30 202
Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het vervallen van de uitbestedingsverplichting voor reïntegratie voor gemeenten

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 30 september 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat te hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met welwillende belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voorziet in de uitvoering van de motie Bruls c.s. (28 719, nr. 12), die 13 april 2005 door de Kamer is aangenomen. De motie beoogt om de uitbestedingsverplichting van werkzaamheden in het kader van de reïntegratie voor gemeenten per 1 januari 2006 af te schaffen.

De Wet werk en bijstand (WWB) geeft gemeenten meer vrijheid en verantwoordelijkheid bij begeleiden naar werk van diegenen die een beroep op deze wet doen. Gemeenten zijn per 1 januari 2004 ook 100% budgetverantwoordelijk geworden. De leden van de CDA-fractie hebben reeds bij de behandeling van de wet in de Kamer er op gewezen dat een (gedeeltelijke) verplichting tot uit- en aanbesteding van de reïntegratieactiviteiten op gespannen voet met deze uitgangspunten staat. Er is toen vastgelegd dat een evaluatie zou plaatsvinden na een periode van 3 jaar aan de hand van de ontwikkeling van de reïntegratiemarkt en van het reïntegratiebeleid van gemeenten. Inmiddels heeft de regering de aanbestedingsverplichting reeds doen vervallen. De leden van de CDA-fractie constateren bovendien dat in het trendrapport reïntegratiemarkt (28 719, nr. 3) wordt geconstateerd dat de reïntegratiemarkt voldoende functioneert. Het vervallen van de uit- en aanbestedingsverplichtingen leiden daarbij tot minder administratieve lasten voor gemeenten. Om deze redenen is het terecht om de uitbestedingsverplichting eerder te doen vervallen.

Reïntegratie van werkzoekenden is een belangrijke opgave die een brede samenwerking tussen overheid, uitvoeringsinstanties en bedrijfsleven vraagt. Voor de leden van de CDA-fractie is belangrijk dat gemeenten een duidelijke regie voeren. Zij moeten zorgen dat mensen die aangewezen zijn op een traject naar werk, dat traject daadwerkelijk krijgen en dat dat traject kwalitatief goed is. Naar het oordeel van deze leden draagt de afschaffing van de uitbestedingsverplichting daar aan bij, aangezien gemeenten daardoor meer op de mens gericht maatwerk kunnen leveren. Deze leden nodigen de regering uit hier op te reageren.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij menen dat de gemeenten als financieel maar ook sociaal risicodrager de vrijheid toekomt zelf te beslissen op welke wijze optimaal reïntegratie plaats vindt.

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de ontheffing van de aanbestedingsverplichting van de IOAW, IOAZ en de Wwik.

De regering kiest ervoor in dit wetsvoorstel nagenoeg alle bepalingen te voor zien van een algemene maatregel van bestuur. Maar liefst 4 AMvB's in de vier wetsartikelen die het wetsvoorstel kent. Deze leden vragen om een concept van de vier AMvB's. Daarnaast vragen deze leden om een voorhang van deze AMvB's immers er zou anders sprake zijn van een blanco cheque in de verdere uitwerking van dit wetsvoorstel.

Op welke wijze wordt de besparing van € 6,7 mln. volgens de regering gerealiseerd. Aan wie komen de baten van deze besparing toe?

De leden van de SP-fractie zijn allerminst tevreden over het functioneren van de reïntegratiemarkt.

Het vervallen van de uitbestedingsverplichting voor reïntegratie van gemeenten is voor de leden van de SP-fractie een goed begin. Een goed begin om een eind te maken aan de gevolgen van het onvoldoende functioneren van de private reïntegratiemarkt. Een goed begin is slechts het halve werk. Daarom zouden gemeenten alleen maar in zee mógen gaan met een reïntegratiebedrijf, indien er een duidelijk perspectief is op een duurzame reguliere arbeidsplaats. Deelt de regering deze opvatting? Zo neen, waarom niet? Wanneer is er volgens de regering sprake van een duidelijk perspectief?

De leden van de SP-fractie zien liever dat er een uitbestedingsverbod voor reïntegratie van gemeenten komt, tenzij er een duidelijk perspectief is op een duurzame reguliere arbeidsplaats. Dit komt de kwaliteit van reïntegratie ten goede. In welke mate draagt het vervallen van de uitbestedingsverplichting voor gemeenten bij aan het verbeteren van de kwaliteit van reïntegratie?

