30 180
Conferentie van Voorzitters van de parlementen van de Europese Unie

D
nr. 12
VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE

Vastgesteld 18 december 2009

Op 11 en 12 december 2009 vond in Stockholm een conferentie plaats van de voorzitters van de parlementen van de Europese Unie. Namens de Tweede Kamer nam de heer Waalkens, voorzitter van de vaste commissie voor Europese zaken, deel, in verband met verhindering van de Voorzitter. Hij werd begeleid door de heer Kester, commissieadviseur EU-zaken. Namens de Eerste Kamer der Staten-Generaal nam de Voorzitter, de heer Van der Linden, hieraan deel. Hij werd begeleid door de Griffier, de heer Hamilton. De slotverklaring die tijdens de conferentie werd aangenomen is bij het verslag gevoegd.

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

J. E. Biesheuvel-Vermeijden

Extra conferentie van Voorzitters van de parlementen van de EU op 11 en 12 december 2009 te Stockholm

De extra conferentie vond plaats in Stockholm, op uitnodiging van de heer Per Westerberg, voorzitter van het Zweedse parlement, die het roulerend voorzitterschap vervult van de Voorzittersconferentie. Zij stond in het teken van het Verdrag van Lissabon en de invulling door de nationale parlementen van hun versterkte rol bij de EU-besluitvorming. Ook de samenwerking, onderling en met het Europees Parlement, stond op de agenda. Vertegenwoordigd waren vrijwel alle (kamers van de) nationale parlementen van de lidstaten en kandidaat-lidstaten, veelal op voorzittersniveau, alsmede het Europees Parlement.

Na de opening door de heer Westerberg sprak de heer Jerzy Buzek, voorzitter van het Europees Parlement, de vergadering toe. Hij onderstreepte dat de EU de nationale parlementen nodig heeft omdat zij dichter bij de burgers staan. Nationale parlementen kunnen daardoor bijdragen aan de legitimiteit van de EU. Subsidiariteit is daarbij zeer belangrijk omdat het leeft bij de burger. De heer Buzek bepleitte om de samenwerking tussen EP en nationale parlementen uit te breiden naar de vakcommissies, door middel van permanente netwerken. Ook suggereerde hij betrokkenheid van het EP bij de implementatie van wetgeving in de lidstaten.

De heer Bernard Accoyer, voorzitter van de Franse Assemblée, vond dat de samenwerking tussen nationale parlementen sneller tot stand moet komen om de geldende 8 wekentermijn voor subsidiariteitstoetsen te halen. IPEX en de parlementaire vertegenwoordigers in Brussel moeten daarom beter gebruikt worden. De Voorzittersconferentie moest naar zijn mening de agenda van interparlementaire bijeenkomsten gaan coördineren, samen met de trio’s van EU-voorzitters.

De heer Francis Delperee, voorzitter van de Belgische Senaat, bepleitte in zijn inleiding een meer structurele samenwerking en politieke dialoog tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement. Naar zijn mening is dit een juiste invulling van artikel 9 van Protocol 1 bij het Verdrag van Lissabon.

Na de opening ging de conferentie uiteen in werkgroepen, waarin gesproken werd over vier thema’s:

• Informatie-uitwisseling en effectieve controle op EU-onderwerpen, in het bijzonder in verband met subsidiariteit

• Coördinatie van interparlementaire bijeenkomsten

• Toekomstige rol van de Conferentie van Voorzitters van de parlementen van de EU

• Controle op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie.

Nederland participeerde in een werkgroep onder voorzitterschap van de heer Delperee, samen met het VK, België, Slovenië, Finland, Denemarken, Malta en Estland.

Door de heer Van der Linden werd onderstreept dat het institutioneel evenwicht met het Europees Parlement behouden moet blijven, hetgeen betekent dat de nationale parlementen verantwoordelijk blijven voor de implementatie van wetgeving. Tevens werd ervoor gepleit om interparlementaire bijeenkomsten zakelijk en klein te houden en strikt te binden aan actuele thema’s. Nationale parlementen dragen naar zijn mening een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van de besteding van EU-budgetten. Zij dienen dan ook aan te dringen op het opstellen van nationale verklaringen over de besteding van EU-gelden.

De heer Waalkens onderstreepte dit laatste en vroeg aandacht voor een interparlementaire bijeenkomst over dit thema, door de Tweede Kamer georganiseerd op 28 en 29 januari 2010. Hij gaf aan dat interparlementaire samenwerking sneller tot stand moet komen om de gestelde termijn van 8 weken te halen, bijvoorbeeld via IPEX of videoconferenties. Spreker refereerde ook aan een gezamenlijke brief van een aantal nationale parlementen, waaronder de Tweede kamer, die pleit voor een nadrukkelijke rol voor COSAC bij de uitvoering van subsidiariteittoetsen.

De voorzitter stelde samenvattend vast dat pragmatisme overheerste in de visies over de samenwerking tussen de parlementen alsmede met het Europees parlement. Aan verdere institutionalisering was geen behoefte. Informele oplossingen, gebonden aan concrete dossiers, hadden de voorkeur omdat daarmee de verdeling van verantwoordelijkheden kan worden gerespecteerd.

Tijdens de plenaire zitting namen de meeste voorzitters het woord.

De heer Van der Linden benadrukte dat het Verdrag van Lissabon het verdrag is van de nationale parlementen. Onderwerpen waarover zij zich moeten buigen zijn: de begroting en de financiële verslaglegging, de Europese diplomatieke dienst en de controle van agentschappen.

De heer Waalkens benadrukte dat de subsidiariteitstoets niet moet worden geïnterpreteerd als een negatief instrument. Het kan ingezet worden om een stevig politiek debat te voeren over de verantwoordelijkheidsverdeling in Europa en als een instrument om het debat te politiseren. De rol van COSAC hierbij werd onderstreept, alsmede de rol van de parlementaire vertegenwoordigers in Brussel.

Er werd een conceptslotverklaring voorgelegd (bijlage) waarin de nationale parlementen en het Europees Parlement worden opgeroepen op tot een open consultatieproces over de consequenties van het Verdrag van Lissabon voor nationale parlementen en over de samenwerking onderling en met het Europees Parlement. Als platform hiervoor zal IPEX worden gebruikt. Indien nodig zullen videoconferenties worden gehouden. Het Voorzitterschap van de Conferentie zal op basis hiervan een rapport voorleggen op de volgende Voorzittersconferentie van 14 en 15 mei 2010.

Op deze verklaring werden 2 amendementen ingediend en aanvaard: een amendement van de heer Waalkens dat de rol van de parlementair vertegenwoordigers benadrukt en een amendement van de Britse delegatie over de brief d.d. 1 december 2009 van de Europese Commissie aan de nationale parlementen. Gestipuleerd werd dat, naast een gezamenlijke reactie, de brief ook individueel door de nationale parlementen beantwoord zou worden.

BIJLAGE

Slotverklaring

Extra EU Speakers’ Conference Stockholm,

11–12 December 2009

Preparing for the Lisbon Treaty

THE CONTINUED PROCESS

Preliminary remarks

1. In October, the Speaker of the Swedish Riksdag, Mr Per Westerberg as current Chair of the Conference of Speakers of the Parliaments of the European Union, initiated an extra EU Speaker’s Conference. This initiative gained the required majority.

2. The Conference met in Stockholm on 11–12 December 2009. The Speakers (or their representatives) of 37 chambers from the twenty-seven member states of the European Union, as well as the President of the European Parliament, participated in this Conference. The Speakers of the Parliaments of three candidate countries for membership also attended in the Conference.

3. The topic «Preparing for the Lisbon Treaty – consequences for national parliaments and for cooperation between the European Parliament and national parliaments» was introduced by Speaker Westerberg.

4. Following this, discussions took place in an informal atmosphere in three working groups. The working groups were chaired by Mr Jerzy Buzek, President of the European Parliament, Mr Bernard Accoyer, Speaker of the French National Assembly and Mr Francis Delpérée, Member of the Belgian Senate. All three working groups discussed four main topics:

Means and procedures for intensified exchange of information and effective scrutiny of EU matters, especially in the monitoring of the principle of subsidiarity, for example effective use of IPEX and the role of national parliament representatives in Brussels.

Means and procedures for effective coordination of interparliamentary meetings and other activities.

The future role and function of the Conference of Speakers of the European Union Parliaments.

Monitoring in the area of freedom, security and justice.

5. The plenary deliberations were open to the public and the press.

The continued process

1. The consequences for national parliaments and for cooperation between the European Parliament and national parliaments will be explored in an open process of deliberation coordinated by the EUSC Presidency, where all EU parliaments are involved on an equal basis.

2. As a platform for this open process of deliberation, a designated forum on IPEX will be used.

3. If necessary, complementary ad hoc videoconferences and meetings may be convened.

4. The EUSC Presidency will prepare a report on the outcome of the process prior to the EUSC on 14–15 May 2010.

5. Within the framework of the process, the Conference commissioned the EUSC Presidency to draft a response to the letter of 1 December to the Speakers/Presidents of national parliaments from the Commission’s President and Vice President.

Naar boven