Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30195 nr. 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30195 nr. 12 |
Vastgesteld 27 april 2006
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, de vaste commissie voor Europese Zaken2, de vaste commissie voor Economische Zaken3, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit4 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer5 hebben op 6 april 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Verkeer en Waterstaat over:
– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de ministers van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, houdende de reactie op de hoofdlijnen van het advies «Investeren in de Noordzee» van de Raad voor Verkeer en Waterstaat d.d. 27 januari 2006 (30 195, nr. 6);
– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Economische Zaken, houdende de rapportage over de implementatie van de Europese aanbeveling voor Integraal Kustzonebeheer in Nederland d.d. 7 februari 2006 (27 625, nr. 61);
– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat inzake status rapportage Integraal Kustzonebeheer (27 625, nr. 62).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is voor een integraal Noordzeebeleid. Dit beleid mag er echter niet toe leiden dat er niets meer kan en mag in de Noordzee. Natuurbescherming is noodzakelijk, maar er zijn niet meer beschermingsmaatregelen nodig dan er voor de ecologie strik noodzakelijk zijn. Economische activiteiten als olie- en gaswinning en visserij moeten mogelijk blijven. Er is een goede afweging tussen economie en ecologie nodig.
Mevrouw Snijder heeft nog steeds de indruk dat Nederland voorop wil lopen bij het nemen van beschermingsmaatregelen. Er moet goed worden aangesloten bij internationale ontwikkelingen en EU-maatregelen. Begin mei verschijnt er in Brussel een groenboek waarin al het Europese maritieme beleid wordt gebundeld. Nederland, met zijn aanmerkelijke belangen, zal de maatregelen die daarin worden voorgesteld zeer kritisch moeten bezien. Juist in dit prille stadium kan de regering nog veel invloed uitoefenen op de inhoud van dit beleid. De inzet zou hierbij gericht moeten zijn op de mogelijkheden voor de Nederlandse economie en het creëren van een level playing field binnen Europa, zonder het milieu uit het oog te verliezen. Nederland mag niet door nationale onachtzaamheid achteraf geconfronteerd worden met rare maatregelen die veel geld kosten. De Kamer moet voldoende betrokken worden bij dit proces.
Tijdens het vorige overleg heeft de staatssecretaris toegezegd dat de Kamer vroegtijdig betrokken zou worden bij de voorbereiding van de volgende OSPAR-vergadering en bij de aanwijzing van diverse gebieden voor de Vogelen Habitatrichtlijn (VHR). Er zijn vier gebieden voorlopig aangewezen en mogelijk komen daar in een later stadium nog andere bij; er is al een aantal gebieden genoemd. Hoe staat het daarmee? Ook bij de aanwijzing en het bepalen van de omvang van VHR-gebieden lijkt Nederland voorop te willen lopen. Als gebieden voorlopig zijn aangewezen voor de richtlijn, heeft dat direct consequenties voor de jurisprudentie als er vergunningen worden aangevraagd. Er is dus sprake van juridische consequenties nog voordat de Kamer hierover een besluit genomen heeft. De Kamer had ook bij dit proces veel nadrukkelijker betrokken moeten worden.
De maatregelen die worden voorgesteld in het advies Investeren in de Noordzee zijn goed bedoeld, maar gaan te ver; ze dreigen de Noordzee dicht te regelen. Als er al afspraken gemaakt zijn in Europees verband, mag daar niet ook nog nationale regelgeving overheen komen. Mevrouw Snijder voelt er verder weinig voor om bij de kustbescherming meer gebruik gaan maken van natuurlijke dynamiek.
Er zijn geen apart investeringsfonds voor de Noordzee en geen aparte minister voor de Noordzee nodig.
De heer Van Lith (CDA) herinnert ook aan het vorige algemeen overleg, waarin de staatssecretaris een uitvoeringsprogramma toezegde. Tijdens dit overleg heeft de Kamer het kabinet namelijk bekritiseerd omdat het met een Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN) kwam, een soort van beleidsdocument, terwijl een uitvoeringsprogramma ontbrak. Gisteren heeft de Kamer het Beheerplan rijkswateren ontvangen, drie maanden later dan is toegezegd. Vanwaar deze vertraging? In dit beheerplan staat alleen een uitwerking van het deel van het beheer dat voor rekening komt van Rijkswaterstaat. Deze uitwerking is daarom niet het integraal uitvoeringsprogramma waarom is gevraagd. De heer Van Lith vraagt de staatssecretaris nogmaals om een uitwerking van interdepartementale beheeractiviteiten voor de Noordzee met de bijbehorende financiële onderbouwing.
Er moet worden voorkomen dat de betrokken ministeries ieder voor zich beleid gaan maken en dat er als het ware een strijd om de ruimte op «het industrieterrein de Noordzee» gaat ontstaan. De CDA-fractie vindt dat er in een interdepartementaal uitvoeringsprogramma op moet worden gewezen dat er ruimte moet blijven voor duurzame visserij, en dat dié ruimte voor windmolenparken moet worden gereserveerd die contractueel is vastgelegd. Wijzigingen in het beheer zullen financieel moeten worden onderbouwd.
De staatssecretaris heeft eerder in de Kamer gezegd dat zij voor het Noordzeebeleid verantwoordelijk is en haar coördinerende rol meer vorm wil gaan geven. Een en ander blijft tot nu toe echter bij mooie woorden. Stichting De Noordzee heeft concrete oplossingen aangedragen om problemen op de Noordzee aan te pakken. Zij doet bijvoorbeeld voorstellen ter beperking van de lozing van afgewerkte olie. Het lijkt erop dat de staatssecretaris hier niet op in durft te gaan, omdat een kwestie als deze ook terreinen van andere bewindslieden raakt. Heeft de staatssecretaris geen enkele ambitie op het punt van een meer duurzaam gebruik van de Noordzee? De heer Van Lith vraagt haar ten minste één concrete kwestie te noemen waar zij in de komende tijd concreet tot resultaten wil komen. Wanneer gaat zij werk maken van haar uitspraken vorig jaar, dat er binnen de VVD meer aandacht zou moeten zijn voor milieu? De Noordzeeministersconferentie van mei aanstaande zal waarschijnlijk uitspraken doen over de ecosysteembenadering. Hoe wil de staatssecretaris die uitspraken handen en voeten geven?
In de rapportage Integraal Kustzonebeheer staat een verwijzing naar nieuwe gebieden die moeten gaan vallen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn. De heer Van Lith is daar zeer ongelukkig mee. Eerder is afgesproken dat de Kamer zou worden betrokken bij de aanwijzing van nieuwe VHR-gebieden voordat die zou worden voorgelegd aan Brussel. Daar is nu echter al over gerapporteerd naar Brussel. Dit is onacceptabel; er mag hierover alleen naar Brussel worden gerapporteerd na goedkeuring van de Kamer. Er staat immers bij de aanwijzing tot VHR-gebieden een aantal zaken ter discussie. Dat zijn niet de natuurwaarden, maar wel de mogelijke combinatie van functies, de voorwaarden waaronder die combinatie plaats kan vinden en de consequenties van aanwijzing voor andere belangen. Het lijkt erop dat de staatssecretaris voorbijgaat aan de zorgen die leven bij een aantal gebruikers van de Noordzee. Het beeld ontstaat dat via een achterdeur en buiten de betrokkenen om informatie naar Brussel wordt gestuurd. Wat is hierover precies naar Brussel gerapporteerd? De CDA-fractie wil dat de rapportage Integraal Kustzonebeheer, die ter kennisgeving naar de Kamer is gestuurd, teruggehaald wordt en dat ten minste de kaarten gecorrigeerd worden waarop de nieuwe gebieden staan ingetekend. De dynamiek in de Noordzee mag niet verdwijnen. Het mag niet zo zijn dat delen van de Noordzee op slot gaan.
De heer Duyvendak (GroenLinks) pleit hartstochtelijk voor een ambitie om de kwaliteit van de Noordzee weer op een voldoende peil te brengen. Voor velen bestaat de Noordzee slechts uit de kust en een heel grote plas water. Men vergeet dat deze plas een gigantisch ecosysteem is met een intrinsieke waarde, waarvan andere ecosystemen en ook de mens afhankelijk zijn. Vernietiging daarvan is onacceptabel.
De heer Duyvendak is blij met het advies van de Raad voor Verkeer en Waterstaat. In dit rapport wordt geconstateerd dat de druk op de Noordzee groot is. Ook in andere rapporten en door de Europese Commissie worden alarmerende ontwikkelingen gemeld die onderstrepen dat er moet worden ingegrepen. Dit zal vooral moeten gebeuren door de staatssecretaris die daarvoor de verantwoordelijkheid heeft. In het advies Investeren in de Noordzee wordt de urgentie onderkend en worden aanbevelingen gedaan die de negatieve ontwikkelingen kunnen keren. De staatssecretaris verwerpt echter de meest aanbevelingen, of zij beweert te gemakkelijk dat het voorgestelde al staand beleid is.
Zo wordt er aanbevolen te komen tot een investeringsfonds voor de Noordzee. Het is immers heel normaal om voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op land geld uit te trekken, maar voor beheer en herstel van VHR-gebied op de Noordzee wordt geen cent uitgetrokken. Er zal volgens de heer Duyvendak geld voor de Noordzee moeten komen uit de algemene middelen, maar ook door een gebruiksheffing te introduceren. Waarom moet vissen op de Noordzee gratis zijn en winning van zand op zee zo weinig kosten?
De Raad voor Verkeer en Waterstaat adviseert verder echt werk te maken van een ecosysteemgerichte benadering. In haar woorden bepleit de staatssecretaris dit ook, maar een en ander wordt niet geconcretiseerd. Zo’n benadering stelt grenzen waarbinnen activiteiten kunnen plaatsvinden zonder dat het ecosysteem wordt aangetast. Gaat de staatssecretaris daar nu eindelijk werk van maken?
De raad constateert een enorme versnippering van het Noordzeebeleid. Elk ministerie doet wel iets met de Noordzee. De staatssecretaris heet coördinerend te zijn, maar zij heeft weinig in handen waarmee zij integraal beleid kan voeren. Welk ministerie geeft bijvoorbeeld welke vergunningen waarvoor af? Elk departement redeneert vanuit de eigen beleidsbelangen; voor geen enkel ministerie staat op dit moment het belang van de Noordzee centraal. Het zou goed zijn als alle aspecten van dit beleid onder één bewindspersoon gebracht worden. De natuur heeft geen stem en in de Noordzee wonen geen kiezers. Het beleid zou zo georganiseerd moeten zijn dat de Noordzee daardoor toch een stem krijgt.
Bij het publiek leeft het onderwerp de Noordzee onvoldoende. De Raad voor Verkeer en Waterstaat pleit voor een publiekscampagne over het leven in de Noordzee en de betekenis van de Noordzee. De staatssecretaris is daar geen voorstander van, maar de heer Duyvendak vraagt haar zo’n campagne toch op te starten.
De heer Boelhouwer (PvdA) merkt op dat er heel veel in de Noordzee gebeurt en moet gebeuren. Wie heeft de regie daarover? Welk ministerie verleent de vergunningen waarvoor? Waar kunnen bedrijven terecht? Welk ministerie neemt uiteindelijk de beslissing als er strijdige belangen in het spel zijn? Ook het integraal kustzonebeheer vraagt om een interdepartementale coördinatie. De staatssecretaris vindt dat er geen minister van de Noordzee nodig is omdat zij het beleid al coördineert. Maar tegelijk kan worden geconstateerd dat zij kleine zaken al niet geregeld krijgt, zoals het voorkomen dat er olie op zee wordt geloosd. Met zulke kleine zaken zou zij zichtbaar kunnen maken dat zij het beleid ook werkelijk coördineert. De heer Boelhouwer vraagt om een aantal beleidsvoornemens die binnen enkele maanden tot concrete en zichtbare verbeteringen leiden.
Op de Noordzee wordt veel geld verdiend. De Nederlandse economie drijft voor een deel op de gas- en oliewinning op de Noordzee. Waarom geeft de staatssecretaris desondanks niet thuis als er wordt voorgesteld om te komen tot een investeringsfonds, om met het geld uit dat fonds een aantal negatieve effecten ongedaan te maken? Een heffing op het gebruik van een zo kwetsbaar gebied vindt de PvdA-fractie niet onlogisch.
Antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris wijst erop dat zij steeds streeft naar een koppeling van economie en ecologie. Ook het Noordzeebeleid is gericht op een ecosysteembenadering in samenhang met duurzaam gebruik. Internationale afspraken en een level playing field zijn daarbij richtinggevend.
Het kabinet loopt niet vooruit op Europees beleid of bij het aanwijzen van VHR-gebieden. Er zijn geen andere locaties in de rapportage Integraal kustzonebeheer vermeld dan die al in de Nota Ruimte of het IBN werden genoemd. Indertijd is over de interim-gebieden uitgebreid met de Kamer gesproken. Toen is toegezegd dat de Kamer wordt betrokken bij de aanwijzing en begrenzing op het moment dat de VHR-gebieden worden vastgesteld. Tijdens het vorige overleg heeft de heer Van Lith voorgesteld het IBN geen enkele rol te laten spelen bij de vaststelling van de VHR-gebieden, maar daar is de staatssecretaris niet op ingegaan. Zij heeft echter wel aangegeven dat de gebieden pas definitief worden aangewezen na discussie in de Kamer met de minister van LNV. Er staat nu nog niets vast; er is slechts sprake van een interim-beschermingsregime tot aan het moment van de definitieve aanwijzing van nieuwe VHR-gebieden. Er moet immers worden aangegeven wat er in de tussentijd met deze gebieden wordt gedaan en waarop de overheid voorlopig zal toetsen.
De regering was verplicht Brussel in februari 2006 de rapportage Integraal Kustzonebeheer te leveren die de heer Van Lith nu wil terugtrekken. Elke lidstaat heeft die maand zo’n rapport moeten leveren. Er is bewust voor gekozen om in dit rapport geen nieuw beleid of nieuwe locaties te noemen. In deze rapportage staat slechts een samenvatting van wat al in andere nota’s heeft gestaan. Alles is gestoeld op door de Kamer goedgekeurd beleid. In Brussel weet men dat dit een voorlopige aanwijzing betreft en dat de Kamer daarop in een later stadium terug kan komen. Het is echter niet mogelijk dit rapport terug te trekken.
De juridische gevolgen van een voorlopige aanwijzing zijn beperkt; er gelden geen beperkingen voor de bestaande gebruiksfuncties in de desbetreffende gebieden. Pas bij de formele aanwijzing zal ook gesproken worden over eventuele beperkende maatregelen; LNV zal dan beheerplannen gaan opstellen.
De Noordzee wordt niet dichtgeregeld; slechts voor ongeveer 15% van het oppervlak van de Noordzee geldt op dit moment het interim-beschermingsregime. De staatssecretaris is er verbaasd over dat de mevrouw Snijder er weinig voor voelt om bij de kustbescherming meer gebruik te gaan maken van natuurlijke dynamiek. Haar fractie was eerder namelijk een groot voorstander van de plan-Waterman en de motie-Geluk, waarin een grotendeels dynamische kustbescherming wordt voorgesteld.
De ecosysteembenadering is nog niet voldoende ingevuld; in het IBN staat dat dit nog nader moet worden uitgewerkt. Bij de vergunningverlening staat het ecosysteem inmiddels centraal, maar een en ander moet meer doorvertaald worden naar precieze waarden. Daar zijn de directie Noordzee, het ministerie van LNV en andere ministeries op dit moment mee bezig. Ook belangenorganisaties als de Stichting De Noordzee moeten daarin een rol krijgen.
Het deel over de Noordzee uit de Nota Ruimte is de beleidsvisie van waaruit gewerkt wordt; er is voor gekozen om geen nieuwe beleidsvisie te maken. Tijdens het vorig algemeen overleg heeft de staatssecretaris al aangegeven dat het IBN beschouwd moet worden als het interdepartementaal uitvoeringsprogramma van het beleid voor de Noordzee. Het zojuist verschenen Beheerplan rijkswateren richt zich inderdaad op een heel specifiek onderdeel van deze uitvoering van beleid.
In de Nota Ruimte staat dat duurzame energie van onderaf vormgegeven zal moeten worden. Het IBN sluit daarbij aan. Er wordt niet precies aangegeven waar windmolens moeten komen, maar alleen waar ze niét mogen komen. Er wordt dus bewust minder centraal gecoördineerd.
Als er een minister van de Noordzee komt die over het visserijbeleid op de Noordzee zal gaan, zal dat leiden tot weer een andere versnippering van beleid, bijvoorbeeld tussen visserij op de Noordzee en visserij op de Waddenzee of de Schelde. Zo zal elke keuze in dit verband leiden tot weer nieuwe versnippering. Daarom vindt de staatssecretaris onderlinge coördinatie van Noordzeebeleid voldoende. Met het IBN is er een gezamenlijk uitvoeringsprogramma voor dit beleidsterrein gekomen. Alle van de verschillende ministeries afkomstige beleidsonderdelen worden op elkaar afgestemd in het Interdepartementaal Directeuren Overleg Noordzee (IDON).
Er zijn bij het voorkomen van lozing van afgewerkte olie weinig resultaten te zien, niet omdat er niet gecoördineerd wordt, maar omdat Europese richtlijnen direct zichtbaar resultaat in de weg staan. Als voorbeeld van een concrete ambitie van het Noordzeebeleid noemt de staatssecretaris het verbeteren van de waterkwaliteit door de uitstoot van riooloverstorten te beperken.
De staatssecretaris werkt aan vergroting van het draagvlak onder belanghebbenden door het Noordzeeloket, de Noordzeetelefoon en werkconferenties. Zij heeft er bewust voor gekozen zich te richten op belanghebbenden en minder op het algemene publiek.
Het advies Investeren in de Noordzee van de Raad voor Verkeer en Waterstaat is voor een groot deel opgesteld toen het IBN nog niet was verschenen. Voor een deel overlappen de rapporten elkaar daardoor. Het advies van de raad gaat op bepaalde punten echter verder dan het IBN, bijvoorbeeld met het voorstel voor een investeringsfonds. De staatssecretaris is voorstander van een directe koppeling tussen gebruiksdoelen en eventuele overheidsfinanciering; zij is geen voorstander van een algemene heffing op gebruik van de nog op te stellen VHR-Noordzee ten behoeve van een algemeen fonds. Zij zegt nog niet precies te weten hoe de beheerplannen in het Noordzeegebied gefinancierd zullen worden en wat de verhouding is tussen de Ecologische Hoofdstructuur en de ILG-gelden. Op zee hoeft uiteraard geen grond te worden aangekocht. Zij gaat een en ander navragen bij de minister van LNV. Het ministerie van LNV zorgt er echter volgens de staatssecretaris altijd voor dat, als er een doelstelling wordt geformuleerd, er ook budget is om die doelstelling te realiseren. Een algemeen investeringsfonds is op die manier niet nodig.
De regering is voorstander van een gecombineerde aanpak bij de aanwijzing van OSPAR- en VHR-gebieden. De juridische status loopt via de Natuurbeschermingswet. Deze moet nog via de wetswijziging in de EEZ van toepassing worden verklaard. Daarover is echter nog geen besluit genomen.
De heer Van Lith (CDA) vindt dat de staatssecretaris in haar beantwoording het beeld bevestigt dat andere bewindspersonen, en niet de staatssecretaris Noordzee, sturen op het beleidsterrein van de Noordzee.
De staatssecretaris noemde het IBN eerder een afwegingskader. De Kamer heeft er tijdens het vorig algemeen overleg op gewezen dat er met het IBN nog geen uitvoeringsprogramma is, maar slechts een beleidsdocument. De uitvoering vindt per ministerie plaats en samenhang ontbreekt daarbij. De heer Van Lith verzoekt de staatssecretaris nogmaals om een integraal uitvoeringsprogramma en een concretisering van haar ambitie. Wat is nieuw Noordzeebeleid buiten het bestaande beleid van de afzonderlijke ministeries om? Wat kan wanneer en met welk budget worden gerealiseerd? De Kamer wil daar inzicht in krijgen.
Ook de heer Boelhouwer (PvdA) mist een voortvarende aanpak van de staatssecretaris. Wellicht is het slechts een kwestie van slechte communicatie. Het beleid moet concreter en meer zichtbaar worden. De staatssecretaris denkt te veel in gebruiksdoelen, zonder het grotere verband van de Noordzee daarbij te betrekken. De verschillende gebruiksdoelen zitten elkaar regelmatig in de weg. Een investeringsfonds zou meer gericht kunnen zijn op het grote geheel.
Volgens de heer Duyvendak (GroenLinks) heeft het uitblijven van verbeteringen op het punt van de lozing van olie niets met Europa te maken. Indirecte financiering is goed mogelijk, maar de belangen van de Rotterdamse haven houden dit tegen.
De ILG-gelden van het ministerie van LNV zijn bedoeld voor aankoop en beheer op het vasteland. De Noordzee maakt onderdeel uit van de EHS, maar er zijn geen beheergelden voor beschikbaar. De staatssecretaris kiest bij de financiering voor een sectorale benadering, gekoppeld aan gebruiksdoelen. Tegelijk zegt zij niet exact te weten waar het geld voor de beheer- en ontwikkelplannen in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur op de Noordzee vandaan komt. Kan zijn dit de Kamer per brief laten weten?
De staatssecretaris zegt niets te voelen voor een investeringsfonds, maar het kabinet heeft wel een Waddenfonds opgericht, waarbij het om exact dezelfde zaken gaat.
Is de staatssecretaris bereid de ambtelijke stukken van het IDON openbaar te maken?
De staatssecretaris benadrukt nog eens dat het IBN een uitvoeringsprogramma is op hoofdlijnen. Die lijnen komen terug in de individuele verantwoordelijkheden van de verschillende ministeries. Het Beheerplan rijkswateren werkt die verantwoordelijkheden bijvoorbeeld uit voorzover die op het terrein van het ministerie van V en W liggen. Alle ministeries hebben zich achter het IBN geschaard en het beleid van alle ministeries moet passen binnen het beleid dat daarin is verwoord.
De staatssecretaris bestrijdt dat het uitblijven van resultaten op het gebied van de olielozingen niet met Europees beleid te maken zou hebben. Nederland sluit aan bij het beleid op dit punt elders in Europa.
De staatssecretaris herhaalt dat de financiering van beheer- en ontwikkelactiviteiten op de Noordzee direct samenhangt met gebruiksdoelen als visserij en windmolens. Zij zegt toe bij de minister van LNV te informeren hoe de beheer- en ontwikkelactiviteiten op de Noordzee precies gefinancierd worden en of er voldoende dekking is. Het antwoord stuurt zij naar de Kamer.
De ambities van de staatssecretaris liggen vooral bij het coördineren van bestaand beleid, verwoord in het IBN, andere beleidsnota’s en de diverse begrotingen. Coördineren betekent niet per se nieuw beleid maken, los van het beleid van de verschillende departementen, maar betekent zorgen voor een vooruitstrevend beleid waarbij de onderdelen van de verschillende ministeries precies in elkaar passen. Alle beleid gericht op de Noordzee komt bij het IDON langs. De Kamer wil een overzicht, maar de staatssecretaris voelt er weinig voor om het op diverse plaatsen opgesteld beleid helemaal opnieuw te gaan formuleren. Het kabinet wil zo weinig mogelijk ingrijpen op de Noordzee en de natuur haar gang laten gaan, terwijl de Kamer op dit moment lijkt te hameren op ingrijpen.
De IDON-stukken hebben een ambtelijke en geen bestuurlijke status. Ambtelijke stukken worden nooit zomaar openbaar gemaakt.
De staatssecretaris herhaalt dat zij geen voorstander is van een algemeen fonds. Het Waddenfonds is een tijdelijk fonds dat tot stand is gekomen door een bestuurlijk compromis.
De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Atsma
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Van Heteren
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Hofstra
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Schreijer-Pierik
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Buijs
De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Roovers
Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD) en Knops (CDA).
Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD) en Ten Hoopen (CDA).
Samenstelling: Leden: Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Atsma (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Herben (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Heteren (PvdA), voorzitter, Van Dijk (CDA), Dubbelboer (PvdA), Van der Laan (D66), ondervoorzitter, Hirsi Ali (VVD), Brinkel (CDA), Szabó (VVD) en Jonker (CDA).
Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Hessels (CDA), Leerdam (PvdA), Çörüz (CDA), Halsema (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), De Wit (SP), Eijsink (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Douma (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Veenendaal (VVD), Algra (CDA), Varela (LPF), Van As (LPF), Vos (GroenLinks), Vergeer (SP), Ormel (CDA), Duivesteijn (PvdA), Buijs (CDA), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Van Schijndel (VVD), Ferrier (CDA), Dezentjé Hamming (VVD) en Spies (CDA).
Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GroenLinks) en Irrgang (SP).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), Van Hijum (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Varela (LPF), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Atsma (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GroenLinks) en Gerkens (SP).
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Lenards (VVD).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD) en Veenendaal (VVD).
Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Knops (CDA), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30195-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.