30 178
Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2005

Graag bied ik u hierbij aan het standpunt van het kabinet met betrekking tot het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) «Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties». Tevens is een exemplaar van het IBO-rapport zelf toegevoegd.1

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Kabinetsstandpunt met betrekking tot het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) «Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties»

I. Inleiding

Nederland, en meer in bijzonder Den Haag, is vestigingsplaats van vele internationale organisaties (IO's) van uiteenlopende aard. Dit is in belangrijke mate het resultaat van een actief wervingsbeleid van achtereenvolgende kabinetten als uitvloeisel van een kabinetsnota van 1988. Inmiddels telt Nederland 32 internationale organisaties binnen zijn grenzen, met vele duizenden werknemers. De groei van het aantal organisaties – en medewerkers – leidde tot de wens in het kader van de systematiek van InterdepartementaalBeleidsOnderzoek (IBO) een algemene beleidslijn ten aanzien van de werving en opvang van internationale organisaties te ontwikkelen. Dit IBO-rapport had tot opdracht aanbevelingen te doen om de besluitvormingsprocedure voor de werving van en de vestigingsvoorwaarden voor internationale organisaties te stroomlijnen en een eigentijdse en slagvaardige structuur te geven aan de betrokkenheid van vele onderdelen van de overheid bij het werk van internationale organisaties. De IBO-werkgroep heeft in november 2002 haar rapport aan de Minister van Buitenlandse Zaken aangeboden.

Nederland afficheert zich als land met een ruime internationale oriëntatie en Den Haag presenteert zich als internationale hoofdstad van recht en vrede («legal capital of the world»).Dat stelt hoge eisen aan het vestigingsklimaat voor de organisaties. De afgelopen jaren is gebleken dat deze pretentie en het beeld dat organisaties alsook verdragspartijen bij die instellingen hebben van dat vestigingsklimaat verschillen vertonen. Er bleken knelpunten in de wijze waarop Nederland het gastheerschap invulling geeft. Die hebben betrekking op verschillen in fiscale privileges en op zaken als infrastructurele voorzieningen (hotel- en conferentiecapaciteit, internationale scholen, medische voorzieningen), visaverstrekking, verblijfsrechten. In het algemeen bestond het gevoel bij de internationale organisaties dat Nederland zich onvoldoende bewust is van de belangen van en de verplichtingen tegenover die organisaties.

Met dit kabinetsstandpunt wil het kabinet de positie van Nederland als gastland duidelijk markeren en versterken. Dat is goed voor de positie van Nederland als een van de grote voorvechters van internationale ordening. Nederland wil als goed gastheer voor bestaande en eventueel toekomstige internationale organisaties bekend staan. Ook de effectiviteit van het internationaal optreden van Nederland is hierbij gebaat.

Deze notitie schetst het beleid van het kabinet ten aanzien van de werving en opvang in Nederland van internationale organisaties. Dit beleid, en de daarmee verbonden maatregelen, zijn een reactie op (de aanbevelingen uit) het hierbovengenoemde IBO-rapport «Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties», en tevens een reactie op door internationale organisaties gesignaleerde knelpunten in het huidige vestigingsklimaat. Het biedt daarmee een breder kader dan het IBO-rapport dat zich met name richtte op de werving van internationale organisaties, de besluitvormingsprocedure en de standaardisatie van de vestigingsvoorwaarden van internationale organisaties. Deze beleidsnota over Nederland als vestigingsplaats van Internationale Organisaties is een actualisering van eerdergenoemde Kabinetsnota uit 1988.

Deze Kabinetsnota over de werving en opvang in Nederland van internationale organisaties is opgebouwd langs vier hoofdpunten:

– het belang van internationale organisaties in Nederland;

– beleidslijn werving en opvang van (nieuwe) internationale organisaties;

– Nederland als gastland;

– interdepartementale structuur.

II Samenvatting en Conclusies

In deze notitie naar aanleiding van het IBO-rapport «Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties» schetst het kabinet het beleid ten aanzien van de werving en van de opvang in Nederland van internationale organisaties.

Met 32 in Nederland gevestigde internationale organisaties kan de werving van internationale organisaties als uitvloeisel van het in 1988 geformuleerd kabinetsbeleid succesvol worden genoemd. De groei en omvang van het aantal internationale organisaties in Nederland is voor het kabinet aanleiding om een actuele beleidslijn ten aanzien van werving en opvang te ontwikkelen en om een eigentijdse structuur aan de gastlandrol te geven. Daarnaast wordt op een aantal gebleken knelpunten ingegaan.

Conclusies:

• De vestiging van internationale organisaties in Nederland, zoals sinds 1988 nadrukkelijk door het kabinet nagestreefd, wordt van harte ondersteund. Er zijn politieke, inhoudelijke en economische argumenten die sterk pleiten voor de aanwezigheid in Nederland van deze organisaties. Daarom wenst het kabinet dat Nederland wordt gezien als een aantrekkelijke zetelstaat voor internationale instellingen. Het kabinet staat een gastvrij en ruimhartig vestigingsklimaat voor, waarin de verschillende partijen die de gastlandrol vervullen in gezamenlijkheid efficiënt en slagvaardig opereren.

• De werving van een nieuwe internationale organisatie dient te geschieden op basis van een gedegen voorbereiding in interdepartementaal verband. Daarbij dient ook aandacht te worden besteed aan het budgettair en organisatorisch kader. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken fungeert als coördinerend departement voor de voorbereiding van het kabinetsstandpunt over de werving van een internationale organisatie. Naast de werving van nieuwe organisaties, wil het kabinet thans vooral aandacht geven aan de opvang van de reeds alhier gevestigde organisaties.

• Het kabinet is zich bewust dat de aanwezigheid van vele en diverse internationale organisaties in Nederland verplichtingen van goed gastheerschap met zich meebrengt. De knelpunten waarmee internationale organisaties worden geconfronteerd behelzen ook een aantal tekortkomingen van infrastructurele aard. Het is een verantwoordelijkheid van de zetelstaat om naar vermogen te zorgen voor goede voorzieningen voor de internationale organisaties die permanent in Nederland zijn gevestigd.

• Het kabinet heeft besloten tot een uniforme en gelijke behandeling van alle medewerkers van internationale organisaties die in Nederland zijn gevestigd. Daarbij wordt het hoogste personeel van een internationale organisatie gelijkgesteld aan diplomaten met gelijke rang van een ambassade en het overig personeel met administratief en technisch personeel van een ambassade. Op hen zijn de overeenkomstig bij die rangen behorende immuniteiten en (fiscale) privileges van toepassing. Hiermee wordt een adequaat en goed uit te voeren regime voor alle internationale organisaties gecreëerd, dat zich kan meten met de internationale concurrentie.

Communicatie en informatie: Met internationale organisaties en buitenlandse vertegenwoordigingen in Nederland zal stelselmatig worden gecommuniceerd over voor hen relevante beleidsontwikkelingen, alsook over beoogde wijzingen in wet- en regelgeving.

Interdepartementale structuur: Er wordt een interdepartementale Stuurgroep opgericht onder leiding van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid voor het gastheerschap van internationale organisaties zal op transparante en slagvaardige wijze per departement worden georganiseerd.

III Belang van internationale organisaties in Nederland

Nederland heeft nu 32 intergouvernementele organisaties binnen zijn grenzen (zie bijlage 1). Sinds in 1899 in Nederland de Eerste Haagsche Vredesconferentie heeft plaatsgevonden, is Den Haag vooral aan het eind van de vorige eeuw geleidelijk uitgegroeid tot internationaal centrum van recht en vrede («The Hague, legal capital of the world»). Naast een groot aantal vooraanstaande organisaties op het terrein van recht en vrede, heeft Nederland ook verschillende Europese juridische instellingen weten aan te trekken. Voorts zijn er organisaties op vele andere gebieden: technologie, cultuur, innovatie, milieu, luchtverkeersveiligheid, ruimtetechniek, industriële eigendom en patenten, ontwikkelingssamenwerking, landbouw, wetenschap, militaire samenwerking/defensie en politiesamenwerking. Daarnaast bevinden zich tal van non-gouvernementele organisaties in Nederland, deels aangetrokken door de alhier gevestigde internationale organisaties. Ook hun belang kan niet worden onderschat.

Bij de verschillende internationale organisaties zijn ruim 10 000 werknemers werkzaam. Samen met hun familieleden gaat het om een totaal van ruim 20 000 in Nederland wonende personen, waarvan een aanzienlijk deel in de regio Den Haag. Hun aanwezigheid aldaar versterkt het imago dat Den Haag als internationale stad heeft door de aanwezigheid van bijna 100 ambassades.1

Politieke, inhoudelijke en economische argumenten

Het aantrekken van zoveel internationale organisaties is zowel politiek als inhoudelijk als economisch van groot belang. Het politieke belang is dat Nederland internationaal wordt herkend en erkend als vestigingsplaats van belangrijke internationale organisaties. Het gegeven van zetelstaat biedt Nederland ook een extra mogelijkheid om zijn beleidsdoelstellingen in de internationale arena te realiseren. Het inhoudelijke belang is dat de aanwezigheid op Nederlands grondgebied van al die internationale instellingen bevordert dat Nederlandse beleidsdoelstellingen en belangen van bedrijven en kennisinstellingen in ons land worden gerealiseerd.

Het economische belang is gelegen in de consumptieve bestedingen en de werkgelegenheid verbonden aan de aanwezigheid van internationale organisaties en hun medewerkers (en familieleden). Tevens is het imago van Nederland als internationaal georiënteerd land een wervende factor voor toeristen, buitenlandse bedrijven, niet-gouvernementele organisaties en wetenschappers.

Vrede en recht

Als gastland ontleent Nederland veel prestige aan de alhier gevestigde internationale juridische organisaties. Dat Den Haag wereldwijd bekend is als stad van vrede en recht, verschaft een status van morele en politieke waarde. Den Haag is o.m. zetelstad van het Internationaal Gerechtshof, het Permanente Hof van Arbitrage, het Joegoslavië Tribunaal, het VS-Iran Claims Tribunaal, het Internationaal Strafhof, de Conferentie van Internationaal Privaatrecht, de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden, de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens en van Europol en Eurojust. Ook worden de beroepszaken van het Rwanda Tribunaal te Den Haag behandeld. Nederland is door de aanwezigheid van deze organisaties beter in staat uitvoering te geven aan artikel 90 van de Grondwet dat de bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde beoogt en daarmee een welvarende, rechtvaardige en vreedzame wereld te creëren. Door de aanwezigheid van deze organisaties is in samenwerking met ambassades, universiteiten, rechtsinstituten en andere met recht en vrede samenhangende instellingen een unieke infrastructuur ontstaan die bevorderlijk is voor de ontwikkeling en voor de verspreiding van internationale rechtsregels over de gehele wereld.

Europese instellingen

Ook vele EU- en Europese instellingen zijn in Den Haag e.o. gevestigd. Naast eerdergenoemde Europol en Eurojust zijn dat ESA/ESTEC (Europees Ruimtevaart Agentschap), het Europees Octrooi Bureau en de vertegenwoordigingen van het Europees Parlement en de Europese Commissie. Daarnaast is er het Energie-instituut van de Europese Commissie te Petten en Eurocontrol te Beek.

Het bedrijfsleven en de kennisinstituten in Nederland varen wèl bij de vestiging in Nederland van een aantal van deze Europese instellingen.

In het kader van het Europese beleid, acht het kabinet het wenselijk dat Nederland ook in de toekomst een evenredig deel van EU-agentschappen en -organen krijgt toebedeeld.

Economische effecten

Er zijn aanzienlijke positieve economische effecten door de aanwezigheid van internationale organisaties in Nederland: bestedingen van de organisaties, van hun stafleden en van bezoekers in Nederland, en werkgelegenheid. De ongeveer 20.000 stafleden en hun familieleden vertegenwoordigen een positief economisch belang. Een in 2002 in het kader van de IBO uitgevoerde studie van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) naar de economische effecten van de aanwezigheid van een drietal internationale organisaties, leverde de volgende resultaten op1:

– ISNAR (International Service for National Agricultural Research): «Het in geld uitgedrukte saldo van kosten en baten over de gehele periode is EUR 13,8 miljoen positief. Deze totale geldwaarde van het saldo van de kosten en baten door de tijd is vergelijkbaar met een permanente verhoging van het nationaal product met EUR 0,6 miljoen» (citaat p. 23 SEO-rapport) .

– ICTY (Internationaal Joegoslavië Tribunaal):«Rekening houdend met het vertrek van ICTY is de netto contante waarde van ICTY gelijk aan EUR 316 miljoen. Dit saldo van de kosten en baten is vergelijkbaar met een permanente verhoging van de nationale productie met EUR 12,7 miljoen» (citaat p. 28 SEO-rapport).

– AFNORTH (Regional Headquarters Allied Forces North Europe): «Het saldo van de kosten en baten is positief. De huidige waarde van dit saldo is vergelijkbaar met een jaarlijkse verhoging van het binnenlands product met EUR 19,9 miljoen» (citaat p. 32 SEO-rapport).

De Gemeente Den Haag schat voor de Haagse regio van de daar gevestigde internationale organisaties een werkgelegenheidseffect van enkele duizenden arbeidsplaatsen.

Volgens een Zwitserse studie van enige jaren geleden dragen de internationale organisaties in Zwitserland (ongeveer 20.000 personen voltijd en 9000 in deeltijd) jaarlijks ruim 3 miljard aan Zwitserse Francs in de Zwitserse economie bij; de helft daarvan komt ten goede aan de zetelstad Genève, die evenals Den Haag vele internationale organisaties huisvest.

Aan de hand van bovengenoemde SEO-studie en toepassing van de Zwitserse berekeningen op de Nederlandse situatie mag – uitgaande van ruim 20 000 personen – van een positief resultaat voor de Nederlandse economie worden uitgegaan.

IV Beleidslijn Werving en Opvang van nieuwe organisaties

In het IBO-rapport Beleidslijn Opvang en Werving van Internationale Organisaties wordt ingegaan op het werven van nieuwe organisaties.

IBO Aanbeveling

Baseer de beslissing om Nederland kandidaat te stellen als gastland voor een nieuwe internationale organisatie op een brede kosten-batenanalyse, met de volgende elementen:

• Ga het belang van de IO voor het buitenlandse beleid van Nederland na;

• Ga na of Nederland als gastland moet optreden om de totstandkoming van deze organisatie te realiseren, dan wel dat Nederland zich in een concurrentiepositie bevindt;

• Breng de uitstralingseffecten in beeld die voortvloeien uit de aanwezigheid van deze organisaties in Nederland en bereken eventuele tijdelijke bestedingseffecten;

• Houd rekening met mogelijke veiligheidsrisico's en maak een inschatting van de kosten die onvermijdelijk zijn indien de IO zich hier vestigt (kosten van werving, vestiging, externe beveiliging en uitvoering).

• Weeg de genoemde materiële en immateriële baten af tegen de kosten en eventuele veiligheidsrisico's.

IBO Aanbeveling

• Baseer een eventuele extra financiële bijdrage – naast de contributie en de onvermijdelijke kosten van vestiging – op een inschatting van de kans dat deze bijdrage de IO beweegt zich in Nederland te vestigen, en op een waardering van de voordelen daarvan voor Nederland.

• Geef deze bijdrage een tijdelijk karakter (van nul tot hooguit 10 jaar), zoveel mogelijk het karakter van een lump sum, en bekostig deze in beginsel uit de begroting van het aangewezen probleemhoudend departement en/of uit de HGIS-middelen, conform de gangbare budgettaire systematiek.

Het kabinet onderschrijft het belang van een goede voorbereiding van een voornemen om Nederland als zetel voor een nieuwe internationale organisatie te kandideren en onderschrijft deze uitgangspunten. Besluitvorming moet plaatsvinden op basis van een in interdepartementaal verband voorbereide analyse en beleidsaanbeveling. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken fungeert hierbij als coördinerend departement. Materiële en immateriële baten en lasten moeten tegen elkaar worden afgezet en de incidentele en structurele budgettaire verplichtingen helder in beeld gebracht. Eveneens moet worden aangegeven welke andere landen als zetelstaat in de race zijn, en, indien mogelijk, welke voorwaarden worden aangeboden. In het zgn. «Bidbook», waarmee Nederland zich als zetelstaat presenteert, dient helder te worden aangegeven waartoe Nederland zich zal verplichten, zowel immaterieel als materieel. Er mogen geen budgettaire open einden zijn.

Thans zijn 32 internationale organisaties in Nederland gevestigd. Bij de afweging of het kabinet zich zal inzetten voor de werving van een nieuwe internationale organisatie zullen de volgende factoren positief worden gewaardeerd: indien het gaat om een aanverwante organisatie van een reeds in Nederland verblijvende organisatie dan wel indien een in Nederland verblijvende instelling bij verdrag alsnog de status van een internationale organisatie verwerft; de situatie dat een voorloper of onderdeel van een organisatie reeds in Nederland is gevestigd en vestiging van de opvolgende organisatie in het verlengde ligt. In het kader van het EU-beleid speelt, zoals eerder aangegeven, de evenredige toebedeling van EU-agentschappen en -organen een rol bij de beslissing om al dan niet een dergelijke instelling te willen verwerven. Overigens geldt ook in deze situaties dat de kandidaatstelling van Nederland als zetelstaat zal geschieden op basis van een gedegen inhoudelijke voorbereiding.

V Nederland als gastland

Het kabinet meent dat nu vooral aandacht moet worden gegeven aan een goed vestigingsklimaat voor de reeds hier gevestigde internationale organisaties. Voor het kabinet is leidraad, dat Nederland als zetelstaat van internationale organisaties een vestigingsklimaat biedt dat zich goed kan meten met de internationale concurrentie terzake en dat wordt gezien als gastvrij en ruimhartig, slagvaardig en oplossingsgericht. Dit geldt voor het optreden van de overheid in al zijn geledingen, voor de geboden voorzieningen en bij de uitvoering van de dienstverlening. Een recente internationale vergelijking van voorzieningen die andere Europese landen als zetelstaat bieden leert dat Nederland op sommige onderdelen redelijk tot goed scoort en op andere minder. In het hiernavolgende zal blijken dat het kabinet heeft besloten een aantal maatregelen te nemen die naar verwachting een positief effect zullen hebben op de aanwezigheid van de internationale organisaties hier te lande en die de positie van Den Haag als stad van recht en vrede versterken. Het kabinet heeft daarmee de in 1988 ingezette beleidslijn om organisaties te werven voortgezet door duidelijk te maken ook de consequenties van dat verblijf hier te aanvaarden.

Wat betreft gastland aangelegenheden kan een viertal terreinen worden onderscheiden waar knelpunten zijn geconstateerd die het kabinet ertoe hebben gebracht om te besluiten enkele aanvullende maatregelen te nemen op de volgende terreinen:

a. toegang en het verblijf van personen uit het buitenland;

b. informatie en communicatie;

c. privileges en immuniteiten en

d. infrastructurele voorzieningen.

a. Toegang en verblijf van personen uit het buitenland

Visa voor journalisten en ngo's

Personen woonachtig in het buitenland die Nederland bezoeken zijn onderhevig aan het Nederlandse visumbeleid. Voor journalisten en medewerkers van niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die een belangrijke rol vervullen in het werk van internationale organisaties, zoals bijvoorbeeld het Internationaal Strafhof, zijn praktische maatregelen getroffen voor een slagvaardige behandeling van aanvragen voor visa en tewerkstellingsvergunningen.

Bij de beslissing over aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen van NGO's en journalisten uit niet EU-landen zal de toets op de beschikbaarheid van prioriteitgenietend aanbod vervallen.

Identiteitskaart

Besloten is tot verruiming van het beleid met betrekking tot afgifte van de identiteitskaarten door het Ministerie van Buitenlandse Zaken op twee onderdelen. Voortaan kunnen ook afhankelijke niet-studerende kinderen in de leeftijdsgroep 18–23 jaar in aanmerking komen voor een identiteitskaart als gezinslid mits zij behoren tot het huishouden van de betrokken medewerker en aldaar inwonen. Voorts komen in het buitenland studerende kinderen tot 27 jaar eveneens in aanmerking voor een identiteitskaart– die een jaar geldig is –, indien zij in een niet Schengen land studeren en evenmin de nationaliteit van een der Schengen landen bezitten. (NB deze kaart is tevens een visumvervangend document). Indien de zetelovereenkomst daartoe verplicht zal ook aan medewerkers van internationale organisaties die duurzaam in Nederland verblijven een identiteitskaart van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden uitgereikt, terwijl Nederlanders werkzaam bij een organisatie hiervoor in aanmerking kunnen komen indien dit door de organisatie wordt verzocht.

Voortgezet verblijf

Aangezien vele medewerkers van internationale organisaties en hun familieleden reeds langere tijd in Nederland verblijven, is hun verblijfsrechtelijke positie van bijzonder belang.

Het kabinet onderschrijft de aanbeveling uit het IBO-rapport om «aan (ex-)medewerkers van IO's en aan hun familieleden na tien jaar verblijf een zelfstandig verblijfsrecht in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet te geven».

Voor medewerkers van internationale organisaties zal gaan gelden dat zij ook in het geval van een vrijwillige beëindiging van het dienstverband na 10 jaar aanspraak kunnen maken op verblijf voor onbepaalde duur onder het regime van de Vreemdelingenwet. Voor meerderjarige gezinsleden gaat gelden dat zij na 10 jaar verblijf in Nederland een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kunnen aanvragen, ook als de hoofdpersoon werkzaam blijft bij een internationale organisatie of uit Nederland vertrekt. Deze personen dienen vanzelfsprekend te voldoen aan de overige voorwaarden die gelden voor verblijf voor onbepaalde duur, zoals de eis dat zij geen risico vormen voor de openbare orde of veiligheid en dat zij duurzaam beschikken over zelfstandige middelen van bestaan. Deze maatregel komt tegemoet aan een lang bestaande wens van medewerkers van internationale organisaties.

Verblijfsrechten

Besloten is eveneens dat in het vervolg medewerkers van internationale organisaties en hun gezinsleden verkregen verblijfsrechten onder de Vreemdelingenwet 2000 en die als werknemer van een internationale organisatie mogen optellen, waardoor na in totaal 10 jaar verblijf in Nederland een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden aangevraagd. Op deze wijze kan gemakkelijk van de ene werkkring naar de andere worden overgestapt, zonder dat dit van invloed is op de opbouw van verblijfsrechten.

Nederlanderschap

De opbouw van verblijfstermijnen is ook van belang voor naturalisatie. De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet zal in dier voege worden aangepast dat de verblijfstermijn opgebouwd onder het internationaal rechtelijk regime meetelt voor de vereiste termijn van toelating in het kader van naturalisatie, wanneer men tenminste vijf jaar onmiddelijk voorafgaande aan de toelating onder het regime van de Vreemdelingenwet in Nederland heeft verbleven op basis van een geprivilegieerde status. Voorwaarde daarbij is wel dat betrokkene voldoet aan de overige in de Rijkswet gestelde eisen voor naturalisatie (zo mogen er bijvoorbeeld geen bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd) en een verklaring van het Ministerie van Buitenlandse Zaken overlegt waaruit blijkt dat hij/zij ten minste gedurende een periode van 5 jaar onafgebroken woonachtig was in Nederland en ingeschreven heeft gestaan in de Protocollaire Basisadministratie (PROBAS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De relevante wetgeving op het terrein van de Vreemdelingenwet en naturalisatie zullen zo snel mogelijk worden aangepast om aan het hierboven genoemde besluit uitvoering te geven. Uiterlijk 1 januari 2006 zal dit het geval zijn.

b. Informatie en communicatie

IBO Aanbeveling

• Verbeter – tegemoetkomend aan de wens van internationale organisaties – de informatie en communicatie over wet- en regelgeving in Nederland en over relevante beleidsontwikkelingen.

• Laat de afspraken met reeds in Nederland gevestigde organisaties – waar die zijn vastgelegd in zetelakkoorden – verder ongemoeid, tenzij Nederland en de IO samen tot bijstelling besluiten.

Het kabinet ondersteunt deze aanbevelingen. Met internationale organisaties en buitenlandse vertegenwoordigingen in Nederland zal stelselmatig worden gecommuniceerd over voor hen relevante beleidsontwikkelingen, alsook over voorgenomen wijzigingen in weten regelgeving. Daartoe is ook de versterking van de interdepartementale structuur bedoeld zoals onder VI is aangegeven.

Zetelovereenkomsten, die Nederland en internationale organisaties binden, kunnen niet dan in gezamenlijk overleg en met beider instemming worden aangepast.

Overigens zal de bestaande praktijk worden voortgezet, waarbij de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken alle internationale organisaties een tot twee keer per jaar uitnodigt om relevante beleidsontwikkelingen en vraagpunten te bespreken. Op deze wijze biedt de overheid een forum aan de organisaties om zaken aan te kaarten, die op uitvoerend niveau problemen opleveren. Andere ministeries en de Gemeente Den Haag zijn hierbij betrokken.

Een tweetal diensten van de Rijksoverheid fungeert als centraal loket: de Desk Internationale Organisaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in algemene zin en het Centrale Bureau Internationale Fiscale Behandeling te Rijswijk voor douane en fiscale zaken. De Gemeente Den Haag beschikt over een «international desk», die fungeert als centaal punt voor relatiebeheer met internationale organisaties en ambassades, en voor de acquisitie van internationale organisaties. Het vormt eveneens het aanspreekpunt voor de Rijksoverheid. De Gemeente heeft voorts een «international corner» ingesteld, waar buitenlandse werknemers in Den Haag informatie kunnen krijgen over gemeentelijke diensten en producten. Het gemeentelijke «hospitality center» is een ander belangrijk gemeentelijk initiatief. Het richt zich op buitenlandse media en bezoekende journalisten en verzorgt tevens een aantal specifieke taken voor de expat gemeenschap te Den Haag. Door de gemeente zijn voorts «city-consuls» aangesteld die tot taak hebben de contacten tussen het internationale topkader te Den Haag en de gemeente te versterken.

Bezien zal worden op welke wijze de samenwerking van de Rijksoverheid met betrekking tot deze gemeentelijke initiatieven het meest effectief kan worden vormgegeven.

Daarnaast werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met organisaties zoals het Administrative Committee to Co-ordinate English Speaking Services (ACCESS) om nieuwe medewerkers van organisaties en hun gezinnen voorlichting te geven over vestiging in Nederland.

c. Privileges en immuniteiten

Fiscale privileges

Een vergelijking tussen de gastlandfaciliteiten van een aantal zetelstaten leert, dat Nederland wat betreft fiscale privileges internationaal bezien een middenpositie bekleedt. De kritiek die bij internationale organisaties was te beluisteren betrof vooral het verschil in behandeling van dezelfde categorieën personeel bij verschillende internationale organisaties die niet altijd uit karakter en herkomst van de organisaties waren te verklaren en daardoor als discriminerend werden ervaren. Daarnaast hadden maatregelen in het kader van de Wet I.B. 2001 voor de medewerkers van internationale organisaties ongunstige effecten.

In het IBO-rapport Beleidslijn Werving en Opvang van Internationale Organisaties zijn t.a.v. privileges en immuniteiten aanbevelingen geformuleerd.

IBO Aanbevelingen

• Baseer de toekenning van privileges en immuniteiten in eerste instantie op multilaterale afspraken in bijvoorbeeld EU of NAVO-verband. Maak privileges en immuniteiten verder zoveel mogelijk standaard: overige verschillen in privileges en immuniteiten tussen IO's zijn alleen op functionele gronden aanvaardbaar.

• Verleen diplomatieke voorrechten aan het (plv) hoofd van nieuwe IO's. Overweeg een ruimere toekenning (top en hoger personeel) voor organisaties met een missie op het gebied van recht en vrede. Stroomlijn de toekenning van de diplomatieke voorrechten van reeds gevestigde organisaties volgens hetzelfde principe, waarbij eventuele overeengekomen ruimere voorrechten een gegeven vormen. Bezie in hoeverre de vrijstelling van inkomstenbelasting voor functionarissen met diplomatieke voorrechten in zetelakkoorden met nieuwe organisaties kan worden beperkt tot het salaris van de organisatie.

Zoals het IBO-rapport ook aangeeft wordt de toekenning van privileges en immuniteiten voor internationale organisaties in de eerste plaats gebaseerd op bestaande multilaterale afspraken.

Voor de internationale organisaties zelf zijn de privileges en immuniteiten gelijk. Zij stellen de internationale organisatie in staat om haar werkzaamheden ongehinderd en onafhankelijk van het gastland uit te voeren.

Met betrekking tot de gesignaleerde problematiek van ongelijke behandeling van dezelfde categorieën personeel bij de verschillende internationale organisaties die reeds in Nederland zijn gevestigd, heeft het kabinet op grond van de internationale concurrentiepositie tussen vestigingsplaatsen voor internationale organisaties besloten nu nog bestaande verschillen tussen personeel van IO's op te heffen. Er komt een algehele stroomlijning naar categorieën personeel die volgens de internationale classificatie en registratie worden onderscheiden, te weten: het hoogste personeel van een internationale organisatie zal worden gelijkgesteld aan diplomaten met gelijke rang van een ambassade en het overig personeel zal worden gelijkgesteld aan het administratief en technisch personeel van een ambassade en waar van toepassing met het bedienend personeel van een ambassade1. Hierbij zal worden aangesloten bij het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961). Het gaat dan om niet-Nederlanders werkzaam bij een internationale organisatie en personen die niet duurzaam verblijvend zijn in Nederland.

Bijgevolg gelden als standaard voor de privileges en immuniteiten voor het personeel van alle IO's de voorzieningen zoals deze in het algemeen voor ambassade personeel gelden. Voor de categorie «overig personeel» van de IO's kan deze uniforme standaard een verbetering van de positie betekenen. Met deze maatregel is voor alle betrokkenen en uitvoerende diensten een heldere en goed uit te voeren maatregel gekozen.

De standaardbenadering voor de IO's zal ook van toepassing zijn op het recent in Nederland gevestigde Internationaal Strafhof en zal ook gelden voor organisaties die zich in de toekomst in Nederland gaan vestigen.

Met alle in Nederland gevestigde internationale organisaties zal een aanvullende overeenkomst worden gesloten teneinde het hierboven genoemde besluit volkenrechtelijk vast te leggen. Alleen aan het Internationaal Gerechtshof, het Permanente Hof van Arbitrage en de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OPCW), zal niet een dergelijke overeenkomst worden aangeboden aangezien deze organisaties reeds een overeenkomst hebben waarin de nu gekozen (standaard) behandeling is vastgelegd.

Het kabinet wenst te benadrukken dat bestaande regelingen in zetelovereenkomsten dan wel andere bilaterale overeenkomsten niet zullen worden aangetast door deze beslissing.

Het streven is het nieuwe regime per 1 januari 2006 in te laten gaan. Uiteraard is dit afhankelijk van het feit of de bovengenoemde aanvullende overeenkomsten bij de desbetreffende internationale organisaties tot stand zijn gekomen.

Sociale zekerheid

In het IBO-rapport wordt ook een aanbeveling gedaan met betrekking tot het sociale zekerheidssysteem van internationale organisaties.

IBO Aanbeveling

• Behoud de mogelijkheid om het systeem van sociale zekerheid van een IO te toetsen, maar beperk deze toetsing tot organisaties met een systeem van sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden dat afwijkt van de Staff-rules van grote organisaties (zoals VN of de EU).

• Toets in dat geval niet achteraf bij de totstandkoming van het zetelakkoord maar vooraf tijdens internationaal overleg over de vormgeving van de IO in oprichting. Overweeg verder om in Europees verband aan de orde te stellen om pensioeninkomsten van personeel van EU-organisaties in de toekomst in het land van vestiging te belasten.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om het systeem van sociale zekerheid van een internationale organisatie in een vroeg stadium te toetsen. De aanbeveling in het IBO-rapport om in EU-verband voorstellen te doen om pensioeninkomsten van het personeel van EU-organisaties te gaan belasten in het land van vestiging in plaats van door de Europese Unie lijkt niet eenvoudig. Een dergelijk voorstel brengt met zich mee, dat ook zal moeten worden gekeken naar het interne heffingssysteem van de Europese Unie. Hiervoor dient voldoende draagvlak te zijn binnen de Europese Unie. Dat draagvlak is er nu nog niet. Een dergelijke maatregel impliceert eveneens dat het Protocol inzake Privileges en Immuniteiten van de EU zou moeten worden gewijzigd.

d. Infrastructurele voorzieningen

De knelpunten waarmee internationale organisaties worden geconfronteerd behelzen ook een aantal tekortkomingen van infrastructurele aard. Lang niet alle tekortkomingen kunnen overigens aan de (Rijks)overheid worden toegeschreven. Desalniettemin is het een verantwoordelijkheid van de zetelstaat om naar vermogen te zorgen voor goede voorzieningen voor de internationale organisaties die permanent in Nederland zijn gevestigd.

Huisvesting van internationale organisaties

Het vinden van een locatie voor een (nieuwe) internationale organisatie geschiedt in samenwerking met het voor een internationale organisatie eerstverantwoordelijke departement en de betreffende gemeente. Alvorens het besluit voor de locatie wordt overgenomen wordt deze op een aantal zaken onderzocht, zoals bestemmingsplan, mogelijkheden tot beveiliging en bouwkundige aanpassingen. Ten behoeve van de internationale organisaties is de Rijksgebouwendienst (RGD) beschikbaar als huisbaas en beheerder, doch de organisaties zijn vrij om rechtstreeks een marktpartij in te schakelen. Indien de RGD wordt ingeschakeld, dan is het Besluit «Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties (1999)» van toepassing. In het IBO-rapport Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties wordt de mogelijkheid genoemd dat de internationale organisatie rechtstreeks een contract afsluit met de RGD. In dat geval is het probleemhoudend departement alleen financieel risicodrager ten aanzien van de RGD. Het voordeel van deze optie is dat het departement zich niet langer behoeft te bemoeien met de huisvesting van de internationale organisatie en geen extra tussenschakel vormt tussen RGD en de organisatie. Ook in deze situatie kan vrijstelling van BTW voor de officiële huisvesting worden gerealiseerd. Gezien de uitvoerende voordelen van deze optie zal het Besluit «Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties» dienovereenkomstig worden aangepast.

Beveiliging

Het gastland is mede verantwoordelijk voor een adequate beveiliging van een internationale organisatie (het gebouw). Daarnaast kan ook sprake zijn van persoonsbeveiliging van medewerkers van een internationale organisatie en in het geval van strafrechtelijke tribunalen van beveiliging van verdachten, getuigen en bezoekende familieleden. De door Nederland te nemen maatregelen hangen af van de aard van de organisatie en van de dreigings- en risicoanalyses die door de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het gebouw c.q. de personen worden gemaakt. Dit wordt stelselmatig bezien volgens een vaststaande structuur waarbij de onder de verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken vallende Coördinator Bewaking en Beveiliging een centrale rol vervult. De Minister van Buitenlandse Zaken vervult daarbij de rol van intermediair naar de organisaties toe en ziet toe op de nakoming van verdragsrechtelijke verplichtingen. Er wordt gewerkt aan een grote(re) zichtbaarheid van getroffen veiligheidsmaatregelen en een heldere en snelle communicatie over veiligheidsaangelegenheden met de internationale organisaties. In de toekomst zullen door de bevoegde diensten naast het verstrekken van de gebruikelijke informatie op gezette tijden ook briefings worden gehouden.

Medische voorzieningen

Gebleken is dat expats zoals medewerkers van internationale organisaties en hun familieleden moeilijk toegang hebben tot medische hulp in Nederland vanwege een huisartsentekort, taalproblemen en onbekendheid met het Nederlandse gezondheidssysteem. Omdat het Nederlandse gezondheidssysteem doorgaans anders is georganiseerd dan in het land van herkomst, wordt daarover bij binnenkomst in Nederland aan de doelgroep informatie verstrekt. In overleg met betrokken instellingen in de regio Den Haag zijn afspraken gemaakt met betrekking tot eerstelijns medische hulp, zodat de doelgroep verzekerd is van een huisarts. In overleg met relevante instellingen en verzekeringsmaatschappijen wordt bezien hoe de toegang tot specialisten kan worden verbeterd en hoe het tandartsentekort in de regio Den Haag kan worden aangepakt. In de toekomst zullen de maatregelen worden uitgebreid tot landelijk niveau, zodat alle in Nederland gevestigde IO's hiervan kunnen profiteren.

Internationale scholen

De vraag naar internationaal onderwijs in de Haagse regio is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. Deze stijging hangt onder meer samen met de vestiging van nieuwe bedrijven en van internationale organisaties in de regio Den Haag. Geschat wordt dat het aandeel van internationale organisaties in de totale leerlingenaantallen op internationale scholen in de regio Den Haag 50% bedraagt.1 Het aanbod van internationaal onderwijs bestaat uit de private internationale scholen (zoals de Amerikaanse, Franse, Duitse, en Engelse school) en het Internationaal Georiënteerd Onderwijs (IGO), dat is gekoppeld aan het Nederlandse onderwijssysteem en dat het internationaal onderwijsprogramma biedt. Het initiatief van The International School of the Hague om te komen tot een doorlopende onderwijslijn van kinderen van 4–18 jaar met alle bijbehorende faciliteiten is bedoeld om aan de toenemende vraag tegemoet te komen. De planning is erop gericht dit in 2006 te realiseren. Eveneens zijn er gedachten om te komen tot de oprichting van een Europese School met eigen talenregimes in de regio Den Haag. Een aantal organisaties, zoals het Europees Octrooi Bureau, Europol, Eurojust en ESA/ESTEC, heeft aangegeven daaraan behoefte te hebben. Door betrokken organisaties en «The International School» zal worden onderzocht of deze behoefte kan worden gekoppeld aan het initiatief van«The International School». Dit geschiedt in samenwerking met de Europese Commissie te Brussel.

Conferentiefaciliteiten

Er is een grote behoefte aan representatieve professionele conferentiefaciliteiten, vooral voor grote internationale conferenties. Zo vond in 2004 de jaarvergadering van verdragspartijen van het Internationaal Strafhof in Den Haag plaats. Nederland streeft ernaar dat dit op basis van de aanwezige faciliteiten voortaan jaarlijks het geval zal zijn (NB het Statuut van Rome spreekt ook over de mogelijkheid om in New York bijeen te komen). Het Nederlands Congrescentrum speelt hierop in door in samenwerking met de gemeente Den Haag het Congrescentrum een drastische modernisering te laten ondergaan. Er zijn plannen om een perscentrum en een internationaal bezoekerscentrum in het congrescentrum onder te brengen. Ook de grote hotels in en om Den Haag beschikken over conferentiefaciliteiten. Een aantal internationale organisaties bezit een eigen grote vergaderzaal. Daarnaast stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken tegen onkostenvergoeding regelmatig de grote vergaderzaal – met technische voorzieningen en tolkencabines – ter beschikking. Met ingang van 1 juli 2004 bestaat daarnaast het nieuwe multi-purpose conferentie centrum van Buitenlandse Zaken. Op dit moment is ook beschikbaar het Johan de Witthuis als Huis voor het Rijk waar de ambtelijke en politieke leiding van alle departementen in kleinere kring met hun buitenlandse gasten bijeen kunnen komen.

Bereikbaarheid

De kwaliteit van Den Haag als vestigingsplaats voor internationale organisaties wordt mede bepaald door de bereikbaarheid van de stad vanuit andere belangrijke Europese steden. Met name de verbindingen met Brussel als zetel van de Europese Unie dienen van hoog niveau te zijn. Den Haag kent dezelfde mobiliteitsproblematiek als andere grote Nederlandse steden: filevorming in de ochtend- en avondspits op de toegangswegen naar het centrum. Bij het beleid gericht op het bevorderen van de bereikbaarheid per auto van Den Haag dient extra aandacht te worden besteed aan de bereikbaarheid van de internationale organisaties. De spoorverbinding van Den Haag met Schiphol, als gateway tot de Europese hoofdsteden en de mondiale besluitvormingscentra, garandeert een frequente aansluiting van de stad op de luchthaven. De spoorverbinding met Brussel moet eveneens frequent en kwalitatief van hoog niveau zijn. Met de ingebruikname van de HSL-Zuid in 2007 wordt Den Haag aangesloten op het Europese netwerk van hogesnelheidslijnen. Hiermee beschikt de stad over een rechtstreekse verbinding per hogesnelheidstrein met Brussel (acht maal per richting per dag). Daarnaast gaat acht maal per richting per dag een extra shuttletrein vanuit Den Haag Centraal naar Rotterdam Centraal rijden, alwaar overgestapt kan worden op de nog snellere verbinding van Amsterdam naar Brussel en Parijs. Deze shuttletrein is additioneel ten opzichte van de reguliere NS treinen tussen Den Haag en Rotterdam. De bereikbaarheid van Den Haag is met bovengenoemde verbindingen de komende jaren zeker gesteld.

De hierboven genoemde onderwerpen maken duidelijk dat een veelheid aan instanties in Nederland verantwoordelijk is en verantwoordelijkheid neemt voor het beschikbaar stellen van een goede infrastructuur waarbinnen de internationale organisaties hun werk kunnen doen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal in overleg met de gemeente Den Haag en betrokken departementen c.q. instellingen een coördinerende en stimulerende rol spelen opdat een goede capaciteit en kwaliteit worden gewaarborgd.

VI Interdepartementale structuur

IBO Aanbevelingen

• Laat de besluitvorming over de vestiging van een internationale organisatie in Nederland voorbereiden door een vaste interdepartementale stuurgroep onder voorzitterschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die de Ministerraad adviseert over de kandidaatstelling van Nederland als gastland, de gewenste hoogte van het financiële bod en het vestigingspakket.

• Verbeter de informatievoorziening en verantwoording over het gevoerde beleid door een verplichte jaarlijkse rapportage van het departement van Buitenlandse Zaken over uitgaven aan internationale organisaties en relevante beleidsontwikkelingen, die naast de formele verantwoordingsdocumenten wordt aangeboden bij de Financiële Verantwoording. De probleemhoudende departementen dienen de daartoe benodigde cijfers aan te leveren.

Het kabinet onderschrijft de hierbovengenoemde aanbevelingen in het IBO-rapport Beleidskader Werving en Opvang Internationale Organisaties met betrekking tot de interdepartementale organisatie, de informatievoorziening en de verantwoording over het gevoerde beleid. Daartoe zal een interdepartementale Stuurgroep worden opgericht onder leiding van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Een heldere en stevige interdepartementale structuur is niet alleen van belang voor een goede voorbereiding, verantwoording en evaluatie van het beleid, maar ook voor de implementatie en afstemming van goed gastheerschap. De wijze waarop Zwitserland een en ander heeft opgezet kan als voorbeeld dienen, waarbij met name de betrokkenheid van alle instellingen om te komen tot een succesvol gastheerschap opvalt.

In de hierbovengenoemde Stuurgroep zijn alle departementen vertegenwoordigd alsmede de Gemeente Den Haag. De vertegenwoordigers in de Stuurgroep dienen zowel op beleidsmatig als financieel terrein gemandateerd te zijn om in geval van knelpunten tot oplossingen te kunnen komen. De betrokkenheid van elk departement bij internationale organisaties wordt per departement centraal gecoördineerd en transparant belegd. Naast een vertegenwoordiger in de Stuurgroep wijst ieder departement een aanspreekpunt aan voor dagelijkse aangelegenheden. Het gastheerschap voor internationale organisaties is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle departementen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is coördinerend departement, en voert het secretariaat van de Stuurgroep. Hoewel het Ministerie van Buitenlandse Zaken centraal aanspreekpunt voor het gehele werkterrein van internationale organisaties is, is het departement onder wiens verantwoordelijkheid de internationale organisatie valt, het zogenoemde probleemhoudend departement, (mede)verantwoordelijk voor oplossing van gerezen problemen. Beleidsvoorstellen, beleidsevaluatie, beleidsverantwoording en voorstellen met betrekking tot de werving van een nieuwe internationale organisatie worden door de Stuurgroep voorbereid, en vervolgens voorgelegd aan het Kabinet. Jaarlijks zal de Stuurgroep een (beleids)rapportage opstellen die aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden.

BIJLAGE 1

Lijst van internationale organisaties in NL (per 15 juni 2005)1

– Joint Force Command Headquarters Brunssum (voorheen AFNORTH)

– African Management Services Company (AMSCO)

– Benelux-Bureau voor Tekeningen en Modellen2

– Benelux-Merkenbureau2

– Centre Technique de Coopération Agricole et Rurale (CTA)

– Common Fund for Commodities (CFC)

– European Patent Office (EPO)

– European Space Agency/European Space Research Technology Center (ESA/ESTEC)

– EC Europese Commissie (vertegenwoordiging)

– EP Europees Parlement (vertegenwoordiging)

– EUROCONTROL

– EUROJUST

– EUROPOL

– The Institute for Engergy, Directorate-General Joint Research Center of the European Commission (JRC)

– Hague Conference on Private International Law (HCIP)

– High Commissioner on National Minorities of The Organization on Security and Cooperation in Europe (HCNM/OSCE)

– International Court of Justice (ICJ)

– International Criminal Court (ICC)

– International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR)3

– International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY)

– International Nickel Study Group (INSG)

– International Organisation for Migration (IOM)

– Iran–United States Claims Tribunal (IUSCT)

– NATO AEW&C Programme Management Agency (NAPMA)

– NATO C3 Agency (NC3A)

– Nederlandse Taalunie

– Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW)

– Permanent Court of Arbitration (PCA)

– UNESCO, Institute for Water Education (UNESCO-IHE)

– UNESCO, Institute for Aerial Survey and Earth Sciences (UNESCO-ITC)

– United Nationals Environment Programme (UNEP)

– United Nations University Institute for New Technologies (UNU/INTECH)

N.B.

Nederland heeft eveneens een overeenkomst gesloten betreffende de vestiging van de Europese School in Nederland.

De volgende internationale organisaties zijn recent uit Nederland vertrokken: International Service for National Agricultural Research (ISNAR) en het bureau van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR).


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Er zijn bijna 5000 diplomaten met inbegrip van hun familieleden in Den Haag en omgeving woonachtig.

XNoot
1

Het gaat hierbij om een tijdelijke stijging van het BNP. Het SEO gaat ervan uit dat na een periode van 10 jaar het bestedingseffect is uitgewerkt en een nieuw evenwicht is ontstaan.

XNoot
1

N.B. Personen werkzaam bij internationale organisaties met de status van bedienend personeel zullen eveneens worden gelijkgesteld aan het bedienend personeel van een ambassade.

XNoot
1

Uit: Internationaal Onderwijs in de regio Den Haag, NEI Regionale en Stedelijke Ontwikkeling, nov. 2001. Uit het rapport blijkt dat in de Haagse regio er sprake is van een bovengemiddelde stijging vanaf 1998. In een actualisering van het rapport (juni 2003) wordt van eenzelfde groeiprognose uitgegaan.

XNoot
1

Dit zijn internationale organisaties waarop privileges en immuniteiten van toepassing zijn.

XNoot
2

Hoewel dit officieel 2 organisaties zijn, fungeren zij in de praktijk als 1 organisatie. In 2006 zullen beide organisaties opgaan in de Benelux Organisatie voor Intellectuele Eigendom.

XNoot
3

Zowel in Arusha als Den Haag gevestigd.

Naar boven