30 206 Parlementaire Assemblée van de Unie voor de Mediterrane Regio

E/ Nr. 5 VERSLAG VAN DE ZEVENDE PLENAIRE VERGADERING VAN DE PARLEMENTAIRE ASSEMBLEE VAN DE UNIE VOOR DE MEDITERRANE REGIO

Vastgesteld 25 maart 2011

Inleiding

In Rome vond op 3 en 4 maart 2011 de zevende plenaire vergadering plaats van de Parlementaire Assemblee van de Unie voor de Mediterrane Regio (PA-UMR), de organisatie die onderdeel is van het Europese nabuurschapsbeleid en die tot vorig jaar bekend stond als de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee (EMPA). Naast een omvangrijke delegatie uit het Europees parlement waren er 36 delegaties uit de landen van de Europese Unie, Noord-Afrika en het Midden-Oosten aanwezig, in totaal 158 parlementariërs, waaronder zes parlementsvoorzitters. Voorts waren er waarnemers van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en de Europese Commissie. Deze zitting vormde de afsluiting van het Italiaanse voorzitterschap van de PA-UMR; het komende jaar is het Marokkaanse parlement voorzitter. Namens de Staten-Generaal nam het lid Arib (Tweede Kamer, PvdA) deel aan de zevende plenaire zitting.

Op donderdag 3 maart is in de vijf commissies van de Assemblee (politiek, economisch, cultureel, vrouwenrechten, energie & milieu) vergaderd over verschillende ontwerpaanbevelingen, die na een plenair debat op 4 maart zijn aangenomen1. Gelet op de actuele situatie in een aantal landen die lid zijn van de Unie voor de Mediterrane Regio (UMR), ging veel aandacht uit naar een resolutie van de politieke commissie over de recente volksopstanden in de Arabisch wereld. Overigens waren de parlementen van Egypte en Tunesië, die gewoonlijk zeer actieve delegaties naar de vergaderingen van de Assemblee sturen, dit jaar niet vertegenwoordigd als gevolg van de onrust en de overgangssituatie in deze landen. Het bureau (bestuur) van de Assemblee heeft tijdens de plenaire zitting een verklaring afgegeven waarin solidariteit werd betuigd met de vrijheidsaspiraties van de volkeren rond de Middellandse Zee. Voorts werd het geweld tegen de protestbeweging in Libië veroordeeld, werd steun uitgesproken voor het politieke democratiseringsproces in een aantal Arabische landen en werd de Europese Raad opgeroepen om in haar vergadering van 11 maart 2011 een nieuwe impuls te geven aan het nabuurschapsbeleid in de Mediterrane regio. In een resolutie van de economische commissie kwam net als vorig jaar de oprichting van een Euro-Mediterrane Bank aan de orde.

Recente volksopstanden in de Arabische landen

In het debat over de volksprotesten en politieke onrust in een aantal landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten trok vooral de toespraak van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Frattini de aandacht. Hij deed de oproep om te komen tot een soort Marshallplan voor de zuidelijke landen in de Mediterrane regio en kondigde aan dat Italië de Europese Raad hiertoe een voorstel zou doen tijdens zijn bijzondere vergadering op 11 maart 2011. Minister Frattini stelde dat zijn land bereid zou zijn om door een combinatie van kredietfaciliteiten en financiële hulp bijna 1 mld euro beschikbaar te stellen voor de aanpak van de politiek-sociale crisis in Noord-Afrika. Hij vergeleek de ontwikkelingen op de zuidkust van de Middellandse Zee met die in Oost-Europa in 1989. Dit zou het moment voor Europa moeten zijn om een aantal strategieën ten aanzien van de regio te heroverwegen en om de ambitieuze zoektocht naar vrijheid in de Noord-Afrikaanse landen te ondersteunen. Net zoals de Europese Unie in de jaren negentig een strategie ontwierp voor de realisatie van duurzame vrede op de Balkan, zou nu een soortgelijk «pact» voor de Méditerranée dienen te worden ontwikkeld. Europa heeft hier een morele en politieke verantwoordelijkheid, zo benadrukte de minister, en zou twee duidelijke boodschappen moeten overbrengen, zonder zich daarbij paternalistisch op te stellen. De eerste boodschap is dat democratie leidt tot stabiliteit en groei. De tweede boodschap is dat vrijheid en veiligheid elkaar niet uitsluiten.

De Italiaanse parlementsvoorzitter Fini ondersteunde de oproep tot een Marshallplan voor de zuidelijke Mediterrane regio. Hij riep de verzamelde parlementariërs op een groter gevoel van gemeenschap in het Middellandse Zeegebied te bevorderen. De ambities van jonge mensen in hun streven naar een pluralistische en democratische samenleving mag niet gedwarsboomd worden, stelde hij. De parlementaire assemblee zou volgens hem de kans kunnen bieden om een politieke agenda voor de regio te ontplooien, die gebaseerd is op consensus van de bevolking. De voorzitter van het Europese Parlement, de heer Buzek, deelde deze opvatting. De veranderingen in de regio deden hem denken aan het democratiseringsproces dat hij in 1989 in Polen had meegemaakt. Hij vond dat parlementariërs het voortouw zouden moeten nemen in een vernieuwing van het Euro-Mediterraanse partnerschap gebaseerd op gemeenschappelijke waarden.

In de discussie over de ontwerpresolutie over de volksopstanden in de Arabische wereld lag de focus uiteindelijk op een paragraaf waarin gesteld werd dat de Europese Unie gedeeltelijk de verantwoordelijkheid zou dragen voor de ontstane situatie in de regio, omdat zij in haar beleid ten aanzien van deze buurregio de status quo met stabiliteit had verward en te veel prioriteit had gegeven aan intergouvernementele betrekkingen. Deze paragraaf riep de nodige discussie op, maar is in de definitieve resolutie blijven staan.

Euro-Mediterrane Bank

Zowel in de bovengenoemde resolutie van de politieke commissie als in een resolutie van de economische commissie heeft de Parlementaire Assemblee van de Unie voor de Mediterrane Regio opgeroepen tot de vestiging van een Euro-Mediterrane ontwikkelingsbank, als onderdeel van de Europese Investeringsbank. Gelet op de actuele situatie in de Noord-Afrikaanse regio leek het een meerderheid van de parlementariërs van groot belang om de «Facility for Euro-Mediterranean Investment and Partnership» (FEMIP) om te vormen tot een volwaardige bank om aldus op praktische en effectieve wijze armoede, werkloosheid en sociale uitsluiting te kunnen bestrijden. Dit standpunt was ook gehuldigd in een aparte sessie over financieringsinstrumenten voor de ontwikkeling van de regio, onder meer door de heer Charles Milhaud, de oud-voorzitter van een commissie die speciaal door president Sarkozy was ingesteld om de verschillende financieringsmogelijkheden te onderzoeken. Zijn commissie had geconstateerd dat de financiële markten in de zuidelijke Méditerranée onderontwikkeld zijn en dat er een specifieke financiële entiteit nodig is om het vertrouwen in deze markten te brengen. Voor een deel zou zo’n bank volgens hem bestaande financieringsinstrumenten kunnen hergroeperen en effectiever kunnen benutten. De totstandkoming van een goed functionerende Euro-Mediterrane financiële markt zou vooral ook de samenwerking tussen de landen op de zuidkust ten goede komen, zo beargumenteerde de heer Milhaud.

Op de resoluties waarin tot de vestiging van een Euromed Bank wordt opgeroepen, is uiteindelijk door onder andere het lid Arib een voorbehoud gemaakt. Samen met de delegaties van Zweden, Duitsland en Letland heeft zij een verklaring afgelegd waarin de vestiging van een Euro-Mediterrane ontwikkelingsbank wordt afgewezen. De recente ontwikkelingen in Noord-Afrika vragen weliswaar om snelle actie van de EIB, zo verklaarden deze delegaties, maar daarbij kan beter gebruik gemaakt worden van reeds beschikbare middelen. Snelle steunverlening is niet gebaat bij de creatie van nieuwe of dubbele structuren, zo betoogden zij.

Ontwikkelingen in de Unie voor de Mediterrane Regio

Een aantal leden van delegaties van de Europese Unie en de delegatie van het Europees Parlement sprak tijdens deze zevende plenaire vergadering openlijk over een mislukking van het Barcelonaproces en van de Unie voor de Mediterrane Regio. Zij constateerden dat de UMR sinds haar ambitieuze start in 2008 weinig concreets bereikt had. In 2010 was tot twee keer toe een topontmoeting van de ministers van Buitenlandse Zaken van de UMR afgeblazen vanwege ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces. Daarnaast was begin 2011 bekend geworden dat de vorig jaar aangestelde secretaris-generaal van de UMR, de Palestijnse Ahmad Masa’deh, al weer was afgetreden. De beoogde financiering voor een aantal projecten van de UMR op het gebied van infrastructuur, energie en waterbeheer was niet gevonden. Er was, kortom, van een volwaardig Mediterraan partnerschap nog geen sprake geweest. Tegelijkertijd werd door veel delegaties naar voren gebracht dat de huidige crisis in Noord-Afrika de noodzaak van zo’n partnerschap toonde en ook een uitgelezen kans was om de UMR nieuw leven in te blazen, onder meer met politieke dialoog en financiële steun. In de vergadering werd lof betuigd aan de beslissing van de Nederlandse regering om € 100 000,– bij te dragen aan de operationele kosten van het secretariaat van de UMR. De resolutie van de politieke commissie over de volksopstanden in de Arabische landen werd besloten met een oproep aan de regeringen van de UMR om hun samenwerking opnieuw te starten, snel een nieuwe secretaris-generaal te benoemen en een volledige «review» uit te voeren van alle instrumenten die de organisatie ter beschikking staan om snel te reageren op de politieke veranderingen. Tevens werd gevraagd om een spoedige vaststelling van een aantal Euro-Mediterrane projecten op het gebied van voedsel, volksgezondheid, migratie en de financiële sector.

De voorzitter van de delegatie,

Arib

De griffier van de delegatie,

Westerhoff


X Noot
1

Deze resoluties zijn te vinden op de website: http://www.parlamento.it/apem/91806/91808/sommario.htm.

Naar boven