Verwacht de regering dat met het vervallen van de uitbestedingsverplichting, gemeenten zelf meer reïntegratietrajecten gaan uitvoeren?

De leden van de SP-fractie vinden dat de voorwaarden waaronder uitkeringsgerechtigden aan gemeentelijke reïntegratietrajecten moeten meewerken duidelijker omschreven dienen te worden. Deelt de regering deze opvatting?

In de praktijk komen reïntegratieactiviteiten in de vorm van het verplicht werken met behoud van uitkering in toenemende mate voor. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat deze vorm van reïntegratie door gemeenten moet voldoen aan duidelijk omschreven voorwaarden. Bovendien horen deze duidelijk omschreven voorwaarden in de toelichting thuis. Aan welke voorwaarden moet verplicht werken met behoud van uitkering volgens de regering voldoen? Vindt de regering ook dat dergelijke voorwaarden in de toelichting thuishoren?

Bij het uitbesteden van reïntegratie hebben cliënten de keuze voor een reïntegratiebedrijf. Deze keuzemogelijkheid kan een positieve bijdrage leveren aan maatwerk. Hoe waarborgt de regering een keuzemoment voor de cliënt, wanneer alleen de gemeente uitvoerder is van reïntegratietrajecten?

Het vervallen van de uitbestedingsverplichting leidt tot een administratieve lastenverlichting van naar verwachting € 6,7 miljoen per jaar. Gemeenten zullen meer budget uit het werkdeel overhouden als ze minder gaan uitbesteden op de private reïntegratiemarkt. Budget dat wordt overgehouden is niet geoormerkt. Vindt de regering het wenselijk dat dit budget wordt ingezet ten behoeve van de doelgroep? Hoe kan de regering garanderen dat dit budget ten goede komt aan de doelgroep?

Op basis waarvan concludeert de regering dat gemeenten in de praktijk in het reïntegratiebeleid veelal geen onderscheid maken tussen mensen die een uitkering ontvangen op grond van de IOAW, IOAZ en WWIK enerzijds en de WWB anderzijds?

Ziet de regering ook het gevaar dat vanwege een afwijkend financieringsregime van de WWB, gemeenten meer profijt hebben om deze doelgroep te reïntegreren en de andere doelgroep (IOAW, IOAZ, WWIK) hierbij benadeelt? Hoe voorkomt de regering dat financiële motieven de doorslag geven bij de keuze iemand al dan niet te reïntegreren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij constateren dat de regering hiermee uitvoering geeft aan de motie Bruls c.s. (28 719, nr. 12) en stemmen van harte in met de inhoud ervan, gelet op de voorgeschiedenis.

De regering wil gemeenten oproepen niet terug te vallen in oude automatismen met betrekking tot gesubsidieerde arbeid. Deze leden gaan ervan uit dat gemeenten die daarin toch blijven investeren niet gesanctioneerd zullen worden.

De uitbestedingsverplichting voor het UWV blijft bestaan. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het enige argument hiervoor is de andere bekostigingswijze dan die in de WWB. Zijn er geen andere, meer inhoudelijke argumenten aan te voeren?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel VI

De leden van de CDA-fractie gaan er vanuit dat het voorliggende wetsvoorstel per 1 januari 2006 zal ingaan, zoals de motie Bruls c.s. verzoekt. Deze leden willen graag van de regering een bevestiging terzake.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke invoeringsdatum de regering voor ogen heeft. Deze leden herinneren eraan dat de motie Bruls c.s. de datum 1 januari 2006 aangaf. De regering neemt de ruimte om de invoering van dit wetsvoorstel op verschillende onderdelen op een ander moment in te voeren. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke onderdelen de regering dit wetsvoorstel op een andere datum dan 1 januari 2006 wil invoeren, wat daarvan de reden is en welke argumenten daarvoor dan gelden.

De leden van de SP-fractie vragen wanneer de wet in werking treedt en waarom dit voor verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.

De voorzitter van de commissie,

Smits

Adjunct-griffier,

Post


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Nijs MBA (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Van Egerschot (VVD).

Naar boven