30 236
Wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing (wijziging in verband met het aanwijzen van een niet-rechtstreekse gemeente als rechtstreekse gemeente gedurende een investeringstijdvak stedelijke vernieuwing)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 31 oktober 2005

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing. Deze leden hebben daarbij de volgende vragen.

De aanleiding voor het voorliggende wetsvoorstel is de toezegging van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties om de motie Bruls (kamerstuk 21 062, nr. 130) uit te voeren. Deze motie houdt in dat de niet-rechtstreekse gemeente Sittard-Geleen zo snel mogelijk, maar uiterlijk per 1 januari 2007, wordt aangewezen als grote stad in het kader van het Grotestedenbeleid (GSB). In deze motie wordt aangegeven dat de gemeente Sittard-Geleen als enige niet-GSB-stad voldoet aan de criteria uit 1999, om toe te treden tot het GSB.

Zijn er, sinds de motie-Bruls is aangenomen, ontwikkelingen geweest bij andere niet-GSB-gemeenten, waardoor deze op dit moment of in de nabije toekomst voldoen aan deze criteria? Zo ja, welke gemeenten zijn dat?

Kan de regering, afgezien van bovenstaande vraag, aangeven wat haar visie is op de wenselijkheid van het toetreden van andere gemeenten tot het GSB?

Welke gevolgen heeft het toetreden van Sittard-Geleen op het totale budget dat beschikbaar is in dit tijdvak voor stedelijke vernieuwing? Welke gevolgen heeft de toetreding voor de budgetten voor de diverse al bestaande rechtstreekse gemeenten?

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De griffier van de commissie,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), van Gent (GL), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), van Oerle-van der Horst (CDA), van As (LPF), van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), van Lith (CDA), van der Ham (D66), van Velzen (SP), Fierens (PvdA), Ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), van den Brink (LPF), ten Hoopen (CDA), Vos (GL), van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Vacature (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).

Naar boven