30 239
Wijziging van enkele wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten in 2005 (Reparatiewet OCW 2005)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

I. ALGEMEEN

Dit wetsvoorstel strekt in de eerste plaats tot het herstel van onvolkomenheden in een aantal wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze onvolkomenheden betreffen voornamelijk wetstechnische fouten, zoals verschrijvingen, onjuiste verwijzingen en wetswijzigingen waarbij een foutief artikel- of lidnummer werd vermeld.

Daarnaast gaat het om technische inconsequenties. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als via een wijzigingswet in diverse wetten een wijziging is aangebracht, maar dat in een aantal andere wetten is verzuimd.

Ten slotte is in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek een aantal bepalingen aangepast in verband met het feit dat het officiële publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Gele katern) per 1 augustus 2005 is opgeheven. In de betreffende bepalingen is tot uitdrukking gebracht dat publicatie van ministeriële regelingen op het terrein van onderwijs voortaan nog uitsluitend in de Staatscourant zal plaatsvinden. De voornaamste reden van opheffing van het Gele katern is de digitalisering van de informatie over bedoelde ministeriële regelingen.

Waar nodig is bij een voorgestelde wijziging een toelichting opgenomen, zodat geen enkel misverstand kan ontstaan over het karakter en de inhoud van de desbetreffende wijziging.

Alleen indien financiële consequenties dat wenselijk maken, wordt aan een wijziging terugwerkende kracht verleend. Dit is toegelicht bij artikel XXI.

Deze memorie van toelichting onderteken ik mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

II. ARTIKELEN

Artikel I. Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur

Onderdeel A

De in artikel 5.2, onderdelen D en Kc, van de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur opgenomen wijzigingsopdrachten zijn niet uitvoerbaar. Onderdeel D betreft een wijziging van artikel 5a.3, tweede lid; sinds de inwerkingtreding van de wet van 10 november 2004 (Stb. 626) komt de te wijzigen zinsnede niet meer in artikel 5a.3, tweede lid, voor. Onderdeel Kc betreft een wijziging van het tweede lid van artikel 6.15 die in het derde lid had moeten worden aangebracht. Derhalve worden de wijzigingsopdrachten ingetrokken.

Laatstbedoelde wijziging wordt nu in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zelf aangebracht; zie in dit verband artikel X, onderdeel D.

Artikel III. Leerplichtwet 1969

De inhoudsopgave van deze wet vervalt, omdat ingevolge Aanwijzing 192 van de Aanwijzingen voor de regelgeving een inhoudsopgave geen onderdeel van een wettelijke regeling kan zijn.

Artikel IV. Les- en cursusgeldwet

Onderdeel A

In onderdeel f, 2° en 3°, van artikel 1 van de Les- en cursusgeldwet is de begripsomschrijving van een cursus taalkundig verbeterd.

Onderdeel B

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel III.

Artikel V. Wet educatie en beroepsonderwijs

De wijziging van artikel 2.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is noodzakelijk om een onuitvoerbare opdracht te herstellen. Die onuitvoerbaarheid is ontstaan door een vergissing bij de inwerkingtreding per 1 augustus 2004 (Stb. 368) van de wet van 13 april 2004 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de aanscherping van een aantal voorschriften betreffende de bekostiging van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs (Stb. 177). Daarbij is geen rekening gehouden met het feit dat intussen als gevolg van de wet van 29 april 2004 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk van uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Stb. 216) die een maand eerder, te weten op 1 juli 2004 (Stb. 281), in werking was getreden, het vierde lid van artikel 2.2.2 was vervallen en het vijfde lid was vernummerd tot vierde lid. De opdracht in de wet van 13 april 2004 hield onder meer de vernummering van het niet meer bestaande vijfde lid in. De nu voorgestelde wijziging omvat niet meer dan het corrigeren van de opdracht tot vernummering en de cijferaanduidingen voor de beide artikelleden.

Artikel VI. Wet medezeggenschap onderwijs

De voorgestelde in te voegen volzin maakte deel uit van het door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel, maar is abusievelijk niet opgenomen in het wetsvoorstel zoals dat door de Eerste Kamer is aanvaard.

Artikel VII. Wet op de beroepen in het onderwijs

Onderdeel A

In de inhoudsopgave van de Wet op het primair onderwijs wordt een vervallen artikel aangeduid met «(vervallen)». Dat is bij de Wet op de beroepen in het onderwijs op een andere wijze geformuleerd. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel B

De Wet op de expertisecentra is niet ingedeeld in hoofdstukken. Daarmee is de opdracht die artikel II, onderdeel I, van de Wet op de beroepen in het onderwijs gaf om in hoofdstuk I na Afdeling 10a een Afdeling 10b in te voegen, onuitvoerbaar. Dit wordt thans hersteld.

Onderdelen C en D

Nu artikel 171 van de Wet op de expertisecentra zal komen te vervallen en titel V alleen dat artikel omvatte, kan die titel ook vervallen. Dat wordt thans bepaald. De inhoudsopgave is op overeenkomstige wijze aangepast.

Onderdeel E

Het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 4.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) verwijzen abusievelijk naar het eerste (later ingevoegde) lid van datzelfde artikel in plaats van naar het tweede lid. Deze onjuistheid wordt nu weggenomen.

Onderdeel F

Artikel 4.2a.1 van de WEB eist als benoemingsvoorwaarde een verklaring omtrent het gedrag voor al het personeel behalve voor docenten, omdat daarvoor al een eigen eis geldt op grond van artikel 4.2.1.

Bij de Wet op de beroepen in het onderwijs is in het nieuwe artikel 4.2.2 van de WEB geregeld dat personeel dat bepaalde onderwijskundige werkzaamheden verricht, eveneens in het bezit moet zijn van een verklaring omtrent het gedrag. Verzuimd is om vervolgens deze categorie personeelsleden, net als het geval is met docenten, uit te zonderen in artikel 4.2a.1. Dit wordt nu alsnog geregeld.

Onderdeel H

De noodzaak van deze «indien-bepaling» is inmiddels vervallen.

Artikel VIII. Wet op de expertisecentra

Onderdeel A

Deze wijzigingen vloeien voort uit het vervallen van artikel 7.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) met ingang van 25 januari 2003. In genoemd artikel was een experimentele regeling betreffende de duale inrichting van opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs opgenomen. De evaluatie van de werking van de duale wo-opleidingen leidde ertoe dat het duaal studeren in het wetenschappelijk onderwijs evenals in het hoger beroepsonderwijs een reguliere opleidingsroute was geworden, hetgeen werd vastgelegd in artikel 7.7 van de WHW. De verwijzingen in artikel 3 van de Wet op de expertisecentra naar artikel 7.7a van de WHW dienen derhalve te worden geschrapt.

Onderdeel B

De wet van 10 juni 2004 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de decentralisatie van arbeidsvoorwaarden (Stb. 271) heeft onder meer artikel 66 van de Wet op de expertisecentra geschrapt. Verzuimd is daarbij artikel 28b, tiende lid, van die wet dat naar artikel 66 verwees, aan te passen. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel E

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel III.

Artikel X. Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Onderdeel B

Deze wijziging is het gevolg van de verplaatsing van een gedeelte van het eerste lid van artikel 7.11 naar een nieuw tweede lid door de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur.

Onderdeel D

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel I, onderdeel A.

Onderdelen E en F

Deze aanpassingen zijn van redactionele aard.

Onderdeel G

De wijziging onder 1 brengt tot uitdrukking dat het om een afsluitend examen gaat. Omdat de huidige tekst van artikel 7.11, tweede lid, betrekking heeft op zowel het propedeutisch getuigschrift als op het afsluitend getuigschrift, terwijl dat niet de bedoeling is, is het artikellid aangescherpt.

De wijziging onder 2 is het gevolg van de verplaatsing van een gedeelte van het eerste lid van artikel 7.11 naar een nieuw tweede lid door de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur.

Onderdeel H

Artikel 7.10a, eerste lid, derde volzin, van de WHW biedt de mogelijkheid dat bij ministeriële regeling voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen met betrekking tot de graad Bachelor of de graad Master een andere toevoeging dan de toevoegingen «of Arts» en «of Science» wordt vastgesteld. Die mogelijkheid is in de WHW opgenomen bij de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur. Bij die gelegenheid is verzuimd de afkorting van de eventuele nieuwe toevoegingen te regelen. Dat verzuim wordt thans hersteld.

Onderdeel I

Deze wijziging is het gevolg van de toevoeging van een nieuw derde lid aan artikel 7.37 door de wet van 13 april 2004 (Stb. 177).

Onderdeel J

Voor de vormen van collegegeld, niet zijnde het wettelijk collegegeld (artikelen 7.43, tweede lid, en 7.44), is voorgeschreven dat het collegegeld is verschuldigd met ingang van een door het instellingsbestuur te bepalen tijdstip. Die bepaling is ten onrechte niet in artikel 7.43a opgenomen. Dit verzuim wordt thans hersteld.

Onderdeel L

Artikel 7.9b is geschrapt bij de wet van 30 juni 2004 (Stb. 343). Dat artikel is nog wel vermeld in de artikelen 7.52, vijfde lid, en 7.61, eerste lid, onder b. Deze omissie wordt thans hersteld.

Onderdeel M

Als gevolg van vernummering van de artikelen van hoofdstuk 17 is artikel 17.12 vernummerd tot artikel 17.10. Die aanpassing was nog niet opgenomen in artikel 7.66. Dat wordt thans hersteld.

Onderdeel N

De redactie van deze bepaling is in overeenstemming gebracht met artikel 10.3a.

Onderdeel O

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel XVIII.

Onderdeel Q

Deze aanpassing is nodig, omdat artikel 7.24 slechts drie leden telt.

Onderdeel R

Deze wijziging is het gevolg van de vernummering van het derde lid van artikel 7.37 tot vierde lid door de wet van 13 april 2004 (Stb. 177).

Onderdeel S

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel III.

Artikel XII. Wet op het primair onderwijs

Onderdeel A

Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel VIII, onderdeel A.

Onderdeel F

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel III.

Artikel XIII. Wet op het voortgezet onderwijs

Onderdelen A, F en L

Ingevolge aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt de vindplaats van een wet met een citeertitel niet meer vermeld.

Onderdelen B, C en D

In onder meer artikel I, onderdeel K, van de wet van 29 april 2004 (Stb. 216) wordt in de Wet educatie en beroepsonderwijs «Landelijke organen» vervangen door: Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Daarbij is die term in de Wet op het voortgezet onderwijs niet aangepast. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel E

In artikel VI van de wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs met het oog op afschaffing van de einddatum voor indiening van aanvragen tot bekostiging van nevenvestigingen in verband met bijzondere omstandigheden, alsmede enige vooral technische aanpassingen (afschaffing einddatum aanvraag nevenvestigingen; technische aanpassingen) (Stb. 474) is bepaald dat artikel 11f van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) per 1 augustus 2003 is vervallen. Niettemin wordt in artikel 22, eerste lid, van die wet nog verwezen naar artikel 11f. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel H

In de wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228) is in artikel 76d, eerste lid, van de WVO het aantal leden uitgebreid (zie artikel III, onderdeel I). In die wet zijn in artikel III, onderdeel J, de artikelen 76f, 76g en 76h van de WVO daaraan technisch gewijzigd. Daarbij is abusievelijk artikel 76k van die wet niet aangepast. Daarin wordt nu alsnog voorzien.

Onderdeel I

In artikel I, onderdeel B, van de wet van 18 maart 2004 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken (Stb. 139) is artikel 76v.1 in de WVO ingevoegd. In het vierde lid van dat artikel is sprake van «afdeling 2 van titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek», waar Boek 3 was bedoeld. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel J

De term «vergoeding» is aangepast aan de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel XIV. Wet studiefinanciering 2000

Onderdeel A

Met de inwerkingtreding van de wet van 30 juni 2004 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met wijziging omzetmoment eerste 12 maanden prestatiebeurs en gedeeltelijke afschaffing 1 februari-regel (Stb. 343) is artikel 5.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) komen te vervallen. Ten onrechte is artikel 1.1 niet aangepast. Dit wordt nu hersteld.

Onderdeel B

In artikel 2.4, onderdeel a, van de WSF 2000 wordt verwezen naar een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. De wet van 29 april 2004 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Stb. 216) heeft dat artikel per 1 juli 2004 vervangen, waarbij is nagelaten onder meer de WSF 2000 aan te passen.

Onderdeel C

Dit artikel wordt in overeenstemming gebracht met de terminologie zoals die in de wet van 19 februari 2005, houdende wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor deze leerweg in het buitenland (Stb. 124) is gebruikt.

Onderdeel E

In de systematiek van de WSF 2000 moet de prestatiebeurs – die immers in de vorm van een voorwaardelijke lening wordt verstrekt – worden terugbetaald, tenzij aan de voorwaarde van tijdig afstuderen wordt voldaan: dan wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift. Indien niet aan die voorwaarde wordt voldaan, blijft de lening een lening. Van omzetting van de prestatiebeurs in een lening is dan ook geen sprake, hoewel die terminologie in artikel 6.2 van de WSF 2000 wel wordt gebruikt. Door een andere wijze van formuleren wordt dit thans hersteld.

Onderdeel F

Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt het rentepercentage niet langer bekend; strikt genomen is dit artikel dus niet meer uitvoerbaar. Dat wordt thans hersteld.

Onderdeel G

In artikel 7.1 van de WSF 2000 is ten onrechte de mogelijkheid tot herziening van kwijtschelding, geregeld in artikel 6.2, tweede lid, niet opgenomen. Dit is echter wel noodzakelijk, omdat de kwijtschelding soms moet worden vastgesteld op basis van voorlopige inkomensgegevens.

Onderdeel H

De wet van 30 juni 2004 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met wijziging omzetmoment eerste 12 maanden prestatiebeurs en gedeeltelijke afschaffing 1 februari-regel (Stb. 343) heeft artikel 7.9b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek per 1 november 2004 laten vervallen. Derhalve kan de verwijzing naar dat artikel in artikel 9.7 van de WSF 2000 vervallen.

Onderdeel I

Artikel 9.10 van de WSF 2000 bevat de strafbaarstelling ingeval inlichtingen niet worden verstrekt. Daarin wordt ook artikel 9.2 genoemd, het artikel dat de inlichtingenplicht voor personen bevat. Het noemen van dat artikel is evenwel overbodig: de wet van 20 januari 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (Stb. 40) heeft de strafbaarstelling op dat punt reeds in het Wetboek van Strafrecht neergelegd. Artikel 9.10 wordt derhalve aangepast.

Onderdeel J

Per 1 september 2005 is de overgangsrechtelijke bescherming die hoofdstuk 10a van de WSF 2000 biedt, uitgewerkt. Dat hoofdstuk kan daarom per die datum vervallen.

Artikel XV. Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Onderdeel A

Verwezen wordt naar de toelichting op artikel V.

Onderdeel B

De wet van 25 mei 1998 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs) (Stb. 337) heeft het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs samengevoegd met het voorbereidend beroepsonderwijs tot het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (m.a.v.o.) bestaat als zodanig dus niet meer. In plaats daarvan kan het diploma voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (v.m.b.o.) voor zover het betreft de theoretische leerweg worden gehaald (zie artikel 52, tweede lid, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.). In artikel 2.13 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) wordt abusievelijk nog de oude term middelbaar algemeen voortgezet onderwijs gehanteerd. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel C

Artikel 9.9 van de WTOS bevat de strafbaarstelling ingeval inlichtingen niet worden verstrekt. Daarin wordt ook artikel 9.2 genoemd, het artikel dat de inlichtingenplicht voor personen bevat. Het noemen van dat artikel is evenwel overbodig: de wet van 20 januari 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (Stb. 40) heeft de strafbaarstelling op dat punt reeds in het Wetboek van Strafrecht neergelegd. Artikel 9.9 wordt derhalve aangepast.

Artikel XVI. Wet van 30 januari 2003 (Stb. 49)

Deze wijziging houdt een technische correctie van een kennelijk foute wijzigingsopdracht in. De wijziging van artikel 19, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt veranderd in wijziging van artikel 19, tweede lid, van die wet.

Artikel XVII. Wet van 13 april 2004 (Stb. 177)

Op het tijdstip waarop de wet van 13 april 2004 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de aanscherping van een aantal voorschriften betreffende de bekostiging van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs (Stb. 177) in werking trad (1 augustus 2004, zie Stb. 368), was inmiddels in werking getreden de wet van 29 april 2004 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Stb. 216), namelijk op 1 juli 2004 (zie Stb. 281). Laatstgenoemde wet had in artikel 2.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs het vierde lid laten vervallen, onder vernummering van het vijfde tot vierde lid. Eerstgenoemde wet gaf opdracht om na het vierde lid onder vernummering van het vijfde tot zevende lid twee nieuwe leden in te voegen. Die opdracht was niet uitvoerbaar, aangezien er inmiddels geen vijfde lid meer was. In artikel V van het voorliggende wetsvoorstel zijn de twee nieuwe leden op de beoogde wijze opgenomen. De niet-uitvoerbare opdracht in de wet van 13 april 2004 (Stb. 177) wordt ingetrokken. Dit is neergelegd in artikel XVII.

