30 175 Luchtkwaliteit

Nr. 336 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2019

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over de jaarlijkse rapportage van emissies van luchtverontreinigende stoffen in Nederland. Elk jaar wordt bezien of er wijzigingen zijn in het soort en aantal emissiebronnen en hoeveel emissies de bronnen uitstoten. Indien nieuwe wetenschappelijke inzichten of praktijkervaringen daartoe aanleiding geven, worden nieuwe emissiebronnen opgenomen in handreikingen van de Europese Commissie en de Verenigde Naties en zijn Lidstaten verplicht de betreffende bronnen op te nemen in de jaarlijkse rapportage.

Bij analyse van de gegevens over 2017, bleek dat er nieuwe bronnen meegenomen dienen te worden in de rapportage voor niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS) en ammoniak (NH3). Helaas moet ik constateren dat voor beide stoffen de totale emissies in Nederland daardoor hoger blijken te zijn dan de emissieplafonds vastgelegd in de NEC-richtlijn1 en het Göteborg-protocol2. Aangezien deze bronnen niet eerder waren opgenomen, was deze overschrijding niet te voorzien of met maatregelen te voorkomen. Ik zal in overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in het kader van het Schone Lucht Akkoord en het Programma Aanpak Stikstof, bezien welke maatregelen mogelijk zijn om de emissies van ammoniak en NMVOS alsnog te reduceren voor komende jaren.

Oorzaken van de hogere emissies

Voor ammoniak is in 2017 sprake van een overschrijding van 4,4 kton van het emissieplafond van 128 kton uit de NEC-richtlijn. Deze overschrijding is toe te rekenen aan verschillende bronnen, waaronder twee nieuwe bronnen (sfeerverwarming/haarden en woningbranden), alsmede een toename uit de bronnen mestbewerking en -verwerking en stikstofuitscheiding uit dierlijke mest. De toename van de stikstofuitscheiding uit dierlijke mest wordt met name veroorzaakt doordat bij melkvee het stikstofgehalte in voer relatief hoog was en de voerderbehoefte van melkkoeien is toegenomen. Hiervoor heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit u eerder geïnformeerd3. Daarnaast zijn er kleine veranderingen ten opzichte van voorgaande jaren in overige bronnen.

Voor NMVOS zijn de hogere emissies voor een belangrijk deel terug te voeren op de niet eerder meegenomen emissiebronnen «kuilvoer» en «mestverwerking». Samen met enkele andere kleinere bronnen, leidt het meenemen van deze bronnen tot een overschrijding in 2017 van 75 kton van het emissieplafond van 185 kton voor NMVOS. Deze bronnen zijn overigens uitgezonderd van de reikwijdte van de herziene NEC-richtlijn en tellen vanaf 2020 dus niet meer mee voor het plafond.

Vervolg

Aangezien de overschrijdingen in het verleden hebben plaatsgevonden, kunnen ze niet meer met maatregelen ongedaan worden gemaakt. Indertijd lag het nemen van maatregelen niet voor de hand omdat de betreffende activiteiten nog niet werden aangemerkt als emissiebron. Het feit dat die bronnen in het verleden niet bekend waren, betekent ook dat ze ten tijde van het vaststellen van de emissieplafonds – voor de huidige plafonds is dat 1999 – niet bekend waren. Deze bronnen zijn dus niet meegenomen in de inventarisatie die is gebruikt om de emissieplafonds vast te stellen zodat voor het basisjaar (1999) een te lage inschatting is gemaakt van de werkelijke emissies. De in 1999 vastgestelde emissieplafonds liggen daardoor lager dan met de huidige kennis het geval zou zijn. Als de bronnen bekend waren geweest, was het plafond hoger geweest en hadden maatregelen tijdig genomen kunnen worden.

In zowel de NEC-richtlijn als het Göteborg-protocol is om aan deze discrepantie tegemoet te komen, de mogelijkheid geschapen een aanpassing van de emissie-inventaris aan te vragen, als er sprake is van bronnen die niet zijn geïdentificeerd ten tijde van het vaststellen van de emissieplafonds of als wetenschappelijk bewijs laat zien dat de huidige emissiefactoren verschillen van de emissiefactoren ten tijde van het vaststellen van de emissieplafonds. Een dergelijke aanvraag kan worden ingediend bij de Europese Commissie en het secretariaat van de Verenigde Naties. Indien met het verzoek wordt ingestemd, is er formeel geen sprake van overschrijding van de normen. Nederland heeft tot op heden nog geen gebruik hoeven te maken van deze mogelijkheid, omdat we tot nu toe onder de emissieplafonds bleven.

Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn brief bij het NEC-programma4 is het niet waarschijnlijk dat er onder de nieuwe reductieverplichtingen vanaf 2020 een overschrijding plaats zal vinden. Deze conclusie blijft gehandhaafd. In het kader van het Programma Aanpak Stikstof wordt al gewerkt aan het verlagen van de ammoniakemissies. Onder de reductieverplichtingen uit de NEC-richtlijn die vanaf 2020 gelden, speelt het probleem met NMVOS niet, omdat de bron «kuilvoer» van de reductieverplichtingen voor 2020 en 2030 expliciet is uitgezonderd en dus vanaf 2020 niet meer hoeft te worden meegenomen in de inventaris en de rapportage. De benodigde aanpassing betreft daarmee een beperkte periode, van 2017 tot en met 2019. In tegenstelling tot de NEC-richtlijn dient de bron «kuilvoer» voor het Göteborg-protocol wel te worden meegenomen, maar worden de NMVOS-emissies uit kuilvoer automatisch gecorrigeerd voor zowel het basisjaar 2005 als het jaar 2020 waarvoor de verplichting geldt. De toegezegde 8% reductie ten opzichte van 2005 blijft dus bestaan, maar wordt alleen over een grotere hoeveelheid emissies berekend.

Het voorgaande laat onverlet dat er sprake is van formele overschrijdingen van de emissieplafonds onder de NEC-richtlijn en het Göteborg-protocol waarvoor een correctie moet worden aangevraagd om juridische consequenties te voorkomen. In dit licht heb ik voor de korte termijn een aanpassing van de emissie-inventaris bij de Europese Commissie en de Verenigde Naties aangevraagd, zodat we als Nederland aan onze juridische verplichting kunnen voldoen. Ik blijf echter ook inzetten op het nemen van maatregelen om ervoor te zorgen dat er in de toekomst ook daadwerkelijk minder ammoniak en NMVOS worden uitgestoten.

Permanente verbetering luchtkwaliteit

Met het luchtkwaliteitsbeleid zet ik in op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, om zo te komen tot een vermindering van gezondheidsrisico’s. Ik doe dit samen met onder andere decentrale overheden en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In het kader van het Schone Lucht Akkoord en het Programma Aanpak Stikstof, bekijk ik met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en decentrale overheden, welke maatregelen genomen kunnen worden om de emissies van onder andere ammoniak en NMVOS verder te reduceren.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2016/2284 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen.

X Noot
2

1999 Protocol to Abate Acidification, Eutrophication and Ground-level Ozone to the Convention on Long-range Transboundary Air Pollution (UNECE).

X Noot
3

Kamerstuk 33 037, nr. 350

X Noot
4

Aanbieding NEC-programma, Kamerstuk 30 175, nr. 326.

Naar boven