30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2012

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op 1 december 2011 (Handelingen II 2011/12, nr. 31, item 5, blz. 8–27) heb ik toegezegd u, mede namens mijn collega van VWS, te informeren over de ontwikkelingen van sport en bewegen in en rond het onderwijs. Met deze brief kom ik aan deze toezegging tegemoet.

Sport en bewegen, maar ook andere aspecten van een gezonde leefstijl, zijn belangrijk voor het presteren en voor het welbevinden, zowel op korte als op langere termijn. Het onderwijs kan en wil daaraan, als ketenpartner in activiteiten voor kinderen en jongeren, graag zijn specifieke bijdrage leveren. Sport en onderwijs horen bij elkaar en versterken elkaar. Sport en bewegen is voor de meeste kinderen en jongeren leuk om te doen en levert een belangrijke bijdrage aan de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling en de gezondheid van kinderen en jongeren. Dit kan leiden tot betere schoolprestaties en minder uitval. Het VU Medisch Centrum te Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen hebben recentelijk een rapport uitgebracht over de lange termijneffecten van beweging. De onderzoeken tonen aan dat er een positieve relatie bestaat tussen lichaamsbeweging en leerprestaties.1

Daarbij is uiteraard van belang om aan te sluiten bij wat al in gang is gezet door de departementen van OCW en VWS, de VNG en natuurlijk het onderwijsveld zelf.

Deze brief gaat in op resultaten van de afgelopen periode, zoals het Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs 2, inclusief het gelijknamige platform en de inzet van de combinatiefunctionarissen, plus de ambities voor de komende periode en het financiële kader (zie bijlage). Daarbij wordt ook kort ingegaan op de Beleidsbrief Sport en bewegen in Olympisch perspectief 3 en het programma Sport en Bewegen in de Buurt 4, die u in mei en in november van vorig jaar ontving en op de operationalisering van de randvoorwaardelijke infrastructuur voor die ambities.

1. Resultaten tot nu toe

1.1. Sport en bewegen in de school

Bewegingsonderwijs is de basis voor het leren van motorische vaardigheden van kinderen en is daarom opgenomen in de kerndoelen voor het primair en voortgezet onderwijs. In het middelbaar beroepsonderwijs is de zorg voor de eigen gezondheid opgenomen in de kwalificatie-eisen. Hoe scholen binnen het wettelijk kader invulling geven aan sport en bewegen is een keuze van de school zelf. Het «wat» is beschreven, het «hoe» is aan de school zelf.

Vanuit het ministerie van OCW wordt dan ook geen verplicht aantal uren voorgeschreven dat scholen voor primair en voortgezet onderwijs aan bewegingsonderwijs moeten besteden. Net als bij andere vakken in het primair onderwijs zijn er geen voorschriften over de duur en frequentie van het aanbod. In het voortgezet onderwijs bestaat lichamelijke opvoeding uit praktische bewegingsactiviteiten, die gespreid worden verzorgd over alle leerjaren van het voortgezet onderwijs, per leerjaar gespreid over de schoolweken en in een zodanige substantiële omvang en schooltijd dat wordt voldaan aan de eisen op het gebied van kwaliteit, intensiteit en variëteit van de bewegingsactiviteiten, zoals die zijn neergelegd in kerndoelen en examenprogramma’s. Uitgegaan wordt van de situatie zoals die op 1 augustus 2005 voor het bewegingsonderwijs gold.

In het middelbaar beroepsonderwijs zijn kwalificatie-eisen met betrekking tot de zorg voor de eigen gezondheid een verplicht onderdeel van elke opleiding. De eisen zijn vastgelegd in de paragraaf «vitaal burgerschap» van het document Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 2011–2012 en vanaf 1 augustus 2012 in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB.

Vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit. Het gaat hierbij om de gezondheidsrisico’s van leefstijl en van werk. Naast bewegen en sport gaat het ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit.

Het bevoegd gezag van scholen en instellingen bepaalt, mede afhankelijk van de aard van de toekomstige beroepspraktijk en in samenhang met de overige onderdelen van het opleidingsprogramma, binnen het wettelijke kader zelf de inrichting van het onderwijs over vitaal burgerschap.

Het Beleidskader Sport, Beweqen en Onderwijs 5, gecoördineerd door het gelijknamige Platform, heeft vooral voor het vmbo en het mbo binnen deze wettelijke kaders tot veel beweging (letterlijk en figuurlijk) en vernieuwing geleid. De resultaten daarvan lijken op vrij grote schaal te beklijven (zie 1.2.)

1.2. Het «Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs»

In juni van dit jaar loopt het door het vorige kabinet ingestelde Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs af. Dit beleidskader streefde naar meer sportdeelname en beweging door de schoolgaande jeugd. Het gelijknamige Platform Sport, Bewegen en Onderwijs, dat bestaat uit partijen uit onderwijs, sport en kennis, heeft de afgelopen jaren nauw samengewerkt om zowel binnen als buiten het onderwijs een beter samenhangend aanbod van sport en beweging voor jongeren te realiseren. Dit gebeurde via vijf deelprojecten (zie bijlage 5e Tussenrapportage Platform, Sport, Bewegen en Onderwijs)6:

  • Masterplan Bewegen en Sport in het mbo;

  • Vmbo in beweging;

  • Sportaanbod voor het onderwijs;

  • Effectiviteit Interventies;

  • Sport Lokaal Samen.

Op 29 juni 2012 komt de eindrapportage Monitor en Evaluatie beschikbaar.

Uit de tussenrapportage van TNO in 2011 blijkt dat het bereik van de samenwerkingsverbanden en projecten groot is geweest. 60% van alle mbo-scholen (roc’s, aoc’s en vakscholen) doet bijvoorbeeld mee aan het masterplan, met als resultaat dat in schooljaar 2010–2011 75 000 mbo-studenten gemiddeld een uur per week een nieuw bewegingsaanbod volgden. De MBO Raad heeft via MBO Diensten scholen actief ondersteund met een breed scala aan ondersteuningsprogramma’s, onder andere Test je Leefstijl.

Test je Leefstijl is een programma over sport, bewegen, vitaliteit en gezondheid dat aansluit bij de interne onderwijs- en zorgstructuur van de school. Verankering vindt plaats door vastlegging van het onderwijsprogramma in de studiegids of het Opleidings- en examenreglement. Inmiddels heeft meer dan de helft van de mbo- scholen aangegeven, op zeer diverse wijze, invulling te (blijven) geven aan programma’s waarin vitaal burgerschap en vitaal werknemerschap worden geborgd.

Momenteel zijn er circa 1 250 schoolactieve sportverenigingen. Een toenemend aantal scholen voor voortgezet onderwijs vult het reguliere lesprogramma bewegingsonderwijs aan met maatwerkelementen, als extra schoolsportactiviteiten, Lichamelijke Opvoeding 2 voor het vmbo, Bewegen, Sport en Maatschappij voor havo/vwo en Special Heroes.

1.3. De impuls brede scholen, sport en cultuur en de combinatiefuncties

In 2008 is het toenmalige kabinet samen met gemeenten gestart met het realiseren van combinatiefuncties (Impuls Brede Scholen, sport en cultuur). In 2010 zijn er meer dan 1000 combinatiefuncties gerealiseerd.7 Deze medewerkers zijn in meer dan 300 gemeenten aan de slag om jongeren op en rond school meer te laten sporten en bewegen en kennis te laten maken met culturele activiteiten.8 Dit gebeurt op en rond school, bij sportverenigingen en culturele instellingen. Tot nu toe hebben gemeenten ingetekend voor 1825 fte.

Om de Impuls Brede Scholen, sport en cultuur tot succes te maken, is de afgelopen jaren geïnvesteerd in de ondersteuning. De ondersteuning voor onderwijs en cultuur loopt tot en met december 2012.

2. Ambities voor de komende periode

Sport en bewegen zijn onderdeel van een gezonde en actieve leefstijl, waarvan gezond eten, verantwoord omgaan met het eigen lichaam en dat van anderen en inzicht in effecten op lange termijn onderdeel uitmaken.

Het regeerakkoord spreekt daarom de ambitie uit om sport en bewegen in het onderwijs te intensiveren. Doel is dat alle leerlingen op een uitdagende en verantwoorde manier worden gestimuleerd om de beweegnorm te realiseren.

Dat moet zowel binnen de school gebeuren als in de samenwerking tussen school en andere ketenpartners. In de kabinetsbrede Landelijke nota Gezondheidsbeleid «Gezondheid Dichtbij»9 beschrijft het kabinet dit ook als speerpunt en geeft hier vanuit beleid richting aan. Het gaat erom dat alle kinderen en jongeren worden bereikt.

Er zijn signalen over versnippering, zowel van beleid als van gremia waarin wordt overlegd. Om meer effectiviteit en efficiëntie te bewerkstellingen, wordt er dan ook gestreefd naar bundeling en samenhang, in inhoudelijke, maar ook in organisatorische zin.

2.1. Beleidsbrief «Sport en Bewegen in Olympisch perspectief» en het programma «Sport en Bewegen in de Buurt»

De Beleidsbrief Sport en het daarin beschreven programma vormen het vervolg op het Beleidskader Sport, Bewegen en Onderwijs. Met het nieuwe programma wil het kabinet stimuleren dat het lokale sport- en beweegaanbod beter aansluit op de vraag en dat er meer lokaal maatwerk komt, zodat mensen meer mogelijkheden krijgen om te sporten en bewegen in de eigen leefomgeving. De ministers van VWS en OCW investeren samen € 70 miljoen in het nieuwe programma Sport en Bewegen in de Buurt.

Uiteindelijk is de bedoeling dat dat leidt tot meer sportdeelname en tot een gezonde, verantwoorde en actieve leefstijl. Hierbij is ruim aandacht voor onder andere naschoolse sportactiviteiten en de verbinding van sportaanbieders aan scholen. Het partnerschap tussen onderwijs en sport moet ertoe leiden dat de kwantiteit en kwaliteit van het bewegingsonderwijs en de naschoolse sportactiviteiten toenemen.

Voor gericht gemeentelijk sport- en beweegbeleid is het van belang dat de gemeente weet waar de kansen liggen. Gemeenten brengen daarom zelf in kaart welke buurten gebaat kunnen zijn bij een meer vraaggericht sport- en beweegaanbod. Om gemeenten hierbij te ondersteunen, ontwikkelen het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en de vereniging Sport en Gemeenten (VSG) een buurtscan. Het doel van de scan is gemeenten te helpen bij het ontwikkelen van een plan van aanpak voor een buurtgericht sport- en beweegaanbod. Zo kunnen ook groepen jongeren geïdentificeerd worden die extra beweegactiviteiten nodig hebben op en rond de school.

2.2. Verdere ontwikkeling van combinatiefuncties

Gezien de succesvolle inzet van combinatiefuncties op en rond school en de sportvereniging, heeft de minister van VWS besloten tot uitbreiding naar 2900 fte combinatiefuncties die met een verbrede inzet nog meer mensen kunnen laten sporten en bewegen in de buurt10. Deze combinatiefuncties worden buurtsportcoaches genoemd.

De buurtsportcoach mag worden ingezet voor jongeren, maar ook voor andere doelgroepen. Gemeenten en hun lokale partners zijn vrij om te kiezen waar, hoe en voor wie ze de sport- en beweegmogelijkheden willen vergroten. Inzetten op meer sport in en rond de school is daarbij één van de mogelijkheden.

De afgelopen jaren is er een sterke focus geweest bij de ondersteuning op het realiseren van aantallen combinatiefuncties bij sport, cultuur en onderwijs. Nu staat, naast de afgesproken aantallen fte’s, ook de kwaliteit van de inzet van deze medewerkers op de agenda. Daar waar combinatiefunctionarissen worden ingezet, verbetert immers de kwantiteit en de kwaliteit van het aanbod, zo blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut en de Kennnispraktijk.11 Ook toont recent onderzoek van het Mulier Instituut de succesfactoren aan in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen.12

Om de kwaliteit verder te verbeteren en te waarborgen, worden bestaande beroepsprofielen aangepast en waar voor de verbrede inzet nieuwe profielen nodig zijn, worden deze opgesteld. Daar waar mogelijk wordt aangesloten bij de cao’s. Ook wordt gestimuleerd dat opleidingen zich verbreden van de invalshoek sport en beweging naar een gezonde leefstijl. Ook aandacht in de opleidingen voor het uitoefenen van combinatiefuncties onderwijs, sport en cultuur is van belang.

2.3. Publiek-private samenwerking

Bedrijven en zorgverzekeraars interesseren zich in toenemende mate voor het stimuleren van preventieve zorg voor de vitaliteit van scholieren en jongeren. Daardoor ontstaan nieuwe vormen van publiek private samenwerking, bijvoorbeeld partnerschappen om een maatschappelijk probleem aan te pakken. Een voorbeeld hiervan is een zorgverzekeraar die zich ten doel heeft gesteld om samen met gemeenten, basisscholen en andere partijen een structurele kwaliteitsimpuls aan het bewegingsonderwijs op Friese basisscholen te geven. Het resultaat hiervan is dat uiteindelijk op alle basisscholen in Friesland structureel drie uur gymonderwijs wordt gegeven door een professionele leerkracht bewegingsonderwijs.

Scoren voor Gezondheid is een landelijk project van de Stichting Meer dan Voetbal waarbij profvoetballers uit de eredivisie kinderen aanzetten tot een gezonde leefstijl. De belevingswereld van het voetbal en de topsportmentaliteit van de spelers stimuleren kinderen om meer te bewegen en gezonder te eten. Er vinden activiteiten plaats op school, thuis en in het stadion. Naast voetbal worden er ook andere sportactiviteiten aangeboden. Alle kinderen tekenen een contract bij hun favoriete clubs met hun idool en dat werkt! Met dit programma zijn de afgelopen jaren 65 000 kinderen van 8 tot 12 jaar bereikt. Hiervan is 10% lid geworden van een sportvereniging. Tevens is 75% zich na afloop bewuster van een gezonde leefstijl. Meer dan 500 basisscholen zijn tot nu toe betrokken geweest bij dit project.

Het Centrum Gezond Leven van het RIVM (CGL) en het NISB stimuleren onder andere het gebruik van best passende leefstijlinterventies op lokaal niveau. Dat gebeurt door interventies inzichtelijk te presenteren en te beoordelen op kwaliteit en samenhang. Door het toeleiden naar en verbinden van effectieve interventies wordt versnippering tegengegaan. In de interventiedatabase van het CGL zijn inmiddels ruim 1200 interventies voor het onderwijs opgenomen. Deze zijn toegankelijk via de onderwijssite www.gezondeschool.nl. Hiervan zijn er medio maart 2012 54 positief beoordeeld door de erkenningscommissie interventies (24 voor po, 24 voor vo en 6 voor mbo). Scoren voor Gezondheid is één van de erkende interventies.

Een heel andere vorm van publiek-private samenwerking is de samenwerking tussen scholen en fitnesscentra, dans- en balletscholen en scholen voor vechtsport. Deze vormen van sport spreken leerlingen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs meer aan dan sporten die via de klassieke sportverenigingen worden beoefend. Logischerwijs bestaat er vanuit deze private sportondernemingen belangstelling voor samenwerking met onderwijs, zowel binnen de onderwijstijd als daarna.

Ambitie is om deze initiatieven verder te ontwikkelen, gerichter te verspreiden en verder te simuleren, als onderdeel van een samenhangende agenda gericht op het onderwijs. Dit wordt versterkt vanuit de impuls uit het programma SBB en de impuls Gezonde Leefstijl Jeugd van het ministerie van VWS.

2.4. Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl

Voorstel is om tot een onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl te komen. Inzet van de agenda is niet om scholen voor te schrijven dat en hoe uitgebreid zij sport, bewegen en een gezonde leefstijl moeten vormgeven. Wel is het de bedoeling om scholen te stimuleren hier aandacht aan te besteden en een handreiking te bieden hoe zij dit kunnen doen. De handreiking biedt ook suggesties om verbindingen te leggen met initiatieven en producten die op andere beleidsterreinen dan dat van onderwijs zijn ontwikkeld.

Met een extra impuls «Gezonde Leefstijl Jeugd» van in totaal € 6 miljoen wordt tot en met 2014 onder andere de verbinding van school en gezondheid door het ministerie van VWS ondersteund. Het ministerie van VWS heeft de coördinatie van de impuls belegd bij het eerder genoemde RIVM Centrum Gezond Leven (CGL). Met deze impuls zal het CGL het programma de Gezonde School en het Vignet Gezonde School voor het primair onderwijs uitbreiden naar andere schooltypen, aansluitend bij de vraag en belangen vanuit het onderwijsveld.

De nieuwe handreikingen zullen voor en mede door onderwijspartners worden ontwikkeld, analoog aan de ontwikkeling van de Handleiding Gezond MBO door MBO Diensten en gezondheidspartners, en de betrokkenheid van de PO-Raad bij de reeds beschikbare Handleiding Gezonde School voor ondersteuners.

Onderdeel van de impuls Gezonde Leefstijl Jeugd is ook het versterken van de weerbaarheid van jongeren en het vergroten van hun betrokkenheid via gerichte inzet van social media. Met deze activiteiten draagt het CGL ook bij aan de uitvoering van de onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl.

Kern van de onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl is het stimuleren van een schoolbeleid Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl bij scholen voor primair- en voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

Schoolbeleid kan bestaan uit elementen op het gebied van kennis, vaardigheden en houding ten aanzien van sport, bewegen en een gezonde leefstijl en in het aanbrengen van samenhang daartussen. Onderdeel daarvan kunnen voorzieningen van de school zijn: ruimte voor bewegen en sport, een gezonde kantine, een rookvrij schoolplein, alcoholvrije schoolfeesten. De agenda besteedt aandacht aan de professionalisering van zowel zittend als aankomend personeel. Zo’n schoolbeleid veronderstelt intensieve samenwerking met ketenpartners, zoals met sportverenigingen in de nabije omgeving, met private sportondernemingen, met de gemeente (buurtsportcoaches, buurtscan), maar ook met organisaties als de Kinderopvang, het CJG, de GGD en het welzijnswerk.

Ouders maken natuurlijk structureel deel uit van de keten van partners. Immers het ondersteunen van sport en bewegen ín de school, het bevorderen van sport en bewegen ook buiten schooltijd en het zorg dragen voor een gezonde leefstijl in het algemeen, begint bij de houding van de ouders.

Zoals gezegd, dient hierbij vanzelfsprekend te worden aangesloten bij wat andere partijen de komende periode ontwikkelen. Daarnaast moet de wijze waarop scholen worden gestimuleerd en ondersteund aansluiten bij de vigerende verantwoordelijkheden en rollen in het onderwijs.

Ik vraag de PO-Raad, de VO-raad en de MBO Raad om gezamenlijk en in afstemming met relevante partijen deze nieuwe onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl vóór 1 juli 2012 verder uit te werken. De doelgroep bestaat in principe uit jongeren tot en met achttien jaar. Wel is het natuurlijk alleszins wenselijk dat relevante opleidingen van het HBO en de Universiteiten een bijdrage leveren. Uitwisseling tussen HBO en MBO enerzijds en het funderend onderwijs anderzijds in de vorm van bijvoorbeeld stages is daarvan al een bekend voorbeeld. Maar het gaat er ook om dat nieuwe inzichten en aanpakken tijdig aan het onderwijs beschikbaar worden gesteld.

Mijn streven is erop gericht om met ingang van het nieuwe schooljaar de agenda te gaan uitvoeren. Op deze wijze kan het onderwijs ook optimaal aansluiten bij de VWS-impuls Gezonde Leefstijl Jeugd. Met mijn collega van VWS hecht ik er belang aan om vanaf de start versnippering te voorkomen en optimaal gebruik te maken van dat wat er al is. Daarom wordt van meet af aan gewerkt aan een actieve verbinding met de Alliantie Olympisch Vuur. Doordat in Olympisch Vuur en het Convenant Gezond Gewicht vele partijen vertegenwoordigd zijn, biedt dit grote kansen op een bredere verbinding en daarnaast op publiek-private samenwerking.

Voor de activiteiten die met dit plan zijn gemoeid stellen mijn collega van VWS en ik een activiteitenbudget van maximaal € 1 miljoen op jaarbasis ter beschikking voor de jaren 2012 tot en met 2015. Besluitvorming over en toekenning van het definitieve bedrag hangt af van de door de raden op te stellen agenda.

2.5. Organisatorische inbedding

Samenhang en efficiëntie staan voorop in de bestuurlijke en organisatorische inbedding van de ontwikkeling en uitvoering van de onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl.

Uitgangspunt is dat het huidige Platform Sport, Bewegen en Onderwijs dat de afgelopen jaren, zoals hiervoor is beschreven, uitstekend werk heeft verricht en goede resultaten heeft geboekt, als zodanig in stand blijft. Dit met dien verstande dat de bestuurlijke aansturing in handen van de sectorraden komt. De ondersteuning van het platform loopt eveneens via de raden.

Tot slot

Met de continuering van de combinatiefuncties, de inzet op verdere kwaliteitsverbetering daarvan en met de ontwikkeling van de onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl, hoop en verwacht ik via het onderwijs een belangrijke bijdrage te leveren aan een gezonde leefstijl van kinderen en jongeren. De nieuwe bestuurlijke aansturing en de ondersteuning van het Platform Sport, Bewegen en Onderwijs zullen een bijdrage leveren aan zowel verdere inhoudelijke samenhang als aan efficiëntie.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Financieel kader bij brief sport, bewegen en een gezonde leefstijl in en rond het onderwijs

Programma

 

2012

2013

2014

2015

2016

(bedragen in miljoenen euro)

           
             

Sport en bewegen in de buurt

VWS

49

59

60

54

54

(deel OCW combinatiefuncties)

OCW

11

11

11

11

11

 

Totaal

60

70

71

65

65

             

Special Heroes

VWS

0,8

0,5

0,4

0,3

 
             

Impuls Gezonde leefstijl jeugd

VWS

1,1

2,6

2,6

   
             

Gezonde school

VWS

0,4

       
             

Onderwijsagenda sport, bewegen en gezonde leefstijl

VWS

0,5

0,5

0,5

0,5

 
 

OCW

0,5

0,5

0,5

0,5

 
 

Totaal

1

1

1

1

 
             

Totaal budget

 

63,3

74,1

75

66.3

65

Het beschikbare budget voor Sport en bewegen in de buurt na 2014 hangt af van of de extra middelen uit de loterijopbrengsten ook na 2014 beschikbaar blijven. In deze tabel is deze € 6 miljoen na 2014 dan ook niet opgenomen. Mochten de opbrengsten niet meer beschikbaar zijn, dan moeten nieuwe afspraken met de bestuurlijke partners gemaakt worden over wat de gevolgen hiervan zijn voor de verdeling van het budget binnen het programma Sport en Bewegen in de Buurt.


X Noot
1

VU Medisch Centrum Amsterdam (A.Singh, M. Chin A Paw, W. van Mechelen) en RuG Groningen (C. Visscher, E. Hartman, M. Elferink-Gemser), onderzoeken lange termijneffecten van beweging, 2011.

X Noot
2

TK, 2008–2009, 31 700, nr. 15.

X Noot
3

TK, 2010–2011, 30 234, nr. 37.

X Noot
4

Ministerie VWS, 2011.

X Noot
5

TK, 2008–2009, 31 700, nr. 15.

X Noot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
7

Monitor Impuls brede school, sport en cultuur 2010, BMC juni 2010.

X Noot
8

A. van den Heuvel, C. Heijkoop en M. de Jong. Monitor Impuls brede school, sport en cultuur 2010. Rapportage 2-meting 1e tranchegemeenten en 1-meting 2e tranchegemeenten. Amersfoort: BMC, 2011.

X Noot
9

TK, 32 792, 25 mei 2011.

X Noot
10

TK, 2011–2012, 30 234, nr. 54.

X Noot
11

Impuls lokaal bekeken: Meer en beter, verdiepingsonderzoek naar effecten en processen van inzet combinatiefunctie in 6 gemeenten, Mulier Instituut en Kennispraktijk 2011

X Noot
12

Sport en onderwijs verbonden 2012 (H. van der Werff, E. Wisse, E. Stuij).

Naar boven