30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 116 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2014

Mijn inzet is om de kennis en innovatie voor de sport beter te laten renderen. Kennis en innovatie kunnen het verschil maken als het gaat om het behalen van topsportmedailles, maar ook als het gaat om het mogelijk maken van sporten en bewegen van mensen met een handicap of een chronische aandoening, het vergroten van de impact van sportevenementen of de sportgerelateerde export.

Ik heb recentelijk drie onderling nauw samenhangende lijnen uitgezet waarlangs ik kennis voor de sport effectiever en efficiënter denk te benutten en de innovatie wil stimuleren: (1) ontwikkeling kennis- en innovatieagenda, (2) programmering van onderzoek, innovatie en monitoring en (3) bundeling en meer vraaggericht maken van de sportkennisinfrastructuur.

Ik licht ze hieronder toe.

(1) Kennis- en innovatieagenda sport

Zoals ik uw Kamer bij brief van 22 juli jl. meldde, heb ik een aantal boegbeelden uit sport, bedrijfsleven, wetenschap en overheid aangezocht om voor de komende jaren een Kennis- en Innovatieagenda sport op te stellen.1 Deze agenda richt zich op de topsport- en breedtesport, op gerelateerde vraagstukken uit de maatschappij, op excellentie in de wetenschap en op kansen voor het bedrijfsleven. Harry van Dorenmalen, algemeen directeur IBM heb ik gevraagd en bereid gevonden om dit «topteam» voor te zitten. De overige leden zijn:

Martin Olde Weghuis, technology manager Royal ten Cate; Per Slycke, oprichter XSens; Aarnout Brombacher, hoogleraar/decaan TU Eindhoven; Maurits Hendriks, technisch directeur NOC*NSF; Eric van de Burg, wethouder sport gemeente Amsterdam en de directeur-generaal Volksgezondheid, Ministerie van VWS.

Van het topteam wordt verwacht dat het opereert in een breed netwerk van mensen en organisaties uit de sport, wetenschap, bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties, zodat het voor deze partijen vanzelfsprekend wordt zich duurzaam te verbinden aan de kennis- en innovatieagenda. Het verhoogt de relevantie van de agenda en effectiviteit van uitvoering ervan.

(2) Programmering van onderzoeks- en innovatiegelden

Het topteam zal een (doorlopende) Kennis- en Innovatieagenda sport 2015–2020 opstellen, die leidend wordt voor door de overheid gefinancierde onderzoeks- en innovatieprogramma’s op het gebied van sport en bewegen en uitnodigend voor onderzoek en innovatie van partners. Ook kan het topteam prioriteiten aangeven voor de werkprogramma’s van gesubsidieerde kennisinstituten. Het lopende Onderzoeksprogramma Sport, dat wordt uitgevoerd door NWO-onderdelen ZonMw, NWO/Geesteswetenschappen en Technologiestichting STW in afstemming met Regieorgaan SIA, wordt vanaf 2015 aangevuld met een Innovatieprogramma Sport. Ik heb ZonMw en Technologiestichting STW gevraagd om de totstandkoming van de Kennis- en innovatieagenda sport te ondersteunen en vervolgens de beschikbare middelen voor sportinnovatie te programmeren. Vanuit de VWS-begroting is voor sportinnovatie in totaal jaarlijks € 1 miljoen beschikbaar. Mijn inzet is dit bedrag in partnership te vermeerderen, zoals dat ook voor het Onderzoeksprogramma Sport is gedaan. Daartoe zullen gesprekken worden gevoerd met onder meer een aantal andere NWO-onderdelen, Regieorgaan SIA, TNO, NOC*NSF en het bedrijfsleven. Mijn streven is om in het voorjaar van 2015 een Call voor sportinnovatieprojecten open te stellen. Van de ingediende innovatievoorstellen wordt cofinanciering en/of inzet geëist van private of publieke partijen. Het is mijn wens en verwachting dat behalve de sport en de wetenschap ook het bedrijfsleven en overheden substantieel gaan deelnemen in het Innovatieprogramma Sport.

Met het innovatieprogramma schakelt VWS over van de projectmatige financiering van een enkele organisatie (Stichting InnoSportNL) naar programmatische sturing. Dit besluit heb ik genomen mede naar aanleiding van het advies over sportinnovatie in Nederland dat Technopolis eerder aan mij heeft uitgebracht (zie bijlage 1)2. De gezamenlijke Kennis- en innovatieagenda sport en de programmering van innovatiegelden zal leiden tot meer focus en het partnership tot meer massa dan tot op heden het geval is. Met de opbrengsten van de Stichting InnoSportNL wordt overigens zorgvuldig omgegaan. Zo is het kennisloket voor topsportcoaches, Topsport Topics, ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). Over voortzetting van de InnoSportLabs ben ik in gesprek met NOC*NSF en zal ik het topteam advies vragen.

Kernindicatoren sport

In 2012 heb ik uw Kamer het verbeterplan Versterking data-infrastructuur sport van het SCP aangeboden.3 In dit rapport doet het SCP aanbevelingen over het duurzaam meten van een beperkte set kernindicatoren sport en het zo efficiënt mogelijk verzamelen en ontsluiten van sportdata.

Ik heb indertijd aangegeven de aanbevelingen te zullen bestuderen en zo mogelijk over te nemen. Gerubriceerd naar vijf thema’s heb ik circa 20 kernindicatoren benoemd die ik duurzaam in de tijd wil volgen (zie bijlage 2)4. Kwaliteit, vergelijkbaarheid en continuïteit van data over meerdere jaren is een absolute vereiste. Daarom heb ik voor deze indicatoren preferente databronnen benoemd en preferred suppliers die deze bronnen beheren en de data analyseren (RIVM, SCP, CBS, Infostrada en het Mulier Instituut). In de Rapportage Sport van het SCP, die begin 2015 uitkomt en die ik aan uw Kamer zal sturen, zullen de beschikbare cijfers rond de 20 kernindicatoren worden gepubliceerd en nader geanalyseerd.

Ik ben voornemens aan het RIVM te vragen om de dataverzameling rond de kernindicatoren vanaf 2015 namens het Ministerie van VWS te coördineren. Het RIVM zal de resultaten van de sportmonitoring op een eenduidige (digitale) wijze via een portal beschikbaar maken. Een groot deel van de (regionaal uitsplitsbare) data is al ontsloten via www.sportopdekaart.nl (zie verder onder Kennisportal). Ook de achterliggende data zullen beschikbaar komen ten behoeve van de analyse van derden, zoals past in het «Open Access» beleid van de rijksoverheid.5

(3) Bundeling kennisinfrastructuur

Kennis over sport en bewegen rendeert beter als de inhoud en het begripsniveau aansluit bij de vraag en gebruikers weten dat men kan vertrouwen op de deugdelijkheid en actualiteit van de geboden informatie. De topsporter en zijn coach, de amateursportbeoefenaar, de sportbestuurder of gemeenteambtenaar, maar ook de burger die op zoek is naar voor hem of haar geschikte mogelijkheden om sportief te bewegen, hebben behoefte aan een duidelijk antwoord op specifieke vragen, zonder daarvoor al te lang te hoeven zoeken. In deze tijd van internet en sociale media bestaan vele mogelijkheden voor het krijgen van (snel) advies en informatie over sport, die echter nog niet ten volle worden benut en versnipperd worden aangeboden en waarvan de betrouwbaarheid niet altijd vaststaat. Ik heb gekeken hoe ik het door VWS gefinancierde aanbod aan kennis op het gebied van sport en bewegen kan bundelen en stroomlijnen, zodanig dat deze kennis meer tegemoet komt aan de vraag en daardoor beter wordt benut.

Kenniscentrum

Er is behoefte aan een herkenbaar en voor alle doelgroepen toegankelijk centrum, dat de kennis over sport en bewegen zo veel mogelijk vraaggestuurd verzamelt, valideert, verrijkt en verspreidt. Het huidige Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), dat een instellingsubsidie van VWS ontvangt, verricht deze taken voor een belangrijk deel, maar is niet voor alle doelgroepen even herkenbaar en toegankelijk. Tegelijkertijd heb ik besloten dat de kennisfunctie voor sporters met een beperking, die nu met een VWS-instellingssubsidie bij de Stichting Onbeperkt Sportief is belegd, ook bij dit centrum zal worden ondergebracht. Met deze kennisbundeling kan de tot stand gebrachte integratie van gehandicaptensport in het reguliere sportaanbod nog beter worden ondersteund. Ik heb daarom de besturen van het NISB en de Stichting Onbeperkt Sportief (SOS) gevraagd voor 1 december a.s. met een plan te komen voor omvorming van hun organisaties tot een kenniscentrum voor sport en bewegen.

Het nieuwe centrum bedient allereerst de professionals, vrijwilligers en bestuurders in de sport, in belendende sectoren (zoals onderwijs, welzijn en zorg) en bij lokale overheden. Op de praktijk gerichte en op de vraag afgestemde kennis ondersteunt deze professionals en intermediairs in het bevorderen van gezond sporten en bewegen bij hun leden, leerlingen, cliënten en burgers. Het verzamelen, verrijken, valideren van kennis is kortom primair gericht op het verhogen van kwaliteit en effectiviteit van beleid en interventies op het gebied van sport en bewegen. Het centrum zal nauw gaan samenwerken met zowel de «leveranciers» van kennis (onderzoeksinstituten zoals universiteiten en hogescholen, RIVM, SCP, CBS, Mulier Instituut, TNO en aanpalende kennisclubs zoals VeiligheidNL, Movisie, NJI) als met vertegenwoordigers van haar «klanten» (NOC*NSF, Vereniging Sport en Gemeenten, onderwijsraden, provinciale sportraden, etc.). Het centrum wordt geacht met zowel leveranciers als klanten een breed netwerk op te zetten en te onderhouden en zich te verbinden met relevante sectoren buiten de sport.

Omdat noch het huidige NISB, noch SOS zich richten op de kennisondersteuning van de topsport, vergt het includeren van dat onderdeel in de gewenste brede focus van het centrum nog nadere verkenning en vervolgens besluitvorming. Het onderbrengen per 1 september jl. van Topsport Topics bij het NISB (en straks in het nieuwe centrum) zie ik als eerste stap. Momenteel is NOC*NSF, afgezien van Topsport Topics, het eerste aanspreekpunt voor kennis over topsport.

Kennisportal

Bij het verspreiden van kennis richt het centrum zich niet alleen tot de professionals, bestuurders en vrijwilligers in de betrokken velden, maar op alle burgers met vragen over sport en bewegen. Die publieksfunctie is nieuw, niet eerder vervulde een door de overheid gefinancierde sportkennisinstelling een dergelijke rol. Het centrum zal ten behoeve van deze kennisverspreidingsfunctie een sportkennisportal hosten en beheren waarop alle relevante en veel gevraagde informatie over sport en bewegen te vinden is. Daarmee komt een breed potentieel aan kennisvragen in beeld: van sportaanbod in de buurt, preventie van blessures en waarde van voedingsupplementen tot specifieke beweegmogelijkheden in de regio voor mensen met een handicap of chronische aandoening en vragen over sportfysiotherapie. Het portal biedt basale informatie in de vorm van factsheets, themadossiers, actualiteiten, infographics, FAQ’s e.d. Voor verdiepende informatie wordt de bezoeker doorverwezen of gelinkt naar de aangesloten organisaties. De geboden informatie kenmerkt zich door betrouwbaarheid, actualiteit, relevantie en toegankelijkheid voor de betreffende doelgroepen. Alle door VWS gefinancierde organisaties met een kennisfunctie op het gebied van sport en bewegen zullen een bijdrage leveren aan het portal.

Zowel het kenniscentrum als het portal zijn uiterlijk 1 januari 2016 operationeel. Vanaf die datum zal VWS in principe geen subsidie verstrekken aan andere kennisorganisaties voor eigenstandige kennisverspreiding.

Samenwerken in de kennisketen

De bovenbeschreven, deels nieuwe voornemens op het gebied van sportkennis: topteam met kennis- en innovatieagenda, het onderzoeks- en innovatieprogramma sport, coördinatie van kernindicatoren sport, het nieuwe kenniscentrum en de portal, zijn elk op zichzelf onmisbare onderdelen van de kennis- en innovatiefunctie. Het is mijn overtuiging dat alleen een stevig aan een klinken van deze schakels in de keten leidt tot optimale bediening van professionals en publiek en tot een optimaal rendement van onderzoek en innovatie.

Ik zal er de komende tijd nauwlettend op toezien dat de voornemens worden gerealiseerd in goede afstemming en samenwerking tussen de betrokken organisaties.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 XVI nr. 111.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 30 234 nr. 69.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 32 620 nr. 131

Naar boven