nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 5 december 2005
Het verheugt mij te constateren dat het voorliggende rijkswetsvoorstel
op hoofdlijnen breed wordt ondersteund. Tot mijn spijt heeft de beantwoording
van de gestelde vraag enige tijd op zich laten wachten aangezien het een lastige
opgave bleek van enige in het geding zijnde landen de geschikte informatie
te verkrijgen. Op de gestelde vraag ga ik hierna gaarne in.
De leden van de VVD-fractie vroegen in hoeverre de voorgestelde rechtsbescherming
van een octrooihouder bij inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten verschilt
van soortgelijke rechtsbescherming in de verschillende bij het Europees Octrooi
Verdrag (EOV) aangesloten landen die niet lid zijn van de Europese Unie. De
landen waar deze leden op doelen zijn IJsland, Liechtenstein, Monaco, Zwitserland,
Bulgarije, Roemenië en Turkije. Het EOV gaat specifiek over de aanvraag
en de verlening van octrooien en kent geen bepalingen over de rechtsbescherming
van intellectuele-eigendomsrechten. Vanuit de optiek van het EOV is rechtsbescherming
van een octrooirecht een zaak die door de afzonderlijke EOV-landen zelf moet
worden geregeld. De EOV-landen die tevens lid zijn van de World Trade Organisation
(WTO) kennen regels voor de rechtsbescherming van de intellectuele eigendom
die voldoen aan de minimumstandaarden, neergelegd in de Agreement on Trade
Related Aspects of Intellctual Property Rights (TRIPS-Agreement), ofwel de
Overeenkomst inzake handelsaspecten van de intellectuele eigendom. Het TRIPS-Agreement
bij het WTO-Verdrag, omvat mede een algemeen hoofdstuk gewijd aan de rechtsbescherming
van de intellectuele eigendom. Alle WTO-landen (meer dan 130) kennen dus een
vergelijkbaar niveau van bescherming van de intellectuele eigendom.
Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG l 1985)
die bij het rijkswetsvoorstel wordt geïmplementeerd is geïnspireerd
door het TRIPS-Agreement. Van de zeven genoemde landen zijn IJsland, Liechtenstein,
Zwitserland, Bulgarije, Roemenië en Turkije lid van de WTO en dientengevolge
ook aangesloten bij het TRIPS-Agreement. Deze landen kennen dus een niveau
van rechtsbescherming van intellectuele eigendomsrechten dat vergelijkbaar
is met die van de EG-richtlijn. Hierbij vestig ik er nog de aandacht op dat
IJsland, Liechtenstein en Zwitserland tevens lid van de Europese
Vrijhandelsassociatie (EVA) zijn. De EVA-landen hebben afgesproken grote delen
van de EG-richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten in hun nationale
regelgeving te implementeren. Met andere woorden IJsland, Liechtenstein en
Zwitserland kennen reeds nu, dan wel binnenkort een vrijweléén-op-één
gelijkluidende regelgeving als de landen van de Europese Unie.
Blijft over Monaco. Dit land is noch WTO-, noch EVA-lid. Bij navraag is
komen vast te staan dat Monaco niet van plan is de EG-richtlijn op enigerlei
wijze te implementeren en volstaat dus alleen met nationale wetgeving.
Uit het voorgaande trek ik dan ook de conclusie dat de rechtsbescherming
van een octrooihouder bij inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten in
een EU-land vrijwel gelijk is aan de rechtsbescherming in de verschillende
alleen bij het EOV aangesloten landen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
C. E. G. van Gennip