nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).ALGEMEEN
Tijdens de plenaire behandeling van het verslag van het Algemeen Overleg
over de reïntegratiemarkt en de effectiviteit van het reïntegratiebeleid
van 13 april jl. is de motie Bruls c.s. aangenomen (Kamerstukken II 2004/05,
28 719, nr. 12), waarin het kabinet wordt verzocht de uitbestedingsverplichting
van werkzaamheden in het kader van de reïntegratie voor gemeenten per
1 januari 2006 af te schaffen.
Overwegingen hierbij, voor de Tweede Kamer, waren dat het trendrapport
reïntegratiemarkt (Kamerstukken II 2004/05, 28 719, nr. 3)
laat zien dat de reïntegratiemarkt voldoende functioneert, dat gemeenten
maatwerk moeten kunnen leveren en dat gemeenten met de Wet werk en bijstand
(WWB) volledig financieel verantwoordelijk zijn gemaakt voor het reïntegratiebudget
en daarmee een optimale prikkel hebben om de kortste weg naar werk te zoeken.
Daarbij past het in de redenering van de Tweede Kamer niet dat het rijk gemeenten
verplicht een gedeelte van hun vrij besteedbare budget te reserveren voor
reïntegratietrajecten op de private markt. De Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) heeft al eerder in een schrijven aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer (d.d. 17 november 2004) het standpunt ingenomen dat de uitbestedingsverplichting
voor gemeenten en de aanbestedingsregels van het Besluit SUWI zouden kunnen
vervallen.
Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot uitvoering van genoemde motie.
Hierin vervallen de artikelen 7, vierde lid, van de WWB, 34, derde lid, van
de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (IOAW) en 34, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en wordt artikel
21, tweede lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) aangepast. In
de praktijk maken de gemeenten in het reïntegratiebeleid veelal geen
onderscheid tussen mensen die een uitkering ontvangen op grond van de IOAW,
IOAZ en WWIK en de veel grotere doelgroep van de WWB. Dit rechtvaardigt een
keuze om, ondanks het van de WWB afwijkende financieringsregime, ook de uitbestedingsplicht
van werkzaamheden in het kader van de reïntegratie in de IOAW, IOAZen
WWIK eveneens af te schaffen.
Het vervallen van de uitbestedingsverplichting leidt tot een administratieve
lastenverlichting van naar verwachting € 6,7 mln. per jaar.
De uitbestedingsverplichting voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(UWV) blijft gelden. De bekostigingswijze van het UWV is een andere dan de
bekostiging in de WWB. Anders dan gemeenten is het UWV niet risicodragend
in financiële zin voor het gerealiseerde uitkeringsresultaat.
Het nieuwe vierde lid van artikel 7 (voorheen het vijfde lid) van de WWB –
alsmede de artikelen 34, derde lid (voorheen vierde lid), IOAW en IOAZ en
het aangepaste artikel 21, tweede lid, van de WWIK – regelen dat gemeenten
werkzaamheden, waaronder werkzaamheden in het kader van reïntegratie,
wel mógen uitbesteden aan derden. Voorzover gemeenten deze werkzaamheden
uitbesteden aan derden, gelden niet meer de aanbestedingsregels
van artikel 4.1, tweede lid, van het Besluit SUWI. Wel blijven de Europese
regels met betrekking tot aanbesteden en mededinging (waaronder staatssteun)
van toepassing. Ook de bepalingen in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit
SUWI blijven voor gemeenten van toepassing in het geval deze werkzaamheden
in het kader van reïntegratie uitbesteden. Deze bepalingen regelen dat
de publieke opdrachtgever en zijn accountant toegang hebben tot gegevens die
voor de verantwoording van belang zijn en dat de private opdrachtnemer op
een correcte wijze omgaat met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
en met klachten en geschillen van de personen van wie de inschakeling in de
arbeid wordt bevorderd. Deze bepalingen hebben derhalve betrekking op de borging
van de kwaliteit van de dienstverlening door derden en het is in het belang
van de werkzoekenden dat deze waarborgen intact blijven.
Tot slot zij vermeld dat het vervallen van de uitbestedingsverplichting
niet leidt tot het vervallen van lopende contracten met derden.
Het voorstel leidt niet tot complicaties op het terrein van het toezicht.
Gegevens met betrekking tot de kwaliteit van de private uitvoering (voorzover
gemeenten er voor kiezen om onderdelen privaat te laten uitvoeren) blijven
opvraagbaar.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I. Wet werk en bijstand
Artikel II. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Artikel III. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Artikel IV. Wet werk en inkomen kunstenaars
Met deze artikelen wordt – met het vervallen van de artikelen 7,
vierde lid, van de WWB, 34, derde lid, van de IOAW en IOAZ en de aanpassing
van de eerste zin van artikel 21, tweede lid, van de WWIK – de afschaffing
bewerkstelligd van de verplichting voor gemeenten om werkzaamheden in het
kader van de reïntegratie uit te besteden. In verband hiermee kan ook
de mogelijkheid vervallen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
te bepalen dat een deel van die werkzaamheden niet hoeft te worden uitbesteed.
Artikel V. Invoeringswet Wet werk en bijstand
Artikel 15 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand regelt dat artikel
7, vierde lid, van de WWB niet van toepassing is op bepaalde werkzaamheden.
Met het vervallen van artikel 7, vierde lid, van de WWB is artikel 15 van
de Invoeringswet Wet werk en bijstand zinledig en kan derhalve vervallen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof