30 236
Wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing (wijziging in verband met het aanwijzen van een niet-rechtstreekse gemeente als rechtstreekse gemeente gedurende een investeringstijdvak stedelijke vernieuwing)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 januari 2006

Met waardering heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over dit wetsvoorstel. Graag ga ik in het onderstaande in op de vragen en opmerkingen in het verslag. Ik heb daarbij de volgorde van het verslag aangehouden.

In antwoord op een daarop betrekking hebbende vraag van de leden van de VVD-fractie kan ik meedelen dat, sinds de motie-Bruls (Kamerstukken II 2004/2005, 21 062, nr. 130) is aangenomen, zich bij de niet-GSB-gemeenten geen ontwikkelingen hebben voorgedaan waardoor die gemeenten op dit moment of in de nabije toekomst voldoen aan de criteria voor toetreding tot het Grotestedenbeleid (GSB).

In antwoord op de vraag van de leden van eerdergenoemde fractie of de regering, afgezien van het antwoord op de vorige vraag, kan aangeven wat haar visie is op de wenselijkheid van het toetreden van andere gemeenten tot het GSB, merk ik het volgende op.

De huidige 31 in het kader van het GSB-beleid aangewezen grote steden (G31) hebben te kampen met een bovenmaatse opgave op meerdere terreinen. Het is deze problematiek die een specifieke aanpak rechtvaardigt en die heeft geleid tot het maken van meerjarige bestuurlijke afspraken met de G31 voor de periode 2005 tot en met 2009. De gemaakte meerjarige bestuurlijke afspraken brengen met zich dat de regering nu niet voornemens is gedurende die periode de groep van GSB-steden uit te breiden.

Op de vragen van de leden van de VVD-fractie welke gevolgen het toetreden van Sittard-Geleen heeft voor het totale budget dat in dit tijdvak voor stedelijke vernieuwing beschikbaar is, alsmede welke gevolgen die toetreding heeft voor de budgetten voor de eerder aangewezen rechtstreekse gemeenten, kan ik het volgende antwoorden.

De gemeente Sittard-Geleen krijgt voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009 een investeringsbudget van € 10 130 989,– in het vooruitzicht gesteld. Het bedrag dat bij de start van die periode voor de provincie Limburg is berekend, wordt met de toetreding van Sittard–Geleen verminderd met een bedrag van € 9 251 533,–. Het totale in die periode voor stedelijke vernieuwing beschikbare budget is derhalve met € 879 456,– toegenomen.

De toetreding van Sittard–Geleen heeft geen gevolgen voor de budgetten van de eerder aangewezen rechtstreekse gemeenten.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven