nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2006
Tijdens het AO van 1 februari 2006 over de initiatiefnota «Oorstrelend
en Hartveroverend» van lid Gerkens heb ik een nieuwe subsidieregeling
ter ondersteuning van de productie van videoclips aangekondigd. In vervolg
op mijn toezegging tijdens het debat informeer ik u in deze brief over de
motivatie en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan deze regeling.
Mijn voorstel beoogt nieuwe verbindingen te leggen tussen diverse vormen
van beeldende kunst en popmuziek, en daarmee tussen autonome kunst en popcultuur.
Het voorstel is het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst
een tijdelijke subsidieregeling te laten ontwerpen die in augustus van start
zou kunnen gaan. Het gaat om een incidentele impuls voor de periode 2006–2008
waarvoor een budget van in totaal € 0,6 mln. beschikbaar is. Dit
bedrag wordt gevonden binnen de begroting van het Fonds BKVB (€ 0,3
mln.) en binnen het actieprogramma Cultuur en Economie, ten laste van de post
professionalisering (0,3 mln.).
De nota «Oorstrelend en Hartveroverend» vraagt (onder meer)
om ondersteuning van de productie van cd’s en videoclips als bijdrage
aan de (inter)nationale marketing en promotie van Nederlandse popmuziek. Mijn
voorstel concentreert zich op de productie van videoclips, omdat dit medium
vraagt om de samenwerking tussen enerzijds autonome video- en computerkunstenaars,
(animatie)filmers, fotografen en vormgevers, en anderzijds musici. De regeling
is bedoeld om de kwaliteit van videoclips en – indien daar behoefte
aan is – soortgelijke audiovisuele media te vergroten, zodat deze een
effectief en artistiek onderscheidend promotie- en marketinginstrument kunnen
zijn voor artiesten en hun cd’s. De subsidie behelst een financiële
bijdrage, die dient te worden gematched door platenmaatschappijen, producenten
of muziekuitgeverijen. Omdat hierdoor ook verbindingen ontstaan tussen de
(gesubsidieerde) cultuursector en de markt, acht ik een bijdrage uit het budget
voor Cultuur en Economie op zijn plaats.
Ik heb het Fonds BKVB, dat de regeling gaat uitvoeren, verzocht bij de
ontwikkeling van de regeling deskundigen te betrekken uit zowel het kunstenveld
als de commerciële en gesubsidieerde muzieksector. Er zal aansluiting
gezocht worden met relevante mediapartners om in het verlengde van de productie
tevens een maximale verspreiding en zichtbaarheid van de videoclips te realiseren.
Tevens zal worden onderzocht of de regeling revolving
zou kunnen of moeten zijn.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. C. van der Laan