nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2006
In het Algemeen Overleg Noordzee van 6 april 2006 (Kamerstuk 30 195/27 625,
nr. 12) is door het lid Duyvendak de vraag gesteld of het Investeringsbudget
Landelijk Gebied ook benut zou kunnen worden voor aanvullende financiering
voor bescherming van ecologische waarden en gebiedsbescherming in de Noordzee.
In het AO heb ik toegezegd u hierover per brief te zullen informeren.
Mede namens de minister van LNV kan ik u meedelen dat het Investeringsbudget
Landelijk gebied is bedoeld om de provincies samen met de gemeenten en waterschappen
in staat te stellen om op een effectieve wijze de rijksdoelen voor de fysieke
inrichting van het landelijk gebied te realiseren als onderdeel van een integrale
regionale gebiedsontwikkeling. Er vindt decentralisatie plaats van overheidstaken
waar het de regionale vertaling en uitvoering van natuurbeleid betreft.
Het wetsvoorstel Inrichting Landelijk Gebied is 29 maart 2006 aan
uw Kamer voor behandeling aangeboden (TK 2005–2006, 30 509). Een
belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is dat de verschillende financiële
middelen samengevoegd worden tot een Investeringsbudget Landelijk Gebied.
Uitgangspunt van het eerder genoemde wetsvoorstel is dat verantwoordelijkheid
en beleidsvrijheid ten aanzien van het Plattelandsbeleid gedecentraliseerd
worden. Het zwaartepunt zal hiervoor komen te liggen bij de provincies. Hiermee
is gelijk aangegeven dat de gelden uit het ILG – met daarin dus de huidige
EHS gelden – niet toepasselijk zijn op de Noordzee. Enerzijds omdat
natuurbeleid op de Noordzee bezwaarlijk onder de noemer plattelandsbeleid
gebracht kunnen worden. Anderzijds omdat de provinciale overheden op zee slechts
bestuurlijke zeggenschap hebben tot globaal 1 kilometer uit de laagwaterlijn.
Mocht bij kustontwikkeling aan de rand van de Noordzee, in combinatie met
kustversterking worden geopteerd voor projecten die ook leiden tot versterking
van natuurwaarden dan kunnen dergelijke projecten worden betrokken
bij de besluitvorming per provincie over de besteding van de ILG gelden.
Het natuurbeleid voor de Noordzee wordt, zoals is aangegeven in de Nota
Ruimte en het Integraal Beheerplan Noordzee 2015, nader vormgegeven door aanwijzing
van beschermde gebieden in het kader van de Vogel- en habitatrichtlijn en
in het kader van de OSPAR Conventie1.
Dit proces gaat uit van een formele aanwijzing in 2008 en wordt op dit
moment vormgegeven door het ministerie van LNV. Hiervoor worden de komende
jaren beperkte proceskosten voorzien, welke volledig ten laste komen van de
begroting van LNV. In het proces is een globale kostenanalyse voorzien, waarbij
ook de gevolgen voor bestaand gebruik worden betrokken, voordat overgegaan
wordt tot definitieve aanwijzing. De exacte hoogte van de eventuele additionele
uitgaven voor natuurbeheer zal vooreerst vanaf 2009 kunnen worden ingeschat
bij het opstellen van de beheerplannen voor deze gebieden. De minister van
LNV zal u hierover te zijner tijd nader informeren.
Over het voor de aanwijzing van bedoelde gebieden te doorlopen besluitvormingsproces
en de bijbehorende consequenties wordt u rond de zomer nader door de minister
van LNV geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus