30 240
Immigratie- en Naturalisatiedienst

nr. 12
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 maart 2006

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 8 februari 2006 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:

– de brief d.d. 22 september inzake Bestuurlijke reactie rapport Algemene Rekenkamer over de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (30 240, nr. 3);

– de lijst van vragen en antwoorden d.d. 23 november 2005 aan de Algemene Rekenkamer inzake het rapport IND (30 240, nr. 5);

– de lijst van vragen en antwoorden d.d. 6 december 2005 aan de regering inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer over de IND (30 240, nr. 6);

– de lijst van vragen en antwoorden d.d. 6 december 2005 inzake kabinetsreactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer over de IND (30 240, nr. 7).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Fessem (CDA) stelt vast dat de Algemene Rekenkamer (ARK) zich positief uitlaat over de gemotiveerdheid en betrokkenheid van IND-medewerkers. De IND moet inderdaad de ruimte krijgen om zijn zaken op orde te brengen. Naast het korte termijntraject (met daarbij twinning met de SVB) loopt er een meer integraal verbetertraject. De door de ARK geconstateerde problemen zullen binnen twee tot drie jaar zijn opgelost. De grote vraag is nu wat het maakt dat de Kamer deze keer wél in een goede afloop mag geloven. De aanpak ziet er degelijk uit met gelukkig niet al te veel managementsjargon, maar zagen de eerdere plannen er ook niet goed uit? De schouders worden er in ieder geval onder gezet, maar het moet wel mogelijk zijn om tussentijds controles uit te voeren. De resultaten daarvan moeten helder worden vermeld in de Rapportage vreemdelingenketen. Het verbetertraject geeft al met al een positieve indruk. Ligt alles op schema of zijn ondertussen nieuwe problemen ontstaan?

Het is belangrijk dat de klant van de IND snel wordt geholpen. Daarbij is het aantal contactmomenten met en de bereikbaarheid van het loket van belang. Het kabinet heeft besloten – ook met het oog op de fraudebestrijding – om alle front-officetaken in goed overleg met de gemeenten gefaseerd bij de IND onder te brengen. Nog maar kort geleden hebben de gemeenten in het kader van overdracht van taken een duidelijke front-officetaak gekregen. Is het wel zo verstandig om die situatie alweer zo snel terug te draaien en de IND wederom te belasten met complexe automatiseringsproblemen en allerlei organisatorische maatregelen? De minister verwacht in de nieuwe situatie geen wachtrijen bij de IND, maar de IND heeft maar vier locaties in Nederland terwijl er nu 280 gemeenten zijn die front-officetaken vervullen. De vreemdeling moet dus meer en verder reizen. De minister acht dat overkomelijk, maar de ARK wijst erop dat er voor de vreemdeling daarnaast nog andere contactmomenten zijn: politie en gemeente. De klantvriendelijkheid lijkt er dus niet op vooruit te gaan.

Zou de fraude niet op een andere manier, samen met de gemeenten, kunnen worden aangepakt? De heer Van Fessem heeft de indruk dat er op problemen wordt gereageerd met centralisatieneigingen terwijl het omgekeerde wellicht effectiever kan zijn. De IND-hoofddirecteur heeft eerder al eens gezegd dat wat betreft het snel en zorgvuldig afhandelen van aanvragen met gemeenten scherpere afspraken kunnen worden gemaakt en dat bedrijven of onderwijsinstellingen die studenten of kenniswerkers naar Nederland willen halen meer zelf zouden kunnen doen.

Kan de minister iets meer melden over de risicoprofielen? Met wie wordt daartoe samengewerkt? De Belastingdienst is in ieder geval wel in staat de beslistermijnen te halen. Een behoedzame invoering is prima, maar de minister is hopelijk nu al uitgebreid bezig met de onderzoeken, voorbereiding en dergelijke.

De heer Van Fessem stemt in met het voorstel om één toelatingsorganisatie te vormen. Dit betekent wel dat de front-officetaken voorlopig de eerste decennia moeten blijven. Ook bij de geplande terugkeerorganisatie is sprake van veel ketenpartners, dus zullen er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt. Wanneer zal die terugkeerorganisatie kunnen worden gerealiseerd?

Het is een goede zaak dat ook in de sfeer van de advocatuur verbeteringen worden aangebracht. Ook de rechtshulp is gebaat bij snellere afdoeningen. Is hiermee al gestart? Kunnen de termijnen van een aanvraag of verlenging van een verblijfsvergunning regulier nu al niet worden verkort nu in het kader van de mvv-procedure al een grondig onderzoek heeft plaatsgevonden?

Het is te hopen dat misverstanden tussen IND en vreemdelingenpolitie over de verantwoordelijkheid voor de bestuurlijke handhaving niet meer zullen voorkomen. Kan de minister daarvoor zorgen?

Er wordt met het oog op een nieuwe Visumwet al jaren gesproken over biometrische kenmerken, risicoprofielen en dergelijke. Daarin ontbreekt echter de omkering van de bewijslast. De minister heeft toegezegd dat dit in de nieuwe wet zal worden geregeld. Gaat dit daadwerkelijk gebeuren maar had het eigenlijk ook niet vermeld moeten worden bij de fraudeaanpak?

Het is niet aan de Kamer om zich inhoudelijk te bemoeien met de (her)inrichting van de IND. De heer Van Fessem heeft er vertrouwen in dat er op den duur schoon schip zal worden gemaakt.

De heer Klaas de Vries (PvdA) herinnert eraan dat begin 2004 diverse malen schriftelijke vragen zijn gesteld over de geplande overdracht van front-officetaken. Telkens antwoordde de minister dat alles heel goed gaat en dat er geen achterstanden zijn. Eind mei 2004 kwamen er echter berichten binnen over een chaos bij de verlening van vergunningen. Op 9 juni 2004 nam de Kamer een motie aan waarin de minister wordt gevraagd met een plan van aanpak te komen. Daarna werden er wederom met een zekere regelmaat schriftelijke vragen gesteld over automatiserings- en uitvoeringsproblemen bij de IND. In oktober 2004 achtte de hoofddirecteur van de IND het verstandig om ter borging van de aan de Kamer gedane toezeggingen het expertisecentrum een audit te laten voeren. De conclusie van die audit was dat de situatie op het gebied van ict en informatievoorziening ernstig, maar niet onoplosbaar is. Dat was voor de minister aanleiding om de ARK een toekomstgericht onderzoek te laten doen.

Het ARK-onderzoek geeft allerlei informatie die de minister niet heeft verstrekt. Zij deelde tijdens een algemeen overleg in november 2004 mee dat op 24 mei 2004 na een akkoord van het Bureau persoonsregistratie en na het door het externe bureau PWC uitgevoerde beperkte ketentest alsnog de «gobeslissing» is genomen. Zij zegde tijdens dat overleg een gedetailleerd overzicht toe van wat er allemaal gebeurd is. In dat overzicht wordt echter niet vermeld dat volgens de ARK een van de belangrijkste conclusies van het externe bureau was dat er alsnog aanvullende ketentesten moeten worden uitgevoerd. Dat advies is door haar niet opgevolgd. Ook wordt niet vermeld dat de formele instemming van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) vergezeld ging van «een dringend verzoek om het proces van berichtafhandeling en titellevering nog eens kritisch door te lichten en simulaties in een testomgeving uit te voeren». Dit had de minister de Kamer behoren te melden in bedoeld overzicht. Volgens de ARK is aan dit dringende verzoek niet voldaan. De minister heeft daarmee persoonlijk ingestemd. De ARK is van mening dat de stuurgroep en de minister hiermee een risico hebben genomen. Het gevolg daarvan was wat de NRC in een hoofdartikel een «bestuurlijke puinhoop» noemde. Waarom heeft de minister het advies van PWC genegeerd? Was zij zich bewust van de risico’s? Waarom heeft zij de Kamer niet over dit dringende verzoek ingelicht? Waarom heeft de minister de indruk gewekt dat genoemd agentschap volledig akkoord was met het verrichten van de conversie terwijl dat akkoord vergezeld ging van een dringend advies? De heer De Vries meent dat de minister gevolgen moet verbinden aan het feit dat zij risico’s heeft genomen waarvan tienduizenden vreemdelingen de dupe zijn geworden.

In de begroting van Justitie 2006 deelt de minister mee dat zij verantwoordelijk is voor het vreemdelingenbeleid en voor de uitvoering en coördinatie van dat beleid. Drie factoren zijn volgens haar van essentieel belang en een daarvan is een «goed functionerende coördinatie van de vreemdelingenketen en samenwerking tussen de ketenpartners». De ARK constateert echter dat het schort aan een goede communicatie en samenwerking tussen de ketenpartners en dat de minister over onvoldoende sturingsmogelijkheden beschikt om een effectieve sturing van de hele keten mogelijk te maken. Was dat de minister nog niet opgevallen voordat de ARK haar daarop attent maakte? Als zij het wel wist, waarom heeft zij dat dan niet in het kabinet aan de orde gesteld? De conclusie moet zijn dat de verantwoordelijke minister een van de essentiële voorwaarden voor succes niet heeft waargemaakt.

Is een nieuwe terugkeerorganisatie in de huidige situatie verantwoord? Hoeveel locaties komen er nu in Nederland waar klantgericht gewerkt kan worden? Ten slotte vraagt de heer De Vries of de minister kan garanderen dat de IND rechterlijke vonnissen prompt en onverkort uitvoert.

De heer Visser (VVD) schetst in het kort de voorgeschiedenis en stelt vast dat volgens de ARK de kern van het probleem is dat bij de overdracht het ict-vraagstuk is onderschat. Dit mag natuurlijk nooit meer voorkomen en de vraag is nu of andere overheidsinstellingen hiervan geleerd hebben. Ondanks een weloverwogen en gedegen voorbereiding kreeg de IND veel meer aanvragen te verwerken dan verwacht. Wisten gemeenten en vreemdelingendiensten niet hoeveel aanvragen zij verwerkten?

Nu de kans bestaat dat sommige van de schriftelijke antwoorden van de minister gedateerd zijn, wil de heer Visser graag weten hoe de huidige stand van zaken is met betrekking tot de overheveling van taken naar de IND. Hoe staat het met de samenwerking tussen de ketenpartners en de verdeling over de beslistermijnen? Zijn de achterstanden inmiddels weggewerkt? Het is ernstig dat de beslistermijnen nooit vanuit het perspectief van de aanvrager werden bezien. Het is tekenend voor de wijze van samenwerking dat geen enkele ketenpartner dat heeft opgemerkt.

Is de minister ook niet van mening dat klantvriendelijkheid niet alleen wordt bepaald door kwantitatieve maar ook door kwalitatieve factoren?

Als termijnen worden overschreden, kan dat vervelende gevolgen hebben voor de aanvrager. Hoe wordt daarmee omgegaan in de keten en hoe vaak komt dat voor? Als de overheid niet op tijd levert, kan zij ook geen leges eisen. Tijdens de behandeling van de voorjaarsnota zal hij terugkomen op de vraag hoe omgegaan dient te worden met leges voor vergunningen die niet op tijd zijn afgegeven. Het principe van de kostprijsdoorberekening dient overigens te worden gehandhaafd.

Kan de minister garanderen dat de expertise met betrekking tot de bestrijding van fraude ook wordt overgeheveld? De minister schrijft dat door de taakoverdracht de sturingsrelaties niet zijn vereenvoudigd en de uniformiteit van de uitvoering niet is verbeterd. Dat is natuurlijk geen vrolijke conclusie. Is er ondertussen wél sprake van een verbetering van het administratieve proces bij de IND en het uitvoerende proces bij de vreemdelingenpolitie?

Mevrouw Lambrechts (D66) stelt vast dat de problemen niet pas gisteren zijn ontstaan en ook dat de minister ondertussen de nodige verbeteringstrajecten heeft ingezet. De vraag is nu of die trajecten zullen leiden tot een daadwerkelijke oplossing van de problemen. De minister neemt zich voor om in de rapportage vreemdelingenketen de Kamer te informeren over de voortgang, maar wat vindt zij van het idee om de ARK hier één keer per jaar naar te laten kijken?

Kan uit het antwoord van de minister worden afgeleid dat de verbeteringen in het reguliere deel ook neerslaan op het asieldeel? Zijn er al ervaringen opgedaan met de twinning met de SVB?

Mevrouw Lambrechts sluit zich aan bij de vraag van de heer Visser over de leges. Hoge leges kunnen absoluut niet samengaan met overschrijding van de termijnen. Ook dient de vraag te worden gesteld of er een verband is tussen die hoge leges en een te duur functionerende IND.

Wat betreft de betrouwbaarheid van de informatie antwoordt de minister dat zij en dus ook de Kamer altijd juist zijn geïnformeerd. Het Congodebat geeft echter alle aanleiding om hierbij vraagtekens te plaatsen. Heeft de minister ondertussen de nodige maatregelen genomen?

Het is natuurlijk niet zo moeilijk om taken over te hevelen, maar iets anders is het wijzigen van een cultuur. Hoe ziet de minister dat?

Kan de minister al iets zeggen over de stand van zaken met betrekking tot de terugkeerorganisatie?

Mevrouw Vos (GroenLinks) merkt op dat het ARK-rapport laat zien dat er erg veel mis is met de uitvoering van het vreemdelingenbeleid door de IND. Dat is zeer ernstig want het behoort tot de kern van goed bestuur dat mensen tijdig een zorgvuldige reactie op hun verzoek krijgen. Bovendien gaat het om mensen wier toekomst afhankelijk is van overheidsbesluiten. En als er dan ook nog torenhoge leges moeten worden betaald, mag uiterst zorgvuldige en tijdige besluitvorming worden verwacht. De ARK stelt vast dat werkprocessen niet worden gemonitord en dat de criteria voor de kwaliteitsbewaking afhangen van wat de rechter bepaalt (wat stand houdt bij de rechter is maatstaf voor kwaliteit). De marginale toets van de vreemdelingenrechter maskeert echter nogal wat zaken. De minister is meerdere malen gewaarschuwd voor de problemen bij de overdracht van taken naar de IND, maar zij heeft die signalen genegeerd. Daarom moet zij verantwoordelijk worden gesteld voor de puinhoop die nu is ontstaan.

Mevrouw Vos sluit zich aan bij de vragen over de toegankelijkheid tot de IND in de nieuwe situatie. Zij is bang dat de eenloketbenadering en andere verworvenheden van het lokale niveau verloren gaan. Fraudebestrijding is natuurlijk een belangrijk gegeven, maar het gaat er in de eerste plaats om dat mensen zorgvuldig en tijdig worden geïnformeerd over hun verzoek.

De hoogte van de leges komt overeen met de kostprijs, maar de ARK wijst erop dat die kostprijs niet te bepalen is. Mensen moeten dus leges betalen die niet goed kunnen worden onderbouwd. De minister moet haar belofte dat zij met kostprijsgerelateerde leges zal komen gestand doen. Als niet binnen de gestelde termijnen kan worden gereageerd op een verzoek, moeten de leges worden terugbetaald. Ook moet worden nagegaan of wat nu wordt berekend wel redelijk is.

Mevrouw Vos verzet zich tegen het afschaffen van de bezwaarfase in reguliere zaken. Dat er alleen nog in beroep kan worden gegaan bij de rechter is ten enenmale onvoldoende omdat deze slechts marginaal toetst. De gang van zaken bij asielprocedures heeft laten zien welke gevolgen dat kan hebben. De samenwerking tussen IND en gemeenten bij naturalisaties laat zien hoe het wel kan.

De aanvrager van een vergunning wordt niet gezien als een klant maar als een verdachte. Dat beeld werkt door in de bejegening en beoordeling. Om dat beeld te veranderen, is een radicale cultuuromslag noodzakelijk. Het perspectief daarop is echter gering en daarom dient er een parlementair onderzoek te worden ingesteld naar het functioneren van de IND.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) zegt dat het rapport van de ARK duidelijk de vinger legt op fundamentele tekortkomingen van de IND-organisatie. Het is een complexe uitvoeringsorganisatie die voor een belangrijk deel afhankelijk is van andere organisaties, maar voor een overheidsorganisatie moet nu eenmaal een hoge standaard worden gehanteerd. Vergunningaanvragers zijn immers afhankelijk van die overheid en daarom mogen er geen fouten worden gemaakt. Mag ervan worden uitgegaan dat de in gang gezette verbetertrajecten ook betrekking hebben op de asielprocedures? Asielaanvragen worden immers nogal eens gevolgd door reguliere aanvragen, bijvoorbeeld bij gezinshereniging.

Ook mevrouw Huizinga heeft de indruk dat bij een beoordeling van een aanvraag allereerst wordt bezien of die aanvraag geweigerd kan worden in plaats van dat wordt nagegaan of er wél goede gronden zijn om het verzoek in te willigen. Waarom duren bijvoorbeeld mvv-verzoeken van mensen uit niet-westerse landen zo ongelooflijk lang, ook als het gaat om volstrekt legitieme verzoeken? Zij sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Vos en de heer Visser over de leges.

De twinning met de SVB kan een nuttige stap zijn, maar is er niet te veel sprake van verschillende doelgroepen? De IND is meer gespitst op het afwijzen van aanvragen dan de SVB. Wordt aan dit gegeven aandacht besteed?

Kan de minister aangeven welke stappen er precies worden gezet om de fraudebestrijding handen en voeten te geven nu in de nieuwe situatie de capaciteit tekortschiet?

Ten slotte merkt mevrouw Huizinga op prijs te stellen op duidelijke en herkenbare voortgangsrapporten over de voortgang van het proces van overdracht.

Antwoord van de minister

De minister merkt allereerst op dat het kritische ARK-rapport benut kan worden voor het aanbrengen van verbeteringen in de IND-organisatie. Er wordt momenteel hard gewerkt aan het vorm en inhoud geven aan de aanbevelingen van de ARK, maar duidelijk is dat er nog het nodige moet gebeuren om de IND tot dé toelatingsorganisatie van Nederland te maken en een nieuwe terugkeerorganisatie te realiseren. Het spreekt voor zich dat dit proces de nodige tijd en energie vergt.

Dat de front-officetaken van gemeenten worden overgeheveld naar de IND is ingegeven door de wens het aantal schakels terug te brengen en de sturingsrelaties te vereenvoudigen. Een ander oogmerk is het bevorderen van de eenduidigheid van het toelatingsproces. Er is een werkgroep ingesteld die nagaat hoeveel investeringen gemeenten al hebben gedaan en of er gegronde redenen zijn voor compensatie. Een andere werkgroep buigt zich over het aantal en spreiding van de benodigde IND-loketten. Nog dit voorjaar zullen hieromtrent concrete voorstellen kunnen worden gedaan. Daarna zal de IND een project inrichten om die voorstellen te implementeren.

In de rapportage vreemdelingenketen zal een apart hoofdstuk worden gewijd aan de voortgang van het verbetertraject. De ARK gaat in de regel na een periode van twee jaar na of de door haar gesuggereerde aanbevelingen zijn geïmplementeerd.

Er is inderdaad geen sprake van gedeelde ketendoelen. De keten bestaat uit organisaties die niet uitsluitend vreemdelingentaken hebben. Op die plaatsen is de kans aanwezig dat de doelen van de vreemdelingenketen ondergeschikt worden gemaakt aan de eigen doelen. Daarom worden de doelen in een zo vroeg mogelijk stadium en na overleg in de keten vastgelegd in duidelijke afspraken. Handhaving van die afspraken is natuurlijk een complexe zaak omdat de ketenpartners verschillende prioriteiten stellen. Omdat er verschillende ministerportefeuilles in het geding zijn bij de gehele keten, wordt er in het kabinet met een zekere regelmaat gesproken over de «zwakke plekken».

De minister benadrukt dat zij bij haar aantreden op «rijdende trein» is gesprongen en dat het stoppen van die trein te grote risico’s met zich zou meebrengen. Voor haar aantreden was al besloten om de taken van de vreemdelingenpolitie over te dragen aan de IND. Dat er manco’s zitten in de implementatie is volstrekt duidelijk maar er wordt nu hard aan gewerkt om ze weg te werken. Achteraf bezien, had het proces van overdracht wellicht anders moeten worden ingericht. Zo had er meer tijd moeten worden ingeruimd voor testen. Maar op bepaalde momenten – bijvoorbeeld toen de vreemdelingenpolitie zich helemaal had ingesteld op overheveling van taken naar de IND – was een weg terug niet meer mogelijk.

Het advies van de ACVZ om de visumbepalingen in te voegen in de Vreemdelingenwet 20 000 wordt momenteel bestudeerd. De Kamer zal hierover op korte termijn worden geïnformeerd. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de optie van omkering van de bewijslast. De inwerkingtreding is voorzien in 2006.

Het spreekt voor zich dat bij de verdeling van de beslistermijnen over de ketenpartners veel aandacht wordt besteed aan de noodzaak van tijdig en zorgvuldig handelen. Dat betekent meer aandacht voor de registratie van termijnen en een juiste verdeling over de ketenpartners. Om tot een goede afstemming te geraken tussen de ketenpartners moet het nodige overleg worden gevoerd en ook hierover zal de Kamer worden geïnformeerd in de rapportage vreemdelingenketen.

Naar verwachting zal nog voor de zomer de eerste fase van de terugkeerorganisatie kunnen worden geïmplementeerd. Het streven is erop gericht om op 1 januari de gehele organisatie op orde te hebben. Het is de bedoeling om aan de huidige versnippering een einde te maken; er moet sprake zijn van een duidelijke toedeling van taken en verantwoordelijkheden. Op het gebied van personele inrichting, informatisering en financiering vinden al de nodige voorbereidingen plaats.

Aan het adres van de heer De Vries merkt de minister op dat het door hem bedoelde verzoek van de BPR niet randvoorwaardelijk was. Overigens zijn in het HIP (Herstel Informatievoorziening en Performance) de aanbevelingen van de BPR wel degelijk ter harte genomen.

Het spreekt voor zich dat het verbetertraject ook van toepassing is op het asieldeel van de keten.

Bij de IND is een groot fraudebestrijdingsproject opgestart. Een van de producten daarvan is een methode om risicoprofielen en -indicatoren op te stellen. Het werken met risicoprofielen zal stapsgewijs worden ingevoerd; daarmee zal in de zomer 2006 worden begonnen. Aanvragen voor verlengingen van geldigheidsduur van reguliere verblijfsvergunningen zijn bij uitstek geschikt voor de invoering van risicoprofielen. Het afwijzingspercentage is namelijk erg laag, dus is de kans dat een verlengingsaanvraag door toepassing van risicoprofielen ten onrechte wordt ingewilligd erg klein. In incidentele gevallen zal er overigens behoefte zijn om overgelegde stukken diepgaand te onderzoeken.

Het aantal loketlocaties zal beperkt blijven, maar het is niet uit te sluiten dat het overleg met de VNG ertoe leidt dat op beperkte schaal extra loketten worden geopend.

Met het oog op een zorgvuldige naleving van rechterlijke uitspraken zijn in 2005 de nodige maatregelen genomen: aanscherping van de logistieke processen binnen de IND, de zaakgebonden terugkoppeling door de procesvertegenwoordiging IND aan de beslisser, extra inzet van besliscapaciteit en het in gang zetten van een aanpassing van de ict waardoor er tijdiger kan worden beslist na een rechterlijke uitspraak. Samen met de Nationale Ombudsman beziet de IND het beslisproces. Geïnventariseerd wordt in welke situaties het feitelijk onmogelijk is om tijdig gevolg te geven aan rechterlijke uitspraken en hoe dat kan worden opgelost. De IND doet uiteraard zijn uiterste best om rechterlijke vonnissen binnen de gestelde termijn ten uitvoer te brengen, maar de garantie dat dat in alle gevallen zal gebeuren, kan natuurlijk niet worden gegeven. Ook over de voortgang op dit punt zal de Kamer worden geïnformeerd. De IND moet natuurlijk wel de tijd krijgen om deze gigantische verbeterslag te maken.

Eind 2006 zal het voorstel om de bezwaarfase in reguliere zaken af te schaffen bij de Kamer worden ingediend. Dan zal daarover van gedachten kunnen worden gewisseld.

De behandeltermijn van een mvv-termijn bedraagt momenteel gemiddeld 14 weken. Voor aanvragen die in het land van herkomst worden ingediend en verzoeken om advies die in Nederland worden ingediend, gelden een gemiddelde doorlooptijd van 10 weken. Die termijnen vallen binnen de termijn die de Nationale Ombudsman als «wenselijk» kwalificeerde.

Vanaf 2006 kan voor de leges met een nieuw kostprijsmodel worden gewerkt. Dat maakt het mogelijk om per product realisatiecijfers te leveren. Omdat er geen inzicht bestond in de ontwikkeling van kostprijzen van specifieke producten waar legestarieven tegenover staan, is ter voorbereiding van de nieuwe legessystematiek die per 1 juli 2005 is ingevoerd een separaat onderzoek ingesteld naar de tijd die is gemoeid met de verschillende aanvragen. De ARK concludeert dat dit een juiste aanpak was, maar plaatst vraagtekens bij de lengte van de tijdschrijfprocedure en het hanteren van gebudgetteerde uurprijzen. Er is al met al geen reden om de hoogte van de huidige leges ter discussie te stellen, maar wel om de wijze van vaststelling van kostprijzen verder te verbeteren. Per 1 januari 2006 schrijven alle medewerkers die aanvragen behandelen tijd, waardoor de kostprijzen nog beter onderbouwd kunnen worden. De leges zijn gemiddeld voor 70% kostendekkend. Een verdere aanpassing van de leges moet zorgdragen voor een aansluiting op gerealiseerde kostprijzen. De effecten van de maatregelen die de IND gaat nemen om te komen tot efficiencyverbetering zullen ook tot uitdrukking komen (vermoedelijk na ongeveer 3 jaar) in de kostprijzen van de IND-producten. Zolang er nog geen sprake is van een kostendekking van 100% zal er geen sprake zijn van verlaging van de leges. Tot het moment dat er meer inzicht is in de kostprijs gelden voor schadevergoeding de algemene bepalingen van de AWB en het Burgerlijk Wetboek. De minister zegt toe ter gelegenheid van de Voorjaarsnota terug te komen op de vragen die hierover door de commissieleden zijn gesteld.

Naar aanleiding van het ARK-rapport is het programma «IND bij de tijd» gestart dat ten doel heeft de IND te moderniseren zodat deze dienst in de toekomst goed in staat zal zijn om zijn taken uit te voeren. Een programmabureau inventariseert hoe de IND zich kan vernieuwen. Daarbij staan de begrippen «klantgericht, effectief en efficiënt» voorop.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Fessem (CDA) vraagt hoe met de leges zal worden gehandeld als iemand geen uitspraak krijgt omdat de aanvraag te laat is ingediend. Moeten dan voor een tweede aanvraag opnieuw leges worden betaald?

De heer Klaas de Vries (PvdA) blijft het uiterst merkwaardig vinden dat de minister de Kamer niet heeft geïnformeerd over problemen bij de overdracht van taken aan de IND. Hij vindt dat zij daarvoor haar verantwoordelijkheid moet nemen.

De heer Visser (VVD) zegt dat de Kamer tijdens een uitgebreide briefing wel degelijk goed is geïnformeerd over de overdrachtsproblemen in 2004. Hij kan instemmen met het door de minister gepresenteerde verbetertraject, maar meent wel dat binnen afzienbare tijd moet worden gekomen tot een eenduidige verdeling van beslistermijnen in de keten en van taken en verantwoordelijkheden in de toelatings- en terugkeerorganisatie.

Mevrouw Lambrechts (D66) voelt er weinig voor om twee jaar te wachten op een ARK-evaluatie van de genomen maatregelen. Zij pleit ervoor om reeds over een jaar aan de hand van een dergelijke evaluatie met de minister van gedachten te wisselen. Het hoeft wat haar betreft niet per se de ARK te zijn die deze evaluatie uitvoert.

Mevrouw Vos (GroenLinks) blijft het onverantwoord vinden dat de minister ondanks de waarschuwingen van diverse kanten «de rijdende trein» niet heeft gestopt of althans vertraagd. Het is te betreuren dat zij de klanten die hiervan de dupe zijn geworden niet wil tegemoetkomen in de sfeer van de leges en dat zij niet de garantie kan geven dat de IND te allen tijde rechterlijke uitspraken binnen de gestelde termijnen ten uitvoer zal leggen. Ten slotte meent zij dat klantgericht werken met slechts vier frontoffices niet mogelijk is.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) vindt dat de minister zich erg fatalistisch opstelt als zij zegt dat zij de rijdende trein niet kon stoppen en tegelijkertijd opmerkt dat zij niet de garantie kan geven dat het verbetertraject de gewenste resultaten heeft. Zolang er mensen in het geding zijn, kunnen er fouten worden gemaakt, maar de minister moet wel de garantie kunnen geven dat het verbetertraject zal leiden tot een beter functionerende IND.

De minister zegt toe de vraag van de heer Van Fessem op een later moment te beantwoorden. Aan het adres van de heer De Vries merkt zij op dat de Kamer op verschillende momenten uitgebreid en naar eer en geweten is geïnformeerd over de gang van zaken bij de overdracht van taken aan de IND.

De minister zegt ten slotte toe de ARK te vragen of zij begin 2007 een evaluatierapport het licht kan doen zien.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA), Vergeer (SP).

Naar boven