Artikel XVIII. Wet van 24 juni 2004 (Stb. 321)

Nu de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur (Stb. 2005, 32) op een later tijdstip in werking is getreden dan de wet van 24 juni 2004 (Stb. 321), is de in artikel II van laatstgenoemde wet opgenomen wijzigingsopdracht niet uitvoerbaar. Dat artikel wordt derhalve geschrapt.

Artikel XIX. Wet van 12 mei 2005 (Stb. 276)

Onderdeel A

Als gevolg van vernummering van de artikelen van hoofdstuk 17 van de WHW is artikel 17.12 vernummerd tot artikel 17.10. Die aanpassing was nog niet opgenomen in artikel IV van de wet van 12 mei 2005. Dat wordt thans hersteld.

Onderdeel B

Gebleken is dat een aantal artikelen van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs 1975, de in artikel C.2, onder b, van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs genoemde wetten en een aantal artikelen van de Invoeringswet W.H.B.O. niet zijn ingetrokken, terwijl die bepalingen wel zijn uitgewerkt. Deze bepalingen kunnen derhalve worden ingetrokken. Verder wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000–2001, 27 848, nr. 3, pag. 56 tot en met 59)

Onderdeel C

Artikel XIX betreft een wijziging van de wet van 28 januari 1999 (Stb. 30; Reparatiewet I). Het desbetreffende artikel van de Reparatiewet I (artikel CLXI) voorziet in een (overigens onuitvoerbare) wijziging van Wet toezicht kredietwezen 1992. Bedoeld was echter de Wet op de studiefinanciering (artikel CXLI) te wijzigen. Inmiddels is de Wet op de studiefinanciering ingetrokken, waardoor de reden voor deze wijziging is komen te vervallen.

Artikel XX. Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd (Kamerstukken 29 733)

Dit onderdeel voorziet in wijziging van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd (Kamerstukken 29 733). De wijziging houdt een correctie in van de wettekst op twee samenhangende onderdelen zoals deze kennelijk onbedoeld na amendering is komen te luiden. Uit de toelichting bij het betreffende amendement (nr. 13) blijkt dat de wijziging is bedoeld om vast te leggen dat op de basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs, met uitzondering van de eerste twee schooljaren, een vijfdaagse schoolweek uitgangspunt is. Dat uitgangspunt wordt eveneens geïntroduceerd voor het onderwijs aan leerlingen op scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Het amendement wijzigt echter ook de urenverdeling over acht schooljaren en wel zodanig dat de leerlingen in de eerste twee schooljaren (in plaats van de eerste vier schooljaren) ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste zes schooljaren (in plaats van de laatste vier schooljaren) 3760 uren onderwijs ontvangen. Uit de toelichting bij het desbetreffende amendement blijkt onmiskenbaar dat deze laatstgenoemde tekstwijziging, met als resultaat een verdubbeling van de voorgeschreven minimale onderwijstijd voor de kleuters en een significante vermindering van de onderwijstijd in de laatste zes schooljaren, niet is bedoeld. Het onderhavige wetsvoorstel corrigeert de wettekst op dat punt.

Artikel XXI. Inwerkingtreding

In verband met onder meer financiële consequenties wordt voor enkele artikelen afgeweken van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Het betreft de volgende artikelen.

Artikelen IV, XIV en XV (werken terug tot en met 1 juli 2004)

De verwijzing in de Les- en cursusgeldwet naar instellingen als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is door de gewijzigde inhoud van dat artikel door middel van de wet van 29 april 2004 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB) (Stb. 216) niet meer op orde. In verband met de cursusgeldverplichting werkt de correctie terug tot en met 1 juli 2004, te weten het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 29 april 2004 (Stb. 216).

Artikelen VIII tot en met XIII (werken terug tot en met 1 augustus 2005)

De terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2005 is noodzakelijk om aan te sluiten bij de feitelijke datum vanaf wanneer er geen officieel publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meer bestaat.

Artikel XVII (werkt terug tot en met 29 april 2004)

Het Staatsblad waarin de wet van 13 april 2004 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de aanscherping van een aantal voorschriften betreffende de bekostiging van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs (Stb. 177) is opgenomen, is uitgegeven op 29 april 2004. Daarom werkt artikel XVII, dat die wet wijzigt, tot en met genoemde datum terug.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven