30 212
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer

nr. 58
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken naar aanleiding van de brief van 28 maart 2007 ter aanbieding van het concept-Besluit aandelen netbeheerders en de concept-Regeling eigendom energienetten (Kamerstuk 30 212, nr. 53).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 juni 2007.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Kraneveldt-van der Veen

De wnd. griffier van de commissie,

De Veth

Inhoudsopgave blz.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties2
 – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA2
 – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA2
 – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP4
 – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD5
 – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie5
Reactie van de minister van Economische Zaken6

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennis genomen van de brief van de minister van Economische Zaken inzake het concept-besluit aandelen netbeheerders en de concept-regeling eigendom energienetten. Beide stukken zijn een uitwerking van het amendement Hessels c.s. (30 212 nr. 45). Deze leden kunnen instemmen met de strekking van beide regelingen.

De leden van de CDA-fractie hebben bij het concept-besluit c.q. -regeling een tweetal vragen.

Allereerst vragen deze leden een nadere uitleg van de minister over het onderscheid in de voorgelegde concepten tussen economisch en juridisch eigendom. Is er een verschil aangebracht en zo ja, welke verschillende voorwaarden gelden er voor de aandeelhouders in het economisch c.q. het juridisch eigendom van de energienetten?

Ten tweede vragen de leden van de CDA-fractie een nadere uitleg over de positie van andere privaatrechtelijke personen, waarvan de aandelen voor 100% in overheidshanden zijn, zoals bijvoorbeeld TenneT en de Bank Nederlandse Gemeenten. Kunnen deze organisaties eveneens aandeelhouder worden van energienetwerken? Zo nee, waarom niet. Zo ja, welke extra voorwaarden gelden dan voor deze organisaties?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het concept-ministeriële regeling en het concept-besluit aangaande het eigendom van de gas- en elektriciteitsnetten en de netbeheerders. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Is de minister het eens met de leden van de PvdA-fractie dat eventuele winsten van de netbeheerder vooral ten goede moeten komen aan lagere tarieven voor de consument en/of winstuitkeringen ten behoeve van de publieke aandeelhouders, en niet aan het leveringsbedrijf of de holding? Deelt de regering de mening dat splitsing de beste garantie geeft dat de winsten uit het netbeheer alleen bij de consument en/of de belastingbetaler terecht komen, en niet worden ingezet om internationaliseringsstrategieën mee te financieren? Wanneer kan het KB om artikel 10b in werking te laten treden, verwacht worden?

Is het juist dat de minister niet kan uitsluiten dat het aantrekken van leningen een ongewenst effect kan hebben op het netbeheer, omdat er door de dividendstroom en de kredietwaardigheid altijd een financiële band is tussen netbeheerder en holding? Is het juist dat de enige manier om een negatief effect wél uit te sluiten bestaat uit het doorknippen van die financiële band, door het afsplitsen van de netbeheerders?

Kan de minister een overzicht geven van wat er in de provinciale collegeakkoorden inmiddels is afgesproken ten aanzien van splitsing van energiebedrijven en de fusie van Essent en Nuon?

Zijn vennootschappen waarin de overheid alle aandelen houdt, zoals de BNG of TenneT, of een nieuw op te richten overheidsvennootschap, op te vatten als behorend tot de kring van de overheid? Kan de minister daarbij de toelichting betrekken op het amendement Hessels cs. (30 212, nr. 45), waarin niet alleen de publiekrechtelijke rechtspersonen van art. 1 Boek 2 BW, maar ook de 100% overheidsbedrijven worden gerekend tot de overheden? Zo nee, is de minister bereid om 100% overheidsvennootschappen – zoals bijvoorbeeld de BNG – toe te voegen aan de in artikel 1 genoemde lijst met de tot de kring van de overheid behorende rechtspersonen en de ministeriële regeling en het besluit dienovereenkomstig aan te passen?

Kan de minister in overweging nemen, zoals ook eerder al door deze leden is voorgesteld, dat de Rijksoverheid, al dan niet via de BNG of TenneT of een nieuw op te richten vennootschap, de aandelen neemt in de regionale netwerken? Is het juist dat middels een leveraged buy out, met geleend geld, dit realiseerbaar is, en er voor de overheid nauwelijks kosten aan zijn verbonden? Kan de minister bij de banken de bereidheid nagaan om een dergelijke operatie te financieren?

Is het juist dat (minderheids)verpanding niet in financiële zin kan terugslaan op de netwerken? Is het zo dat indien niet (tijdig) wordt afgelost en rente wordt betaald, de aandelen middels een veiling worden verkocht aan andere overheden, en de netbeheerder er zelf niets van merkt? Kan minderheidsverpanding een alternatief zijn voor minderheidsprivatisering, waarbij wél de financiële waarde van de aandelen deels verzilverd wordt, maar tegelijkertijd de zeggenschap niet uit handen geven wordt? Heeft minderheidsverpanding ook het voordeel dat de bedrijfsobligatiehouder de corporate governance zal versterken, omdat hij samen met de publieke aandeelhouders over de schouder van de directie meekijkt? Welke rol kunnen de pensioenfondsen hierbij spelen?

Kan de minister duidelijk het verschil aangeven tussen verpanding enerzijds, waarbij niet-aflossing leidt tot een veiling en de aandelen de kring niet verlaten, en andere vormen van het stellen van zekerheden, waarbij de aandelen uiteindelijk de kring wel verlaten?

Is het juist dat tot 1 juli 2008 geldt dat de netbeheerder nog steeds leningen mag aantrekken, zowel ten behoeve van het netbeheer als ten behoeve van de holding? Is het juist dat het beleningsverbod van art. 93b van de Elektriciteitswet alleen geldt voor het net zélf en niet voor de netbeheerder? Betekent dit dus dat de netbeheerder volgehangen kan worden met schulden tot 1 juli 2008? Is de minister bereid zo spoedig mogelijk met reparatiewetgeving te komen om dit te voorkomen?

Wordt het beleningsverbod op het net zélf voortgezet na 1 juli 2008? Kan de minister de brief van 23 april 2007 verder verduidelijken? Kan uit het antwoord op vraag 1 worden opgemaakt dat na 1 juli 2008 het beleningsverbod op het net zélf verdwijnt en wordt vervangen door een verbod dat is gericht op de netbeheerder en niet meer op het net zelf? Betekent dit dat het net zelf na 1 juli 2008 dus weer beleend kan worden , zoals dat voor het aannemen van de I&I-wet in 2004 ook al het geval was? Deelt de minister de mening dat dit niet de bedoeling kan zijn?

Hoe kan door de minister het op pagina 5 van het concept-besluit genoemde doel naderbij worden gebracht, namelijk dat publieke aandeelhouders niet alleen in naam aandeelhouder zijn van de netbeheerder, maar ook hun rechten verbonden aan het aandeelhouderschap daadwerkelijk zelf uitoefenen? Deelt de minister de mening dat dit niet goed kan, als de publieke aandeelhouders alleen indirect aandeelhouder zijn van de netbeheerders en de holding daar tussen zit? Hoe kan de regering bevorderen dat de holding er tussen uit wordt gehaald en de publieke aandeelhouders direct aandeelhouder worden in de netbeheerders?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van SP

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de concept algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 93, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 85, vierde lid, van de Gaswet. Zij zijn ervan overtuigd dat met het van kracht worden van deze AMvB het duurzame publieke eigendom van de aandelen van netbeheerders verzekerd is.

Iets minder zeker zijn zij ervan of hiermee ook alle U-bocht constructies onmogelijk worden waarmee lagere overheden toch geld proberen te halen uit hun netwerken. Vaak is daarbij gebruik gemaakt van leaseconstructies of leningen. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat netbeheerders hun investeringen grotendeels kunnen financieren uit hun kasstroom, mits de tarieven daartoe de ruimte bieden. Ingewikkelde financieringsconstructies zijn dus helemaal niet nodig. Zou het niet wenselijk zijn om op dat punt nog regels te stellen?

Minder enthousiast zijn de leden van de SP-fractie dat de concept AMvB geen enkele richting geeft aan de gewenste – economisch optimale – schaalgrootte van de netbeheerders. Netbeheerders beheren een natuurlijk monopolie, hun efficiency zou via benchmarking bewaakt moeten worden. De formulering van de AMvB biedt echter alle ruimte voor schaalvergroting, zelfs voor één netbeheerder die heel Nederland bedient. Er valt dan weinig meer te benchmarken. Wat is naar de mening van de minister de economisch optimale schaalgrootte voor het beheer van de lage druk/laagspanningsnetten? Is er specifiek onderzoek gedaan naar het effect dat een landelijke monopolie of bijna-monopolie voor deze publieke taak zou hebben op de efficiencyontwikkeling? De leden van de SP-fractie zien een analogie van de ontwikkeling in de drinkwatersector. Voor die sector heeft de econoom Schenk bij een second-opinion in opdracht van de gemeenteraad van Utrecht in verband met de verkoop van Hydron aan Vitens geconcludeerd dat de schaalvergroting waarschijnlijk een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de drinkwatervoorziening.

Zij dringen erop aan dat de minister op dit punt nader onderbouwt welke visie zij heeft op de ontwikkeling van de regionale energienetten, in plaats van een ontwikkeling te laten voortschrijden die vooral gestuurd lijkt te worden door overwegingen van lagere overheden om hun tafelzilver te verkopen.

Daarmee komen de leden van de SP-fractie op hun laatste punt: het beperken van de vergoedingen die de publieke eigenaren van de netbeheerders ontvangen op grond van hun aandeelbezit. Zij zijn van mening dat deze vergoedingen wettelijk verder ingeperkt zouden moeten worden tot ten hoogste een rentevergoeding over de initiële investering. Het grootste deel van het vermogen van de netbeheerders is gevormd door ingehouden winst uit het verleden. Het begrip «ingehouden winst» is in dit geval het spiegelbeeld van «hogere tarieven dan noodzakelijk om tegen kostprijs te leveren». Kan de minister aangeven hoe zij in de toekomst denkt om te gaan met de rendementen van de publieke aandeelhouders?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De Regeling eigendom energienetten beoogt de juridische eigendom van netten direct of indirect bij de overheid te laten berusten. Deze regeling verduidelijkt welke rechtspersonen behoren tot de kring van de overheid. Daarmee wordt vastgelegd welke rechtspersonen een energienet in eigendom kunnen hebben. Wat is de noodzaak voor het onderscheid tussen het juridisch en economische eigendom? Maakt dit alles niet onnodig ingewikkeld?

Het Besluit aandelen netbeheerders beoogt ruimte te bieden voor overdracht van aandelen in netbeheerders en hun moedermaatschappijen. Het betreft een potentiële uitbreiding van de kring van huidige aandeelhouders van netbeheerders. Dit besluit voorziet echter niet in de mogelijkheid tot privatisering van aandelen in een netbeheerder. Is de minister het eens met de leden van de VVD-fractie dat de privatisering van regionale energienetten niet permanent verboden kan worden, aangezien dit onder andere in strijd is met het vrije verkeer van kapitaal in het EG-verdrag? Onderschrijft de minister dat, zonder af te doen aan het feit dat het verzekeren van transportcapaciteit en veiligheid en betrouwbaarheid van netten een openbaar belang is, het vrij verkeer van kapitaal niet verder mag worden beperkt dan noodzakelijk is voor het verwezenlijken van het algemeen belang? Erkent de minister dat een permanent verbod op privatisering daarom in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel? Voorziet de minister een einddatum voor het verbod op het privatiseren van regionale energienetten? Biedt het concept-besluit hiervoor voldoende ruimte?

Onder welke voorwaarden zou in de toekomst privatisering van regionale netwerkbedrijven vorm kunnen krijgen? Wanneer splitsing een feit wordt, ziet de minister dan een mogelijkheid voor minderheidsprivatisering (tot 49%) van netten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van de voorliggende voorstellen. Zij wijzen kort nog op de door hen gehanteerde lijn in de discussie over splitsing, namelijk geen principieel tegenstander, maar wel binnen een eerlijk, Europees, speelveld. Hoewel dat gelijke, Europese, speelveld nog niet tot stand is gekomen, begrijpen zij de vrees die er bestaat dat door activiteiten van energiebedrijven het onafhankelijk netbeheer in gevaar komt. Het definiëren van wie er tot de kring van de overheid behoren wordt daarom met instemming door deze leden begroet. Wel zien zij graag enkele vragen ten aanzien van het netbeheer beantwoord.

Het Besluit aandelen netbeheerders stelt regels omtrent het verlenen van instemming met wijzigingen ten aanzien van rechten op aandelen in een netbeheerder. Achtergrond is artikel 85 Gaswet en artikel 93 Elektriciteitswet 1998 lid 3 en 4, waarin gesteld wordt dat onze minister zijn instemming onthoudt of kan onthouden indien een «wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of de aandelen in een netbeheerder er toe zou leiden dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in een netbeheerder zou krijgen». De leden van de fractie van de ChristenUnie horen graag van de minister een toelichting hiervan op de beide casussen die op de achtergrond van de hernieuwde discussie spelen. Is er bij de mogelijke fusie tussen Essent en Nuon, en mogelijke buitenlandse activiteiten en bij de overname van Indaver door Delta sprake van het in handen komen van rechten op het net of aandelen in een netbeheerder buiten de kring van de overheid? Is op deze ontwikkelingen het voorgestelde artikel 2 lid 2 van het Besluit aandelen netbeheerders van toepassing? Zo nee, wat is in dat geval de juridische grondslag om instemming te onthouden?

Met de Regeling eigendom energienetten beoogt de minister dat per 1 juli 2008 de economische eigendom in handen is van de netbeheerder. Was dit voornemen al eerder bekend bij de betrokken bedrijven, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? En is dit voornemen haalbaar? Wat is het tijdpad wat de minister hierbij voor ogen heeft?

II. REACTIE VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Inleidende opmerkingen

In het kader van de voorhang van het Concept-Besluit aandelen en netbeheerders en de concept-Regeling eigendom energienetten, hebben de leden van enkele fracties binnen de vaste commissie voor Economische Zaken enkele vragen en opmerkingen aan mij voorgelegd. Ik heb hier met belangstelling kennis van genomen en zal hierna uitvoerig op de vragen ingaan. Vooraf herinner ik eraan dat de onderhavige voorhangprocedure als gevolg van het amendement Hessels c.s. (Kamerstukken II 2005/06, 30 212, nr. 45) is opgenomen in de artikelen 93 van de Elektriciteitswet 1998 en 85 van de Gaswet, welke zien op de eigendom van elektriciteits- en gasnetten en aandelen in netbeheerders. Door middel van het concept-besluit zal het publieke aandeelhouderschap van de netbeheerders verder worden verankerd. In de concept-regeling wordt de «kring van de overheid», buiten welke zich geen aandelen in netbeheerders of netten zich mogen bevinden, nader aangeduid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de fractie van het CDA vroegen naar het onderscheid in de voorgelegde concepten tussen de economische en juridische eigendom van de energienetten. Dit onderscheid wordt niet in de voorgelegde concepten gemaakt. Het begrip economische eigendom wordt omschreven in artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de Gaswet. De economische eigendom stelt de netbeheerder in staat het net te beheren als ware hij eigenaar, met uitzondering van het recht op levering. Op grond van artikel 10a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 3b, eerste lid, van de Gaswet dient de netbeheerder te beschikken over de economische eigendom van het net. Voor de huidige netbeheerders geldt dat de economische eigendom uiterlijk op 1 juli 2008 aan hen moet zijn overgedragen. De voorgelegde concepten strekken ter uitvoering van artikel 93, derde en vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 85, derde en vierde lid, van de Gaswet. Deze bepalingen hebben betrekking op de eigendom van een net of van de aandelen in een netbeheerder. In het concept-Besluit aandelen netbeheerders, dat ziet op aandelen, is expliciet gemaakt voor welke voorgenomen rechtshandelingen met betrekking tot de eigendom van de aandelen in ieder geval instemming moet worden gevraagd en wanneer de instemming in ieder geval zal worden geweigerd. De eigendom van de netten dient op grond van de genoemde wettelijke bepalingen binnen de kring van de overheid te berusten. De concept-Regeling eigendom energienetten verduidelijkt wie tot die kring behoren.

Verder vroegen de leden van de CDA-fractie een nadere uitleg over de positie van andere rechtspersonen waarvan de aandelen voor 100% in overheidshanden zijn, zoals bijvoorbeeld TenneT en de Bank Nederlandse Gemeenten, en of deze organisaties eveneens aandeelhouder kunnen worden van energienetwerken. Het voorgehangen concept-Besluit aandelen netbeheerders en de concept-Regeling eigendom energienetten voorzien in één kring van de overheid, waarvan slechts energiebedrijven die in overheidshanden zijn en publieke aandeelhouders van energiebedrijven onderdeel uitmaken. TenneT behoort tot de eerstgenoemde categorie. Andere bedrijven, zoals de Bank Nederlandse Gemeenten, ook al zijn de aandelen daarvan voor 100% in overheidshanden, en ook overheidsorganen van functioneel bestuur (zoals bijvoorbeeld waterschappen) behoren niet tot deze kring van de overheid. Deze kunnen daarom geen aandeelhouder worden van energienetwerken en netbeheerders. Reden daarvoor is dat ik een meerwaarde zie in publiek aandeelhouderschap van netten en netbeheerders door overheden die daarbij een algemene taak hebben. Naar mijn idee moeten publieke aandeelhouders hun aan de aandelen verbonden rechten uitoefenen met het oog op behartiging van het publieke belang van neteigendom en netbeheer. Dat is meer dan alleen het genieten van de financiële opbrengsten van de netten. Een dergelijke rol kan in mijn ogen niet geëist worden van een bank, ook niet als deze volledig in overheidshanden is en evenmin van andere organen dan organen van algemeen bestuur.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie stelden enkele vragen over de bestemming van winsten uit het netbeheer, bijvoorbeeld of deze ten goede moeten komen aan lagere tarieven voor de consument en/of winstuitkeringen ten behoeve van de publieke aandeelhouders, en wanneer het koninklijk besluit om de inwerkingtreding van het groepsverbod te realiseren verwacht kan worden. De tarieven worden door NMa/DTe vastgesteld. De aandeelhouders besluiten op welke wijze de winsten uit het netbeheer worden bestemd. Na inwerkingtreding van het groepsverbod wordt in ieder geval voorkomen dat de winsten uit de netten worden ingezet voor commerciële activiteiten die geen verband houden met het netbeheer. Voor antwoord op deze vragen verwijs ik verder naar het ontwerp koninklijk besluit dat de inwerkingtreding van het groepsverbod effectueert, alsmede naar het verslag van een schriftelijk overleg van 20 juni 2007 (Kamerstukken II, 2006/07, 30 212, nr. 57).

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het juist is dat het aantrekken van leningen een ongewenst effect kan hebben op het netbeheer gezien de financiële band tussen de holding en het netbeheer en of inwerkingtreding van het groepsverbod de enige manier is om een dergelijke negatieve invloeden uit te sluiten. Zoals blijkt uit het verslag van een schriftelijk overleg van 24 april 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 212, nr. 54), heb ik hierover opgemerkt dat het feit dat de netten deel uitmaken van de groep, een positief effect heeft op de kredietwaardigheid van de groep hetgeen de mogelijkheid om leningen aan te trekken vergroot. Tevens heb ik erop gewezen dat het vanwege de geïntegreerde structuur niet valt uit te sluiten dat het aantrekken van leningen een ongewenst effect kan hebben op het netbeheer. Dat geldt ook voor de verdere expansie van commerciële (buitenlandse) activiteiten door geïntegreerde energiebedrijven zoals ik heb uiteengezet in mijn brief van 7 juni 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 212, nr. 56). Het netbeheer en de commerciële activiteiten zijn immers in één groep verbonden. Indien men structureel wil voorkomen dat commerciële activiteiten op enigerlei wijze een negatief effect kunnen hebben op het netbeheer, is inwerkingtreding van het groepsverbod de enige optie.

De leden van de PvdA-fractie vroegen een overzicht te geven wat er in de provinciale collegeakkoorden is afgesproken ten aanzien van de inwerkingtreding van het groepsverbod en de fusie Nuon-Essent. De collegeakkoorden van de provincies Groningen en Noord-Holland gaan in op de inwerkingtreding van het groepsverbod en/of de voorgenomen fusie van Nuon en Essent. De leden van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, aandeelhouder van Essent, zijn voor scheiding van energiebedrijven in een netwerkbedrijf, dat in publieke handen blijft, en een productiebedrijf. In het collegeakkoord staat geen informatie over de fusie tussen Nuon en Essent. De provincie Noord-Holland is tegen inwerkingtreding van het groepsverbod. Voor wat betreft een eventuele fusie van Nuon en Essent wil de provincie Noord-Holland nadere informatie over de gevolgen voor de positie als aandeelhouder. Vooralsnog vindt de provincie Noord-Holland de fusie tussen Nuon en Essent niet wenselijk en naar ik heb begrepen uit de media, is hierover tussen de aandeelhouders nog discussie gaande.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen verder of alle vennootschapen waarin de overheid alle aandelen houdt, zoals de BNG of TenneT, kunnen behoren tot de kring van de overheid. Ik verwijs naar het antwoord dat ik hiervoor reeds heb gegeven op een vergelijkbare vraag van de leden van de CDA-fractie. Ik voeg daar nog aan toe dat ik uiteraard kennis heb genomen van de toelichting op het amendement-Hessels c.s. (Kamerstukken II 2005/06, 30 212, nr. 45). Naar mijn mening is het feit dat de overheid voor 100% aandeelhouder is in een naamloze of besloten vennootschap als zodanig geen reden om een dergelijke vennootschap in aanmerking te doen komen als aandeelhouder in een netbeheerder. Mijns inziens moet het gaan om vennootschappen die het behartigen van het belang van een goede energievoorziening tot hun primaire taak hebben. Vennootschappen zoals bijvoorbeeld de BNG hebben een andere hoofddoelstelling en kunnen en zullen veelal een andere afweging maken.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen voorts of ik in overweging kan nemen dat de rijksoverheid aandelen neemt in de regionale netwerken. Hoewel het concept-Besluit aandelen netbeheerders en de concept-Regeling eigendom energienetten dat op zichzelf mogelijk maken, zie ik op dit moment geen zakelijke aanleiding om de regionale netbeheerders onder de rijksoverheid te brengen, in plaats van onder de provincies of gemeenten.

Vervolgens vroegen de leden van de fractie van de PvdA of aan een overname van de regionale netten door het rijk middels eenleverage buy out voor de overheid nauwelijks kosten zouden zijn verbonden en of de bereidheid nagegaan kan worden bij banken om een dergelijke operatie te financieren. Ook indien de Staat een overname deels met geleend geld zou financieren (op de balans van de over te nemen onderneming of via een nieuw op te richten vennootschap), blijft er een aanzienlijk eigen vermogen noodzakelijk. Bij een leverage buy out worden de aandelen gekocht door het management van het bedrijf, veelal met geleend geld. Het idee van een leverage buy out is dat het management de onderneming meer waard kan laten zijn dan de huidige aandeelhouder, omdat zij sneller op ondernemingskansen kan inspringen doordat zij de besluitvorming niet met de aandeelhouder af hoeft stemmen. Een overname door de Staat van de netwerkbedrijven door middel van een leverage buy out is bij dit type onderneming om die reden niet de meest aangewezen weg.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen ook naar de mogelijke gevolgen van verpanding van aandelen in netbeheerders. Het privatiseringsverbod verhindert iedere overdracht van aandelen in een netbeheerder buiten de kring van de overheid, ongeacht om welke reden die overdracht plaats vindt. In dit verband wijs ik overigens op de beperkingen voor het vestigen van pandrechten op aandelen in netbeheerders die voortvloeien uit de artikelen 17 van de Elektriciteitswet 1998 en 10b van de Gaswet, zoals deze luiden na de wijziging van de Wet onafhankelijk netbeheer, en de thans nog geldende artikelen 93b van de Elektriciteitswet 1998 en 85b van de Gaswet, waar ik hierna nog op in ga. Het is mogelijk dat een pandhouder bij wanbetaling ten aanzien van de leningverplichtingen op een gegeven moment tot uitwinning mag overgaan. In geval van aandelen van netbeheerders blijven de repercussies echter beperkt. Iemand die een pandrecht heeft op aandelen in een netbeheerder kan namelijk, als het op executie aankomt, de aandelen niet zelf in eigendom nemen, maar moet die verkopen. Zoals voor iedere wijziging in de eigendom van aandelen in een netbeheerder, is ook voor ten gevolge van executie over te dragen aandelen instemming op grond van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 dan wel artikel 85 van de Gaswet vereist. Het is dan ook juist, zoals de leden van deze fractie stelden, dat de aandelen, ook ten gevolge van verpanding, niet (direct of indirect) buiten overheidshanden kunnen geraken. Een netbeheerder waarvan de aandelen ten gevolge van een pandrecht worden overgedragen aan een nieuwe aandeelhouder, zal daarvan slechts merken dat er een andere publieke aandeelhouder die behoort tot de kring van de overheid verschijnt in de algemene vergadering van aandeelhouders.

Over de vraag van de leden van de PvdA of minderheidsverpanding een alternatief kan zijn voor minderheidsprivatisering, merk ik het volgende op. Als ik het goed zie, stelden de leden van de fractie van de PvdA zich voor dat de mogelijkheid tot verpanding van (een deel van) de aandelen in een netbeheerder of een neteigenaar een aantrekkelijk alternatief zou kunnen vormen voor financiers wanneer deze niet de mogelijkheid hebben als aandeelhouder deel te nemen. Binnen de grenzen van de wet is, zoals ik uiteengezet heb in het antwoord op de vorige vraag, verpanding mogelijk. In hoeverre dat voor financiers een alternatief zou vormen voor minderheidsprivatisering, kan ik niet beoordelen.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen of de positie van een bedrijfsobligatiehouder de corporate governance kan versterken. Algemeen gesproken kan ervan worden uitgegaan dat het uitoefenen van toezicht door meerdere stakeholders een positief effect zal hebben op de corporate governance. Naar mijn mening is de energiesector, gezien de aard en het algemene belang van de energievoorziening, gebaat bij nauwe betrokkenheid van structurele en bestendige investeerders. Pensioenfondsen zouden daarbij wellicht een positie als obligatiehouder kunnen innemen, het privatiseringsverbod en de voorgehangen regelingen verhinderen dat niet. Wellicht kan dit door partijen die niet in aanmerking komen voor aandeelhouderschap, zoals BNG en de pensioenfondsen, worden overwogen als alternatieve investeringsmogelijkheid.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen naar het verschil tussen verpanding van aandelen in een netbeheerder enerzijds en andere zekerheidstellingen anderzijds. Conform het in de wet bepaalde worden pandrechten niet anders behandeld dan andere zekerheidsrechten.

De leden van de PvdA-fractie stelden enige vragen over het aantrekken van leningen door de netbeheerder. In het eerder genoemde schriftelijk overleg van 24 april 2007 ben ik ingegaan op het beleningsverbod en de komende wijziging per 1 juli 2008 van artikel 17 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10b van de Gaswet. Allereerst merk ik op dat uit het onderzoeksrapport van de NMa/DTe inzake publiek en onafhankelijk netbeheer van 4 juni 2007 (kenmerk 102 680/23) niet blijkt dat – zoals in de vraag wordt gesteld – de netbeheerder op dit moment zou worden «volgehangen met schulden». Dit zou mijn inziens ook niet zijn toegestaan onder het huidige regime noch onder het per 1 juli 2008 geldende regime. Op grond van het beleningsverbod van artikel 93b van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 85b van de Gaswet kan het net niet als zekerheid worden gebruikt voor leningen, tenzij de lening wordt aangetrokken ten behoeve van het netbeheer zelf. Het beleningsverbod richt zich uitdrukkelijk tot eenieder. Dit betekent dat niet alleen de netbeheerder het net niet mag belenen ten behoeve van commerciële activiteiten, de holding of andere groepsmaatschappij mogen dat evenmin. Daarnaast vloeit uit het tweede lid van het genoemde verbod voort dat geen rechten ten van behoeve van derden mogen worden gevestigd op basis van toekomstige inkomsten van de netbeheerder. Dus rechten, verschaft ten laste van de netbeheerder, aan derden waardoor die derden rechten op middelen kunnen doen gelden die bestemd zijn voor het netbeheer, zijn niet toegestaan. Verder vloeit uit het bevoordelingsverbod van de artikelen 18 van de Elektriciteitswet 1998 en 10d van de Gaswet voort dat, voor zover financieringsconstructies binnen de geschetste kaders vallen, netbeheerders deze groepsmaatschappijen niet mogen bevoordelen (bijvoorbeeld door financieringsconstructies op andere dan marktconforme voorwaarden). Een en ander betekent dat de huidige bepalingen niet alleen betrekking hebben op het net, maar ook op de netbeheerder.

Vanaf 1 juli 2008 gelden in plaats van het beleningsverbod de gewijzigde artikelen 17 van de Elektriciteitswet 1998 en 10b van de Gaswet. Het tweede lid van die artikelen verbiedt de gehele groep van de netbeheerder (dus niet alleen de netbeheerder zelf) om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig zijn met het belang van het beheer van het desbetreffende net. Dit heeft onder meer betrekking op financieringsconstructies waarbij het net of de netbeheerder is betrokken en die ten bate strekken van anderen dan de netbeheerder. Overigens is het zo dat ook het privatiseringsverbod dergelijke constructies voor financiers onaantrekkelijk maakt. Bij een eventuele uitwinning van door de wet toegestane zekerheidsrechten, kunnen de aandelen de kring van de overheid niet verlaten. Het tweede lid van de genoemde artikelen geeft enkele situaties weer waarin in ieder geval sprake is van strijd met het belang van het beheer van het net. Zo is uitdrukkelijk bepaald dat het de netbeheerder niet is toegestaan om zekerheidsrechten te vestigen ten behoeve van de financiering van groepsmaatschappijen noch ten behoeve van hen schulden aan te gaan, tenzij dat gebeurt ten behoeve van het netbeheer zelf. Hierbij zij aangetekend dat vanaf 1 juli 2008 de netbeheerder beschikt over de economische eigendom van het net. De normen met betrekking tot de netbeheerder betreffen daarmee mede het net zelf. Met andere woorden: uit het geheel van de genoemde artikelen vloeit voort dat het net, evenmin als dat nu is toegestaan, ook vanaf 1 juli 2008 niet mag worden bezwaard met zekerheidsrechten ten behoeve van activiteiten die geen verband houden met het netbeheer. Het aantrekken van leningen met het net als zekerheid ten behoeve van het netbeheer, is op grond van artikel 17 en artikel 10b uitdrukkelijk niet in strijd met het belang van het netbeheer. Het is juist de bedoeling dat het net wél ingezet kan worden ten behoeve van het netbeheer. Dit laat overigens onverlet dat commerciële nevenactiviteiten binnen de huidige energiebedrijven als gevolg van de geïntegreerde bedrijfsvoering op consolidatiebasis risico’s met zich kunnen brengen voor het publiek en onafhankelijke netbeheer. Hier is in eerder aangehaalde brief van 7 juni jl. op ingegaan. Volledigheidshalve verwijs ik u naar de inhoud van deze brief.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen hoe het doel dat de publieke aandeelhouder daadwerkelijk zijn aandeelhoudersrechten uitoefent naderbij wordt gebracht en of dit doel haalbaar is als de publieke aandeelhouders alleen indirect aandeelhouder zijn van de netbeheerders en de holding daar tussen zit. Dat de huidige geïntegreerde holdings tussen de publieke aandeelhouders en de netbeheerders zitten, geeft natuurlijk beperkingen in het doorgrijpen van de macht van de aandeelhouders dieper in het concern van de energiebedrijven. Met name het structuurregime beperkt de aandeelhoudersinvloed op holdingniveau. Het vennootschapsrecht heeft overigens wel handvatten om de aandeelhoudersmacht te waarborgen, waaronder de mogelijkheid voor publieke aandeelhouders om het verlichte structuurregime van toepassing te verklaren en zo meer zeggenschap te verkrijgen. Daar ligt wel een taak voor de publieke aandeelhouders zelf. Zij zijn degene die de nodige statutaire waarborgen kunnen aanleggen. Hier hebben zij mijn inziens in het verleden onvoldoende gebruik van gemaakt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP vroegen naar de wenselijkheid van het stellen van extra regels om bepaalde financieringsconstructies voor een netbeheerder onmogelijk te maken of aan banden te leggen. Vooropgesteld zij dat financieringsconstructies van een netbeheerder vallen onder het wettelijk kader van de artikelen 17 van de Elektriciteitswet 1998 en 10b van de Gaswet. Herfinanciering van een netbeheerder kan leiden tot lagere kosten, die weer kunnen leiden tot lagere transporttarieven voor de consument. Ik ben van mening dat de publieke aandeelhouders hun netwerken moeten beschouwen als activa waarmee het publieke belang van de leveringszekerheid van energie dient te worden gewaarborgd. Er zijn geen aanwijzingen dat de aandeelhouders van de netbeheerders dit anders zien. Wel vind ik het nodig om regels uit te werken die richting geven aan wat als goed financieel beheer van netbeheerders kan worden aangemerkt. Ik zal daarom gebruik maken van de mogelijkheid van de artikelen 18a van de Elektriciteitswet 1998 en 10e van de Gaswet om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over een goed financieel beheer van de netbeheerder. Het Handhavingsplan groepsfinanciering van energiebedrijven van de NMa/DTe geeft hier al een eerste aanzet toe. Dit Handhavingsplan, dat eisen formuleert waaraan het financieel beheer van een netbeheerder moet voldoen, zal dienen als basis bij het opstellen van dit besluit.

De leden van de fractie van de SP wezen erop dat het besluit de ruimte biedt voor schaalvergroting van de netbeheerder. Zij informeerden naar de economisch optimale schaalgrootte van een netbeheerder en of er specifiek onderzoek gedaan is naar het effect dat een landelijke monopolie of bijna-monopolie voor deze publieke taak zou hebben op de ontwikkeling van de efficiëntie. Het voorgehangen besluit strekt ter uitvoering van artikel 93, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 85, vierde lid, van de Gaswet. Deze bepalingen bieden geen basis om eisen te stellen omtrent de omvang van een netbeheerder. Wat de vraag van de genoemde leden naar de optimale schaalgrootte van een netbeheerder betreft, merk ik op dat ik, zoals in mijn brief over de evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (Kamerstukken II 2006/07, 30 991, nr. 2) is aangegeven, niet voel voor het creëren van regionale nutsbedrijven die in hun regio energie leveren en daar ook de netbeheerder zijn. Voor de benchmarkregulering voor regionale netbeheerders, zoals we die nu kennen, zijn wel voldoende netbeheerders nodig. Overigens kennen we op dit moment ook de regulering voor de landelijke netbeheerders TenneT TSO en Gas Transport Services, waar geen benchmarking plaatsvindt. Het bepalen van de optimale schaalgrootte van een netbeheerder is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. De inwerkingtreding van het groepsverbod kan het juiste moment zijn om dit verder te onderzoeken. Wat betreft de opmerkingen over het verkopen van het «tafelzilver» door de decentrale overheden, deel ik de mening van deze leden van de SP-fractie niet. Zoals aangegeven, heb ik geen aanwijzingen dat de publieke aandeelhouders van plan zijn om de aan hen (via het aandeelhouderschap) toevertrouwde belangenbehartiging te beëindigen. Ik verwijs hiervoor naar hetgeen is opgemerkt in mijn eerder aangehaalde brief van 7 juni jl., alsmede naar de brief van de Minister van Economische Zaken van 21 september 2006 (Kamerstukken II 2006/07, 30 212, nr. 49), dat de aandeelhouders in meerderheid hebben aangegeven geen voornemens hebben om op de korte termijn van vier à vijf jaar, hun belangen in de commerciële delen van de hand te doen.

De leden van de fractie van de SP gaven ten slotte aan dat zij van mening zijn dat de vergoedingen die de publieke eigenaren van de netbeheerders ontvangen op grond van hun aandeelbezit wettelijk verder ingeperkt zouden moeten worden tot ten hoogste een rentevergoeding over de initiële investering en hebben mij gevraagd hoe ik in de toekomst denk om te gaan met de rendementen van de publieke aandeelhouders.

De NMa/DTe stelt de tarieven vast die de netbeheerders aan de afnemers in rekening mogen brengen. Daarbij wordt uitgegaan van een redelijke vergoeding over het geïnvesteerde vermogen. Bij de vaststelling daarvan wordt rekening gehouden met de hoogte van het risico voor de vermogenverschaffer, wat bij netbeheer gering is. De systematiek is er derhalve gericht op om de vermogensverschaffers een rendement te geven dat redelijk is. De NMa/DTe heeft recentelijk onderzoek gedaan naar de winsten bij de energiebedrijven (NMa, «Onderzoeksrapport inzake de winsten van energiebedrijven», 2 mei 2007, nr. 102 362/93, bijlage bij eerder aangehaalde brief van 7 juni 2007). In de rapportage geeft de NMa/DTe aan dat de energiebedrijven met de gereguleerde activiteiten in de jaren 2004 en 2005 meer rendement hebben behaald dan het normrendement dat in het kader van de regulering is vastgesteld. Dit rendementsverschil is rechtmatig behaald, maar voor een deel niet beoogd. De NMa/DTe zal binnenkort bekend maken welke maatregelen het meest effectief zijn om er in de toekomst voor zorg te dragen dat ongewenste rendementsverhogende effecten niet meer kunnen optreden. Ik wacht de conclusies van de NMa/DTe af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de fractie van de VVD vroegen waarom er zo’n ingewikkeld onderscheid wordt gemaakt tussen economische en juridische eigendom. Ik verwijs naar het antwoord dat ik hiervoor reeds heb gegeven op een vergelijkbare vraag van de leden van de CDA-fractie.

Het concept-Besluit aandelen netbeheerders voorziet niet in de mogelijkheid tot privatisering van aandelen in een netbeheerder. De leden van de fractie van de VVD vroegen of de vrij-verkeersregels van het EG-Verdrag een permanent privatiseringsverbod niet onmogelijk maken. Bij verschillende gelegenheden is in het kader van de Wet onafhankelijk netbeheer artikel 295 EG besproken. Ik verwijs in dit kader in het bijzonder naar paragraaf 6 van de nadere memorie van antwoord (Kamerstukken I 2006/07, 30 212, F, blz. 30–31) waar in reactie op de opinie van professor Slot uitgebreid is ingegaan op artikel 295 EG-Verdrag en het privatiseringsverbod. Artikel 295 EG-Verdrag bepaalt dat het EG-Verdrag de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet laat. Het EG-Verdrag verplicht er niet toe om over te gaan tot privatisering. Indien de overheid aandelen van netbeheerders integraal in publieke handen wil houden, staat het EG-Verdrag daaraan dus niet in de weg. De vrij-verkeersregels van het Verdrag zien slechts op aandelen die zich in de markt bevinden, hetgeen bij volledig overheidsaandeelhouderschap niet het geval is. De vrij-verkeersregels van het EG-Verdrag gaan daarom pas een rol spelen wanneer er werkelijk tot privatisering van de aandelen in de netbeheerder of van de netten zou worden overgegaan en er geen situatie van volledig overheidsaandeelhouderschap meer is.

Vervolgens vroegen de leden van de fractie van de VVD of ik zou erkennen dat een permanent verbod op privatisering in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel. Zoals ik uiteen heb gezet in antwoord op de vorige vraag van deze leden, spelen de vrij-verkeersregels geen rol zolang de netbeheerders en netten in overheidshanden zijn. Het proportionaliteitsbeginsel is hier dan ook niet relevant. Zoals gezegd, wordt dat anders als er wel aandelen in netbeheerders of netten geprivatiseerd zouden worden. Nu er geen voornemen bestaat privatisering van de netten of van de aandelen in de netbeheerder mogelijk te maken (zie hierna), speelt de vraag naar de proportionaliteit niet. Ik verwijs hiervoor mede naar paragraaf 7.2 van de memorie van toelichting bij het voorstel van de Wet onafhankelijk netbeheer (Kamerstukken II 2004/05, 30 212, nr. 3) alsmede naar paragraaf 8 van de memorie van antwoord bij dat wetsvoorstel (Kamerstukken I 2006/07, 30 212, D, blz. 42–43).

De leden van de fractie van de VVD vroegen naar een einddatum voor het privatiseringsverbod en de voorwaarden waaronder in de toekomst privatisering van regionale netwerkbedrijven vorm zou kunnen krijgen, en daarnaast of er een mogelijkheid is voor minderheidsprivatisering (tot 49%) van de netten wanneer het groepsverbod een feit wordt. Een einddatum wordt momenteel niet voorzien. Het is daarom nu niet opportuun om in te gaan op mogelijke voorwaarden voor een toekomstige privatisering van netwerkbedrijven. Wat betreft de netbeheerders kan het verbod worden opgeheven door wijziging van het Besluit aandelen netbeheerders. Zoals al eerder is aangegeven, zal een wijziging van het Besluit aandelen netbeheerders, waarin voorzien zou worden in de mogelijkheid van (minderheids)privatisering, bij de Staten-Generaal worden voorgehangen. Voor het beëindigen van het verbod op privatisering van de netten is wijziging van artikel 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 85, derde lid, van de Gaswet noodzakelijk. Het kabinet zal geen voorstel tot wijziging van het Besluit aandelen netbeheerders opstellen om de mogelijkheid te bieden tot minderheidsprivatisering van de aandelen in de netbeheerders.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen of er bij de voorgenomen fusie Nuon-Essent of bij de overname van Indaver door Delta sprake is van het in handen komen van rechten op het net of aandelen in de netbeheerder buiten de kring van de overheid en of artikel 2 lid 2 van het concept-Besluit aandelen netbeheerders op deze situatie ziet. Het antwoord op de eerste vraag kan kort zijn: nee. Wanneer artikel 2, tweede lid, van het concept-besluit in werking zou zijn getreden, zou dit waarschijnlijk van toepassing zijn op de fusie van Essent en Nuon, maar niet bij de overname van Indaver, omdat de eerste casus wel gevolgen heeft voor het aandeelhouderschap in de netbeheerders, maar de Indaver-casus niet. Wat betreft het al dan niet verlenen van een benodigde instemming merk ik op dat de wet uitdrukkelijk verbiedt dat een voorgestelde wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of de aandelen in een netbeheerder er toe leidt dat derden van buiten de kring van de huidige publieke aandeelhouders rechten op het net of op die aandelen verkrijgen. Dit geldt uiteraard ook ingeval van voorgenomen fusies en overnames.

Ten slotte vroegen de leden van de fractie van de ChristenUnie of het voornemen om per 1 juli 2008 de economische eigendom in handen van de netbeheerder te laten berusten, al eerder bekend was bij de betrokken bedrijven, of dat voornemen haalbaar is en welk tijdpad ik hierbij voor ogen heb. Anders dan de leden van de fractie van de ChristenUnie lijken te veronderstellen, is het niet de concept-Regeling eigendom energienetten die eist dat de economische eigendom van de netten bij de netbeheerders wordt ondergebracht. Dit is een gevolg van het in werking treden van de artikelen 10a van de Elektriciteitswet 1998 en 3b van de Gaswet (Besluit van 28 december 2006, Stb. 2007, 13). Deze artikelen treden met ingang van 1 januari 2008 in werking. Als gevolg van het desbetreffende overgangsrecht geldt deze eis voor reeds aangewezen netbeheerders met ingang van 1 juli 2008. Ik merk overigens op dat deze eis al is opgenomen in de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Stb. 2004, 328). De bedrijven zijn hier dus al enkele jaren van op de hoogte.

Aanpassing concepten

Diverse deskundigen hebben naar aanleiding van de publicatie van de regelingen in het kader van de voorhangprocedure, de regelingen becommentarieerd. Mede naar aanleiding daarvan zal ik in het Besluit aandelen netbeheerders het vereiste om reeds bij vestiging van zekerheidsrechten om instemming te verzoeken, niet opnemen. Bij de vestiging van zekerheidsrechten is (nog) geen sprake van wijziging van eigendom. Dat kan wel het geval zijn bij de executie van dergelijke rechten. In het concept-besluit was voorzien in een dubbele eis van instemming, zowel bij de vestiging als bij de executie. Gelet ook op de bewoordingen van de desbetreffende wettelijke bepalingen (wijzigingen in de eigendom van de aandelen) zal worden volstaan met het eisen van instemming bij de executie van zekerheidsrechten. Daarnaast zullen nog enige technische en redactionele verbeteringen worden aangebracht.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven