor het besluit van de ministerraad (17 december 2004) om voor de uitvoeringsbesluiten van het Project Natuurontwikkeling Westerschelde de rijksprojectenprocedure ex artikel 39a tot en met q van de Wet op de Ruimtelijke Ordening toe te passen.

Hierbij sluit ik aan op de brief over de Ontwikkelingsschets Schelde-estuarium en het hieruit volgende Memorandum van Overeenstemming met Vlaanderen van 11 maart, die de minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en mij op 11 maart jl. aan u zond. Het project Natuurontwikkeling Westerschelde maakt onderdeel uit van deze Ontwikkelingsschets en het Memorandum.

Deze brief kan pas nu aan u worden voorgelegd, omdat eerst met de provincie Zeeland overeenstemming moest worden bereikt over de wijze van uitvoering van voorgenomen natuurmaatregelen langs de Westerschelde. Deze overeenstemming is 17 juni door Provinciale Staten onder voorwaarden geaccordeerd, op 7 oktober beslist Provinciale Staten definitief.

Het volgende dient ter motivering van en toelichting op dit besluit van de ministerraad.

Betekenis, belang en spoedeisendheid van het rijksproject

Vlaanderen en Nederland hebben als doelstelling vastgelegd het ontwikkelen van het Schelde-estuarium als een gezond en multifunctioneel estuarien watersysteem dat op duurzame wijze gebruikt wordt voor menselijke behoeften. De onderlinge samenwerking is gericht op de drie geprioriteerde functies:

a) bescherming tegen overstromingen,

b) toegankelijkheid van de Scheldehavens en

c) de natuurlijkheid van het fysieke en ecologische systeem.

De Ontwikkelingsschets 2010 is de uitwerking voor de eerstkomende periode en voorziet in een samenhangend pakket van maatregelen ten behoeve van deze functies en de integrale uitvoering daarvan. De schets is vastgelegd in het Derde Memorandum van overeenstemming met Vlaanderen op 11 maart jongstleden.

Een essentieel onderdeel van de besluitvorming in het Memorandum van Overeenstemming met Vlaanderen is de ontwikkeling van minimaal 600 en maximaal 770 ha nieuwe estuariene natuur langs de Westerschelde in Nederland. Het kabinet heeft de noodzaak van de natuurmaatregelen, de kosten en het maatschappelijk draagvlak in afweging genomen en op basis daarvan besloten om minimaal 600 ha estuariene natuur te ontwikkelen. Dit is het «Project Natuurontwikkeling Westerschelde». Dit pakket maatregelen brengt de natuur van het Schelde-estuarium in een gunstiger staat van instandhouding conform de eisen uit de Vogelen Habitatrichtlijn, versterkt de systeemkenmerken en brengt de realisering dichterbij van het streefbeeld voor de lange termijn met betrekking tot natuurlijkheid. Hierdoor krijgt het systeem zijn robuustheid terug, waardoor de kwetsbaarheid afneemt en de veerkracht in relatie tot het menselijk gebruik toeneemt.

De vaarwegverruiming heeft zeer hoge politieke prioriteit uit het oogpunt van behoud van marktaandeel van de Antwerpse haven. De politieke urgentie van het «Project Natuurontwikkeling Westerschelde» bestempel ik als «hoog» omdat in het Memorandum met Vlaanderen is overeengekomen om de natuurprojecten gelijktijdig met de andere maatregelen uit de ontwikkelingsschets tot uitvoering te brengen.

Nederland heeft met Vlaanderen afgesproken uiterlijk in 2007 met de verdieping en bijbehorend Project Natuurontwikkeling Westerschelde te starten.

Dit is verwoord in het Derde Memorandum van Overeenstemming tussen Vlaanderen en Nederland.

Om het afgesproken tijdstraject te kunnen halen, is het gewenst dat besluitvormingsprocedures zo doelmatig mogelijk verlopen. De verdere besluitvorming en de uitvoering van de vaarwegverruiming zullen plaatsvinden volgens de Tracéwetprocedure. Om het hele natuurpakket, met name de estuariene natuur, gelijktijdig te kunnen realiseren, biedt alleen de rijksprojectenprocedure een voldoende dwingend kader. Vanwege bovengenoemde koppeling in tijd en daaruit volgende spoedeisendheid, heeft de ministerraad op 17 december 2004 bij ministerraadsbesluit besloten voor het natuurpakket de rijksprojectenprocedure ex artikel 39 a tot en met q van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing te verklaren.

De Rijksprojectenprocedure Natuurontwikkeling Westerschelde wordt voorts gestroomlijnd met de Tracéwetprocedure voor de verdieping.

Een belangrijk voordeel van toepassing van de rijksprojectenprocedure (RPP) voor dit project ziet het kabinet in de gecoördineerde besluitvorming over de samenhangende (deel)projecten ten behoeve van natuurontwikkeling in de Westerschelde. Hierbij valt te denken aan de bundeling van voorbereidingsprocedures, waaronder uiteraard de m.e.r.-procedure met het oog op vergunningverlening en de passende beoordeling in het kader van de toepassing van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Daarnaast is bestuurlijk vooroverleg met de regio in de RPP goed verankerd. De provincie Zeeland is in principe bereid de rol van initiatiefnemer op zich te nemen, terwijl de eindverantwoordelijkheid bij het Rijk ligt.

In de Ontwikkelingsschets is een verdere onderbouwing opgenomen van de genomen besluiten, die hier relevant zijn; in het bijzonder in Besluit 3.c en in de toelichting bij de besluiten over natuurlijkheid onder 7.3.

Gevolgen voor het nationaal ruimtelijk beleid; internationale dimensie met bovenlokale ruimtelijke effecten

In deel drie van de Nota Ruimte hebben de projecten die onderdeel uitmaken van de besluitvorming over het Schelde-estuarium de status «nationaal belang» met een internationale dimensie. De besluitvorming komt tegemoet aan de verbetering van de betrekkingen met Vlaanderen. In de Nota Ruimte wordt voor de Zuidwestelijke Delta als geheel tevens een duurzaam herstel van natuurlijke processen nagestreefd. De beoogde natuurmaatregelen die in de vorm van ontpoldering en anderszins zijn voorzien, dragen in ruime mate bij aan het realiseren van dit doel. Voor de Westerschelde betekent dit dat met name het areaal laagdynamische getijdennatuur (schorren en slikken) zal worden uitgebreid.

Sociaal-economische gevolgen en andere bij het project betrokken belangen

In minimaal 600 hectare langs de Westerschelde zal de nu overwegend agrarische gebruiksfunctie worden omgezet in een functie voor getijdennatuur. Dat heeft uiteraard sociaal-economische gevolgen voor de agrarische bedrijven, de bewoners en andere bedrijvigheid (bijvoorbeeld recreatiebedrijven) in deze gebieden.

De schade die de betrokken bewoners en ondernemers zullen ondervinden, zal op adequate wijze worden vergoed. Waar het gaat om de agrarische bedrijven zal – desgewenst – de nadruk liggen op verplaatsing en doorstart van de bedrijfsvoering elders en op een impuls voor de agrarische landbouwstructuur in de ruimere omgeving (flankerend beleid). De betrokken campings zullen worden verplaatst. Bij de uitvoeringsbesluiten zal het nieuwe beleid worden geconcretiseerd.

Uitgangspunt is dat bij realisering van de nieuwe natuurfunctie de bestaande woningen, bedrijven en opstallen zullen moeten wijken, omdat getijdennatuur niet valt te combineren met de bestaande grondgebonden landbouw, de bestaande woningen of andere vormen van bestaande bebouwing, zoals campings.

In het onderzoek naar de mogelijke inrichting van de nieuwe natuurgebieden zal overigens wel worden onderzocht of en in hoeverre de primaire natuurdoelstelling combineerbaar is met andere nieuwe functies.

Eerst in de planvormingfase ten behoeve van het te nemen rijksprojectbesluit kunnen de sociaal-economische effecten concreter in beeld worden gebracht. De procedures met betrekking tot het rijksprojectbesluit zullen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden uitgevoerd, gezien de grote sociale gevolgen voor inwoners en bedrijven in de gebieden.

Bevoegd gezag en eindverantwoordelijkheid bij het Rijk en inhoudelijke voorbereiding bij de provincie

Voor het te nemen rijksprojectbesluit en de coördinatie van de daarop volgende uitvoeringsbesluiten zal ik als projectminister optreden. Ik vervul daarin ook de rol van bevoegd gezag en zal in die hoedanigheid te zijner tijd het rijksprojectbesluit vaststellen. De provincie Zeeland zal in de rol van initiatiefnemer, de inhoudelijke voorbereiding van het rijksprojectbesluit en van het uitvoeringsbesluit met de daarbij behorende m.e.r.-procedure op zich nemen. Hiervoor zal een bestuursovereenkomst met de provincie worden opgesteld.

Deze wijze van samenwerking tussen Rijk en provincie bewerkstelligt dat het Rijk de formele eindverantwoordelijkheid houdt, gelet op het nationale en internationale belang van het project. De provincie verzorgt de inhoudelijke invulling van de projecten en het voorbereidend onderzoek voor de vervolgbesluiten, in samenspraak met de direct betrokkenen, de lokale besturen, de waterschappen en de bewoners- en (maatschappelijke) belangengroepen.

In de bestuursovereenkomst zal, naast de inhoud van de prestatieovereenkomst, de eindverantwoordelijkheid van het Rijk voor het project en de uitvoering daarvan duidelijk worden bevestigd.

Als evenwel blijkt dat de provincie Zeeland er niet in slaagt de opdracht uit te voeren, dan kan het Rijk na wederzijds overleg de opdracht terugnemen.

Verzoek aan de Tweede Kamer

Ik verzoek de Tweede Kamer, in overeenstemming met artikel 39a, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, om op grond van de hiervoor genoemde redenen in te stemmen met het voornemen van het kabinet om voor het Project Natuurontwikkeling Westerschelde, zijnde één van de projecten uit de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium van december 2004, en onderdeel van het Derde Memorandum van Overeenstemming tussen Vlaanderen en Nederland met betrekking tot de onderlinge samenwerking ten aanzien van het Schelde-estuarium van 11 maart 2005, de rijksprojectenprocedure toe te passen. Volledigheidshalve wijs ik erop dat er sprake is van stilzwijgende goedkeuring indien de Tweede Kamer dit verzoek niet binnen 4 weken agendeert.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven