30 206
Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblée

C
nr. 3
VERSLAG VAN DE VIJFDE PLENAIRE VERGADERING VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE ASSEMBLEE (EMPA)

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Vastgesteld 7 april 2009

Inleiding

Van 15 tot en met 17 maart 2009 vond in Brussel de vijfde plenaire vergadering plaats van de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee (EMPA). Ongeveer 190 parlementariërs uit 31 landen en uit het Europees Parlement namen aan deze vergadering deel. Er waren vertegenwoordigers aanwezig van de Raad van Europa, de Europese Commissie en de Arabische Interparlementaire Unie. De landen Albanië, Bosnië-Herzegowina, Kroatië, Montenegro en Monaco hadden waarnemers gestuurd. Tijdens de sessie werd besloten om deze landen, samen met Mauritanië, toe te laten als nieuwe lidstaten van de EMPA. De plenaire zitting op maandag 16 en dinsdag 17 maart werd voorafgegaan door bijeenkomsten van de vier commissies (politiek, economisch, cultureel, vrouwenrechten) op zondag 15 maart en maandag 16 maart.

De jaarlijkse bijeenkomst van de EMPA stond dit keer vooral in het teken van de situatie in Gaza, de gevolgen van de financieel-economische crisis voor de Mediterrane regio en de voorstellen om de EMPA te institutionaliseren als het interparlementaire orgaan van de Unie voor de Mediterrane regio. Namens de Staten-Generaal waren de leden Rosenthal (Eerste Kamer, VVD) en Arib (Tweede Kamer, PvdA) aanwezig.

De situatie in Gaza

De situatie in Gaza en de stand van het vredesproces in het Midden-Oosten na de korte oorlog tussen Israël en Hamas in december 2008 en januari 2009 zijn op verschillende momenten besproken tijdens deze zitting van de EMPA. In de vergadering van de politieke commissie op zondag 15 maart liep het debat over de tekst van een ontwerp-resolutie zo hoog op, dat de Israëlische gedelegeerde, de heer Majali Whbee, zich genoodzaakt zag de vergadering voortijdig te verlaten. Hij dreigde de Knesset aan te bevelen om zich uit de EMPA terug te trekken en stelde zijn zetel als vice-voorzitter van de politieke commissie ter beschikking. Israël was ook niet aanwezig bij het belangrijkste debat dat plaatsvond in de politieke commissie op maandag 16 maart in aanwezigheid van de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul-Gheit, en de Franse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Bernard Kouchner, die momenteel het voorzitterschap van de Unie voor de Mediterrane Regio delen. De heer Aboul-Gheit memoreerde daarin dat de Arabische en Turkse delegaties zich in januari uit protest tegen de gewelddadigheden in Gaza enkele weken hadden teruggetrokken uit alle beraadslagingen en activiteiten die er op dat moment in EMPA-verband plaatsvonden, met uitzondering van de vergaderingen van het Bureau. Hij gaf een verslag van de inspanningen die Egypte heeft gepleegd om de situatie in het gebied te verbeteren, onder andere door met een staakt-het-vuren een periode van rust te bevorderen. Ook heeft Egypte bemiddelingspogingen ondernomen tussen de Palestijnse facties Hamas en Fatah om aldus tot een nationale Palestijnse beweging te komen. Voorts heeft Egypte het initiatief genomen tot de donorconferentie die in februari in Sharm el Sheikh heeft plaatsgevonden om de reconstructie van Gaza te financieren. Daarnaast zet Egypte zich in voor een duurzame regeling van het Israëlisch-Palestijnse conflict, mede op basis van het Arabische Vredesinitiatief en de doelstelling van twee staten. De heer Aboul-Gheit gaf er de voorkeur aan daarbij niet meer de term«vredesproces» te gebruiken. Overigens stelde hij dat de pogingen om een permanent staakt-het-vuren te bereiken, gecompliceerd worden door de voorwaarde die Israël aan een uitwisseling van gevangenen heeft gesteld, namelijk dat Palestijnse ex-gevangenen niet mogen terugkeren naar Gaza of de Westelijke Jordaanoever. Ook de waarschijnlijke signatuur van de nieuwe Israëlische regering, waaraan de partij Yisrael Beitenu onder leiding van Avigdor Lieberman naar verwachting zal deelnemen, brengt een definitieve vredesregeling in gevaar, aldus de Egyptische minister. Hij drong erop aan dat het Europees Parlement de nieuwe Israëlische regering zou confronteren met de noodzaak naar vrede te blijven streven.

De Franse minister Kouchner zei het Egyptische initiatief voor herstel van de vrede in Gaza van begin tot eind te hebben gesteund. De donorconferentie was volgens hem een groot succes, maar hij benadrukte dat voor een echt herstel van Gaza meer nodig is dan geld alleen. Hij stond verder stil bij de voortgang die geboekt wordt bij de vorming van de Unie voor de Mediterrane regio. Het hoofdkwartier van de Unie wordt in Barcelona gevestigd. Het secretariaat en de financiering van de Unie krijgen gestalte en de Unie is al actief op het gebied van afspraken over transport en steun aan kleine ondernemingen. Er is nog geen secretaris-generaal benoemd, maar er zijn al wel enkele kandidaten voor deze post. De heer Kouchner kondigde aan bereid te zijn om de EMPA de status van waarnemer te verlenen in de vergaderingen van de Raad van Ministers van de Unie. Meer zit er waarschijnlijk niet in, aldus de Frans minister, omdat besluitvorming daarover bij consensus moet plaatsvinden. Tijdens het debat dat volgde op de inbrengen van beide ministers, werd uitvoerig gesproken over de wenselijkheid en de modaliteiten van een onderzoek naar oorlogsmisdaden die tijdens de oorlog in Gaza zouden kunnen zijn begaan. Minister Kouchner sprak zich uit voor zo’n onderzoek, mits dit neutraal zou zijn en eventuele misdaden van beide partijen in ogenschouw neemt.

Tijdens de plenaire vergadering van 17 maart werd het debat over Gaza voortgezet in aanwezigheid van de voorzitter van de EMPA en van het EP, de heer Hans-Gert Pöttering, die recent een EMPA fact-finding missie naar het Midden-Oosten heeft geleid1. De heer Pöttering concludeerde dat de voorwaarden voor een herstel van Gaza bestaan uit een oplossing voor de verdeelde interne politieke situatie in de Palestijnse gebieden, internationaal toezicht op de «crossing points» tussen Israël en de Palestijnse gebieden en versoepeling van de beperkingen op de invoer in Gaza. Hij veroordeelde tot slot het besluit van de Israëlische regering om het Palestijnse EMPA-lid Hussein Khreishi, die banden heeft met Hamas, geen uitreisvisum te geven uit Gaza voor deelname aan deze plenaire zitting. De heer Karel Schwarzenberg, de Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken en voorzitter van de Europese Raad van ministers, benadrukte eveneens het belang van een verbetering van de situatie bij de«crossing points» en bood de assistentie van de EU hiervoor aan. De EU steunt de bemiddelingspogingen van Egypte. Voorts riep de heer Schwarzenberg Israël op het probleem van de nederzettingen aan te pakken, omdat die volgens hem een hypotheek leggen op een toekomstige vredesregeling. De heer Javier Solana, Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, schetste wat er volgens hem de komende periode moet gebeuren om de situatie in het Midden-Oosten te verbeteren. Er moet een permanent staakt-het-vuren komen, waardoor de Palestijnse facties in staat worden gesteld zich te verzoenen en zich gezamenlijk voor te bereiden op verkiezingen. De landen van de Arabische Liga moeten zich onderling verzoenen. De top van de Arabische Liga in Doha op 30 maart biedt daarvoor een belangrijke gelegenheid. Tot slot dient de nieuwe Israëlische regering gecommitteerd te blijven aan het vredesproces en de doelstelling van twee staten. Cruciaal is dat het bouwen van nieuwe nederzettingen gestopt wordt, aldus Solana. Eurocommissaris voor externe betrekkingen, Benita Ferrero-Waldner, merkte op dat de Unie voor de Mediterrane regio een lastige start had gekend door de recente problemen in Gaza. Daar waar het Barcelonaproces draaide om maatschappelijke verandering, politieke hervorming en «goed nabuurschap», bouwt de Unie voor de Mediterrane regio hierop voort. De bijbehorende projecten kunnen echter niet in een politiek vacuüm plaatsvinden en het is juist bij het open houden van de politieke dialoog dat de EMPA een belangrijke rol kan spelen, aldus mevrouw Ferrero-Waldner. Ook zij onderstreepte het belang van een Palestijnse eenheidsregering en sprak de hoop uit dat die misschien al tijdens de Arabische top in Doha gerealiseerd zou kunnen worden.

Tijdens het langdurige debat dat hierop volgde werd de concept-resolutie uit de politieke commissie zin voor zin behandeld, waarbij vooral veel discussie plaatsvond over de vraag of de beschieting met raketten door Hamas in dezelfde bewoordingen moest worden veroordeeld als het geweld van Israëlische zijde. Ook werd lang gesproken over de vraag of de resolutie Israël moest oproepen haar verantwoordelijkheid te nemen bij de wederopbouw van Gaza. Deze oproep is in de uiteindelijke tekst opgenomen, evenals de oproep tot een onafhankelijk onderzoek naar oorlogsmisdaden. De Israëlische delegatie heeft als enige tegen de politieke resolutie gestemd1.

De gevolgen van de financieel-economische crisis voor Unie voor de Mediterrane regio

De internationale financiële crisis werd, naast de problemen in Gaza, geïdentificeerd als de tweede grote bedreiging voor de vrede in het Midden-Oosten. Op 16 maart werd hier een speciale plenaire sessie aan gewijd, waar Eurocommissaris voor economische en monetaire zaken, Joaquín Almunia, toelichtte wat de Europese Commissie onderneemt om de aanpak van de crisis te coördineren. Daarbij staat een actief gebruik van fiscaal en monetair beleid voorop, aldus Almunia. Om het vertrouwen in kredietverlening te herstellen, zijn niet alleen grootschalige stimulerende maatregelen nodig, maar vooral ook verbetering van de wet- en regelgeving voor het toezicht op de financiële markten. Deze vergroting van de transparantie moet worden doorgetrokken naar internationale financiële instellingen als het IMF en de Wereldbank, waar het besluitvormingsproces inzichtelijker gemaakt moet worden. De heer Almunia stelde dat dit extra van belang is nu kapitaal de neiging heeft toevlucht te zoeken in zogenaamde «safe havens», waardoor het onttrokken kan worden aan kwetsbare, opkomende economieën. De bestrijding van de crisis moet niet alleen binnen de EU gecoördineerd worden, maar ook daarbuiten, onder andere met de partners in de Unie voor de Mediterrane regio. Volgens de vice-president van de European Investment Bank (EIB), de heer Philippe de Fontaine Vive, kunnen de economieën van de Mediterrane Partners van de EU, dankzij een robuuste groei in de afgelopen jaren, wel tegen een stootje. Niettemin zullen ook deze landen de gevolgen van de crisis merken door een afname van de bedragen die door migranten in Europese landen worden overgemaakt naar familie in het land van herkomst, door effecten op de reële economie (export, tourisme) en door een afname van (buitenlandse) investeringen. Toch verwacht het IMF dat de economische groei in de Mediterrane Partnerlanden in 2009 nog 3,4% kan zijn. In de Unie voor de Mediterrane regio is de Facility for Euro-Mediterranean Investment and Partnership (FEMIP) het belangrijkste instrument van de EIB om de gevolgen van de crisis voor de partnerlanden te verzachten. Tot 2013 is hiervoor nog ongeveer € 7,5 mld beschikbaar.

In het daarop volgende debat werd vooral van Arabische zijde benadrukt dat de besluitvormingsprocessen binnen IMF en Wereldbank transparanter moeten worden ingericht. Ook werd gesteld dat de kredietcrisis hoofdzakelijk is veroorzaakt door gebrekkig toezicht in het «Noorden», terwijl het «Zuiden» met de belangrijkste gevolgen ervan te maken krijgt. Om het vertrouwen tussen Noord en Zuid niet te schaden, zijn daarom adequate maatregelen nodig, aldus enkele Arabische delegaties. In de economische resolutie, die op 17 maart uiteindelijk zonder veel discussie werd aangenomen, stond een oproep tot solidariteit tussen de regio’s centraal. Als belangrijke voorbeelden werden daarbij gegeven de integratie van de zuidelijke economieën in de Lissabon Strategie op het gebied van research & development en de kenniseconomie, maar ook het op grotere schaal beschikbaar stellen van microkredieten door de EU in de Euro-Mediterrane regio.

Institutionalisering van de EMPA

Voorafgaand aan de vijfde plenaire sessie van de EMPA had een werkgroep onder leiding van een vice-president van het EP, de Brit McMillan-Scott, een aantal voorstellen uitgewerkt die tot doel hadden de Assemblee te institutionaliseren als de volwaardige parlementaire component van de Unie voor de Mediterrane regio. Versterking van de positie van de EMPA zou bereikt moeten worden met de instelling van een onafhankelijk, permanent en kleinschalig secretariaat, bestaande uit vier personen, daar waar het secretariaat van de EMPA tot nu toe door het secretariaat van het Europees Parlement werd gevoerd. Ook zou de EMPA een eigen budget dienen te krijgen. Om dit te financieren was op voorstel van Griekenland een financiële verdeelsleutel uitgewerkt om de contributie per lidstaat te kunnen bepalen. Ook zou een zestal landen, waarvan de Raad van Ministers van de Unie voor de Mediterrane regio bepaald heeft dat zij bij de nieuwe Unie horen, als lid tot de EMPA moeten worden toegelaten. Het betrof Mauritanië, Monaco, Albanië, Montenegro, Kroatië en Bosnië-Herzegowina. Voorafgaand aan de bespreking van deze voorstellen had een aantal Europese delegaties al aangegeven niet bereid te zijn om tijdens de vijfde plenaire sessie een beslissing te nemen over een eigen secretariaat en een budget, omdat men hierover in het eigen parlement moest overleggen (Zweden, Denemarken, Luxemburg). Andere landen bleken ontevreden over de voorgestelde financiële verdeelsleutel. Tijdens de vergadering bleken meer Europese delegaties niet bereid om over deze voorstellen te stemmen, voordat hiervoor een mandaat van het eigen parlement was gekregen (Spanje, Oostenrijk). Ook de Nederlandse delegatieleider, de heer Rosenthal, die verhinderd was het debat bij te wonen, heeft van tevoren een schriftelijke verklaring met dit standpunt ingediend. Daarbij dient aangetekend te worden dat enkele andere Europese landen (Frankrijk, Duitsland, Griekenland) zich groot voorstander betoonden van een eigen secretariaat en budget voor de EMPA. Bij gebrek aan consensus is echter door de voorzitter besloten om de voorstellen tot nader order aan te houden. Onduidelijk is wanneer en in welke vorm de voorstellen opnieuw aan de Assemblee worden voorgelegd.

Ook over de toetreding van de zes nieuwe lidstaten bestond aanvankelijk geen consensus. De «Zuidelijke» delegaties (uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten) maakten bezwaar tegen het verstoorde evenwicht tussen «Noord» en «Zuid» dat in de EMPA zou ontstaan met de toetreding van vijf «Noordelijke» landen (Monaco, Albanië, Montenegro, Kroatië en Bosnië-Herzegowina) en één «Zuidelijk» land (Mauritanië). Op dinsdag 17 maart is op dit punt uiteindelijk een compromisoplossing gevonden. Mauritanië werd toegelaten als lid met tien gedelegeerden. Monaco, Albanië, Montenegro, Kroatië en Bosnië-Herzegowina kregen als nieuw lid ieder twee gedelegeerden. De stemverhouding tussen Noord en Zuid blijft hiermee gelijk. De totale omvang van EMPA werd aldus vergroot van 260 naar 280 leden. Voor dit voorstel kon consensus worden verkregen.

De voorzitter van de delegatie,

Rosenthal

De griffier van de delegatie,

Westerhoff


XNoot
1

Het rapport van de EMPA-factfinding mission is als bijlage aan dit verslag toegevoegd.

XNoot
1

De politieke resolutie is als bijlage aan dit verslag toegevoegd, evenals de respectievelijke resoluties van de economische commissie, de culturele commissie, de vrouwenrechtencommissie en de ad hoc commissie voor energie en milieu. Deze bijlagen zijn ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven