30 175
Besluit luchtkwaliteit 2005

nr. 62
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2008

In mijn opdracht heeft de Commissie Meten en Berekenen Luchtkwaliteit (Commissie Verheijen) een advies uitgebracht over de wijze waarop de luchtkwaliteit wordt gemeten en berekend.1 Dit advies heeft raakvlakken met het advies van de Commissie Elverding over versnelling besluitvorming infrastructurele projecten («Sneller en Beter»). Uitvoering van het advies van de Commissie Verheijen brengt aanpassingen met zich mee van het stelsel rond het berekenen van luchtkwaliteit. De commissie verwacht dat voor de reeds in het NSL opgenomen projecten (vanaf inwerkingtreding NSL, medio 2009) geldt dat het NSL al inspeelt op een aanzienlijk deel van de actuele problematiek.

De Commissie Verheijen geeft in algemene zin oplossingen langs drie sporen:

1. Behoud en versterk de gegroeide focus op maatregelen. Zet de aanpak gericht op het verbeteren van de luchtkwaliteit ook na afloop van het NSL door. Dit komt de volksgezondheid ten goede en vermindert de kwetsbaarheid van plannen voor de onzekerheid van berekeningen;

2. Ga anders om met onzekerheid in de bepaling van luchtkwaliteit. Elke berekening van de toekomstige concentratie na uitvoering van een project kent een bandbreedte van onzekerheid die kan oplopen tot ruim 20 % boven of onder de berekende concentratie. De commissie adviseert om een pakket maatregelen achter de hand te houden om ook bij tegenvallers aan de norm te kunnen voldoen. Afhankelijk van de resultaten van een effecttoets en/of de monitoring van het NSL, zullen die maatregelen worden ingezet.

3. Verminder de kwantiteit en verbeter de kwaliteit van berekeningen. Reken gedetailleerd waar het moet en globaal waar het kan. Verbeter de totstandkoming van de jaarlijkse GCN-kaarten en maak dit proces transparanter.

Het advies van de Commissie Meten en Berekenen Luchtkwaliteit wordt door mij, mede namens minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat, op hoofdlijnen onderschreven. In deze brief ga ik hier nader op in.

Ik wil op korte termijn aan de hand van praktijktoetsen nagaan welke verbeteringen deze adviezen in de praktijk kunnen opleveren. De uitkomsten hiervan kunnen we gebruiken bij het verder uitwerken van de in het advies genoemde «bandbreedte», het hanteren van een bepaalde ruimte boven en onder de Europees vastgestelde grenswaarde en van het voorgestelde stappenplan. Deze uitwerking zal worden meegenomen in het Actieplan «Sneller en Beter.

Aan de hand van de praktijktoets zal tevens worden beoordeeld wanneer het noodzakelijk is om aanvullende maatregelen te reserveren (planfase) dan wel in te zetten (uitvoeringsfase), en welk deel van de onzekerheid (als het gaat om de planbijdrage van een project) met maatregelen gevuld moet zijn om zeker te stellen dat de norm gehaald gaat worden. Het kabinet streeft naar een realistische en uitvoerbare marge die kan worden afgedekt met aanvullend te ontwikkelen maatregelen.

Achtergrond en inleiding

Bij ruimtelijke en infrastructurele projecten moet vooraf worden aangetoond dat de grenswaarden tijdig worden gerealiseerd en dat besluiten over ruimtelijke plannen voldoen aan de wet- en regelgeving. Hieraan liggen metingen en berekeningen ten grondslag, met alle onzekerheden vandien. De uitkomst van deze berekeningen wordt juridisch echter aan de exacte grenswaarden getoetst. Dit betekent dat een klein verschil in rekenmethode ertoe kan leiden dat soms maatregelen worden genomen terwijl er later geen overschrijdingen blijken te zijn, of andersom, dat geen maatregelen worden genomen terwijl er later wel overschrijdingen zijn. Dit kan een negatief effect hebben op zowel gezondheid als economie.

Deze onzekerheden zijn voor mij aanleiding geweest om advies te vragen over mogelijkheden om de cijfermatige basis onder het luchtkwaliteitsbeleid te verbeteren.

Hiertoe is in november 2007 een breed samengestelde Commissie in het leven geroepen. De Commissie stond onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, de heer drs. L. Verheijen, dijkgraaf van het Waterschap Aa en Maas. De Commissie werd ondersteund door een onafhankelijk secretariaat. Aan de Commissie namen vertegenwoordigers deel van het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de ministeries van VROM en VenW, VNO/NCW, Stichting Natuur en Milieu, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en het Milieu- en Natuurplanbureau, thans het Planbureau voor de Leefomgeving.

De Commissie is gevraagd om aan te geven:

– welke verbeteringen mogelijk zijn in de wijze waarop de luchtkwaliteit wordt bepaald,

– op welke wijze met de onzekerheden hierin kan worden omgegaan.

Op 27 juni 2008 heeft de Ministerraad een kabinetsstandpunt ingenomen over het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Uit het NSL blijkt dat – mits vanuit Europa derogatie wordt verkregen – overal in Nederland wordt voldaan aan de grenswaarden voor NO2 (in 2015) en voor PM10 (in 2011). Het NSL zal naar verwachting in het voorjaar 2009 definitief worden vastgesteld.

In het NSL zijn ruimtelijke plannen opgenomen, zoals woningbouwprojecten, bedrijventerreinen en wegaanleg en -verbredingen, en ook een groot aantal generieke en lokale maatregelen die de luchtkwaliteit aanzienlijk zullen verbeteren.

Op 24 oktober 2008 heeft de Commissie haar advies aangeboden aan mijn directeur-generaal Milieu, mw. Borgers. Hieronder ga ik nader in op de drie hoofdpunten uit het advies en zal ik per hoofdpunt een eerste reactie geven, mede namens minister Eurlings.

Advies Commissie Verheijen

De Commissie hanteert als uitgangspunt dat het luchtkwaliteitsbeleid in algemene zin meer op de milieu- en gezondheidseffecten moet sturen. Regelgeving heeft immers tot doel om zo min mogelijk mensen aan luchtverontreinigende stoffen bloot te stellen. Dit uitgangspunt moet een plaats krijgen in de luchtkwaliteitrapportage en planvorming. En daarmee ook in de keuze voor maatregelen door de uitvoerende overheden. De Commissie verwacht dat de NSL-aanpak – waarschijnlijk van kracht vanaf medio 2009 – al inspeelt op een aanzienlijk deel van de actuele problematiek.

In algemene zin kan ik beide observaties van de Commissie onderschrijven. Wat betreft het sturen op gezondheidseffecten kan de gezondheidswinst worden afgeleid uit een verwachte verbetering van de luchtkwaliteit en de daaruit voortvloeiende verlaging in de mate van blootstelling. Met behulp van blootstelling-respons-relaties uit de wetenschappelijke literatuur kan een indruk worden verkregen van de omvang van de gezondheidswinst. Dit is met name zinvol als het gaat om grote aantallen blootgestelde mensen. Als het kleine groepen betreft is de zeggingskracht beperkt. Het daadwerkelijk meten van vermindering van aanwezige gezondheidseffecten vraagt om intensief en zeer bewerkelijk wetenschappelijk onderzoek. Zo wordt momenteel in mijn opdracht door de Universiteit van Utrecht (IRAS) in samenwerking met het RIVM en lokale GGD’en in een vijftal grote steden een onderzoek uitgevoerd naar het effect van lokale verkeersmaatregelen op zowel de luchtkwaliteit als de gezondheid van lokaal omwonenden. Dit leent zich echter niet voor routinematige beoordelingen. In de praktijk wordt gestuurd op lagere concentraties vanuit de wetenschap dat lagere concentraties de gezondheidsrisico’s verminderen. Ik wil bezien of en hoe het mogelijk is om indicatoren te ontwikkelen, die een extra handvat bieden om bij de keuze van maatregelen en eventueel ook in de jaarlijkse rapportage over luchtkwaliteit en in de planvorming de blootstelling en gerelateerde gezondheidseffecten in de beoordeling mee te nemen.

Reactie

Wat betreft de relatie tussen het advies en het NSL constateer ik dat het voorziene NSL-regime reeds een aantal van de voorgestelde adviezen inlost. Veel van de huidige knelpunten m.b.t. de bepaling van de luchtkwaliteit doen zich immers voor bij de projectgebonden toetsing aan de grenswaarden. Met het NSL wordt deze vervangen door een programmatische beoordeling. Dit NSL-regime is nu binnen handbereik en het is mijn verwachting dat er – naast het NSL-regime – de komende periode minder gebruik zal worden gemaakt van de projectgebonden bepaling van de luchtkwaliteit.

1. Behoud en versterk de gegroeide focus op maatregelen.

Intensiveer de samenwerking met regionale en nationale overheden, zoals die met het NSL in gang is gezet. Gebruik deze samenwerking om structurele en waar mogelijk brongerichte maatregelen (versneld) te ontwikkelen en daarin te investeren. Deze maatregelen kunnen worden gebruikt wanneer lopende het NSL uit monitoring blijkt dat de luchtkwaliteit in de praktijk minder snel verbetert dan voorzien. Ook kunnen de maatregelen worden ingezet voor eventuele verdere verlaging van de concentraties omwille van de volksgezondheid. Zet deze aanpak ook na afloop van het NSL door, met als doel het verder verbeteren van de luchtkwaliteit. Daarmee neemt de kwetsbaarheid van plannen waar het gaat om onzekerheden in luchtkwaliteitberekeningen verder af.

Reactie

Het pleidooi voor een blijvende samenwerking tussen de betrokken overheden onderschrijf ik. Dit betreft zowel de aanpak van de problematiek als het blijven ontwikkelen en implementeren van maatregelen om waar nodig de concentraties verder te verlagen dan wel eerder te verlagen. Vanwege de onzekerheden rond het berekenen en vanwege de gezondheidseffecten van de maatregelen is het verstandig om verder te werken aan de ontwikkeling van (aanvullende) maatregelen ter verdere verlaging van de concentraties om aan de grenswaarden te voldoen.

Veel inzet van nationaal en lokaal beleid is nodig, waarbij Europese brongerichte maatregelen het meest effectief blijven. Het kabinet zet zich er nadrukkelijk voor in dat er maximale vooruitgang wordt geboekt in het traject van de emissienormering van personen- en vrachtauto’s.

Een aantal effectieve maatregelen op nationaal niveau is veelal reeds bedacht en ingevoerd. Een enkele voorgestelde maatregel is, vanwege de marktverstorende effecten, door het Europese Hof tot nu toe afgehouden (voorstel tot verplicht roetfilter op nieuwe dieselauto’s).

De Europese maatregelen zijn nodig, maar niet afdoende om onze knelpunten op tijd op te lossen. Het kabinet heeft de voorbije periode, vooral in het kader van het NSL, heel veel aandacht besteed aan het ontwikkelen en uitvoeren van maatregelen voor verlaging van de concentraties. Niet alleen op rijksniveau, ook op lokaal niveau wordt veel werk verzet om de problemen op te lossen. De overheden investeren hierin met elkaar in de periode tot 2011 bijna 2 miljard euro. Recent heeft het kabinet tot een aantal aanvullende fiscale maatregelen besloten die het bezit van schone voertuigen bevoordelen en viezere ontmoedigen. Dit heeft aanvullend positieve gevolgen voor de luchtkwaliteit die bij de actualisatie van het NSL zullen worden doorgerekend. Op dit moment zijn alle nu haalbare maatregelen ingezet met als doel om tijdig overal aan de grenswaarden te kunnen voldoen. Verder kijken naar aanvullende maatregelen blijft daarom verstandig. Ik heb het initiatief genomen om een lijst op te stellen en bij te houden van mogelijk kansrijke (innovatieve) maatregelen. Deze maatregelen zullen versneld ontwikkeld en inzetbaar moeten worden gemaakt. Ik wil vooral het aspect van de langdurige blootstelling zwaar laten meewegen bij de afweging over de noodzaak van aanvullende maatregelen. Brongerichte maatregelen hebben daarbij de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. De effecten van deze aanvullende maatregelen zullen, mochten ze in de NSL-periode worden ingezet, blijken uit de jaarlijkse monitoring.

2. Ga anders om met de bepaling van de luchtkwaliteit.

Pas de wetgeving zodanig aan dat bij de voorbereiding van ruimtelijke niet-NSL-projecten beter rekening wordt gehouden met onzekerheden die inherent zijn aan berekeningen. Dat kan door te werken met een pakket aanvullende maatregelen die na een effecttoets kunnen worden ingezet om ook bij tegenvallers aan de norm te voldoen. Bij gunstiger ontwikkeling kunnen bepaalde maatregelen worden heroverwogen. Daarbij worden diverse belangen meegewogen, waaronder die van de gezondheid.

Reactie

Ik sta positief tegenover de adviezen van de Commissie Verheijen voor verbetering van de wijze waarop de luchtkwaliteit wordt bepaald. Het gaat dan om individuele projecten die geen deel uitmaken van het NSL en meer specifiek om het verstandig omgaan met de onzekerheden die aan de bepaling hiervan eigen is.1

Voor alle helderheid benadruk ik nogmaals dat Commissie Verheijen terecht een onderscheid maakt tussen toetsing van plannen die wel zijn opgenomen in een vastgesteld NSL en plannen die niet onder het NSL vallen. Voor plannen die zijn opgenomen in het NSL is de jaarlijkse monitoring van het NSL het meest geschikte instrument om te beoordelen in hoeverre de werkelijke effecten van het plan overeenkomen met de effecten zoals die zijn opgenomen in het NSL. Voor deze plannen heeft een aparte «effecttoets» geen toegevoegde waarde.

De komende periode zal het kabinet de (juridische) mogelijkheden onderzoeken onder welke voorwaarden bij de toetsing van ruimtelijke plannen kan worden gewerkt met het afdekken van de bandbreedte van onzekerheid, door aanvullende maatregelen in combinatie met een effecttoets. Hierbij zal ook gekeken worden of de mate van blootstelling mee kan wegen bij het bepalen van de mate waarin de bandbreedte van onzekerheid met maatregelen zou moeten worden afgedekt, zoals de Commissie adviseert. Het kabinet zal daarbij een verzwaring van de onderzoekslast voor individuele projecten vermijden evenals een vertraging van de besluitvormingsprocedures.

Bij de bepaling van de grootte van het met maatregelen af te dekken deel van de bandbreedte, hanteer ik de drie volgende uitgangspunten:

a. Het heeft de voorkeur om bij het beoordelen van ruimtelijke plannen de bandbreedte van de planbijdrage als uitgangspunt te nemen. Als de bandbreedte ook de onzekerheid van de achtergrondconcentratie mee zou nemen, zou dat betekenen dat een initiatiefnemer gedwongen kan worden aanvullende maatregelen te nemen voor een onzekerheid in de achtergrondconcentratie, waar hij geen verantwoordelijkheid voor heeft of kan nemen. Die verantwoordelijkheid berust immers meer bij de NSL-partners.

b. Bij de bepaling van de grootte van het af te dekken deel van de bandbreedte wil ik de reële mogelijkheden in acht nemen van tijdige beschikbaarheid van uitvoerbare maatregelen. Ik wil de beslissing over inzet van maatregelen niet laten afhangen van een onzeker rekendebat om precies op de norm uit te komen. Aan de andere kant wil ik voorkomen dat door een te ruime bandbreedte projecten doorgaan waar onvoldoende aanvullende maatregelen aanwezig zijn om het alsnog halen van de norm bij tegenvallers te kunnen garanderen.

c. Er moet onderscheid zijn tussen de bandbreedte van de planbijdrage van een individueel niet-NSL plan en de bandbreedte van de totale concentratie op programmaniveau binnen het NSL regime. Voor beide regimes geldt wel dat er een reëel perspectief moet zijn dat maatregelen beschikbaar zijn op het moment van de effecttoets of de jaarlijkse monitoring, en dat de grenswaarden binnen de uiterste termijn kunnen worden bereikt.

Deze uitgangspunten zijn belangrijk, omdat het kabinet de verplichting heeft de Europese normen tijdig te halen. Het beschikbaar zijn van voldoende maatregelen is dus van groot belang. Het kabinet zal zich daarom blijven inspannen om in de NSL-periode versneld maatregelen te ontwikkelen waarmee de concentraties verder verlaagd kunnen worden om aan de grenswaarden te voldoen en daarmee verdere gezondheidseffecten te voorkomen.

Voor alle projecten die niet onder de NSL-systematiek vallen wordt een effecttoets geïntroduceerd die wordt uitgevoerd rond het moment van realisatie van het project (afhankelijk van het soort project). Als blijkt dat de concentraties minder zijn verlaagd dan vooraf was berekend en nog boven de norm liggen, moeten de nieuw te ontwikkelen maatregelen versneld worden ingezet, waarbij dit ook kan leiden tot het later in gebruik nemen dan wel tijdelijk – zolang grenswaarden worden overschreden – buiten gebruik stellen van het project. Omgekeerd is het bij meevallers niet verplicht om de geprojecteerde maatregelen daadwerkelijk te nemen of reeds genomen maatregelen voort te zetten als ook zonder deze maatregelen de wettelijk verplichte norm gehaald wordt. Wel kan het in het kader van de onzekerheden rond de bepaling van luchtkwaliteit verstandig zijn voldoende maatregelen in te zetten om deze onzekerheid af te dekken. Ook kunnen uitvoerende overheden zelf de afweging maken deze maatregelen wel te nemen vanuit het oogpunt van gezondheid. Elementen als proportionaliteit en kosteneffectiviteit spelen hierbij uiteraard ook een rol. Het instrument van «effecttoets» vergt nadere uitwerking, ook om ervoor te zorgen dat inzet ervan gegarandeerd kan worden zonder dat een vertraging in de uitvoering optreedt. Deze uitwerking zal plaatsvinden in het kader van het Actieplan «Sneller en Beter».

Voor het NSL-regime geldt dat de jaarlijkse monitoring, waarbij de feitelijke ontwikkeling van de luchtkwaliteit wordt bezien, de plaats van de effecttoets kan innemen.

3. Verminder de kwantiteit en verbeter de kwaliteit van berekeningen.

De Commissie Verheijen adviseert om de wijze van berekenen aan te passen, zodat meer gedifferentieerd kan worden in het detailniveau van de berekening: globaal waar het kan, gedetailleerd waar dat moet. Waar nodig moet dit worden vastgelegd in de wet- en regelgeving. Door het uitfilteren van plannen zonder significant risico op overschrijding hoeven minder plannen tot in details te worden doorgerekend, maar worden de plannen die rond de norm zitten wel goed doorgerekend. Om de uitvoering te vergemakkelijken stelt de Commissie voor een stappenplan te introduceren voor de toetsing van projecten, waarbij per stap wordt gekeken of een plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit. Onderdeel van dit stappenplan is het hanteren van een bepaalde ruimte rond de grenswaarde. Indien een berekende concentratie onder deze ruimte zit behoeft er niet nauwkeuriger te worden gerekend. Indien de berekende concentratie binnen deze ruimte of erboven valt, zal wel een nauwkeuriger bepaling van de luchtkwaliteiteffecten moeten worden uitgevoerd.

De Commissie doet ook aanbevelingen om de kwaliteit en consistentie van berekeningen te verbeteren. Dit betreft onder andere het verbeteren en transparanter maken van de totstandkoming van de jaarlijkse GCN-kaarten (Grootschalige Concentraties Nederland) en het verbeteren van de aansluiting van de verkeers- en luchtmodellen op elkaar. Tevens adviseert de Commissie om de lokale overheden met een handreiking te ondersteunen als het gaat om het bepalen van lokale luchtkwaliteit.

Reactie

De adviezen van de commissie om de kwaliteit van de berekeningen te versterken worden door het kabinet onderschreven. Het concept van «globaal waar het kan, gedetailleerd waar het moet» is zinvol om onnodig rekenwerk te voorkomen. Het voorgestelde stappenschema lijkt daarbij zeer behulpzaam. In het verlengde hiervan wil het kabinet concreet de volgende acties oppakken.

a. globaal waar het kan, gedetailleerd waar het moet; hanteer een bepaalde ruimte rond de grenswaarde.

Ik zeg u hierbij toe de uitwerking van dit advies met de grootste voortvarendheid op te pakken.

Ik zal op korte termijn de ontwikkeling en toepassing van een stappenplan, zoals door de Commissie voorgesteld, in gang zetten. Daarbij zal vooral gekeken worden naar het vereiste detailniveau van de berekeningen en hoe dit in wet- en regelgeving verankerd kan worden.

Het kabinet is voornemens om met een bepaalde ruimte (nog nader uit te werken, te denken valt aan zo’n 5%) rond de grenswaarde te gaan werken. Binnen deze ruimte kan met meer detail worden gerekend. Buiten deze marge kan globaler worden gerekend. Dit voornemen zal eerst aan de hand van praktijkgevallen nader verkend moeten worden. Daarna kan pas een precieze invulling van deze ruimte plaatsvinden.

Ter verduidelijking het volgende voorbeeld. Een voorgenomen groot (IBM) project zou na realisatie tot een lokale concentratie van de luchtkwaliteit van circa 37 μg/m3 fijn stof leiden. Dit gegeven een achtergrondconcentratie van 35 μg en een planbijdrage van 2 μg. Deze raming (op grond van een globale verkeersprognose) valt – ruim – beneden een voor nu aangehouden 5% marge rondom de grenswaarde (bij een grenswaarde van 40 μg is er dan een zone van 38–42 μg). Voor deze situatie geldt dan dat er niét nauwkeuriger getoetst hoeft te worden op de luchtkwaliteit. Zelfs bij een onzekerheidsbandbreedte van 50% van de planbijdrage, zou er immers nog geen sprake kunnen zijn van een concentratie boven de grenswaarde.

Onderdeel van het stappenplan is om bij het bepalen van de luchtkwaliteit waar mogelijk uit te gaan van kengetallen en vuistregels. Dit vergt enige uitwerking. Allereerst moet worden gekeken waar het gebruik van vuistregels nuttig en werkzaam kan zijn. De uitwerking van het stappenplan zal worden opgepakt in het kader van het Actieplan «Sneller en Beter».

Uitgangspunt is dat vuistregels en kengetallen goed onderbouwd moeten worden en het gebruik ervan aan harde afspraken gebonden. De uiteindelijke uitkomsten zullen waar nodig worden vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

b. kwaliteit en consistentie onderliggende gegevens en processen

Ik onderschrijf de noodzaak om de kwaliteit en consistentie van basisgegevens te verbeteren. Deze noodzaak tot verbeteren was mijn belangrijkste reden om tot deze adviesaanvraag te komen. Inzet hierbij is het transparanter maken van de totstandkoming van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN). Deze GCN-kaarten worden jaarlijks geactualiseerd en geven een landelijk beeld van de luchtkwaliteit in het voorgaande kalenderjaar en verschillende toekomstjaren.

Dit proces is op dit moment nog niet transparant genoeg. Aangrijpingspunten voor verbeteringen zijn: het inzichtelijk maken van de taken en verantwoordelijkheden van verschillende betrokken partijen, een eerdere afstemming tussen deze partijen, een duidelijker planning, versterking van de emissieregistratie en betere afstemming hiervan op de eisen vanuit het GCN-proces.

Om deze verbeteringen zichtbaar te maken en te laten leiden tot de gewenste kwaliteit, zal ik een Protocol opstellen met daarin alle afspraken rond het GCN-proces. Tevens zal een handleiding worden opgesteld voor lokale bestuurders over hoe zij met de GCN-kaarten om kunnen gaan en wanneer het zinvol kan zijn om lokaal te meten.

Van een deel van de adviezen van de Commissie is al dankbaar gebruik gemaakt bij de eerste fase van de komende GCN-kaarten (levering maart 2009). De andere verbeteracties zullen worden toegepast in het nog komende traject GCN-2009. De GCN-kaarten 2009 zullen tevens dienen als een pilotproject voor de verbeteracties. Na het presenteren van de GCN-kaarten 2009 zullen deze verbeteracties worden geëvalueerd en vastgelegd in het GCN-Protocol.

Daarnaast wil ik in de uitwerking van deze adviezen ook de mogelijkheid onderzoeken van het introduceren van een (verlenging van de) houdbaarheidsdatum van milieuonderzoeken. Doel hiervan is het vergroten van de stabiliteit en het verminderen van de onderzoekslast. Met name juridische en uitvoeringstechnische aspecten zullen hierbij aan bod moeten komen.

Vervolgstappen

Zoals aangegeven, zullen de adviezen van de Commissie Meten en Rekenen Luchtkwaliteit voortvarend worden opgepakt en uitgevoerd. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de samenhang met (de uitvoering van) het NSL. Dat kent met de zogenaamde saneringstool zijn eigen rekeninstrument en zal naar verwachting in het voorjaar 2009 van kracht worden. Met de adviezen van zowel de Commissie Elverding als de Commissie Verheijen kan de uitvoering van het NSL nog meer kracht krijgen.

Omdat alleen afspraken op rijksniveau hiervoor niet voldoende zijn, zal het kabinet bij de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Verheijen de overige vertegenwoordigde partijen in deze Commissie blijven betrekken. Doel is immers om juist voor hen de uitvoering van het NSL te vereenvoudigen.

De adviezen van de Commissie Verheijen zijn ook van belang voor niet-NSL-projecten. Zij hebben betrekking op een breed spectrum aan besluitvorming, zowel over ruimtelijke en infrastructurele besluiten als over gemeentelijke besluiten (bestemmingsplannen, vergunningverlening etc.). Om ervaring op te doen met deze adviezen zal op korte termijn de toepasbaarheid hiervan aan de hand van een aantal praktijkcases worden beoordeeld. Dit zal door mijn Ministerie worden geïnitieerd. Hiermee kunnen uitvoerende overheden ervaring opdoen hoe de adviezen van de Commissie Verheijen in de praktijk toepasbaar zijn hetgeen bepalend zal zijn voor de beleidskeuzes die gemaakt worden bij de verschillende adviezen. In deze praktijkvoorbeelden zullen ook beleidsmatige of juridische belemmeringen zichtbaar worden.

Zoals gezegd hebben de adviezen van de Commissie Verheijen veel raakvlakken met het advies van de Commissie Elverding. Uitwerking van de adviezen van beide Commissies zal daarom onder regie van de gezamenlijke VROM en VenW-Projectdirectie «Sneller en Beter» plaatsvinden. Het kabinet zal de resultaten van deze uitwerking effectueren en waar nodig juridisch verankeren. Het streven is om dit afgerond te hebben voordat het NSL definitief is vastgesteld.

Mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Projecten die nu geen deel uitmaken van het NSL kunnen alsnog NSL-projecten worden via de monitoring en jaarlijkse actualisatie van het NSL.

Naar boven