30 211
Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van deze wet

29 675
Zee- en kustvisserij

nr. 14
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 april 2007

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal fracties vragen en opmerkingen over de brief van de minister van LNV van 27 oktober 2006 over de conceptregeling ter regulering van het gebruik van grote vistuigen op binnenwateren (Kamerstuknummer 30 211/29 675, nr. 13).

De minister heeft de vragen beantwoord bij brief van 4 april 2007.

Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding van de minister, zijn hieronder afgedrukt.

Voorzitter van de commissie,

Schreijer-Pierik

De griffier van de commissie,

Van Leiden

INLEIDING VAN DE MINISTER

Hierbij doe ik u toekomen mijn antwoord op een aantal vragen en opmerkingen die u bij brief van 20 februari 2007 aan mij hebt gezonden. Het betreft vragen en opmerkingen van leden van de fracties CDA, PvdA, SP, PVV, PvdD en de SGP van de vaste commissie voor LNV aangaande de conceptregeling gebruik grote vistuigen

Bij brief van 27 oktober jongstleden heeft mijn ambtsvoorganger voornoemde conceptregeling aan u toegezonden. Ter voorkoming van misverstanden wil ik vooraf er op wijzen dat het geen wetsvoorstel betreft, maar een ministeriële regeling in concept. Ik heb het voornemen om deze regeling, na nog enige aanpassingen die hieronder worden toegelicht, in april te publiceren in de Staatscourant opdat betrokkenen kunnen anticiperen op de voorgestelde beperkingen op het gebruik van grote vistuigen. De regeling zal op 1 mei 2008 in werking treden.

Uit het oogpunt van overzichtelijkheid wordt hieronder elke vraag afzonderlijk kort weergegeven en vervolgens beantwoord.

VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN DE FRACTIES

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de conceptregeling tot wijziging van de regeling aanwijzing wateren gesloten tijden (gebruik grote vistuigen). Deze leden constateren met instemming dat de reacties van de diverse betrokken organisaties op de conceptregeling nog tot de nodige aanpassingen heeft geleid, die het voorstel beter doen aansluiten bij de praktijk van de beroepsvissers. De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de nu voorliggende conceptregeling.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van deze regeling waarmee het vissen in binnenwateren met grote vistuigen is gereguleerd. Wel willen ze nog een aantal vragen en opmerkingen voorleggen.

De leden van de SP-fractie zijn het eens met het doel van de regeling om het gebruik van beroepsvistuigen of grote vistuigen te beperken en nader te reguleren. De beperking die de regeling oplegt kunnen deze leden in grote lijn steunen.

De leden van de fracties van de PVV en van de PvdD hebben een aantal vragen en opmerkingen over de regeling.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden verwelkomen een regeling die het gebruik van grote vistuigen voorbehoudt aan de beroepsmatige visserij. De regeling is een uitvloeisel van het amendement Van der Vlies c.s. (30 211, nr. 9). Bij de behandeling bleek een Kamermeerderheid dit amendement te ondersteunen. Op uw verzoek is het amendement ingetrokken, waarna u een regeling zou opstellen die concreet is toegesneden op de vraag wat moet worden verstaan onder een «beroepsbinnenvisser». De leden van de SGP-fractie willen u nog een aantal zaken voorleggen.

Gevolgen verbod

Kunt u een inschatting geven hoeveel vissers (natuurlijke personen) er voor het in werking treden van deze regeling op de binnenwateren vissen met grote vistuigen? De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoeveel van deze vissers naar verwachting nog zullen vissen met grote vistuigen na het in werking treden van de regeling.

In de toelichting op de conceptregeling schrijft u dat de visrechthebbende of de houder van een toestemming zowel een natuurlijke persoon kan zijn als een rechtspersoon (vennootschap, maatschap etc.). De leden van de CDA-fractie vragen u een inschatting te geven van het aantal rechtspersonen dat toestemming zal vragen om te mogen blijven vissen met grote vistuigen.

Om te komen tot een beter visstandbeheer kan de regeling één van de belangrijke instrumenten zijn. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het gebruik van beroepsvistuigen alleen voorbehouden moet zijn aan geregistreerde beroepsvissers. Iedereen die beschikt over een paar vierkante meter viswater mag momenteel vissen met beroepsvistuigen.

Voor eigenaren van viswater is er momenteel geen vergunning nodig. Hierdoor kan het zijn dat op intensieve manier gevist wordt op gering wateroppervlak. Gezamenlijke inspanningen van sport- en beroepsvisserij om de visstand te bevorderen kunnen op deze manier teniet gedaan worden, niet alleen in het kleine viswater dat intensief bevist wordt, maar ook in een veel groter gebied daar nog omheen.

Met de komst van deze regeling wordt het volgens de leden van de PvdA-fractie ook duidelijker wie waarmee mag vissen. Dit is van groot belang in het kader van duurzame visserij.

In dit kader vinden deze leden het dan ook spijtig dat het vissen met de peur niet meegenomen is. In het streven naar een duurzame visserij zou peuren verboden moeten worden. Hoe snel verwacht u een oplossing van de Europese Raad voor wat betreft het herstel van de aal? Is het niet in het belang van de aalstand om zo snel mogelijk met een verbod te komen en niet op de Verordening te wachten?

De leden van PvdA-fractie zijn voorstander van het openbaar maken van de registratielijst van beroepsvissers die met grote vistuigen mogen vissen. Op deze manier zijn handhaving, beheer en beleid beter af te stemmen en is voor alle partijen duidelijk wie welke rechten heeft.

Door de regeling wordt een helder onderscheid gemaakt tussen de beroepsvisserij op de binnenwateren en de recreatieve visserij en de sportvisserij. De leden van de SP-fractie vragen of hiermee nu een meer duurzame visserij is gegarandeerd. Is hiermee een evenwicht gevonden tussen enerzijds de economische belangen van de beroepsvisserij en anderzijds de ecologische uitgangspunten voor de binnenwateren? Kunt u daar nader op ingaan?

De leden van de SP-fractie constateren verder dat het IJsselmeer van de regeling is uitgezonderd, omdat hier al eigenstandige publiekrechtelijke regels gelden. Zijn die regels gelijk aan wat nu voorgesteld wordt of ontstaat er zo toch weer een verschil in regelgeving?

De leden van de fractie van de PVV vragen zich af wat er gedaan wordt aan de illegale visvangst, die gewoon doorgaat. Deze leden zijn derhalve van mening dat er naast de beperkingen, die nodig zijn voor het behoud van de visserij op de lange termijn (duurzaamheid) en wat iedere visser ten goede komt, extra controle en handhaving en zwaardere bestraffing moet komen voor illegale visserij (ook wel stroperij genoemd).

De leden van de SGP-fractie onderstrepen het belang dat alleen beroepsvissers gebruik mogen maken van beroepsvistuigen.

De leden van de fractie van de PvdD stellen dat het gebruik van het huidige vistuig in de binnenwateren, zoals fuiken en netten, voor vissen een langdurige kwelling betekenen. Ook vogels kunnen er het slachtoffer van worden. Op het IJsselmeer, waar dit probleem ook speelt, werden eind vorige eeuw ca. 50 000 vogels jaarlijks het slachtoffer. Daar is toen onderzoek naar gedaan. De Vogelbescherming heeft in 2001 een convenant met de vissers gesloten waardoor het aantal slachtoffers onder vogels is afgenomen. Er zijn netten opgekocht en gesloten tijden en gebieden ingesteld. De leden van de fractie van de PvdD zouden daarom het liefst zien dat de binnenwateren werden bevrijd van al het martelvistuig.

Deze leden willen weten hoeveel vissen en vogels gemiddeld in de fuiken etc. worden gevangen en hoe lang de vissen daar gemiddeld moeten verblijven alvorens ze worden gedood of dood worden aangetroffen.

Criteria vrijstelling

De leden van de CDA-fractie en van de SGP-fractie wijzen op de situatie waarin visserijbedrijven zowel vissen op het binnenwater als op kustwater (bijvoorbeeld Oosterschelde en Westerschelde). Een aantal van deze bedrijven voldoet niet aan de voorgestelde oppervlakte-eis voor binnenwater.

Maar in combinatie met de vergunning «vaste vistuigen» visserij, die deze bedrijven bezitten voor de visserij in kustwater, voldoen zij wel aan die eis. Deze bedrijven voldoen ook aan de in de conceptregeling gestelde inkomenseis. Hoe kijkt u aan tegen het maken van een uitzondering voor die visserijbedrijven die zowel in binnenwater als in kustwater vissen en die voldoen aan de volgende eisen:

1. Van de kustwateren wordt alleen het oppervlak meegeteld waarvoor een visserijbedrijf beschikt over een vergunning «vaste vistuigen» visserij, uitgegeven door het ministerie van LNV;

2. Het totaal oppervlak aan binnenwater en kustwater waarvoor men visrechten bezit dient minimaal 250 hectare te zijn;

3. De inkomenseis, zoals opgenomen in de conceptregeling blijft onverkort gehandhaafd?

Ook de leden van de PvdA-fractie signaleren de bovenstaande problematiek en vragen u of er voor deze specifieke groep een uitzondering gemaakt kan worden. De leden van de SP-fractie vragen of u hierbij maatwerk kunt en wilt leveren.

In de toelichting wordt vermeld dat de plicht tot het overleggen van een accountantsverklaring leidt tot een verhoging van de administratieve lasten. Daarbij kondigt u aan dat de administratieve lasten nog nader zullen worden gekwantificeerd. De leden van de CDA-fractie vragen of u al kan aangeven hoeveel de administratieve lasten zullen stijgen als gevolg van dit voorstel.

In de conceptregeling is sprake van ontheffingen in het kader van onderzoek. Dit onderzoek komt in zijn algemeenheid ten goede aan het visstandbeheer en voor dit type onderzoek worden geen grote partijen vis onttrokken aan de visstand. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of het mogelijk is aan meer dan alleen de genoemde partijen (onderzoeksbureaus, waterschappen en Sportvisserij Nederland) een ontheffing of vrijstelling te verlenen, mits aan kan worden getoond dat het onderzoek in hetzelfde kader wordt gedaan als waarvoor de drie partijen ontheffing krijgen.

De leden van de SP-fractie stellen dat volgens artikel 1 een ontheffing wordt verleend op het verbod van grote vistuigen als de visrechthebbende een minimum bruto jaarinkomen heeft van € 17 000,–. Dit normbedrag is voorts gekoppeld aan de oppervlakte van het viswater van minimaal 25 hectare. Iemand die hieraan voldoet wordt kennelijk gezien als een beroepsvisser. Waarom is dat bedrag zo gekozen? Worden hierdoor niet (onbedoeld) de mogelijkheden van «verbrede visserij» (analoog aan de term verbrede landbouw) bemoeilijkt? De beroepsvisserij zou immers ook een rol kunnen spelen bij andere doelen, zo stellen de leden van de SP-fractie. Denk aan ecologisch beheer, natuureducatie, toerisme en recreatie. Graag een reactie.

De leden van de SGP-fractie kunnen zich verder vinden in de geformuleerde oppervlakte- en inkomenseis.

Inwerkingtreding

De regeling treed op 1 januari 2008 in werking. Wanneer dienen de betrokken beroepsvissers de gevraagde accountantsverklaring over 2007 aan de minister te overleggen? De leden van de CDA-fractie kunnen zich voorstellen dat de beroepsvissers nog enkele maanden in 2008 gegund moet worden om de gevraagde gegevens over 2007 te verwerken en de accountantsverklaring in orde te maken.

De leden van de PvdA-fractie en de SGP-fractie verzoeken u om de ingangsdatum tot medio 2008 uit te stellen, zodat de juiste papieren overlegd kunnen worden.

ANTWOORDEN VAN DE MINISTER

1

Kunt u een inschatting geven hoeveel vissers (natuurlijke personen) er voor het in werking treden van deze regeling op de binnenwateren vissen met grote vistuigen? En hoeveel vissers zullen naar verwachting nog vissen met grote vistuigen na het in werking treden van de regeling?

Om grote vistuigen te mogen gebruiken is op dit moment nog een visakte benodigd. Voor 2007 zijn tot nu toe 890 visakten aangevraagd. Dit betreft dus iedereen die op de binnenwateren met grote vistuigen wil vissen, variërend van professionele beroepsvisserijbedrijven tot hobbyvissers die met bijvoorbeeld één fuik willen vissen, maar ook medewerkers van beroepsvisserijbedrijven. Na het in werking treden van de regeling zullen naar verwachting nog ongeveer 120 beroepsvissers en beroepsvisserijbedrijven met grote vistuigen mogen vissen.

2

Kunt u een inschatting geven van het aantal rechtspersonen dat toestemming zal vragen om te mogen blijven vissen met grote vistuigen?

Het is noodzakelijk dat op basis van de regeling niet alleen natuurlijke personen die voldoen aan de gestelde criteria grote vistuigen mogen blijven gebruiken, maar dat dit ook geldt voor rechtspersonen die aan deze criteria voldoen. Hiermee blijft het voor grote visserijbedrijven (bijvoorbeeld BV’s), waarbij het visrecht op naam van het bedrijf is gesteld, mogelijk om beroepsmatig met grote vistuigen te blijven vissen. Overigens zijn VOF’s en maatschappen geen rechtspersonen. Voor VOF’s en maatschappen geldt dat de natuurlijke personen die de VOF of maatschap vormen ieder voor zich moeten voldoen aan de gestelde criteria. Daarom zal het aantal gevallen waarbij de regeling van toepassing is op een rechtspersoon (i.p.v. een natuurlijk persoon) relatief beperkt zijn. Een precieze inschatting van dit aantal is op dit moment niet te geven, maar waarschijnlijk ligt dit in de orde grootte van 10% van de in totaal 120 beroepsvissers en beroepsvisserijbedrijven die binnen de regeling zullen vallen.

3

Hoe snel verwacht u een oplossing van de Europese Raad voor wat betreft het herstel van de aal? Is het niet in het belang van de aalstand om zo snel mogelijk met een verbod op de peurvisserij te komen en niet op de Verordening te wachten?

Met betrekking tot de aalvisserij is er nadrukkelijk voor gekozen om vanuit Nederland niet een «alleingang» te voeren, maar de terugloop van de aalstand, zoals die zich over heel Europa voordoet, in gezamenlijk Europees verband aan te pakken. Hierin past het niet om met betrekking tot één specifieke vorm van aalvisserij (de peurvisserij), zoals die nog door een beperkte groep sportvissers wordt uitgeoefend, vooruitlopend op een Europese aalaanpak met nationale maatregelen te komen. Naar verwachting zal deze gezamenlijke Europese aalaanpak nog onder het huidige Duitse voorzitterschap worden vastgesteld.

4

Is het met het oog op de noodzakelijke afstemming tussen handhaving, beheer en beleid, mogelijk om de registratielijst van beroepsvissers openbaar te maken?

Met de voorgestelde regeling ontstaat voor de handhaving op het punt van het gebruik van grote vistuigen een eenduidige en inzichtelijke situatie. Immers, in de nieuwe situatie zijn alle beroepsvissers die nog grote vistuigen mogen gebruiken bij de overheid bekend. Buiten deze vissers is niemand nog gerechtigd om op de binnenwateren met grote vistuigen te vissen. Dit vergemakkelijkt de handhaving op het illegaal gebruik van grote vistuigen. Uiteraard zullen deze gegevens beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de handhavende instanties. Een bredere (publieke) openbaarmaking is niet nodig en, gelet op de privacyregelgeving, niet mogelijk.

5

Met de regeling ontstaat een onderscheid tussen beroepsvisserij en recreatieve visserij en sportvisserij. Is hiermee nu een meer duurzame visserij gegarandeerd en is hiermee een evenwicht gevonden tussen de economische belangen van de beroepsvisserij en de ecologische uitgangspunten voor de binnenwateren?

Met de voorgestelde regeling wordt het gebruik van beroepsvistuigen op de binnenwateren aan criteria verbonden. Consequentie hiervan is dat alleen beroepsmatige vissers die vissen op een groot areaal viswater nog gerechtigd zijn om met grote vistuigen te vissen. Dit vanuit de overweging dat een duurzaam visstandbeheer alleen goed op grotere eenheden water kan worden vormgegeven. Bovendien kan van professionele visserijbedrijven met grotere oppervlakten viswater worden gevraagd om binnen de afgesproken beleidskaders in visstandbeheercommissies (VBC’s) afspraken te maken over een duurzaam visstandbeheer en over een gebruik van grote vistuigen dat hierbij aansluit. De voorgestelde regeling past daarom binnen de beleidsdoelstelling om te komen tot een meer duurzame binnenvisserij en draagt hier ook aan bij. Daarbij blijven de economische belangen van de bedrijven die binnen de nieuwe regelgeving straks met grote vistuigen mogen vissen gewaarborgd.

6

De IJsselmeervisserij valt niet onder de voorgestelde regelgeving omdat hier al eigenstandige publiekrechtelijke regels gelden. Zijn die regels gelijk aan wat nu voorgesteld wordt of ontstaat toch weer een verschil in regelgeving?

Er bestaat verschil in regelgeving aangaande het IJsselmeer en de overige binnenwateren. Dat verschil vloeit voort uit het feit dat op het IJsselmeer, anders dan op de overige binnenwateren, van oudsher sprake is van gemene weide visserij: Alle vissers die tot vissen gerechtigd zijn, mogen in het hele IJsselmeer vissen. Dat betekent dat op het IJsselmeer sprake is van visrechten die niet areaalgebonden zijn, maar die zien op het soort en het gebruik van vistuigen. Bovendien kent het IJsselmeer van oudsher vrijwel geen recreatieve of deeltijd-vissers met beroepsvistuigen, zoals fuiken en staande netten. De onderhavige regeling ziet om die redenen dan ook niet op het IJsselmeer. Voor het IJsselmeer geldt specifiek het op grond van de Visserijwet 1963 gebaseerde Reglement voor de binnenvisserij en de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer op basis waarvan beroepsvissers moeten beschikken over een publiekrechtelijke vergunning waarin is bepaald dat zij de beroepsvisserij mogen uitoefenen en waarin is bepaald welke vistuigen zij mogen gebruiken. Daarmee is het aantal vissers en het aantal te gebruiken vistuigen op het IJsselmeer al gelimiteerd.

7

De voorgestelde afbakening van het gebruik van grote vistuigen heeft geen invloed op de illegale visserij (stroperij). Wat wordt er gedaan aan de illegale visvangst? Moet er geen extra controle en handhaving en zwaardere bestraffing komen voor illegale visserij?

Zoals in de beantwoording onder vraag 4 al is aangegeven wordt met de voorgestelde regelgeving de situatie voor handhavende instanties overzichtelijker. Doordat onmiddellijk duidelijk is wie nog wel en wie niet gerechtigd is om met beroepsvistuigen te vissen is het gemakkelijker om illegale visserij aan te pakken. Verder zijn in aanvulling op de reguliere controleactiviteiten op initiatief van mijn ministerie een aantal specifieke visstroperijteams ingesteld. Deze visstroperijteams zijn ingesteld voor drie kerngebieden Friesland, IJsselmeer/Randmeren en het Benedenrivierengebied. In de teams werken medewerkers van de AID, de Politiediensten, het Korps Landelijke Politiediensten en het Openbaar Ministerie gezamenlijk aan de aanpak van de illegale visserij. Illegaal vistuig en gebruikte vaar- en voertuigen worden door deze teams altijd in beslag genomen. Tevens is een speciaal meldpunt visstroperij bij de AID ingesteld1. Deze aanpak wordt onverminderd voortgezet.

8

Hoeveel vissen en vogels worden gemiddeld in fuiken etc. gevangen en hoe lang verblijven de vissen gemiddeld in de vistuigen?

Over de in de vraag bedoelde schade aan de vogelstand zijn alleen expliciete cijfers beschikbaar met betrekking tot de IJsselmeervisserij (namelijk 12 000 exemplaren voor het gehele IJsselmeergebied in de periode 2002–2003)2. Op het IJsselmeer wordt op een groot en open wateroppervlak behalve met fuiken ook gevist met vistuigen (m.n. staand want) waarin bijvangst van vogels kan optreden. Inmiddels heeft een sanering plaatsgevonden waardoor de visserijcapaciteit op het IJsselmeer met de helft is gereduceerd1. Bovendien hebben de IJsselmeervissers in hun visplan een gedragscode opgenomen om de bijvangst van watervogels zo veel mogelijk te beperken. Op de overige binnenwateren (buiten het IJsselmeer) wordt vooral met grote fuiken gevist en slechts in heel beperkte mate met staand want. Schade aan de vogelstand vindt hier derhalve in zeer beperkte mate plaats. Met betrekking tot de verblijfsduur van vissen in de vistuigen: zowel voor het IJsselmeer als voor de overige binnenwateren geldt dat de vistuigen of om de dag, of anders om de twee dagen, door de vissers worden gelicht. Dit is staande praktijk om te zorgen dat de gevangen vis vers en daarmee goed verhandelbaar blijft. Vissen verblijven dus gemiddeld 2 dagen in de vistuigen. De hierbij gevangen hoeveelheid vis per vistuig verschilt zeer en is afhankelijk van het toegepaste vistuig, van de locatie en van het seizoen.

9

Een aantal visserijbedrijven, dat vist op zowel binnenwater als kustwater, voldoet voor de binnenwateren niet aan de voorgestelde oppervlakte-eis, maar deze bedrijven voldoen wel aan de inkomenseis. Hoe kijkt u aan tegen het maken van een uitzondering voor deze visserijbedrijven, waarbij deze bedrijven moeten voldoen aan de volgende eisen:

Van de kustwateren wordt alleen het oppervlak meegeteld waarvoor een visserijbedrijf beschikt over een vergunning «vaste vistuigen» visserij, uitgegeven door het ministerie van LNV;

Het totaal oppervlak aan binnenwater en kustwater waarvoor men visrechten bezit dient minimaal 250 hectare te zijn;

De inkomenseis, zoals opgenomen in de conceptregeling blijft onverkort gehandhaafd.

De voorgestelde regeling heeft als consequentie dat recreatieve gelegenheidsvisserij met grote vistuigen niet meer mogelijk is. De betreffende visserijbedrijven, die zowel op binnenwater als op kustwater vissen, vallen echter niet in de categorie gelegenheidsvissers, maar zijn volwaardige en professionele binnenvisserijbedrijven. Met de vraagsteller ben ik van mening dat het niet de bedoeling is dat deze bedrijven door een onbedoeld neveneffect van de voorgestelde regelgeving niet meer in staat zouden zijn om hun bedrijfsvoering op de binnenwateren voort te zetten. Daarom zal ik de regeling aanpassen zodat ook het oppervlak uit de vergunningen voor vaste vistuigen meeweegt om aan de gestelde areaalseis te kunnen voldoen.

10

Kunt u al aangeven hoeveel de administratieve lasten zullen stijgen als gevolg van dit voorstel?

Zoals onder de beantwoording van vraag 1 is aangegeven zullen naar verwachting ongeveer 120 bedrijven op grond van de voorgenomen regeling een accountantsverklaring overleggen. Naar schatting 10% van deze bedrijven stelt reeds een jaarrekening vast en laat deze controleren door een accountant. De administratieve lasten voor deze laatste groep bedrijven zullen derhalve zeer beperkt zijn (± € 200,–). Voor de overige bedrijven zullen de kosten van een accountantsverklaring naar schatting gemiddeld € 1 000,– bedragen. Ter beperking van deze administratieve lasten is besloten dat na melding en overlegging van de accountantsverklaring nog maar één maal in de vier jaar een accountantsverklaring hoeft te worden overgelegd. Het voorgaande betekent dat de administratieve lasten in totaliteit naar verwachting € 110 400 per vier jaar bedragen.

11

Is het mogelijk om aan meer dan alleen de genoemde partijen (onderzoeksbureaus, waterschappen en Sportvisserij Nederland) ontheffing of vrijstelling te verlenen, mits kan worden aangetoond dat de ontheffing of vrijstelling dient ten behoeve van onderzoek?

De genoemde partijen zijn slechts weergegeven als voorbeelden van mogelijke organisaties die voor een ontheffing of vrijstelling voor monitoring of onderzoek in aanmerking komen. Het ijkpunt voor het verkrijgen van een vrijstelling of ontheffing is of het gebruik van grote vistuigen noodzakelijk is t.b.v. onderzoek of monitoring en niet of de aanvragende organisatie behoort tot één van de genoemde voorbeeldcategorieën. Ik merk daarbij overigens op dat als het gaat om sportvisserij-organisaties, de mogelijkheid voor een ontheffing of vrijstelling zal zijn voorbehouden aan de landelijke koepelorganisatie van sportvissers (Sportvisserij Nederland). Dit omdat uitgifte van ontheffingen of vrijstellingen aan alle ongeveer 1 000 sportvisverenigingen in Nederland te zeer op gespannen voet staat met de essentie van de regeling dat alleen beroepsmatige vissers met een groot areaal viswater grote vistuigen mogen gebruiken.

12

Waarom is het inkomenscriterium in de regeling gesteld op een bruto jaarinkomen van € 17 000,–? Worden hierdoor niet (onbedoeld) de mogelijkheden van verbrede visserij (analoog aan de term verbrede landbouw) bemoeilijkt?

In de regeling is in eerste instantie een inkomenscriterium gesteld van € 17 000 per jaar voor een voltijdvisser en van € 8 500,– per jaar voor een deeltijdvisser. Gebleken is echter dat het vaststellen van een netto inkomenscriterium na aftrek van belastingen en bedrijfskosten omslachtig is en, zeker voor de vele eenmansbedrijfjes in de binnenvisserij, voor de accountant lastig is vast te stellen. Om deze reden is besloten het inkomenscriterium aan te passen en uit te gaan van de bruto inkomsten uit de visserij. Tegelijk zal om uitvoeringstechnische redenen het voorgestelde onderscheid tussen voltijds- en deeltijdsvissers komen te vervallen. De regeling zal ook op dit punt worden aangepast. Een visser die grote vistuigen wil gebruiken, dient na de inwerkingtreding van de Regeling gebruik grote vistuigen te voldoen aan een areaalscriterium van minimaal 250 ha. waarmee hij inkomsten uit de visserij dient te genereren van minimaal €8 500,– per jaar. Dit inkomstencriterium staat niet in de weg aan andersoortige verbrede visserij-activiteiten waarmee een mogelijk hogere inkomstenstroom kan worden gegenereerd.

13

De regeling treedt in werking op 1 januari 2008. Wanneer dienen de beroepsvissers de gevraagde accountantsverklaring over 2007 te overleggen? Moet de beroepsvissers niet nog enkele maanden in 2008 gegund worden om de gevraagde gegevens over 2007 te verwerken en de accountantsverklaring in orde te maken?

Om de beroepsvissers voldoende gelegenheid te geven om met name de gevraagde inkomstengegevens over 2007 te kunnen overleggen is besloten om de onderhavige regeling per 1 mei 2008 in werking te laten treden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Vacature (CDA), Agema (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
1

Meldpunt visstroperij: via 045–5 466 230 en www.aid.nl/meldpunt.

XNoot
2

Rapport Voor vogels en vissen, bepaling van de omvang van de vogelsterfte in de staande nettenvisserij in 2002–2003, adviesbureau Witteveen en Bos, 2003.

XNoot
1

Via de Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur, Stcrt. 2000, 144, laatstelijk gewijzigd Stcrt. 2006, 119 en de Wijziging Regeling visserij-inspanning Ijsselmeer, Stcrt. 2006, 247.

Naar boven