30 229
Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel voorziet in regelingen met betrekking tot de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer, de gemeenteraden en provinciale staten wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. Het betreft met name procedurele bepalingen over de wijze waarop het tijdelijk ontslag en de vervanging geschiedt alsmede – ten aanzien van de kamerleden – de daarbij behorende financiële en rechtspositionele voorzieningen. Met het voorstel wordt uitvoering gegeven aan artikel 57a en artikel 129, derde lid, van de Grondwet. Ingevolge deze grondwetsbepalingen dient de wet de tijdelijke vervanging wegens zwangerschap en bevalling alsmede wegens ziekte te regelen van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer respectievelijk van gemeenteraad en provinciale staten. Aan de grondwetsbepalingen ligt als eerste motief ten grondslag de opheffing van een belemmering voor vrouwen een functie als volksvertegenwoordiger uit te oefenen en om daarmee een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de positie van vrouwen in vertegenwoordigende organen. Daarnaast wordt aan volksvertegenwoordigers de mogelijkheid geboden om zich tijdelijk te laten vervangen bij ziekte1. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het gaat om een recht op tijdelijke vervanging en niet om een plicht. Daarom is bepaald dat het tijdelijke ontslag slechts op verzoek van de betrokken volksvertegenwoordiger wordt verleend. Overigens brengt het voorstel in dit opzicht materieel geen verandering in de huidige situatie. Ook in de huidige situatie staat de betrokken volksvertegenwoordiger voor de keuze om ontslag te nemen (en vervangen te worden) of lid te blijven van het vertegenwoordigende orgaan.

De tijdelijke vervanging betekent dat na ommekomst van de vervangingstermijn, de betrokkene terugkeert als lid van het vertegenwoordigend lichaam. De regeling gaat uit van een op verzoek van de volksvertegenwoordiger te nemen beslissing door de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer, dan wel de commissaris van de Koning respectievelijk de burgemeester. De beslissing geschiedt op basis van een medisch advies in de vorm van een verklaring van een arts of verloskundige. Na afloop van de vervangingstermijn vervalt het tijdelijke lidmaatschap van de vervanger en herleeft het lidmaatschap van het vervangen lid van rechtswege.

De regeling strekt zich niet uit tot de leden van het algemeen bestuur van waterschappen. De Waterschapswet voorziet nu nog in een personenstelsel voor de verkiezing van leden van het algemeen bestuur van waterschappen. Op welke wijze wordt voorzien in plaatsvervanging is tot op zekere hoogte aan de provincies overgelaten. Op dit moment is een wetsvoorstel tot wijziging van de Waterschapswet in voorbereiding naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de bekostiging van het regionale waterbeheer (Kamerstukken II 2003/04, 29 428, nr. 1). Die wijziging zal o.a. een lijstenstelsel voor waterschapsverkiezingen introduceren en de regelingen ten aanzien van de verkiezing en de inrichting waterschapsbesturen zoveel mogelijk laten aansluiten bij de Kieswet, Provinciewet en Gemeentewet. Met het oog op deze wijziging van de Waterschapswet acht het kabinet het niet opportuun om met onderhavig wetsvoorstel een separate regeling voor plaatsvervangers binnen het huidige personenstelsel van de Waterschapswet te treffen. De voorgenomen wijziging van de Waterschapswet zal een regeling voor tijdelijke vervanging van waterschapsbestuurders bevatten die aansluit bij de voorgestelde regeling in de Kieswet.

2. Het tijdelijk ontslag

De Kiesraad heeft geadviseerd de vervanging vorm te geven door een opschorting van het lidmaatschap van de te vervangen volksvertegenwoordiger in plaats van een tijdelijk ontslag. De opvatting van de Kiesraad dat tijdelijke opschorting van het lidmaatschap een beter alternatief voor het tijdelijk ontslag van de volksvertegenwoordiger is, wordt niet gedeeld door de regering. Het is niet mogelijk om het lidmaatschap van Tweede- of Eerste-Kamerleden op te schorten terwijl zij vervangen worden wegens zwangerschap of ziekte. Immers, het aantal Tweede en Eerste Kamerleden is grondwettelijk vastgesteld op 150 respectievelijk 75 kamerleden. Door tijdelijke opschorting van het lidmaatschap wordt het lidmaatschap niet teniet gedaan. Ook de vervanger zou tijdelijk de kiesrechtelijke status verwerven. Hierdoor zou het aantal Kamerleden boven de grondwettelijk vastgelegde aantallen komen. De redenering van de Kiesraad, dat bij tijdelijke opschorting feitelijk 150 respectievelijk 75 kamerleden werkzaam zijn kan de regering niet volgen. Er zijn dan immers meer kamerleden met de kiesrechtelijke status, dan het aantal dat grondwettelijk is voorzien. De constructie van tijdelijk ontslag lijkt de enig juiste benadering. Na de periode van vervanging herleeft voor betrokkene het lidmaatschap van rechtswege onder de condities en omstandigheden als ware het lidmaatschap niet tijdelijk voor de vervangingsperiode onderbroken.

De beslissing tot het verlenen van het tijdelijk ontslag ligt als gezegd in handen van de voorzitter van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan. De voorzitter dient zo spoedig mogelijk te beslissen op een verzoek tot tijdelijk ontslag en uiterlijk op de veertiende dag na de indiening van het verzoek. Met name in geval van ziekte kan het immers van belang zijn dat een dergelijk beslissing snel wordt genomen. De beslissing tot tijdelijk ontslag heeft een sterk gebonden karakter. De voorzitter neemt het besluit in overeenstemming met het medisch advies van de arts of verloskundige. De verklaring kan worden afgegeven door de eigen behandelend arts of de eigen verloskundige.

Het tijdelijk ontslag en de vervanging betreffen een vaste termijn van 16 weken. De duur van de vervanging is wettelijk bepaald (zie de voorgestelde artikelen X 10 en X 12 Kieswet).

De gefixeerde periode betekent dat het tijdelijk vervangen lid na 16 weken weer van rechtswege lid van het vertegenwoordigend orgaan wordt. Evenzeer wordt op dat moment de vervanger van rechtswege uit de functie ontheven. Het stellen van een vaste termijn is met name van belang voor de uitvoerbaarheid van de regeling. De periode is niet minimaal of maximaal, maar staat vast ongeacht de waarschijnlijkheid dat men feitelijk korter of langer ziek is. Dit neemt niet weg dat het redelijk is dat – om voor vervanging wegens ziekte in aanmerking te komen – vast moet staan dat betrokkene langdurig ziek is. Daarom wordt voor het verlenen van tijdelijk ontslag wegens ziekte als voorwaarde gesteld dat uit de verklaring van een arts aannemelijk is dat de uitoefening van het lidmaatschap niet binnen acht weken zal kunnen worden hervat (zie het voorgestelde artikel X 10, tweede lid, Kieswet). De vervanging kan echter niet worden verkort vanwege het feit dat betrokkene in staat is zijn werkzaamheden te hervatten. Gedachte daarbij is ook dat de vervanger een bepaalde duidelijkheid moet worden geboden omtrent de duur van de vervanging. De duur van 16 weken sluit overigens aan bij de gebruikelijke duur van de verlofperiode voor zwangerschap en bevalling voor werknemers. Met het oog op de eenvoud van de verlofregeling is voor dezelfde periode gekozen bij verlof wegens ziekte. Blijkens zijn advies over de proeve voor dit wetsvoorstel kan de Kiesraad hiermee instemmen.

Na de periode van 16 weken wordt betrokkene van rechtswege weer volksvertegenwoordiger en op hetzelfde moment eindigt het lidmaatschap van de vervanger. Dat het lidmaatschap van rechtswege herleeft, betekent ook dat de in hoofdstuk V geregelde procedures voor het begin van het lidmaatschap niet van toepassing zijn. Er vindt bijvoorbeeld niet opnieuw onderzoek van de geloofsbrieven plaats en de eed hoeft niet hernieuwd te worden afgelegd. Na de periode van vervanging herleeft voor betrokkene het lidmaatschap van rechtswege onder de condities en omstandigheden als ware het lidmaatschap niet tijdelijk voor de vervangingsperiode onderbroken.

Ook indien na de vervangingsperiode het herstel nog niet is ingetreden, wordt betrokkene van rechtswege weer lid. De vaste periode geldt zowel voor vervanging wegens ziekte als bij zwangerschap en bevalling.

Een opeenvolging van vervanging bijvoorbeeld wegens zwangerschap en daarna wegens ziekte is mogelijk. Door betrokkene zou een verzoek kunnen worden ingediend om opnieuw gedurende een vaste periode van 16 weken tijdelijk vervangen te worden. Overweging is echter dat indien een volksvertegenwoordiger door cumulatie van vervangingsperioden een aanzienlijke periode het lidmaatschap van een volksvertegenwoordiging niet uitoefent, het tot de verantwoordelijkheid van de volksvertegenwoordiger behoort om het lidmaatschap definitief neer te leggen. Wettelijk is de cumulatie gelimiteerd tot maximaal driemaal een periode van zestien weken.

Tegen de beslissing op het verzoek tot tijdelijk ontslag kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld. Met het doorlopen van een beroepsprocedure is enige tijd gemoeid. Naar mag worden aangenomen kan betrokkene gedurende deze tijd, zeker als het gaat om ziekte, het lidmaatschapschap niet uitoefenen, terwijl evenmin reeds voorzien kan worden in de vacature. Dit is onwenselijk. Voor wat betreft de Eerste en Tweede Kamer komt daarbij, dat geen bezwaar en beroep openstaat tegen beslissingen van de voorzitters van deze kamers, aangezien zij niet als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt. Bovendien is het een algemeen principe dat de rechter niet oordeelt over de samenstelling van de beide kamers der Staten-Generaal. Aangenomen mag worden dat er in de praktijk, gelet op het gebonden karakter van de beslissing op het verzoek tot tijdelijk ontslag, ook geen behoefte zal bestaan aan een beroepsmogelijkheid.

3. De vervangende volksvertegenwoordiger

De vervanger wordt tijdelijk, maar volwaardig lid van de volksvertegenwoordiging. De tijdelijke leden zullen op dezelfde wijze verkozen worden als leden die in beginsel wel een volledige termijn zitting hebben. Ze staan op dezelfde kandidatenlijst. De bepalingen die voor plaatsvervanging gelden, zijn ook op de tijdelijke vervanging van toepassing (zie het voorgestelde artikel X 12, eerste lid, Kieswet). Dit houdt onder meer in dat de in hoofdstuk V voor de benoeming geregelde procedures en vereisten gelden. Hierop geldt slechts één uitzondering. De Kieswet gunt een persoon die tijdens een zittingsperiode wordt benoemd een bedenktijd van 28 dagen voor het aannemen van de benoeming. Deze periode is voor de vervanging wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, gezien de totale duur van de vervanging, onevenredig lang. Daarom is in het wetsvoorstel bepaald dat de vervanger een bedenktijd van slechts tien dagen heeft. Deze periode sluit aan bij de bedenktijd die geldt bij een benoeming direct na verkiezingen, voor de eerste samenkomst van het vertegenwoordigend orgaan. De termijn van tien dagen is, ook gezien de periode waarvoor de vervanging geldt, niet onevenredig lang. Het blijft wenselijk de betrokkene een termijn te gunnen om over deze beslissing na te denken. Met name een tijdelijk ontslag wegens ziekte kan zich immers plotseling voordoen.

Er vindt onderzoek van de geloofsbrieven plaats en aflegging van de eed dient te geschieden. De regelingen in hoofdstuk W inzake de plaatsvervanging bij een opengevallen plaats zijn eveneens van toepassing. De wijze waarop – aan de hand van de kandidatenlijst – de vervanger wordt bepaald, geschiedt met toepassing van de bepalingen die daaromtrent in dit hoofdstuk zijn gesteld. De voorzitter van het centraal stembureau mag pas in de tijdelijke vacature voorzien, indien het tijdelijk ontslag daadwerkelijk is ingegaan (artikel W 1 Kieswet). Indien de vervanger van de volksvertegenwoordiger aan wie tijdelijk ontslag is verleend, voortijdig ontslag neemt, benoemt de voorzitter van het centraal stembureau een nieuwe vervanger voor de resterende periode van het tijdelijk ontslag.

Op het moment dat de tijdelijke vervanging van rechtswege is afgelopen, kan betrokkene weer in aanmerking komen voor iedere nieuwe (tijdelijke of permanente) vacature. Denkbaar is uiteraard dat gedurende een tijdelijke vervanging in dezelfde fractie een «reguliere» vacature ontstaat. De tijdelijke vervanger komt in dat geval echter niet onmiddellijk in aanmerking voor deze vacature. Hij of zij is immers reeds benoemd als volksvertegenwoordiger. Om voor de «reguliere» vacature in aanmerking te komen zou betrokkene zelf tijdig de functievervulling als vervanger moeten beëindigen. Voor staten- of raadsleden is er voor deze situatie een bijzondere bepaling opgenomen (zie het voorgestelde artikel X 12, vierde lid, Kieswet). Dit in verband met geloofsbrievenonderzoek van hun opvolger, dat feitelijk een maand kan duren voor het is afgerond. De benoeming van de tussentijdse vacature dient echter binnen uiterlijk 14 dagen te geschieden. Derhalve is er voor gekozen om artikel X 6 niet van toepassing te verklaren voor staten- en raadsleden.

In de situatie waarin de tijdelijke vervanger voortijdig ontslag neemt, dient de voorzitter van het centraal stembureau een nieuwe tijdelijke vervanger te benoemen voor de resterende periode van het tijdelijk ontslag van de vertegenwoordiger met zwangerschaps- of ziekteverlof.

Bestaat er geen kandidaat voor de tijdelijke vervanging, dan wordt de vacature niet opgevuld.

4. Materiële rechtspositie

Naast de wijziging van de Kieswet met betrekking tot de wijze waarop de vervanging geschiedt, biedt deze wet een aantal voorzieningen met betrekking tot de materiële gevolgen voor de rechtspositie in verband met de tijdelijke vervanging. Het uitgangspunt daarbij is dat de materiële of financiële rechtspositie van de tijdelijk ontslagen volksvertegenwoordiger zoveel mogelijk gelijk moet zijn aan de rechtspositie die hij had als lid van het vertegenwoordigend orgaan. De schadeloosstelling of vergoeding voor de werkzaamheden wordt in ieder geval volledig doorbetaald. De pensioenopbouw zal tijdens het tijdelijke ontslag eveneens op gelijke voet doorlopen en er is geen nadelige invloed op het latere recht op uitkering na het definitieve aftreden.

De materiële rechtspositie voor de leden van de Eerste Kamer en de leden van de Tweede Kamer is geregeld in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer respectievelijk de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer. Tweede-Kamerleden hebben een pensioenregeling en een aanspraak op een uitkering na aftreden op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De leden van de Eerste Kamer vallen niet onder de Appa. Zij ontvangen een forfaitair bedrag voor het treffen van voorzieningen ter zake van arbeidsongeschiktheid, pensioen en overlijden op basis van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer.

Bij het Tweede-Kamerlid dat tijdelijk ontslag neemt wegens zwangerschap en bevalling of ziekte loopt de pensioenopbouw gedurende de vervangingsperiode van 16 weken door en blijft het recht op uitkering na het definitieve einde van het lidmaatschap ongewijzigd. Voorts wordt in de Appa geregeld dat de periode van tijdelijk ontslag geen nadelige invloed heeft op de duur van het latere uitkeringsrecht na het definitieve aftreden. Voor Eerste-Kamerleden geldt dat zij ook gedurende de periode van tijdelijk ontslag aanspraak behouden op het forfaitaire bedrag voor het treffen van voorzieningen ter zake van arbeidsongeschiktheid pensioen en overlijden.

Ook voor de onkostenvergoedingen dient een regeling te worden getroffen. Onkostenvergoedingen betreffen de uitgaven die gemaakt worden voor de uitoefening van de functie. Bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte wordt de functie niet uitgeoefend. Dat betekent dat uitgaven zich in mindere mate zullen voordoen. Voorgesteld wordt echter om de vaste onkostenvergoeding voor de kamerleden nog voor een deel toe te kennen namelijk voor de helft van de geldende bedragen. Overweging daarbij is dat deze vergoedingen voor een deel zien op uitgaven met een doorlopend karakter. Dat betreft bijvoorbeeld uitgaven voor abonnementen, contributies en (afschrijving van) kosten voor fax en computer.

Reis- en verblijfkosten zijn direct verbonden aan de daadwerkelijke uitoefening van het lidmaatschap en deze kosten zullen gedurende de periode van tijdelijk ontslag niet worden gemaakt. Daartoe strekkende vergoedingen blijven derhalve achterwege. Een specifieke voorziening wordt echter getroffen voor kamerleden die – gelet op de afstand tot hun woonplaats – een deel van de vaste vergoeding voor verblijfkosten aanwenden voor een appartement in of nabij 's-Gravenhage. De huur en andere kosten voor deze huisvesting lopen bij tijdelijk ontslag door. Om deze reden wordt het redelijk geacht om voor deze kosten een compensatie te bieden voor de periode van de tijdelijke vervanging. Deze compensatie geschiedt in de vorm van een vast bedrag.

Voor degene die tijdelijk de volksvertegenwoordiger vervangt, geldt dat deze persoon ook wat betreft de materiële rechtspositie voor de duur van de vervanging een volwaardig lid van het vertegenwoordigende orgaan zal zijn. Dit betekent dat het tijdelijk lid op gelijke voet als de overige leden recht heeft op rechtspositionele aanspraken als een schadeloosstelling of vergoeding voor de werkzaamheden en onkostenvergoedingen. In zoverre zijn de regels omtrent de rechtspositie van de kamerleden onverkort van toepassing. Dit betekent dat voor de tijdelijke vervanger van een lid van de Tweede Kamer de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer onverkort gelding heeft. Ten aanzien van een vervanger van een lid van de Eerste Kamer geldt de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer. De daar geregelde aanspraken en voorzieningen zijn onverkort van toepassing. Dit betekent overigens ook dat de regeling omtrent de verrekening van neveninkomsten van toepassing is en dat deze inkomsten volgens de voorziene systematiek voor verrekening in aanmerking komen. Ook in dat opzicht wordt de vervanger als regulier kamerlid aangemerkt.

Het bovenstaande uitgangspunt geldt echter niet voor de wachtgeldaanspraken. Gezien de voorzienbaar beperkte periode waarin de vervanger het lidmaatschap van het vertegenwoordigende orgaan bekleedt, is het niet wenselijk om de vervanger in aanmerking te doen komen voor een uitkering bij aftreden. Ook de pensioenregeling waarin de Appa voor Tweede-Kamerleden voorziet, is niet bedoeld voor de situatie van een vervangend kamerlid. Bepaald wordt derhalve dat de vervangende leden zijn uitgesloten van de werking van de Appa. Voor deze leden wordt in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer een specifieke voorziening getroffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden bestaande uit een vast bedrag waarmee men zelf een verzekering kan treffen.

Opgemerkt zij dat de inkomsten die de tijdelijke vervanger geniet in de vorm van de schadeloosstelling respectievelijk de vergoeding voor de werkzaamheden, ook inkomen betreft in de zin van onder meer de sociale zekerheid. Indien betrokkene een uitkering geniet die een anti-cumulatieregeling bevat, zal dit leiden tot een verrekening overeenkomstig de desbetreffende uitkeringsregeling. Dit is voor een vervanger niet anders dan voor iedere andere uitkeringsgerechtigde die zitting heeft in een vertegenwoordigend orgaan.

5. Administratieve lasten

Het wetsvoorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het college heeft het wetsvoorstel niet geselecteerd voor een Actal-toets. Het wetsvoorstel bevat wel een verplichting voor volksvertegenwoordigers om een doktersverklaring te overleggen als zij in aanmerking willen komen voor een tijdelijk ontslag (artikel I, onderdeel G: nieuw artikel X 10 Kieswet). Dit betreft echter geen administratieve last voor burgers of bedrijven.

De onderdelen van het wetsvoorstel met betrekking tot de geldelijke voorzieningen van leden van de Staten-Generaal kunnen ingevolge artikel 63 van de Grondwet slechts met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen worden aangenomen. Aangezien de regeling in de Kieswet van de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigende lichamen niet los kan worden gezien van de regeling van de rechtspositie van de tijdelijk ontslagen volksvertegenwoordiger, zijn deze onderdelen niet in een afzondelijk wetsvoorstel opgenomen.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Dit artikel behelst de wijziging van de Kieswet wat betreft de tussentijdse vacatureopvulling en met betrekking tot de wijze waarop de vervanging wegens zwangerschap en bevalling of ziekte geschiedt.

Tijdelijke vervanging wegens zwangerschap en bevalling of ziekte moet worden onderscheiden van een definitieve vervanging van een volksvertegenwoordiger als bedoeld in hoofdstuk W van de Kieswet. Om verwarring te voorkomen wordt in hoofdstuk W de term «plaatsvervanging» vervangen door «opvolging».

Wat de tussentijdse vacatureopvulling betreft, worden kandidaten aan wie tijdelijk ontslag is verleend in verband met zwangerschap en bevalling of ziekte uitgesloten. Dit wordt expliciet in de wet vermeld om de mogelijkheid uit te sluiten dat een dergelijke kandidaat in aanmerking komt om tijdens het verlof in een lege plaats benoemd te worden. Indien een vervanger van een volksvertegenwoordiger aan wie tijdelijk verlof is verleend voortijdig ontslag neemt, benoemt de voorzitter van het centraal stembureau een nieuwe vervanger voor de resterende periode van het tijdelijk ontslag.

De bepalingen met betrekking tot de wijze waarop de vervanging wegens zwangerschap en bevalling of ziekte geschiedt worden opgenomen in hoofdstuk X dat de procedure inzake het ontslag van gekozen volksvertegenwoordigers bevat. De vervangingsmogelijkheid geldt voor kamerleden alsmede voor raads- en statenleden.

De voorzitter van het vertegenwoordigende orgaan volgt het medisch advies van de arts of verloskundige. Het tijdelijk ontslag en de vervanging betreft een vaste termijn van 16 weken. De vervanging is gelimiteerd tot maximaal 3 perioden. Na de vervangingsperiode wordt betrokkene van rechtswege weer volksvertegenwoordiger. Bij een tijdelijke vervanging gelden de algemene bepalingen in de Kieswet met betrekking tot vervanging. Dat wil onder meer zeggen dat bij het einde van de zittingstermijn van het vertegenwoordigend orgaan als geheel, ook het lidmaatschap eindigt van de tijdelijke vervanger ongeacht of de periode van 16 weken is verstreken. In dat geval zal het lidmaatschap van het vervangen lid ook niet herleven. De verkiezingen bepalen de nieuwe samenstelling van het vertegenwoordigend orgaan.

Artikel II

Onderdeel A (artikel 1)

Artikel 1 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer behelst de begripsbepalingen en de reikwijdte van de wet. Aan dit artikel wordt een derde lid toegevoegd, opdat de artikelen 2 tot en met 6 van de wet van overeenkomstige toepassing zijn op het lid dat tijdelijk ontslag heeft genomen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. Gedurende de vervangingsperiode is men tijdelijk ontslagen en dus geen kamerlid. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de artikelen 2 tot en met 6 behoudt het tijdelijk ontslagen kamerlid gedurende de vervangingsperiode het recht op de volgende materiele voorzieningen:

– schadeloosstelling,

– eenmalige uitkering,

– eindejaarsuitkering,

– tegemoetkoming in de ziektekosten,

– uitkering bij overlijden.

Opgemerkt zij overigens dat geen specifieke financiële voorziening wordt getroffen voor de voorzitter van de Tweede Kamer. Dat betekent dat ingeval de voorzitter bijvoorbeeld wegens ziekte gebruik maakt van de mogelijkheid van tijdelijk ontslag, de financiële aanspraken gelijkluidend zijn als bij een gewoon lid van de Tweede Kamer dat van de vervangingsregeling gebruik maakt.

Voor het Tweede-Kamerlid dat tijdelijk is benoemd in de plaats die ten gevolge van het tijdelijk ontslag van een lid is ontstaan, is de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer onverkort van toepassing. De vervanger wordt weliswaar tijdelijk, maar volwaardig lid van de volksvertegenwoordiging.

Onderdeel B (artikel 6a)

Het Tweede-Kamerlid dat tijdelijk is benoemd in de vacature die is ontstaan als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte kan geen aanspraak maken op een pensioenvoorziening en een uitkering bij aftreden op grond van de Appa. Dit gezien de voorzienbaar beperkte periode waarin de vervanger het lidmaatschap van het vertegenwoordigende orgaan bekleedt. Om deze reden voorziet deze bepaling in de toekenning van een vast bedrag per maand waarmee de tijdelijke vervanger voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Voor de hoogte van dit bedrag is aangesloten bij het bedrag dat geldt voor leden van de Eerste Kamer als vergoeding voor secundaire voorzieningen voor deze leden (artikel 10 van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer.) Aangezien het hier echter een fulltime functie betreft, wordt het bedrag voor de vervangende leden Tweede Kamer op het viervoudige gesteld. Het bedrag wordt aangepast volgens de procentuele stijging van de schadeloosstelling.

Artikel III

Onderdeel A (artikel 3a)

In artikel 3a van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt geregeld dat de artikelen 4 tot en met 6 en artikel 10 van de wet van overeenkomstige toepassing zijn op het Eerste-Kamerlid dat tijdelijk ontslag heeft genomen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. Op basis van deze bepalingen behoudt men gedurende de periode van tijdelijk ontslag het recht op de volgende materiële voorzieningen:

– vergoeding voor de werkzaamheden,

– eindejaarsuitkering,

– eenmalige uitkering,

– een vergoeding waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Voor het Eerste-Kamerlid dat tijdelijk is benoemd in de vacature, is de wet direct en onverkort van toepassing voor de periode van de vervanging.

Ook hier zij opgemerkt dat geen specifieke financiële voorziening wordt getroffen voor de voorzitter van de Eerste Kamer. Dat betekent dat ingeval de voorzitter bijvoorbeeld wegens ziekte gebruik maakt van de mogelijkheid van tijdelijk ontslag, de financiële aanspraken gelijkluidend zijn als bij een gewoon lid van de Eerste Kamer dat van de vervangingsregeling gebruik maakt.

Onderdeel B (artikel 16, derde lid)

Voor het kamerlid dat zich laat vervangen, wordt een onkostenvergoeding toegekend ter hoogte van de helft van het geldende bedrag.

Artikel IV

Bij het tijdelijk ontslag loopt de pensioenopbouw gedurende de vervangingsperiode van 16 weken door en blijft het recht op uitkering na het definitieve einde van het lidmaatschap ongewijzigd. Daartoe wordt in de Appa bepaald dat een periode van tijdelijk ontslag ingevolge artikel X 10 van de Kieswet voor de toepassing van deze afdeling als tijd als lid van de Tweede Kamer wordt aangemerkt. Dat wil zeggen dat deze periode wordt betrokken bij de bepaling van de kamerlidtijd voor de pensioenopbouw alsmede voor de uitkeringsduur van de uitkering bij het (definitieve) aftreden.

Het tweede lid van artikel 50a bepaalt dat de Appa niet van toepassing is op het kamerlid dat tijdelijk is benoemd in de vacature die is ontstaan als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid. Voor deze leden is een regeling opgenomen voor een zelf te treffen voorziening ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden in artikel 6a van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.

Artikelen V en VI

De rechtspositionele aanspraken van leden van provinciale staten en van de gemeenteraad worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur; de zogenoemde rechtspositiebesluiten. Deze besluiten dienen in lijn met dit wetsvoorstel te worden aangepast om te voorzien in de materiële gevolgen voor de rechtspositie in verband met de tijdelijke vervanging van raads- en statenleden. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat in de rechtspositiebesluiten ook voorzieningen worden getroffen voor leden van provinciale staten en van de gemeenteraad aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold


XNoot
1

Zie kamerstukken 28 051.

Naar boven